Kruisverwijzing
band
lemma | meaning |
---|---|
agohimo-顎紐 | kinriem; kinband (aan een hoofddeksel) |
ahōgurui-阿呆狂い | wild; losbandig |
aidagara-間柄 | relatie; betrekking(en); band |
aisatsu-挨拶 | relatie [band] (tussen 2 mensen bemiddelen; bemiddeling; interventie; bemiddelaar |
akaobi-赤帯 | (judo) rode band |
akudō-悪道 | slecht [onzedelijk; losbandig] gedrag |
akudōmono-悪道者 | een slechte [losbandige] persoon |
akuen-悪縁 | slechte relatie [verbinding; band; connectie] |
akushōgurui-悪性狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
akushogurui-悪所狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
akushōmono-悪性者 | een losbandige man; een losbol; een playboy |
āmubando-アームバンド | armband; mouwband |
ankuretto-アンクレット | enkelband |
aoobi-青帯 | (judo) blauwe band |
apasshu-アパッシュ | apache; straatbandiet (m.n. in Parijs) |
appakuhōtai-圧迫包帯 | een drukverband |
atenuno-当て布 | een schouderband; een schouderstuk voor het dragen van iets zwaars |
autorō-アウトロー | outlaw; bandiet; misdadiger |
baindā-バインダー | map; omslag; ringband |
baindā-バインダー | band; windsel |
baindingu-バインディング | verband; lint; (boek)band |
bakugyaku-莫逆 | hechte relatie; intieme band |
bakusuru-縛する | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
bandēji-バンデージ | verband; pleister |
bando-バンド | band (muziek) |
bando-バンド | riem; band; lint; strook |
bando-バンド | frequentieband (radio) |
bandō-坂東 | Bandō, stad in de prefectuur Ibaraki |
bandomasutā-バンドマスター | bandleider; orkestleider; dirigent |
bandoneon-バンドネオン | bandoneon (muziekinstrument) |
bazoku-馬賊 | bandieten te paard (specifiek in de Chinese Qing dynastie) |
berukuro-ベルクロ | klittenband; velcrostrip (genoemd naar het merk Velcro) |
beruto-ベルト | gordel; riem; ceintuur; band |
beruto-ベルト | drijfriem; transportband |
beruto・konbeyā-ベルト・コンベヤー | transportband; lopende band |
bobin-ボビン | boordsel; band |
bōkan-暴漢 | bandiet; schurk; misdadiger |
burasu・bando-ブラス・バンド | fanfarekorps; brassband |
buresuretto-ブレスレット | armband |
burōdobando-ブロードバンド | breedband (frequentie) |
chairoobi-茶色帯 | (judo) bruine band |
chūbu-チューブ | binnenband (van fiets, auto) |
chūtai-紐帯 | relatie; band; verbinding |
daidaiobi-橙帯 | (judo) oranje band |
dasshimen-脱脂綿 | verbandwatten; watten (katoen) voor de absorptie van vloeistofmonsters, e.d. |
demotēpu-デモテープ | demobandje (geluids- of videoband voor reclame- en marketingdoeleinden) |
dōjime-胴締め | riem; tailleband |
donchansawagi-どんちゃん騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
dōrakumono-道楽者 | een levensgenieter; losbandig persoon; losbol; vrijbuiter |
doramusuko-どら息子 | een luie [losbandige] zoon |
ei-纓 | kinband van een hoofddeksel |
fumimochi-不身持ち | losbandigheid; wangedrag |
furatto-フラット | plat; vlak; horizontaal; effen; eentonig; leeg (van band); plat, zonder koolzuur [zonder prik] (van drank) |
fushidara-ふしだら | losbandig; verdorven; liederlijk; wulps; sletterig |
gakudan-楽団 | band; (klein) orkest |
gantai-眼帯 | ooglapje; oogverband |
gāze-ガーゼ | (medisch) verbandgaasje |
gen'eki-現役 | voltijd dienstverband (militairen) |
gipusu-ギプス | gips; gipsverband |
gipusuhōtai-ギプス包帯 | gipsverband |
gōbengaisha-合弁会社 | joint venture; samenwerkingsverband (bedrijven, organisaties, etc.) |
gokudō-極道 | losbandigheid |
gomutēpu-ゴムテープ | rubber band; elastiek |
hachimaki-鉢巻き | hoofdband; voorhoofdsband (een reep stof om het voorhoofd geknoopt, vaak als symbool van inspanning en moed) |
hasuppa-蓮っ葉 | ordinair [frivool; losbandig] zijn |
hatten-発展 | de ontwikkeling in de relatie (tussen man en vrouw); een losbandig leven leiden; een actief sex leven hebben |
hippubōn-ヒップボーン | (hiphugger) rok of broek met een lage taille (zonder tailleband) |
hippu・hangā-ヒップ・ハンガー | (hiphugger) rok of broek met een lage taille (zonder tailleband) |
hizoku-匪賊 | bandiet; schurk; rebel |
hōitsu-放逸 | losbandigheid; liederlijkheid; genotzucht |
