schuld / schuld ( de (m/v) | znw | schulden )
1借金; 負債; 債務 [(geld)]
tot over de oren in de schulden zitten
借金で首が回らない
借金で首が回らない
2有罪 [(aansprakelijkheid)]
Kruisverwijzing
schuld
lemma | meaning |
---|---|
adokenai-あどけない | onschuldig; engelachtig |
akaji-赤字 | rode cijfers; het rood staan; schulden |
akudamaka-悪玉化 | iem. anders als zondebok aanwijzen (van waar je zelf schuldig aan bent) |
ayamari-謝り | excuus; verontschuldiging |
ayamaru-謝る | zich verontschuldigen; excuses aanbieden; zich excuseren (bij iemand voor iets) |
baransu・shīto-バランス・シート | balans (overzicht van bezittingen en schulden) |
benmei-弁明 | rechtvaardiging; verontschuldiging; verweer; rehabilitatie |
bōbiki-棒引き | uitstrepen, doorstrepen; het afschrijven van een schuld |
bukoku-誣告 | valse beschuldiging; smaad; laster |
chāji-チャージ | beschuldiging; telastlegging |
chājingu-チャージング | beschuldigen; aanklagen; bevelen |
chinsha-陳謝 | verontschuldiging(en); excuus |
chinshasuru-陳謝する | zich verontschuldigen; excuses maken [aanbieden] |
chōkeshi-帳消し | afschrijven (van een schuld); salderen; vereffening van de rekeningen; afsluiting van de boeken |
daikin-代金 | rekening; kosten; aankoopsom; verschuldigd bedrag |
dangai-弾劾 | beschuldiging; verdachtmaking; aanklaging; terechtwijzing |
dogeza-土下座 | knielen (voor iemand, om eerbied te tonen, een verzoek te doen, iets af te dwingen, of ter verontschuldiging) |
enzai-冤罪 | valse [ongegronde] beschuldiging [aanklacht] |
furēmu・appu-フレーム・アップ | complot; valstrik; gearrangeerde beschuldiging |
fusai-負債 | schuld |
fusaihiritsu-負債比率 | schuldratio |
ganzenai-頑是ない | naïef; onschuldig; hulpeloos |
gomenkudasai-御免下さい | (verontschuldiging) sta mij toe; excuseer mij |
haiiromuzai-灰色無罪 | (lett. grijze onschuld) onschuldig ondanks verdenking (vanwege onvoldoende bewijs) |
hannin-犯人 | misdadiger; dader, schuldige; crimineel; delinquent |
hansū-犯数 | het aantal veroordelingen [schuldigverklaringen] |
han'i-犯意 | criminele bedoeling; voorbedachte raad; mens rea (Lat.: een schuldige geest) |
hare-晴れ | (na verdachtmakingen, bewezen) onschuld |
hikokunin-被告人 | beklaagde; verweerder; beschuldigde; verdachte |
hinan-非難 | kritiek; klacht; beschuldiging; blaam; afkeuring |
hoshōsuru-補償する | compenseren; schadeloosstellen; goedmaken; (schuld) vereffenen |
iigakari-言いがかり | valse beschuldiging; aantijging |
itaranaiten-至らない点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
itaranuten-至らぬ点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
junshin-純真 | zuiverheid; puurheid; reinheid; onschuld |
junshinmuku-純真無垢 | zuiver [rein] en onschuldig |
kaikakekin-買掛金 | handelsschulden |
karinige-借り逃げ | het vluchten [ervandoor gaan] met achterlating van schuld(en) |
karinushi-借り主 | lener; schuldenaar; debiteur |
karite-借り手 | lener; schuldenaar; debiteur |
kashaku-呵責 | beschuldiging; blaam; verwijt; kwelling |
kashi-貸し | lening; huur; rekening; schuld |
kashidaore-貸し倒れ | een slechte [oninbare] vordering [schuld; lening] |
kashidaorehikiatekin-貸し倒れ引当金 | een fonds voor het vergoeden van oninbare leningen [schulden] |
