Kruisverwijzing
rek
lemma | meaning |
---|---|
a-啞 | (in kanji combinaties) stom zijn; niet kunnen spreken |
abusutorakuto-アブストラクト | uittreksel; samenvatting |
achira-あちら | die kant (op afstand van zowel de toehoorder als de spreker); daar; die |
adeyaka-艶やか | aantrekkelijk; bekoorlijk; glamoureus |
aiaishii-愛愛しい | schattig; lief; charmant; aantrekkelijk |
aidagara-間柄 | relatie; betrekking(en); band |
aikurushii-愛くるしい | zeer lieftallig; mooi; aantrekkelijk; lief(lijk); schattig |
aikyō-愛敬 | aantrekkelijkheid; charme |
aikyō-愛敬 | het afprijzen; het geven van een extraatje door een winkelier om klanten of bezoekers te trekken |
aikyōzuku-愛嬌付く | aantrekkelijk [schattig; lieflijk] worden |
aimamieru-相見える | op audiëntie zijn (bij een vorst); een onderhoud [gesprek] hebben (met een vorst) |
aimochi-相持ち | de rekening opsplitsen waarbij ieder voor zichzelf betaalt |
aisatsu-挨拶 | wraak; afrekening (jargon van de yakuza, Japanse gangsters) |
aisō-愛想 | de rekening (in een restaurant e.d.) |
aitemu-アイテム | item; post (op rekening of begroting); punt; artikel; artikel; ding; voorwerp |
aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
aizukawashi-愛ずかわし | aantrekkelijk; boeiend |
ajiwai-味わい | charme; aantrekkelijkheid |
akaunto-アカウント | rekening (bij een bank, etc.) |
akiaji-秋味 | gezouten zalm (uit noordelijke streken van Japan) |
akisu-空き巣 | een inbreker; insluiper |
akkō-悪口 | één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
akku-悪口 | (boeddh.) één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
aku-悪 | kwaadspreken; laster |
akuen-悪縁 | een noodlottige relatie die men niet kan verbreken |
akugi-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
akume-悪目 | gebrek(en); een fout; een vergissing |
amae-甘え | gebrek aan zelfredzaamheid; (emotionele) afhankelijkheid van anderen |
anata-彼方 | daarginds; daarheen (weg van spreker en toehoorder) |
angōkaidoku-暗号解読 | het breken [ontsleutelen; ontcijferen] van een geheime code; decodering |
anna-あんな | zulke; zo'n; zoals dat [die] (op afstand van zowel de toehoorder als de spreker) |
ano-あの | dat; die (op afstand van zowel de spreker als de toehoorder) |
anzan-暗算 | hoofdrekenen |
anzansuru-暗算する | (iets) uit het hoofd berekenen [uitrekenen] |
aoiroshinkoku-青色申告 | blauwe aangifte (soort aangifte inkomstenbelasting waarbij speciale inkomstenaftrek mogelijk is) |
apetaito-アペタイト | eetlust; trek |
apīru-アピール | aantrekkingskracht |
araihari-洗い張り | een kimono eerst uit elkaar halen en dan de delen apart wassen en uitgespreid [uitgerekt] laten drogen |
arasu-荒らす | verwoesten; vernielen; beschadigen\; breken |
arasu-荒らす | binnenvallen; binnendringen; inbreken |
are-あれ | dat; die (op afstand van zowel de spreker als de toehoorder) |
āriajin-アーリア人 | Ariër (Indo-Europees sprekende Indiër of Iraniër) |
asoko-あそこ | daar; die plaats (op afstand van zowel de toehoorder als de spreker) |
asuko-あすこ | daarginds (een plek bij de spreker en gesprekspartner verwijderd) |
atarimae-当たり前 | juist; geschikt; vanzelfsprekend; logisch; normaal |
atchi-あっち | die kant (op afstand van zowel de toehoorder als de spreker); daar; die |
atekomi-当て込み | ergens op rekenen [hopen]; iets ergens van verwachten; verwachting; hoop |
atekomu-当て込む | rekenen op een goed resultaat; verwachten; uitzien naar |
atekoto-当て事 | verwachting(en); hoop; berekening |
atoiresakidashihō-後入れ先出し法 | (voor berekenen van voorraadomzet) de LIFO methode (last-in, first-out) |
atojisari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atorakutibu-アトラクティブ | aantrekkelijk |
atozusari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atozusarisuru-後退りする | terugkrabbelen; terugtrekken; terugdeinzen |
atsuraeru-誂える | een opdracht geven [verstrekken]; een bestelling plaatsen |
autorain-アウトライン | omtrek; contour |
azatoi-あざとい | slim; sluw; berekenend; gewetenloos |
bafun-馬糞 | paardenvijg; paardenmest; paardendrek |
bakken-抜剣 | het trekken van het zwaard |
bakubaku-漠漠 | uitgestrekt; grenzeloos; eindeloos |
bakusuru-駁する | weerleggen; tegenspreken |
banba-輓馬 | trekpaard |