hōjū-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
honsaiyō-本採用 | vaste aanstelling; vast dienstverband |
hōratsu-放埒 | losbandigheid |
hōshi-放恣 | losbandigheid; genotzucht |
hōshō-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
hōtai-包帯 | verband; pleister |
ichiretsu-一列 | dezelfde vriendschapsband [vriendengroep] |
ingakankei-因果関係 | oorzakelijk [causaal] verband |
innen-因縁 | eerdere [oude] relatie [band; verbinding]; oorsprong; oorzaak; karma |
inpon-淫奔 | losbandigheid; ontucht |
inpu-淫婦 | losbandige vrouw; vrouw van lichte zeden; slet [prostituee] |
inran-淫乱 | losbandigheid; (zinnelijke) onmatigheid |
intō-淫蕩 | losbandigheid; ontucht; onzedelijkheid |
in'itsu-淫逸 | losbandigheid |
iwataobi-岩田帯 | een band [doek] die door zwangere vrouwen gedragen wordt rond de buik (vanaf de vijfde maand van de zwangerschap) |
jintai-靱帯 | ligament; bindweefselband |
kachūsha-カチューシャ | haarband |
kaitenzushi-回転寿司 | restaurant waar sushi op kleine bordjes op een lopende band langs de klanten gaan (de klanten nemen dan de sushi die ze willen eten zelf van de band) |
kamābando-カマーバンド | sjerp; maagband (onderdeel van een smoking) |
karameru-絡める | verwikkelen; verbinden; betrekken; vermengen; in verband brengen met |
karaza-カラザ | chalaza; hagelsnoer (band tussen dooier en binnenste vlies van een ei) |
kasetto-カセット | cassette (band) |
kasetto・tēpu-カセット・テープ | casetteband |
kasō-家相 | de (gunstige of ongunstige) ligging, windrichting, plattegrond, etc. van een huis (in verband gebracht met geluk of pech) |
kawasō-革装 | leren kaft [boekband] |
keizaisōgoenjokaigi-経済相互援助会議 | Comecon, Council for Mutual Economic Assistance (een economisch samenwerkingsverband tussen communistische landen, opgericht in 1949) |
kessei-結成 | vorming; oprichting (van een partij, muziekgroep, band, e.d.) |
ketsuen-血縁 | bloedverwantschap; bloedband |
kiiroobi-黄色帯 | (judo) gele band |
kizuna-絆 | band; relatie |
komekon-コメコン | Comecon (Council for Mutual Economic Assistance), een economisch samenwerkingsverband tussen communistische landen (opgericht in 1949) |
kominterun-コミンテルン | Komintern (de Communistische Internationale, samenwerkingsverband van communistische partijen, opgericht in 1919) |
kubiwa-首輪 | halsketting; halsband (van hond, etc) |
kūkiatsu-空気圧 | luchtdruk; bandenspanning (auto) |
kuroobi-黒帯 | zwarte band (judo); zwarte obi |
kurōsu-クロース | stoffen band [omslag] |
kyōdōkumiai-協同組合 | coöperatie; samenwerking(sverband); partnership |
kyōji-驕児 | een egoïstische [losbandige] jonge man [vrouw] |
masukingutēpu-マスキングテープ | afplakband; afplaktape (gebruikt bij verven) |
matagami-股上 | bandhoogte [heuphoogte] van een broek (gemeten vanaf het kruis) |
matsuwaru-纏わる | verband houden met; te maken hebben met |
mebiusunoobi-メビウスの帯 | Möbiusband; band van Möbius; ring van Möbius |
midoriobi-緑帯 | (judo) groene band |
misanga-ミサンガ | een geluksarmbandje (van geknoopt koord) |
muhōsha-無法者 | bandiet; vogelvrijverklaarde misdadiger |
musubi-結び | band [verbinding] (tussen mensen) |
myakuraku-脈絡 | context; samenhang; logisch verband |
nagaresagyō-流れ作業 | lopende band; montageband |
napukin-ナプキン | maandverband |
narazumono-ならず者 | schurk; boef; bandiet |
no-の | (dit partikel geeft aan het verband tussen 2 woorden, waarbij het eerste woord een (bijv.) bepaling is van het woord dat na no staat) |
noramusuko-のら息子 | een luie [losbandige] zoon |
obi-帯 | katoenen band (bij vechtsporten, zoals judo) |
obiage-帯揚げ | onderriem [onderband] voor een obi |
obinoko-帯鋸 | lintzaag; bandzaag |
ongakutai-音楽隊 | (muziek)band |
ōpun・rīru-オープン・リール | open spoel (opnameband op haspel) |
otokogurui-男狂い | mannengek [gek op mannen; losbandig] zijn |
otokozuki-男好き | lichtzinnigheid; losbandigheid; een verliefde [losbandige] vrouw |
panku-パンク | lekke band |
