akigo-秋蚕 | zijderups (van de soort die in de zomer tot de late herfst tot ontwikkeling komt) |
aomushi-青虫 | rups van het koolwitje (witte kool vlinder) |
hadakamushi-裸虫 | rups (insectenlarve) |
hakitate-掃きたて | het oogsten [verzamelen] van zijderupsen |
harugo-春蚕 | lente zijderups |
imomushi-芋虫 | (groene) rups |
kaiko-蚕 | zijderups (Bombyx mori) |
kaikoga-蚕蛾 | zijdevlinder (de mot van de zijderups) |
kemushi-毛虫 | een harige rups |
kenshi-繭糸 | de cocon [pop] van een zijderups |
kyatapira-キャタピラ | rups |
mayu-繭 | de cocon [pop] van een (zijde)rups |
minomushi-蓑虫 | zakjesdrager; zakrupsvlinder (Psychidae) |
mushi-虫 | insect; krekel; mot; worm; rups |
natsubiki-夏引き | het spinnen in de zomer van draden van de poppen van harugo (lenterupsen) |
natsugo-夏蚕 | een zijderups, die vanaf de vroege zomer wordt gekweekt |
san-蚕 | (in kanji combinaties) zijderups |
sangyō-蚕業 | zijdecultuur; zijde(rups)teelt; sericultuur |
shūsan-秋蚕 | zijderups (van de soort die in de zomer tot de late herfst tot ontwikkeling komt) |
tanegami-種紙 | zijderups-eieren papier (papier waarop men zijderupsen eieren laat leggen) |
tegusu-天蚕糸 | wilde zijde (van niet-gecultiveerde zijderupsen) |