banishingu・kurīmu-バニシング・クリーム | cosmetische crème (met een laag vetgehalte, die goed in de huid intrekt) |
ban'eikeiba-輓曳競馬 | soort van Japanse paardenraces (waarbij trekpaarden zware sleeën zandhellingen optrekken) |
ban'eikyōsō-輓曳競走 | soort van Japanse paardenraces (waarbij trekpaarden zware sleeën zandhellingen optrekken) |
bashauma-馬車馬 | rijtuigpaard; koetspaard; trekpaard |
basshi-抜歯 | tand [kies] extractie; het trekken van een tand of kies |
bassui-抜粋 | abstract; uittreksel; samenvatting |
batsu-抜 | (in kanji combinaties) verwijderen; uittrekken; uitsteken boven; superieur zijn |
battō-抜刀 | het trekken van een zwaard; een getrokken zwaard |
baya-ばや | (drukt een wens [plan] van de spreker uit om iets te doen) wil; zou willen |
bedowin-ベドウィン | bedoeïen (rondtrekkende nomade een de woestijn) |
benjiru-弁じる | spreken; praten |
benron-弁論 | discussion; debat; redevoering; spreken in het openbaar |
bensai-弁才 | welsprekendheid; welbespraaktheid; eloquentie |
bensai-弁済 | afrekening; aflossing; terugbetaling; vereffening; betalingsregeling |
benshi-弁士 | (goede) spreker; redenaar; verteller |
benten-弁天 | Benten (= Benzaiten), godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit; 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie) |
benzaiten-弁財天 | Benzaiten, godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
benzetsu-弁舌 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
betsukanjō-別勘定 | een aparte rekening |
betsukuchi-別口 | een aparte (bank)rekening |
bibishii-美美しい | mooi; aantrekkelijk; lieflijk |
biru-ビル | rekening; certificaat; wet |
bōbō-茫茫 | weids; uitgestrekt; grenzeloos |
bogowasha-母語話者 | moedertaalspreker; native speaker |
bokkonrinri-墨痕淋漓 | handschrift met mooie, krachtige (penseel) streken |
bōsō-暴走 | het iets doen zonder aandacht voor de omgeving; iets doen zonder rekening te houden met de gevolgen |
botsushumi-没趣味 | smakeloosheid; gebrek aan smaak [manieren]; vulgair [alledaags] zijn |
buchōhō-不調法 | achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
bufūryū-無風流 | onbevalligheid; gebrek aan elegantie [verfijning] |
bukiryō-不器量 | lelijkheid; onaantrekkelijkheid |
bukku・rebyū-ブック・レビュー | boekbespreking; boekrecensie |
bunbo-分母 | noemer (rekenkunde) |
bunpu-分布 | verspreiding; distributie; verdeling; verstrekking |
burasu・bando-ブラス・バンド | fanfarekorps; brassband |
bureiku-ブレイク | breuk; onderbreking; pauze; doorbraak |
burēkā-ブレーカー | stroomonderbreker; zekering |
burēku-ブレーク | breuk; onderbreking; pauze; doorbraak |
burīchi-ブリーチ | branding; golfbreking |
burōkun・ingurisshu-ブロークン・イングリッシュ | gebroken [gebrekkig] Engels |
busaiku-不細工 | alledaagsheid; eenvoudigheid; onaantrekkelijkheid |
busho-部署 | (iemands) baan; betrekking; afdeling; post |
butsuryū-物流 | het vervoer van goederen van de producent naar de consument (verpakken, laden, lossen, vervoer, opslag van goederen, alsmede informatie-verstrekking) |
butsutekiryūtsū-物的流通 | het vervoer van goederen van de producent naar de consument (verpakken, laden, lossen, vervoer, opslag van goederen, alsmede informatie-verstrekking) |
byōbō-渺茫 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
byōbyō-渺渺 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
chacha-茶茶 | onderbreking (van een gesprek, e.d.) |
chājingu-チャージング | in rekening brengen; factureren |
chāmingu-チャーミング | charmant; bekoorlijk; aantrekkelijk |
chāmu-チャーム | charme; bekoring; aantrekkelijkheid |
chatto-チャット | gesprek; praatje; geklets |
chekku-チェック | rekening; reçu; bonnetje |
chekkuofu-チェックオフ | aftrek van vakbondsbijdrage (van loon) |
chikku-チック | tic; zenuwtrek |
chitekishōgai-知的障害 | zwakbegaafdheid; geestelijk gebrek |
chōbo-帳簿 | rekeningboek; grootboek; boek van administratie; register |
chōkeshi-帳消し | afschrijven (van een schuld); salderen; vereffening van de rekeningen; afsluiting van de boeken |
chokugen-直言 | het openhartig [ronduit; ongezouten] spreken |
chōkyoridenwa-長距離電話 | internationaal [interlokaal] telefoongesprek |
chūdan-中断 | onderbreking; opschorting |
chūsen-抽籤 | loting; trekking (van een loterij) |
