roek / roek ( de (m) | znw | roeken )
1深山烏 (ミヤマガラス) [vogel, Corvus frugilegus]
Kruisverwijzing
roek
lemma | meaning |
---|---|
bamyūda-バミューダ | bermudashort; korte broek |
bāmyūda・shōtsu-バミューダ・ショーツ | bermudashort; korte broek |
ban'yū-蛮勇 | roekeloosheid; onverschrokkenheid; overmoed |
berubotomu-ベルボトム | (strakke) broek met wijd uitlopende pijpen |
berubotomu・pantsu-ベルボトム・パンツ | (strakke) broek met wijd uitlopende pijpen |
bōsō-暴走 | het wild [doelloos] rondrennen; (bij honkbal) het roekeloos rennen naar de honken door een speler |
burīfu-ブリーフ | herenslip; herenonderbroek |
burumā-ブルマー | damesslip; damesonderbroek |
burūmā-ブルーマー | damesslip; damesonderbroek |
chinopantsu-チノパンツ | broek van katoenen (uniform) stof |
chototsu-猪突 | roekeloosheid; overmoedigheid; onbezonnenheid; onbesuisdheid |
dibaideddo・sukāto-ディバイデッド・スカート | broekrok |
dosu-どす | klein zwaard [dolk; mes] zonder stootplaat verborgen in een broekzak of jaszak) |
fukokoroe-不心得 | indiscretie; wangedrag; roekeloosheid |
gamushara-がむしゃら | roekeloosheid; onbezonnenheid |
hakama-袴 | een hakama, traditioneel Japans kledingstuk voor mannen (wijde broek) |
haku-履く | (schoenen, kousen, broek, e.d.) aandoen; aantrekken; dragen |
hippubōn-ヒップボーン | (hiphugger) rok of broek met een lage taille (zonder tailleband) |
hippu・hangā-ヒップ・ハンガー | (hiphugger) rok of broek met een lage taille (zonder tailleband) |
hotto・pantsu-ホット・パンツ | hotpants (strakke korte broek) |
inochishirazu-命知らず | roekeloosheid; onstuimigheid |
inoshishimusha-猪武者 | waaghals; durfal; roekeloze persoon |
ishō-衣装 | kleding; broek; rok; kimono |
jīnzu-ジーンズ | spijkerbroek; jeans |
kaichū-懐中 | in de zak (broekzak, vestzak, borstzak) |
kaisuigi-海水着 | zwemkleding; badpak; zwembroek |
kamikaze-神風 | roekeloosheid; waaghalzerij |
kanto・pantsu-カイト・パンツ | kitepants (een broek voor kitesurfen) |
karusan-カルサン | soort pofbroek (uit de Edoperiode) |
kuratchi-クラッチ | kruis (van mens of broek) |
kusodokyō-糞度胸 | roekeloosheid; waaghalzerij; overmoed |
kyurotto-キュロット | korte broek; short |
kyurotto・sukāto-キュロット・スカート | korte broekrok |
matagami-股上 | bandhoogte [heuphoogte] van een broek (gemeten vanaf het kruis) |
mecha-滅茶 | het absurd [onredelijk; roekeloos; onmatig; buitensporig] zijn |
mekurameppō-盲滅法 | roekeloosheid |
mettana-滅多な | onbezonnen; onbesuisd; roekeloos |
mettani-滅多に | roekeloos; onbesuisd |
miyamagarasu-深山烏 | roek (vogel, Corvus frugilegus) |
mōdō-妄動 | onbezonnen [roekeloze] daad |
mokkori-もっこり | het uitpuilen [opbollen] van een broek door een erectie |
monpe-もんぺ | (wijde) werkbroek (met touwtjes om de enkels, m.n. gedragen door vrouwen op het platteland en in fabrieken) |
mōshin-盲進 | roekeloosheid; onbesuisdheid; onbezonnenheid |
mubō-無謀 | roekeloosheid; ondoordachtheid; onvoorzichtigheid |
mubōunten-無謀運転 | het onvoorzichtig [roekeloos] autorijden |
mukangae-無考え | ondoordachtheid; achteloosheid; onbezonnenheid; roekeloosheid |
mukōmizu-向こう見ず | onbezonnen; halsoverkop; roekeloos; overhaast |
muyami-無闇 | gedachteloos; zonder na te denken; roekeloos |
namaji-なまじ | onnadenkendheid; roekeloosheid; onbedachtzaamheid |
nikkābokkā-ニッカーボッカー | knickerbocker; kniebroek |
pantsu-パンツ | onderbroek; slip |
pantsu-パンツ | broek |
patchi-パッチ | strakke [nauwsluitende] broek |
ranbatsu-濫伐 | roekeloze [overmatige] ontbossing |
sanchūru-サンチュール | ceintuur; riem; broekriem |
saropetto-サロペット | overall; werkpak; werkbroek; tuinbroek |
sarumata-猿股 | (ouderwetse) herenonderbroek |
shiriate-尻当て | voering [versteviging] van een broek |
shirikakushi-尻隠し | achterzak; heupzak (van een broek) |
shitabaki-下穿き | onderbroek |
shōtsu-ショーツ | korte broek; short |
shōtsu-ショーツ | onderbroek; slipje |
sokonuke-底抜け | roekeloos; onvoorzichtig; indiscreet |
songu-ソング | string (soort onderbroek) |
sorō-疎漏 | nalatigheid; onzorgvuldigheid; roekeloosheid |
sukinī-スキニー | mager; dun; smalle pijpen (van een broek) |
supattsu-スパッツ | strakke elastische broek; legging; maillot |
surakkusu-スラックス | broek; pantalon |
surippu-スリップ | onderbroek (zonder pijpen) |
tanpan-短パン | korte broek |
torēningu・pantsu-トレーニング・パンツ | trainingsbroek; joggingbroek |
torepan-トレパン | trainingsbroek; joggingbroek |
yamikumo-闇雲 | vaag; doelloos; willekeurig; onnadenkend; roekeloos |
yamikumo-闇雲 | iets doen zonder erover na te denken over de consequenties; onnadenkendheid; roekeloosheid; willekeur |
yatara-矢鱈 | roekeloosheid; willekeur; lukraak [ongenuanceerd] zijn |
zubon-ズボン | (lange) broek; pantalon |
zubonshita-ズボン下 | lang ondergoed; lange onderbroek |
zurōsu-ズロース | (lange) onderbroek |