Kruisverwijzing
roken
lemma | meaning |
---|---|
agaru-上がる | eten; drinken; roken |
aienka-愛煙家 | iem. die van roken houdt; iem. die veel [vaak] rookt |
amaai-雨間 | onderbroken regen; regenpauze |
amaashi-雨脚 | stromende regen (met ononderbroken strepen, als pijpenstelen); stortregen |
amama-雨間 | onderbroken regen; regenpauze |
ameashi-雨脚 | stromende regen (met ononderbroken strepen, als pijpenstelen); stortregen |
anni-暗に | indirect; onuitgesproken; stilzwijgend; impliciet |
burōkun-ブロークン | gebroken; kapot |
burōkun・ingurisshu-ブロークン・イングリッシュ | gebroken [gebrekkig] Engels |
dokutā・sutoppu-ドクター・ストップ | op advies van de dokter stoppen met roken, drinken, e.d. |
genbun-言文 | gesproken en geschreven taal |
gōryū-合流 | samenvoeging (van autowegen, of rijstroken) |
hakkirishita-はっきりした | duidelijk; helder; uitgesproken |
hakuwa-白話 | Baihuawen, schrijfvorm voor gesproken taal in China |
hanketsuhi-判決日 | de dag dat het vonnis wordt uitgesproken |
hasū-端数 | een gebroken getal; breuk |
hei-幣 | stroken stof voor de goden (Shinto) |
hidori-日取り | de [vastgestelde; afgesproken] datum [dag] |
hikimokirazu-引きも切らず | onophoudelijk; continu; voortdurend; onafgebroken; doorlopend |
iburu-燻る | roken; smeulen; walmen; gloeien |
jissen-実線 | ononderbroken lijn |
judōkitsuen-受動喫煙 | het meeroken; passief roken (de rook inhaleren van de sigaret, sigaar of pijp van een ander) |
kakera-欠けら | een (afgebroken) stukje; fragment; scherf; splinter |
kataware-片割れ | fragment; afgebroken stuk; part |
kazaore-風折れ | door de wind geveld [afgebroken] (van bomen e.d.) |
keburu-煙る | rook afgeven [uitstoten]; roken (van vuur) |
kemansō-華鬘草 | (plant) gebroken hartje; tranend hartje (Dicentra spectabilis) |
kemuru-煙る | rook afgeven [uitstoten]; roken (van vuur) |
kin'en-禁煙 | rookverbod; Verboden te Roken |
kitsu-喫 | het roken [drinken; eten; nuttigen] |
kitsuen-喫煙 | roken |
kōgo-口語 | spreektaal; gesproken taal |
kokugen-刻限 | de vaste [afgesproken] tijd |
konbanha-今晩は | (uitgesproken als: konban wa) goedenavond |
kowaremono-壊れ物 | iets dat gebroken is |
kowareru-壊れる | kapotgaan; (af)breken; gebroken worden |
kudakemai-砕け米 | gebroken rijst |
kunsei-燻製 | het roken (van vlees en vis) |
kusareen-腐れ縁 | een slechte [rottende] relatie (die niet verbroken kan worden) |
kusuburu-燻る | roken; smeulen; walmen; gloeien |
kuzumai-屑米 | gebroken [beschadigde] rijstkorrels |
kyattsuai-キャッツアイ | kattenoog; katoog (reflector in wegdek om rijstroken te markeren) |
machiawaseru-待ち合わせる | wachten op iemand (op de afgesproken plek) |
maeuriken-前売券 | (vooraf) besproken [gereserveerde] (toegangs)kaartjes [tickets] |
mappō-末法 | het besef dat de periode van verval van de boeddhistische wetten [leer] is aangebroken; boeddhistische eschatologie |
mappōshisō-末法思想 | pessimisme door het besef dat de periode van verval van de boeddhistische wetten [leer] is aangebroken |
mitoosu-見通す | een vrij [ononderbroken] uitzicht hebben over; vrij zicht hebben op |
mochikiri-持ち切り | een veelbesproken kwestie |
mojika-文字化 | overzetting [registratie] van gesproken woord in geschreven woord |
netabako-寝煙草 | het roken in bed; een sigaret die in bed wordt gerookt |
ni-に | (meestal in combinatie met wa of mo achter aanspreektitels, geeft respect aan voor de toegesprokene) |
nōdōkitsuen-能動喫煙 | het actief roken (de rook inhaleren van je eigen sigaret, sigaar of pijp) |
nomu-飲む | (sigaretten; sigaren, etc.) roken |
norokeru-惚気る | opscheppen over je liefdesrelatie; je relatie [partner] bewieroken |
nottoru-則る | nakomen; naleven; eerbiedigen; respecteren; navolgen; corresponderen; overeenkomen; overeenstemmen; stroken met; zich conformeren aan |
nō・sumōkingu-ノー・スモーキング | verboden te roken |
ofuhowaito-オフホワイト | gebroken wit; niet zuiver wit |
oreru-折れる | gebroken [gevouwen] worden; afbreken |
serifugeki-台詞劇 | voorstelling [toneelstuk] met alleen gesproken tekst (zonder muziek, dans, etc.) |
sotomawari-外回り | de buitenste sporen van een ringspoorweg [cirkellijn]; de buitenste rijstroken van een ringweg |
sumōkingu-スモーキング | het roken |
surasura-すらすら | vlot; soepel; vloeiend; ononderbroken |
suu-吸う | (tabak) roken |
taeru-絶える | verbroken [vernietigd] worden; ophouden te bestaan; uitsterven |
taezu-絶えず | onophoudelijk; voortdurend; constant; altijd; gestaag; ononderbroken; zonder te stoppen |
teikoku-定刻 | afgesproken [vastgestelde] tijd; tijdschema |
tikkā-ティッカー | tikker (toestel dat berichten telegrafisch op papierstroken overbrengt); elektronisch prikbord voor nieuws en beursberichten |
tōjitsu-当日 | op die [deze] dag; op de dag dat...; op de afgesproken datum |
tōsansai-唐三彩 | Sancai aardewerk (driekleurig: bruin, groen en gebroken wit; uit de Chinese Tang dynastie) |
tsuiren-対聯 | duilian (Chinese nieuwjaarsversiering, bestaande uit twee rode langwerpige stroken met kalligrafie die aan weerszijden van een deur worden gehangen) |
ukyaku-雨脚 | stromende regen (met ononderbroken strepen, als pijpenstelen); stortregen |
uonbin-ウ音便 | (taalkunde) klankverandering waarbij klanken als ku, gu, hi, bi, en mi worden uitgesproken als u |
waremono-割れ物 | gebroken [kapotte] dingen [artikelen] |
warenabe-割れ鍋 | gebroken [gebarsten] pot |
wareru-割れる | gebroken [gespleten; gekraakt] worden |
wariguriishi-割り栗石 | puin; gebroken stenen; steengruis |
yabureru-破れる | verscheurd [gebroken] worden (fig.); verslagen worden |
yabureru-破れる | scheuren; gebroken worden |
zubazuba-ずばずば | (onomatopee) uitgesproken; eerlijk; recht op de man af |
zukizuki-ずきずき | (onomatopee) kloppend (pijn); hartenpijn; pijn van een gebroken hart |