chūshi-中止 | onderbreking; uitstel; schorsing; afstel |
chūshisuru-中止する | stoppen; afgelasten; uitstellen; onderbreken |
chūshō-中傷 | laster; belastering; kwaadsprekerij; zwartmakerij |
chūzai-駐在 | (afk. voor) politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
chūzaisho-駐在所 | politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
chūzetsu-中絶 | stopzetting; onderbreking; opschorting |
dadappiroi-だだっ広い | buitengewoon ruim [uitgestrekt; wijd; groot] |
daijesuto-ダイジェスト | samenvatting; uittreksel |
daikin-代金 | rekening; kosten; aankoopsom; verschuldigd bedrag |
dakai-打開 | doorbraak; het doorbreken van een impasse |
dankō-断交 | breuk [beëindiging] van (sociale; diplomatieke) betrekkingen |
dansensuru-断線する | (af)breken; (af)knappen; het begeven; losraken |
danshō-談笑 | een prettig [vriendelijk; luchthartig] gesprek |
dansui-断水 | storing in de watervoorziening; onderbreking van de watertoevoer |
danzoku-断続 | onderbreking; tussenpozen |
dasanteki-打算的 | berekenend; uitgekookt; zelfzuchtig |
dattai-脱退 | terugtrekking; terugtreding; afscheiding |
debune-出船 | vertrek (van schepen); uitvaart (uit een haven) |
degake-出がけ | het moment van vertrek |
deha-出端 | uitweg; kans [gelegenheid] om te vertrekken [eruit te komen] |
dehana-出鼻 | startpunt; begin; moment van vertrek |
demodori-出戻り | terugkeer van een schip naar de vertrekhaven (vanwege verslechterde weersomstandigheden) |
denkidai-電気代 | elektriciteitsrekening |
denwa-電話 | telefoon; telefoongesprek |
denwachū-電話中 | tijdens [aan] het telefoneren; in gesprek (van telefoon) |
deokureru-出遅れる | laat vertrekken; laat ergens aan beginnen; een late start maken |
deru-出る | op pad gaan; vertrekken |
dīrā-ディーラー | financiële instellingen die voor eigen rekening effecten verhandelen |
dōdōmeguri-堂堂巡り | alsmaar maar weer op hetzelfde terugkomen (in gesprekken); in herhalingen vallen |
dogaishisuru-度外視する | negeren; veronachtzamen; geen rekening houden met |
dokutāierō-ドクターイエロー | een gele onderhoudstrein, die de shinkansen spoorlijnen controleert op gebreken van apparatuur, rails, en bovenleidingen |
dokuzetsu-毒舌 | een giftige [scherpe] tong; krasse [beledigende] taal; kwaadsprekerij |
dōnatsugenshō-ドーナツ現象 | het wegtrekken [verhuizen] van bewoners uit het centrum van een stad (naar buitenwijken) |
doresu・appu-ドレス・アップ | (Eng.: dress up) mooie kleren aantrekken |
dorō-ドロー | het trekken; slepen |
dorō-ドロー | (bij loterij) trekking; getrokken lot |
dorobō-泥棒 | dief; inbreker; overvaller; rover |
ea・tāminaru-エア・ターミナル | luchthaven terminal (aankomsthal of vertrekhal) |
eijihappō-永字八法 | (kalligrafie) de acht basis penseelstreken van kanji (die allen in het karakter 永 voorkomen.) |
eisen-曳船 | het slepen [vlot trekken] van een schip |
ekohiiki-依怙贔屓 | partijdigheid; het iemand voortrekken; vooroordeel; vooringenomenheid |
ekohiikisuru-依怙贔屓する | partijdig zijn; bevooroordeeld zijn; iemand voortrekken |
ekyū-エキュー | ecu (European Currency Unit, tot 1 jan. 1999 gebruikte fictieve rekenmunt voor de Europese Unie) |
enja-演者 | iemand die een toespraak houdt; spreker |
enkōkinkō-遠交近攻 | het beleid [de strategie] om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met verre landen, maar vijandelijke betrekkingen met buurlanden |
enzan-演算 | berekening; calculatie |
enzetsuka-演説家 | spreker; redenaar |
en'yō-艶容 | een aantrekkelijke [charmante; oogverblindende] verschijning (van een vrouw) |
essensu-エッセンス | aftreksel; extract |
fāmu・bankingu-ファーム・バンキング | een systeem van bedrijven en banken om online financiële diensten en bedrijfsinformatie te verstrekken |
fanī・fēsu-ファニー・フェース | een uniek [aantrekkelijk; leuk] gezicht (vooral gezegd van vrouwen) |
fubenkyō-不勉強 | het niet genoeg studeren; luiheid; gebrek aan inzet |
fubi-不備 | tekortkoming; onvolkomenheid; onvolmaaktheid; gebrekkigheid |
fubin-不敏 | traagheid; onvermogen; gebrek aan talent [vaardigheid] |
fudekake-筆掛け | rek [standaard] voor schrijfpenselen |
fuen-敷衍 | het verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fuensuru-敷衍する | verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fugen-不言 | zonder woorden; zonder te spreken |