pikotto-ピコット | picot (gekartelde band of gehandwerkte boogjes als versiering) |
raku-絡 | (in kanji combinaties) verbinding; verband; verstrengelen; bij elkaar blijven; aansluiten |
ranchikisawagi-乱痴気騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
rangyō-乱行 | gewelddadig gedrag; wangedrag; losbandigheid |
rensetsu-連接 | connectie; verbinding; koppeling; verband |
ringu・baindā-リング・バインダー | ringband; ringmap |
rinjinai-隣人愛 | naastenliefde; goede band tussen buren |
rōdo・shō-ロード・ショー | roadshow; band [theatergroep] op tournee; promotietoer |
rōringu・sutōnzu-ローリング・ストーンズ | de Rolling Stones (muziekband) |
sankakigyō-傘下企業 | bedrijven binnen een overkoepelend verband |
sansai-山塞 | een schuilplaats (in de bergen) van bandieten |
sanzen-参禅 | zen-meditatie in groepsverband |
sanzoku-山賊 | bandiet; rover; struikrover (die zich in die bergen schuilhoudt) |
san・baizā-サン・バイザー | zonneklep (in auto); zonneklep (met band om het hoofd, b.v. tijdens het sporten) |
sapōtā-サポーター | brace; steunband; draagverband |
satsu-冊 | (boek)deel [band, blad, etc.] (woord voor het tellen van boeken, tijdschriften) |
secchakyteepu-接着テープ | plakband |
seitai-声帯 | stemband |
shibaru-縛る | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
shimaobi-縞帯 | (judo) rood-witte band |
shirigaru-尻軽 | losbandigheid; onbezonnenheid |
shirigaruon'na-尻軽女 | losbandige [wulpse] vrouw; slet; hoer; snol |
shiroobi-白帯 | (judo) witte band |
sotoberi-外耗 | externe slijtage; slijtage aan de buitenkant van een autoband |
sukuinage-掬い投げ | (sumo) worp door een arm onder de oksel van de tegenstander te steken (een van de worptechnieken zonder de band van de tegenstander vast te pakken) |
sunō・taiya-スノー・タイヤ | winterband |
supaiku・taiya-スパイク・タイヤ | spijkerband |
supittsu-スピッツ | Spitz, Japanse rock band |
surikku-スリック | (profielloze) droogweerband (autoracen) |
surikkutaiya-スリックタイヤ | (profielloze) droogweerband (autoracen) |
sutaddoresu・taiya-スタッドレス・タイヤ | (auto) winterbanden zonder spijkerbeslag |
sutereotēpu-ステレオテープ | stereoband |
sutorappu-ストラップ | riem; band; koord |
sutōru-ストール | stool (lange bandstrook door priesters gedragen) |
tāban-ターバン | tulband (hoofddeksel) |
tachikiru-断ち切る | verbreken (b.v. van een relatie of banden) |
taiappu-タイアップ | band; connectie; samenwerking |
taiya-タイヤ | (wiel)band (auto, fiets, etc.) |
taiyakon-タイヤ痕 | afdruk profiel van een wiel [band] (van een auto, brommer, fiets, etc.); bandenspoor |
takuto・shisutemu-タクト・システム | tact-systeem (van lopende band) |
tazuna-手綱 | band als opvulling van een helm van een Japans harnas |
teishoku-停職 | schorsing van de dienstverband; tijdelijke verwijdering uit het ambt |
tēpu-テープ | tape; lint; plakband |
tēpu・rekōdā-テープ・レコーダー | bandrecorder |
tī・bakku-ティー・バック | een T-back; een kledingstuk (b.h., bikini, etc.) met bandjes in T vorm |
toreddo-トレッド | bandenprofiel; profiel van een band |
toreddo・patān-トレッド・パターン | bandenprofiel; profiel van een band |
tōzoku-盗賊 | bandiet; dief; rover |
tsuite-就いて | in dit verband; dus; daarom; betreffende |
tsuiteha-就いては | daarom; als gevolg daarvan; in dit verband; wat dat betreft; in dat opzicht |
tsunagari-繋がり | band; relatie; binding; connectie; link |
tsunagaru-繋がる | een band hebben met; gelinkt zijn aan; verbonden [verwant] zijn met |
uchiberi-内耗 | interne slijtage; slijtage aan de binnenkant van een autoband |
udewa-腕輪 | armband |
ukibukuro-浮き袋 | zwemband; zwemvest; reddingsboei |
ukiwa-浮き輪 | (opblaasbare) zwemband |
waipu-ワイプ | het wissen van gegevens van opnamebanden en hardeschijven |
wanshō-腕章 | armband; mouwband |
yamayuri-山百合 | goudbandlelie; goudlelie (Lilium auratum) |
yatō-野盗 | bandiet; (struik)rover |
yūtō-遊蕩 | losbandigheid; onmatigheid; lichtzinnigheid; van losse zeden |
yūyarō-遊冶郎 | een levensgenieter; losbandig persoon; losbol; vrijbuiter |
zororito-ぞろりと | met elkaar in verband [verbonden] (tot een geheel) |