Kruisverwijzing
ruis
lemma | meaning |
---|---|
agura-胡坐 | kleermakerszit; met gekruiste benen zitten |
ainoko-合いの子 | kruising; mengsel; hybride |
aita-愛他 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
aitashugi-愛他主義 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
aitashugisha-愛他主義者 | altruïst |
bunkiten-分岐点 | kruispunt; keerpunt |
chidorigake-千鳥掛け | kruissteek (borduren) |
dachō-駝鳥 | struisvogel |
dasuto-ダスト | stof; gruis |
dinā・kurūzu-ディナー・クルーズ | dinner cruise (een boottocht waarbij gasten genieten van heerlijk eten aan boord) |
ekiga-腋芽 | okselknop; laterale knop (bevindt zich op de kruising van het blad en de stengel van een plant) |
fizu-フィズ | gebruis; gesis |
fūju-風樹 | een boom die ruist in de wind |
fumikiri-踏み切り | spoorweg overgang; gelijkvloerse kruising van weg en spoorlijn |
gorugota-ゴルゴタ | Golgotha (de heuvel waar Jezus werd gekruisigd) |
gō・sutoppu-ゴー・ストップ | (kruising met) verkeerslicht; stoplicht |
gūzuberī-グーズベリー | kruisbes; klapbes |
haiburiddo-ハイブリッド | (planten, dieren) kruising; bastaardvorm |
hāken-ハーケン | hakenkruis (afk. van Duits: Hakenkreuz); swastika |
hākenkuroitsu-ハーケンクロイツ | hakenkruis (afk. van Duits: Hakenkreuz); swastika |
hantaijinmon-反対尋問 | kruisverhoor; wederverhoor; ondervraging door tegenpartij |
happō-発泡 | het schuimen; bruisen; gebruis; geborrel |
happōsuru-発泡する | schuimen; bruisen |
haritsuke-磔 | kruisiging |
ījisukan-イージス艦 | Aegis kruiser (marineschip uitgerust met het Aegis-systeem) |
isuka-交喙 | kruisbek (soort vink: Loxia curvirostra) |
jūji-十字 | het kruis (-teken) |
jūjigun-十字軍 | kruistocht; kruisvaarder |
jūjihōka-十字砲火 | kruisvuur |
jūjika-十字架 | een (christelijk) kruis; kruisvorm |
jūjiro-十字路 | (weg)kruising; kruispunt |
jūmonji-十文字 | kruis |
junanzō-受難像 | kruisbeeld (Christus) |
junkōmisairu-巡航ミサイル | kruisraket |
junyōkan-巡洋艦 | kruiser (marineschip) |
kakeawaseru-掛け合わせる | kruisen (planten en dieren) |
kawaoto-川音 | het geruis [gekabbel] van een rivier; geluid van stromend (rivier) water |
kawaridane-変わり種 | iets nieuws; variëteit; kruising |
kayou-通う | (elkaar) kruisen; doorkruisen |
kigo-綺語 | (boedddh., een van de tien kwaden) loze woorden die indruisen tegen de waarheid; iets mooier voorstellen dat het is |
kiriau-切り合う | de degens kruisen (met); vechten met zwaarden |
kirimusubu-切り結ぶ | duelleren; de degens kruisen (met); strijden |
kiro-岐路 | tweesprong; wegsplitsing; kruising |
kiro-岐路 | (fig.) keerpunt; kruispunt |
kitsumon-詰問 | kruisverhoor; strenge ondervraging |
ko-股 | (van een mens) onderbuik; kruis; lies |
kona-粉 | poeder; meel; gruis |
konagona-粉粉 | verpulverd; vergruisd; in kleine stukjes [scherven]; verkruimeld |
konjō-紺青 | Pruisisch [Berlijns] blauw |
kōsa-交差 | kruising; het (elkaar) kruisen; samenkomen |
kōsa-交差 | genetische kruising |
kōsaten-交差点 | (weg)kruising; kruispunt |
kōtei-航程 | (van een schip) vaarafstand; vaartijd; zeereis; cruise |
kuichigau-食い違う | elkaar kruisen; haaks staan op elkaar |
kumu-組む | de benen [armen] kruisen [over elkaar slaan] |
kuratchi-クラッチ | kruis (van mens of broek) |
kurosu-クロス | kruis |
kurosufaia-クロスファイア | kruisvuur (beschietingen die elkaar kruisen) |
kurosuōbā-クロスオーバー | kruising; oversteekplaats;, overstap; dwarslijn; baanwisseling |
kurosuwādo・pazuru-クロスワード・パズル | kruiswoordpuzzel |
kurosu・rēto-クロス・レート | kruiselingse wisselkoers |
kurūjingu-クルージング | een cruise maken; (langzaam) rondvaren [rondrijden] |
kurusu-クルス | kruis; kruisteken |
kurūzā-クルーザー | kruiser (marineschip) |
kurūzā-クルーザー | motorjacht; grote motorboot; cruiseschip |
kurūzā-クルーザー | passagier op een cruiseschip |
kusasotetsu-草蘇鉄 | struisvaren (Matteuccia struthiopteris) |
majieru-交える | kruisen |
manji-卍 | swastika; hakenkruis |
mata-股 | onderbuik; lies; kruis |
matagami-股上 | bandhoogte [heuphoogte] van een broek (gemeten vanaf het kruis) |
messhi-滅私 | onbaatzuchtigheid; altruïsme |
midorijūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
minamijūjisei-南十字星 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
minamijūjiza-南十字座 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
minawa-水泡 | (vloeistof) schuim; belletjes; bruis |
mokumokuto-黙黙と | stilzwijgend; zwijgzaam; geruisloos; zonder iets te zeggen |
muga-無我 | zelfopoffering; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; altruïsme |
nakaban-中番 | (Edo-periode) een wachthuis tussen twee kruispunten |
noizu-ノイズ | (hard) geluid; lawaai; ruis |
ōdan-横断 | kruising; kruispunt |
ōdan-横断 | doorkruising (van een gebied) |
ōdansuru-横断する | oversteken; kruisen |
onnamusubi-女結び | vrouwenknoop, een platte knoop waarbij de eerste knoop en de tweede knoop elkaar kruisen (komt sneller los dan de mannenknoop) |
osutoritchi・fezā-オストリッチ・フェザー | struisvogelveer; struisveer |
peke-ペケ | een kruisje (markering dat het fout is) |
pinpin-ぴんぴん | (onomatopee) levendig; bruisend; energiek; krachtig; springerig |
reopon-レオポン | leopon (kruising tussen een leeuwin en een mannelijke luipaard) |
ritashugi-利他主義 | altruïsme |
ryokujūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
sakan-盛ん | bloeiend [florerend; bruisend; voorspoedig; welvarend] zijn |
sakarau-逆らう | indruisen tegen; ingaan tegen |
sansaro-三差路 | driesprong; drievoudige wegkruising; kruising van 3 wegen |
sayasaya-さやさや | (onomatopee) zacht geruis; een ruisend geluid |
sazan・kurosu-サザン・クロス | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
seisen-聖戦 | heilige oorlog; kruistocht |
sekijūji-赤十字 | het Rode Kruis (hulporganisatie) |
sekijūjisha-赤十字社 | het Rode Kruis (hulporganisatie) |
shāpu-シャープ | (muzieknotatie) kruis |
shinzatsuon-心雑音 | hartgeruis |
shīsā-シーサー | (Okinawa) decoratie (van aardewerk), een beeld lijkend op een kruising van hond en leeuw, ter bescherming gezet bij poorten en op daken van huizen |
sōdasui-ソーダ水 | sodawater; bruiswater; spuitwater; gazeuse |
sokuga-側芽 | laterale knop; okselknop (bevindt zich op de kruising van het blad en de stengel van een plant) |
suihō-水泡 | (vloeistof) schuim; belletjes; bruis |
sukuranburukōsaten-スクランブル交差点 | schuine oversteekplaatsen; kruispunt waar voetgangers gelijktijdig in alle richtingen kunnen oversteken |
supākuringu-スパークリング | bruisend; mousserend |
taai-他愛 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
tachikaze-太刀風 | het zoevende geluid [geruis] van een zwaardslag; de wind veroorzaakt door een zwaardslag |
tachiuchi-太刀打ち | gevecht; strijd; het duelleren; de degens kruisen (met) |
tachiuchisuru-太刀打ちする | duelleren; de degens kruisen (met); strijden; vechten |
taishitsu-対質 | kruisverhoor |
takkei-磔刑 | kruisiging |
tamajari-玉砂利 | gravel (ondergrond van rode gruis) |
teijiro-丁字路 | T-splitsing; T-kruising |
tekketsu-鉄血 | (lett. ijzer en bloed) sterke krijgsmacht (verwijzing naar een toespraak van Bismarck van Pruisen) |
tentekomai-てんてこ舞い | drukte; bruisend met activiteiten; gewoel |
tījiro-T字路 | T-splitsing; T-kruising |
uchichigaeru-打ち違える | draden kruisen (breien, knopen, e.d.) |
uchichigai-打ち違い | het kruisen van draden |
wakareji-別れ路 | wegsplitsing; kruising; aftakking |
wakaremichi-分かれ道 | zijweg; kruising; splitsing; tweesprong |
wariguriishi-割り栗石 | puin; gebroken stenen; steengruis |
wariguriishi-割り栗石 | macadam (wegverharding van twee lagen steengruis) |
warusawagi-悪騒ぎ | druk [lawaaiig] feestgedruis; pretmakerij |
yassamossa-やっさもっさ | kabaal; rumoer; herrie; gedruis; opschudding |
yogiru-過る | oversteken; doortrekken; (door)kruisen |
yokogiru-横切る | kruisen; oversteken; overvaren |
yotsukado-四つ角 | kruispunt |
yotsumi-四つ身 | een (kruiselingse) greep bij sumo worstelen |
yotsutsuji-四つ辻 | kruispunt; (weg)kruising |
yūyoku-遊弋 | vaartocht; cruise |
zatsuon-雑音 | geruis; geluid; ruis (van harttonen, frequenties, e.d.) |
zuri-ずり | rotsgruis; rotsaarde (uit een mijn) |