fugō-負号 | minus; het min (−) symbool (bij rekenen) |
fukikakeru-吹きかける | overdrijven; teveel rekenen [laten betalen] |
fukiritsu-不規律 | wanorde; gebrek aan discipline; ongedisciplineerdheid |
fukuwajutsu-腹話術 | het buikspreken |
fukuwajutsushi-腹話術師 | buikspreker |
fumajime-不真面目 | onstandvastigheid; gebrek aan eerlijkheid [ernst] |
fumei-不明 | onwetendheid; gebrek aan inzicht |
fumiwaru-踏み割る | ergens opstappen en dat breken |
funare-不慣れ | gebrek aan ervaring; onervarenheid |
funesshin-不熱心 | gebrek aan enthousiasme; onverschilligheid |
funinjō-不人情 | onvriendelijkheid; gebrek aan medeleven; harteloosheid |
furasshubarubu-フラッシュバルブ | hendel voor doortrekken [doorspoelen] van toilet |
furēmenhannō-フレーメン反応 | flemen reactie (bij dieren, een manier van ruiken waarbij het dier zijn bovenlip omkrult, en vaak ook zijn nek uitstrekt) |
furidashinin-振出人 | degene die rekeningen en cheques uitschrijft |
furikomi-振り込み | bankoverschrijving; storting van geld op een bankrekening |
furimukeru-振り向ける | (geld) uittrekken [bestemmen] voor |
fusai-不才 | onbekwaamheid; incompetentie; gebrek aan talent |
fusoku-不足 | tekort; gebrek; ontoereikendheid |
fusokukin-不足金 | negatief saldo op een rekening; onvoldoende tegoed |
fusokusuru-不足する | tekort [gebrek] hebben [krijgen] (aan iets) |
futoku-不徳 | zedeloosheid; verdorvenheid; gebrek aan deugdzaamheid |
futsūyokin-普通預金 | een gewone [algemene] storting; reguliere spaarrekening |
futtsuri-ふっつり | het (geluid van het) breken van een draad, snaar, etc. |
futtsuri-ふっつり | het plotseling stoppen [afbreken] |
futtsurisuru-ふっつりする | plotseling afbreken [stoppen; opgeven] |
fuwataritegata-不渡り手形 | onbetaalde rekening |
fuyudori-冬鳥 | wintervogel; trekvogel, die in de herfst en winter verschijnt en in de lente wegtrekt naar noordelijke streken |
gaichū-外注 | outsourcing; uitbesteding; het van buiten het bedrijf betrekken |
gaikōkankei-外交関係 | diplomatieke betrekkingen |
gaikokushōkenhō-外国証券法 | wetgeving met betrekking tot buitenlandse effecten |
gen-減 | (wiskunde) aftrekking |
gendan-厳談 | een ernstig [serieus] gesprek |
gendansuru-厳談する | iemand streng toespreken; (bij iemand) protesteren; een antwoord eisen |
genkakeisan-原価計算 | kostenberekening |
genkinkanjō-現金勘定 | kasrekening |
genpō-減法 | aftrekking (wiskunde) |
genshoku-現職 | huidige functie [werkbetrekking] |
genshū-現収 | het huidige inkomen (samentrekking van: genzai no shūnyū, 現在の収入) |
genten-原点 | referentiepunt; beginpunt; uitgangspunt; vertrekpunt |
genzan-減算 | aftrekking; vermindering |
gerupin-ゲルピン | gebrek aan geld (hebben) |
ginkōkanjō-銀行勘定 | bankrekening |
ginkōkōza-銀行口座 | bankrekening |
ginkōtōzakanjō-銀行当座勘定 | rekening-courant; zichtrekening; lopende bankrekening |
gōkeisuru-合計する | (bij elkaar) optellen; het totaal berekenen |
gōkyū-強弓 | sterke boog (met een zwaar trekgewicht) |
gurosu-グロス | (golf) score zonder handicap-aftrek |
gurūpu・disukasshon-グループ・ディスカッション | groepsgesprek; groepsdiscussie |
gyakusan-逆算 | terugrekening; terugtelling |
gyakusansuru-逆算する | terugrekenen; terugtellen |
gyōretsu-行列 | (wiskunde) matrix (systeem van waarden voor toepassing van rekenkundige regels) |
gyūgyū-ぎゅうぎゅう | het stevig [strak; hard] trekken [draaien] |
hadan-破談 | intrekking; annulering; afzegging; opzegging |
hai-はい | hé! (een uitroep om de aandacht van iem. te trekken of iem. te waarschuwen) |
haikā-ハイカー | wandelaar; trekker; iemand die trektochten maakt |
haiki-廃棄 | nietigverklaring; intrekking |
haikingu-ハイキング | trekken; trektochten [lange wandelingen] maken |
haiku-ハイク | lange wandeling; trektocht |
haiku-ハイク | trekken; trektochten [lange wandelingen] maken |
hairu-入る | onderbreken |
hairu-入る | behoren (bij); gerekend worden (tot); (op)tellen; meetellen; meerekenen; (bij een verkiezing) stemmen krijgen [binnenhalen] |
haitōochi-配当落ち | (notering) ex dividend (zonder bijrekening van de waarde) |
hajikidasu-弾き出す | berekenen; becijferen |
hakaisuru-破壊する | afbreken; vernielen; vernietigen; ruïneren |
