Kruisverwijzing
seizoen
lemma | meaning |
---|---|
ai-合い | tussenseizoen (lente- of herfst) kleding |
aifuku-合服 | kleding voor de tussenseizoenen (lente en herfst) |
aigi-合着 | kleding voor de tussenseizoenen (lente en herfst) |
banshū-晩秋 | seizoenwoord voor de herfst (in traditionele Japanse gedichten) |
bōfū-防風 | (afk. voor hamabōfu) plant, Glehnia littoralis (seizoenwoord voor de lente) |
bōshu-芒種 | (lett. zaad in kafnaald) tijd om graan te zaaien (één van de 24 seizoenen van de zonnekalender, ca. 6 juni) |
chū-仲 | het midden van een seizoen |
desakaru-出盛る | het seizoen zijn (voor); te koop zijn (in dit seizoen) |
fūbutsu-風物 | lokale [seizoensgebonden] gebruiken [karakteristieken] |
fūbutsushi-風物詩 | iets dat de sfeer [het gevoel] van een seizoen weergeeft [karakteriseert] |
fūbutsushi-風物詩 | een gedicht over een landschap, natuurschoon of seizoen |
geshi-夏至 | één van de 24 seizoenen van de oude maankalender, wanneer de zon staat op 90 graden (geografische) lengte; tegenwoordig is dat 22 juni; zonnewende |
hamabōfū-浜防風 | plant, Glehnia littoralis (seizoenwoord voor lente) |
hanamagari-鼻曲がり | mannelijke zalm met een uitpuilende snuit tijdens het voortplantingsseizoen |
hanshokuki-繁殖期 | broedseizoen |
hārā・dābī-ハーラー・ダービー | (honkbal) de strijd om de werper met de meeste overwinningen in het seizoen te worden |
hashiri-走り | primeur; de [het] eerste van het seizoen |
hatsugatsuo-初鰹 | de eerste bonito (vis) van het (zomer)seizoen |
hatsumono-初物 | de eerste oogst (b.v. graan, fruit, vis, etc.) van het seizoen |
hatsumonogui-初物食い | een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen; iemand met een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen |
hatsunari-初生り | de eerste vruchten van het seizoen |
hatsushimo-初霜 | de eerste vorst (van het seizoen) |
hatsuyuki-初雪 | de eerste sneeuw (van het seizoen); eerste sneeuwval |
hayamaki-早蒔き | vroeg (in het seizoen) zaaien |
hōsuiki-豊水期 | regenseizoen |
jibun-時分 | tijd; seizoen; tijd (van het jaar); uur |
jiki-時期 | tijd; periode; seizoen; timing |
kaki-夏季 | zomer; zomerseizoen |
karatsuyu-空梅雨 | een droog regenseizoen; regenseizoen met bijna geen regen |
kigo-季語 | seizoenwoord (voor verwijzingen naar seizoenen in Japanse gedichten) |
kikō-季候 | het weer [klimaat] van een seizoen |
kisetsu-季節 | seizoen; jaargetijde |
kisetsurōdō-季節労働 | seizoenarbeid; seizoenwerk |
koromogae-衣替え | het wisselen van (soort) kleren per seizoen |
kure-暮れ | einde van het jaar; einde van het seizoen |
kuruizaki-狂い咲き | bloei buiten het normale seizoen |
momonosekku-桃の節句 | Perzikbloesemfestival [Meisjesdag; Poppenfeest] (seizoenfeestdag voor meisjes op 3 maart) |
monsūn-モンスーン | regentijd; regenseizoen |
natsuba-夏場 | zomertijd; het zomerseizoen |
natsudonari-夏隣 | het gevoel [besef] van de naderende zomer; seizoenwoord voor de late lente |
ofu-オフ | (afk. voor) buiten het seizoen |
ofu・shīzun-オフ・シーズン | buiten het seizoen |
ōpunsen-オープン戦 | demonstratiewedstrijd (voorseizoenswedstrijd) |
osomaki-遅蒔き | het laat (in het seizoen) zaaien |
raiki-来季 | volgend seizoen (m.n. bij sport) |
ryōki-猟期 | jachtseizoen |
satsukibare-五月晴れ | mooi weer in mei (tijdens het regenseizoen) |
setsugetsuka-雪月花 | de maan, sneeuw, en bloemen (de schoonheid van alle seizoenen) |
shiji-四時 | de vier seizoenen (lente, zomer, herfst, winter) |
shiki-四季 | de vier seizoenen |
shimogare-霜枯れ | (af. voor) het gure [kale] winterseizoen |
shimogaredoki-霜枯れ時 | het gure [kale] winterseizoen |
shincha-新茶 | nieuwe, vers geplukte thee; eerste thee van het seizoen |
shīzun-シーズン | seizoen |
shīzun・ofu-シーズン・オフ | (off-season) buiten het seizoen |
shūki-秋季 | herfstseizoen; najaar |
shūki-秋期 | de herfstperiode; het herfstseizoen |
shun-旬 | seizoen; hoogseizoen; het seizoen voor... |
shunkashūtō-春夏秋冬 | de 4 seizoenen; het hele jaar (door) |
tōji-冬至 | (één van de 24 seizoenen in de oude maankalender, als de zon staat op 270 graden (geografische) lengte); midwinter; de kortste dag: 21 of 22 dec. |
tsukiyukihana-月雪花 | maan, sneeuw, en bloemen (schoonheid in alle seizoenen) |
tsuyu-梅雨 | regenseizoen |
tsuyuake-梅雨明け | na (afloop van) het regenseizoen |
tsuyubare-梅雨晴れ | zonnige periode tijdens het regenseizoen |
tsuyuiri-梅雨入り | begin van de regentijd; begin van het regenseizoen |
tsuyuzamu-梅雨寒 | kou tijdens het regenseizoen |
uki-雨季 | regenseizoen |
umibiraki-海開き | opening [begin] van het strandseizoen |
unten-運転 | rotatie; omwenteling (planeet om de zon); wisseling (van seizoenen) |
yamabiraki-山開き | het begin [de opening] van het klimseizoen (in de bergen) |
yōki-陽気 | seizoen; weer |
yomikomu-詠み込む | in een gedicht de naam van iets opnemen (b.v. plaatsnaam, seizoen, etc.) |
zōka-雑歌 | diverse [gevarieerde] (waka) gedichten, die niet in een seizoen categorie vallen |