kashidaorejunbikin-貸し倒れ準備金 | een fonds voor het vergoeden van oninbare leningen [schulden] |
kashitsuchishi-過失致死 | doodslag; moord zonder voorbedachten rade; dood door schuld |
kashitsuchishizai-過失致死罪 | doodslag; moord zonder voorbedachten rade; dood door schuld |
kasuru-嫁する | iemand anders de schuld geven; de verantwoording leggen bij iemand anders |
keppaku-潔白 | onschuldigheid; integriteit; puurheid |
kodomogokoro-子供心 | kinderziel; het (onschuldige) gemoed [hart; gevoel] (als) van een kind |
kogetsuku-焦げつく | niet meer invorderbaar [inbaar] worden (van schuld of lening) |
kokuhatsu-告発 | aanklacht; beschuldiging |
kokuhatsusuru-告発する | aanklagen; beschuldigen |
kokusai-国債 | staatsschuld; staatsobligatie |
kokuso-告訴 | beschuldiging; klacht; aanklacht |
komāsharu・pēpā-コマーシャル・ペーパー | een verhandelbare schuldbekentenis; handelspapier; toonderpapier |
koteifusai-固定負債 | vaste [langlopende] schulden |
kotowaru-断る | weigeren; afhouden; afslaan; afwijzen; zich verontschuldigen (voor afwezigheid) |
kurimawasu-繰り回す | prolongeren; verlengen (van schulden) |
kuseni-癖に | (grammaticale constructie die een gevoel van ontevredenheid of beschuldiging insinueert) ondanks; hoewel |
kyōshuku-恐縮 | verontschuldiging |
mappiragomen-真っ平御免 | verontschuldiging; excuus vragen |
menseki-面責 | beschuldiging in persoon; persoonlijke aantijging [verwijt] |
minkansaiken-民間債権 | privé schuld |
mokuhi-黙秘 | zonder bekentenis (van schuld) |
mōshiwake-申し訳 | excuus; verontschuldiging |
mōshiwakenai-申し訳ない | het spijt mij zeer; ik voel mij bezwaard; verontschuldiging; dank voor uw hulp |
mugai-無害 | onschadelijkheid; onschuld |
mujaki-無邪気 | onschuld; eenvoud; naïviteit |
mujitsu-無実 | onschuld |
mukashitsusekinin-無過失責任 | aansprakelijkheid zonder schuld [zonder nalatigheid] |
mushin-無心 | onschuld; zonder kwade bedoelingen |
musumegokoro-娘心 | meisjesachtige geest [hart; aard]; meisjesachtige onschuld |
muzai-無罪 | onschuld |
nankuse-難癖 | kritiek; beschuldiging; vitterij; muggenzifterij |
nashikuzushi-済し崩し | (schulden) afbetalen in termijnen; aflossingsplan; afbetalingsregeling |
nasuriai-擦り合い | tegenbeschuldiging, recriminatie; wederzijdse beschuldigingen; het elkaar de schuld geven |
nureginu-濡れ衣 | valse [gearrangeerde] beschuldiging |
ōbādorafuto-オーバードラフト | bankschuld; debet(saldo); voorschot op een lopende bankrekening |
ōso-応訴 | tegenaanklacht; wederbeschuldiging (van een aangeklaagde tegen de aanklager) |
ottsukeru-押っ付ける | dwingen; (schuld e.d.) afschuiven (op) |
renzasei-連座制 | systeem van schuld door associatie |
ryōseibai-両成敗 | beide partijen als schuldig aangewezen en gestraft |
ryūdōfusai-流動負債 | vlottende [kortlopende] schulden |
saikensha-債権者 | schuldeiser; crediteur |
saimu-債務 | schuld |
saimukiki-債務危機 | schuldencrisis |
saimusha-債務者 | schuldenaar; debiteur |
saimushōkan-債務償還 | terugbetaling [aflossing] van een schuld |
sei-所為 | consequentie; (iemand's) schuld; blaam; verantwoording |
seibai-成敗 | berechting; vonnis; schuld; blaam |
seijun-清純 | zuiver [puur; onschuldig] zijn |
seisan-清算 | schikking; vereffening van een rekening [schuld] |