haki-破棄 | nietigverklaring; annulering; schenden (van een belofte); intrekking (van een verdrag) |
haku-履く | (schoenen, kousen, broek, e.d.) aandoen; aantrekken; dragen |
hakuchi-白痴 | idioterie; volstrekte dwaasheid |
hakuchizu-白地図 | een blanco kaart [basiskaart] (een kaart die alleen de omtrek van landen, eilanden, etc. weergeeft, zonder plaatsnamen, e.d.) |
hameru-嵌める | aantrekken; inzetten; plaatsen |
hami-馬銜 | bit (metalen mondstuk voor een paard of ander trek- of lastdier) |
hanashi-話 | het praten [zeggen; spreken]; gepraat; conversatie; gesprek |
hanashi-話 | gespreksonderwerp [item] |
hanashiaite-話し相手 | gesprekspartner; iem. om mee te praten; adviseur |
hanashibeta-話下手 | een slechte spreker |
hanashichū-話中 | in gesprek; bezet (ook van een telefoonlijn) |
hanashigoe-話し声 | spreekstem; sprekende stem |
hanashijōzu-話し上手 | een goede spreker |
hanashikakeru-話しかける | (iem.) aanspreken; spreken (met) |
hanashikata-話し方 | manier van praten [spreken]; spreektrant |
hanashikomu-話し込む | een lang gesprek hebben (met iem.); een gesprek aangaan (met) |
hanashite-話し手 | spreker; verteller; causeur |
hanasu-話す | spreken; praten; zeggen; (in een bepaalde taal) spreken |
hanasu-話す | converseren; praten met; bespreken |
hangā・disupurē-ハンガー・ディスプレー | hangend display; hangend rek met (reclame) folders [brochures] |
hansamu-ハンサム | knap; elegant; aantrekkelijk |
haoru-羽織る | aantrekken; aandoen; (aan)kleden |
happyōsha-発表者 | een spreker; presentator; iem. die een referaat houdt |
harakiri-腹切り | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel seppuku genoemd) |
harau-払う | betalen; uitbetalen; afbetalen; (de rekening) voldoen |
harau-払う | (een plek, gebouw e.d.) verlaten; vertrekken [wegtrekken] (uit) |
harisakeru-張り裂ける | (open)barsten; scheuren; in stukjes breken |
haritsumeru-張り詰める | gespannen [zenuwachtig] zijn; uitrekken; inspannen |
haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
haru-張る | strak trekken; afzetten (met touwen) |
hassei-発声 | de eerste spreker; voorzanger |
hasseisuru-発生する | gebeuren; zich voordoen; ontstaan; voortkomen (uit); uitbreken (van ziekte, etc.); uitbarsten (vulkaan) |
hassha-発車 | het vertrek (van een trein, etc.) |
hasshin-発進 | start; vertrek; (raket) lancering |
hassuru-発する | vertrekken; weggaan |
hasui-破水 | (med.) het breken van de vliezen (voor de bevalling); vruchtwaterstroom |
hatarakiguchi-働き口 | baan(tje); betrekking; werkkring; positie |
hatchakukan-発着艦 | arriverende en vertrekkende marineschepen (in een zeegebied) |
hatoninaru-ハトになる | in vrijheid stellen; vrijspreken; ontslaan van rechtsvervolging |
hatsugen-発言 | spreken, zeggen; zich uiten |
hatsugensha-発言者 | de spreker |
hatsuon-発音 | articulatie; uitspraak (manier van uitspreken) |
hatsuonsuru-発音する | articuleren; uitspreken |
hayadachi-早立ち | vroeg vertrek; vroege start; vertrek 's morgens vroeg |
hayagatensuru-早合点する | voorbarige conclusies trekken; te snel een oordeel vormen |
hayaku-破約 | contractbreuk; het verbreken van een overeenkomst |
hayakuchikotoba-早口言葉 | moeilijk uit te spreken woord [zin] |
hebī・dyūtī-ヘビー・デューティー | berekend op zwaar [intensief] gebruik |
heihōkon-平方根 | (vierkants)wortel (rekenkunde) |
heikin-平均 | het gemiddelde (berekenen) |
heikinsuru-平均する | het gemiddelde berekenen [halen; bereiken] |
heya-部屋 | kamer; vertrek |
hibōchūshō-誹謗中傷 | laster; kwaadspreken; smaad; zwartmakerij |
higyō-罷業 | werkpauze; werkonderbreking |
hikegiwa-引け際 | sluitingstijd; vertrektijd (van kantoor naar huis) |
hikiage-引き上げ | terugtrekking; evacuatie |
hikidashi-引き出し | opname (van een bankrekening) |
hikidasu-引き出す | (ergens iets) uit halen [nemen; trekken]; naar buiten brengen [trekken] |
hikide-引き手 | bij boogschieten de rechterhand (die trekt) |
hikigane-引き金 | trekker [pal] (van een pistool, e.d.) |
hikigiwa-引き際 | het (juiste) moment om ontslag te nemen [zich terug te trekken; op te houden] |
hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
hikikomori-引き籠もり | mensen die zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikikomori-引き籠もり | het zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikinaosu-引き直す | (een lijn) opnieuw trekken; herzien; weer veranderen |
hikinaosu-引き直す | verhuizen; verder trekken |
hikinobasu-引き伸ばす | uittrekken; verlengen; uitbreiden |
hikinuku-引き抜く | (iets ergens) uittrekken [uithalen] |
hikishimeru-引き締める | strakker maken; insnoeren; aantrekken (riem, touw, teugels, etc.) |
hikite-引き手 | iemand die trekt |
hikitsukeru-引き付ける | fascineren; boeien; aantrekken; bekoren |
hikitsuru-引き攣る | krampen [zenuwtrekkingen] hebben |
hikizan-引き算 | aftrekking; vermindering |
hikka-筆架 | rek [standaard] voor schrijfpenselen |
hikkan-筆管 | penseelhouder (van glas e.d. om het schrijven tijdelijk te onderbreken) |
hikkonuku-引っこ抜く | rukken; uitrukken; met kracht uittrekken; met kracht uitplukken ; met kracht eruit trekken |
hikkonuku-引っこ抜く | aantrekken; overhalen; (van de concurrentie) weglokken; wegkopen; afpakken; afsnoepen; wegkapen; headhunten |
hiku-引く | trekken (aan); slepen; leiden (een paard, e.d.) |
hiku-引く | trekken (streep; kaart; lot; kabels) |
hiku-引く | trekken (fig.: aandacht, etc.) |
hikuhiku-ひくひく | krampachtig; stuiptrekkend |
hikute-引く手 | iemand die de aandacht trekt; iemand die bewonderd wordt; iemand die populair [in trek] is |
hikuteamata-引く手数多 | heel populair [in trek; gewild] zijn |
hipparu-引っ張る | trekken |
hiroi-広い | weids, ruim; breed; uitgestrekt |
hiroyaka-広やか | weidsheid; uitgestrektheid |
hissan-筆算 | papieren berekening |
hiteisuru-否定する | ontkennen; tegenspreken |
hitobarai-人払い | een privé-gesprek |
hitodama-人魂 | een (kleding)rekwisiet bij Kabuki om de illusie te wekken dat men door de lucht vliegt |
hitodanomi-人頼み | afhankelijk zijn van iemand anders; rekenen [vertrouwen] op iemand anders |
hitoiki-一息 | een pauze; onderbreking |
hitosagashi-人探し | rekrutering; werving |
hitotsubanashi-一つ話 | een bekende anekdote; een vaak terugkerend [favoriet] onderwerp van gesprek |
hitoyose-人寄せ | het publiek trekken; publiekstrekker; attractie |
hitozuki-人好き | charme; aantrekkelijkheid |
hizumi-歪み | vervorming; verdraaiing; kromtrekking; afwijking |
hofumanhōshiki-ホフマン方式 | de Hoffmann methode (soort financiële berekeningsmethode) |
hōkō-彷徨 | het (rond)zwerven; rondtrekken; dolen; dwalen |
hōkōsuru-彷徨する | (rond)zwerven; rondtrekken; dolen; dwalen |
hora-ほら | (uitroep om iemands aandacht te trekken) hé; hallo |
hōrinageru-放り投げる | het tussentijds eindigen; onderbreken |
hoshitorihyō-星取り表 | een soort scorekaart bij Sumo, waarop de resultaten van een worstelaar worden bijgehouden met witte of zwarte sterren |
hosonagai-細長い | langwerpig; uitgerekt; lang en smal |
hyūman・rirēshonzu-ヒューマン・リレーションズ | (Eng.: human relations) menselijke betrekkingen [relaties] |
iai-居合い | iai, in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
iaijutsu-居合術 | de iai-krijgskunst, het in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
ibiridasu-いびり出す | (iem.) dwingen te vertrekken; naar buiten werken; wegpesten |
ichijiteishi-一時停止 | tijdelijke onderbreking; pauze; schorsing; opschorting; stopzetting |
ichimon'oshimi-一文惜しみ | een gierigaard; vrek |
ietsuki-家付き | een eigen huis hebben; aan een huis verbonden zijn; bij een huis behorend; bij een familie intrekken |
iiai-言い合い | ruzie; discussie; twistgesprek; woordenwisseling |
iiawaseru-言い合わせる | (van te voren) afspreken [overeenkomen] |
iiayamaru-言い誤る | zich verspreken; (iets) verkeerd [fout] zeggen |
iidasu-言い出す | beginnen met praten; als eerste spreken |
iifurusu-言い古す | steeds hetzelfde zeggen; afgezaagde dingen zeggen; in clichés spreken |
iigusa-言い草 | gespreksonderwerp |
iikakeru-言いかける | (iem.) aanspreken; toespreken; spreken tot; zich richten tot |
iikawasu-言い交わす | een gesprek hebben met; gedachten wisselen met; beloftes uitwisselen |
iimorasu-言い漏らす | zich verspreken; een geheim verraden [verklappen] |
iinokosu-言い残す | een testament achterlaten; je laatste woorden spreken |
iiowaru-言い終わる | stoppen [klaar zijn] met spreken; afronden |
iishiburu-言い渋る | aarzelen om te zeggen; met tegenzin spreken |
iisokonau-言い損なう | zich verspreken |
iiwatasu-言い渡す | (een vonnis) uitspreken; bekendmaken |