semeotosu-責め落とす | iem. beschuldigen en laten bekennen; een bekentenis afdwingen |
seppaku-雪白 | onschuldigheid; puurheid; integriteit |
shaji-謝辞 | dankwoord; woorden [uitingen] van dank [verontschuldiging] |
shakkin-借金 | schuld |
shakusen-借銭 | schuld; lening |
shasuru-謝する | excuseren; verontschuldigen; spijt betuigen |
shazai-謝罪 | verontschuldiging; excuus |
shazaisuru-謝罪する | zich verontschuldigen; zijn verontschuldigingen aanbieden |
shiharaisaimu-支払い債務 | betalingsverplichting; aflossen van schuld |
shiharaitegata-支払い手形 | schuldvordering |
shiiru-誣いる | vals beschuldigen; belasteren |
shirakeru-白ける | (arch.) huichelen; veinzen onschuldig te zijn |
shiroi-白い | onschuldig |
shirokuro-白黒 | goed of [en] slecht; onschuldig of [en] schuldig |
shōgyōtegata-商業手形 | een verhandelbare schuldbekentenis; handelspapier; toonderpapier |
shuhan-主犯 | leider (m.b.t. een misdaad of misdrijf); voornaamste pleger [dader; schuldige] |
sotsui-訴追 | vervolging; tenlastelegging; aanklacht; beschuldiging |
suiteimuzai- 推定無罪 | vermeende onschuld; vermoeden van onschuld |
sukēpugōto-スケープゴート | iem. anders als zondebok aanwijzen (van waar je zelf schuldig aan bent) |
sumanai-済まない | berouwvol; verontschuldigend |
sureru-擦れる | onschuld verliezen |
sutandobai・kurejitto-スタンドバイ・クレジット | kredietbrief (voor schuldgarantie) van een lokale bank aan een buitenlandse onderneming |
sutōkā-ストーカー | stalker (iem. die zich schuldig maakt aan stalking) |
tazai-多罪 | schuldig zijn aan veel dingen; veel zonden hebben |
tazai-多罪 | (een beleefde term om je te verontschuldigen voor onbeleefdheid, nalatigheid, e.d.) excuses (voor...) |
tenshinranman-天真爛漫 | naïviteit; onschuld |
togameru-咎める | beschuldigen; berispen; verwijten; ter verantwoording roepen |
toganin-咎人 | misdadiger; dader, schuldige; crimineel; delinquent |
tokusei-徳政 | (middeleeuwen) kwijtschelding van schulden |
toritate-取り立て | het innen (van een schuld, de huur, etc.); aanmaning |
toritateru-取り立てる | innen (van schuld, huur, etc.); aanmanen |
tou-問う | beschuldigen; de schuld geven |
tsumibukai-罪深い | zondig; immoreel; schuldig; met schuld beladen |
tsumisuru-罪する | beschuldigen; aanklagen; veroordelen; bestraffen |
tsumitoga-罪科 | zonde; misdaad; schuld |
ubu-初 | naïviteit; onbedorvenheid; onschuldigheid |
uiuishii-初初しい | naïef; onschuldig; puur |
urawakai-うら若い | jong (en onschuldig); pril |
wabi-詫び | verontschuldiging; excuses |
wabigoto-詫び言 | verontschuldiging; excuses; boetedoening |
wabiru-詫びる | zich verontschuldigen |
yakusokutegata-約束手形 | promesse; schuldverklaring |
yakute-約手 | promesse; schuldverklaring |
yōgi-容疑 | verdenking; aanklacht; beschuldiging |
yūzai-有罪 | schuld; aansprakelijkheid |
zaiakukan-罪悪感 | schuldgevoel |
zaijōninpi-罪状認否 | voorgeleiding met het schuldig of onschuldig pleiten (van de tenlastelegging) |
zaika-罪科 | zonde; misdaad; schuld |
zange-懺悔 | (schuld)bekentenis |
zange-懺悔 | berouw; schuldbesef; spijt; wroeging |
zangen-讒言 | laster; kwaadsprekerij; belastering; ongegronde beschuldiging |
zangensuru-讒言する | belasteren; kwaadspreken; valse beschuldigingen uiten |