iiyō-言い様 | manier van spreken |
iizama-言い様 | manier van spreken |
ikiutsushi-生き写し | evenbeeld; sprekende gelijkenis |
ikō-衣桁 | kledingrek (specifiek voor kimono's) |
iku-行く | gaan; vertrekken |
inaorigōtō-居直り強盗 | een inbreker die als hij betrapt wordt gewelddadig wordt |
inboisu-インボイス | factuur; rekening |
infōmanto-インフォーマント | informant; informatieverstrekker; informatiebron |
inkamu・akaunto-インカム・アカウント | (Eng.: income account) inkomensrekening |
inryoku-引力 | aantrekkingskracht; zwaartekracht |
intā-インター | interview; vraaggesprek |
intābijon-インタービジョン | intervisie (een georganiseerd gesprek tussen een kleine groep vakgenoten) |
intabyū-インタビュー | interview; vraaggesprek |
intaisuru-引退する | terugtreden; met pensioen gaan; zich terugtrekken uit het openbare leven |
intārūdo-インタールード | onderbreking, interval; pauze |
inu-往ぬ | vertrekken; weggaan |
irishio-入り潮 | eb; laagtij; laagwater; terugtrekkend tij [water] |
iroke-色気 | sexappeal; seksuele aantrekkelijkheid |
itaranaiten-至らない点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
itaranuten-至らぬ点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
itawaru-労る | rekening houden (met); begrip tonen; meevoelen |
itazura-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
ittōshin-一等親 | eerstegraads verwantschap [familiebetrekkingen]; naaste bloedverwant |
iu-言う | zeggen; praten; spreken |
iunareba-言うなれば | zogezegd; bij wijze van spreken; om zo te zeggen |
iutokorono-言うところの | wat men noemt; zoals het genoemd wordt; de zogenaamde; bekend (staand) als; bij wijze van spreken |
iwaba-言わば | zo gezegd; als het ware; bij wijze van spreken; in zekere zin |
iwan'ya-況んや | nog (veel) meer; laat staan dat, om maar niet te spreken van; om nog maar te zwijgen over |
izaisoku-居催促 | weigering om te vertrekken [weg te gaan] (tot men zijn zin [betaling] heeft gekregen |
izu-出ず | (arch.) naar buiten gaan [komen]; weggaan; vertrekken, etc. |
izu-出づ | op pad gaan; vertrekken |
ī・tī・dī-イー・ティー・ディー | (estimated time of departure) verwachtte vertrektijd |
jabara-蛇腹 | blaasbalg; trekbalg van een accordeon; geplooide balg van een oude camera |
janguru・jimu-ジャングル・ジム | klimrek (Engels: jungle gym) |
jidōfurikomi-自動振込 | automatische incasso [overschrijving] door de bank (met machtiging van de rekeninghouder) |
jikadanpan-直談判 | directe onderhandeling [bespreking]; persoonlijk gesprek [interview] |
jikaku-字画 | (het aantal) penseelstreken van een kanji |
jikokenji-自己顕示 | het de aandacht trekken; aandacht op zichzelf vestigen; proberen op te vallen |
jikyo-辞去 | het vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jikyosuru-辞去する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jimei-自明 | vanzelfsprekendheid; duidelijkheid |
jinaoshi-地直し | het voorbehandelen van stoffen om krimp of rek te voorkomen |
jinkōchūzetsu-人工中絶 | abortus provocatus (het opzettelijk afbreken van een zwangerschap) |
jinkōninshinchūzetsu-人工妊娠中絶 | abortus provocatus (het opzettelijk afbreken van een zwangerschap) |
jinoshi-地伸し | het voorbehandelen van stoffen om krimp of rek te voorkomen |
jinrin-人倫 | menselijke betrekkingen [relaties]; moraliteit, |
jiryoku-磁力 | magnetische kracht; magnetische aantrekkingskracht |
jishoku-辞色 | iemands taalgebruik en uiterlijke verschijning [gelaatstrekken; gelaatsuitdrukking] |
jisuru-辞する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
johō-除法 | deling (rekenkunde) |
jōjitsu-情実 | partijdigheid; bevoorrechting; voortrekkerij; vriendjespolitiek |
jōnin-常任 | vaste positie [betrekking; baan] |
joshō-叙唱 | recitatief (verhalend deel in opera, oratorium, e.d.); het zingend spreken |
jūin-充員 | rekrutering; rekruut |
jukugi-熟議 | beraadslaging; overleg; bespreking; discussie; (zorgvuldige) overweging [afweging] |
jukugisuru-熟議する | beraadslagen; overleggen; bespreken; te rade gaan |
jūnantaisō-柔軟体操 | rek- en strekoefeningen om het lichaam soepel te maken, meestal als warming-up voor een sport |
jūryōsei-従量制 | betaling naar gebruik (een methode waarbij diensten en voorzieningen in rekening worden gebracht gebaseerd op werkelijk gebruikte gegevens en tijd) |
kabā-カバー | kaft (boek, etc.); omslag; hoes; overtrek |
kageguchi-陰口 | kwaadsprekerij; boosaardige roddel [laster]; achterklap; geroddel achter iemand's rug |
kagen-加減 | (wiskunde) optellen en aftrekken |
kai-魁 | het vooruit lopen op anderen; initiatiefneming; baanbrekend werk |
kaidoku-会読 | bijeenkomst om een gelezen boek te bespreken |
kaijo-解除 | annulering; herroeping; intrekking; opheffing; beëindiging |
kaikeichōbo-会計帳簿 | rekeningenboek; de boeken (van de boekhouding); register |
kaikeikansa-会計監査 | accountantsonderzoek; jaarrekeningcontrole; audit |
kaikō-開口 | de mond opendoen; beginnen met spreken |
kaisan-解散 | ontbinding; het opbreken; afbreken; uiteengaan; ontbinden (van een vergadering etc.) |
kaishō-会商 | onderhandeling; bespreking; vergadering |
kaishūsuru-回収する | intrekken; terugtrekken; inzamelen; recyclen; opnemen (van geld) |
kaitaisuru-解体する | slopen; afbreken |
kaiwa-会話 | conversatie; gesprek; dialoog |
kakebarai-掛け払い | het betalen [voldoen] van de rekening(en) |
kakehiki-駆け引き | de opmars of terugtrekking van troepen (op het slagveld) |
kakeru-欠ける | afbreken; afbrokkelen |
kakeru-欠ける | missen; ontbreken; vermist [verloren] raken |
kaketori-掛け取り | het innen van (openstaande) rekeningen |
kakkiteki-画期的 | baanbrekend; revolutionair; ongekend; van grote betekenis |
kakuseiki-拡声器 | megafoon; luidspreker |
kamau-構う | rekening houden met; aandacht hebben voor; (iets kunnen) schelen |
kamu-噛む | zich verspreken; stamelen |
kan-款 | een post [item] op een begroting of berekening (accountants) |
kanbanmusume-看板娘 | aantrekkelijke (jonge) vrouw die voor een winkel staat om klanten te trekken |
kanbatsu-旱魃 | (lange) periode van droogte [gebrek aan regen]; droge periode |
kandan-款談 | vertrouwelijk [prettig] gesprek |
kanezumari-金詰まり | geldgebrek; (te) weinig geld hebben |
kangamiru-鑑みる | rekening houden met; in gedachten houden; overwegen |
kango-款語 | informeel [amicaal; intiem] gesprek |
kango-閑語 | rustig [kalm] gesprek |
kango-閑語 | nutteloos [zinloos] gesprek; kletspraat |
kanjō-勘定 | berekening; calculatie |
kanjō-勘定 | betaling; rekening |
kanjōdakai-勘定高い | berekenend; uitgerekend; uitgekookt; geldbelust |
kanjōgaki-勘定書き | nota; rekening |
kanjōkamokuhyō-勘定科目表 | rekeningenoverzicht |
kanjōsho-勘定書 | nota; rekening |
kanjōzuku-勘定ずく | berekenend zijn |
kanka-換価 | (jur.) in beslag genomen eigendommen omrekenen in geld |
kankei-関係 | relatie(s); betrekkingen |
kankeisuru-関係する | gerelateerd zijn aan; betrekkingen hebben; verwant zijn |
kankōchi-観光地 | trekpleister; toeristische bestemming (met historische, culturele, religieuze of natuurlijke bezienswaardigheden) |
kansan-換算 | omrekening |
kanwa-閑話 | rustig (informeel) gesprek; zacht gepraat |
kao-顔 | gelaatstrekken; gezichtsuitdrukking |
kaodachi-顔立ち | gezicht; gelaatstrekken; uiterlijk; uiterlijke kenmerken |
kaokatachi-顔形 | uiterlijk; gezichtskenmerken; gelaatstrekken; gelaatsuitdrukking |
kaotsuki-顔つき | gelaatstrekken; gezicht; gezichtsuitdrukking; uiterlijk |
karakau-からかう | redetwisten; debatteren; tegenspreken; ruzie maken |
karameru-絡める | verwikkelen; verbinden; betrekken; vermengen; in verband brengen met |
karaseki-乾咳 | het kuchen om aandacht te trekken |
karasuguchi-烏口 | (lett. kraaienbek) tekenpen; trekpen (voor tekenen met inkt) |
karidasu-駆り出す | (iem.) pressen [pushen; aansporen] om iets te doen; ronselen; rekruteren |
karisuma-カリスマ | charisma; charme; aantrekkingskracht |
karukyureitā-カルキュレーター | calculator; rekenmachine |
kasha-仮借 | een fonetisch leenteken (gebruikt om een ander woord te maken, zonder rekening te houden met het semantische aspect ervan) |
kashi-瑕疵 | (jur.) gebrek; nalatigheid |
kashi-貸し | lening; huur; rekening; schuld |
kashikoshi-貸し越し | openstaande rekening; het rood staan |
kassui-渇水 | watertekort; watergebrek; droogte |
katawa-片端 | (iemand met) een lichaamsgebrek |
kauntā-カウンター | telmachine; rekenmachine |
kawasekessai-為替決済 | deviezenverrekening |
kawazan'yō-皮算用 | te optimistische [irrealistische] berekeningen |
kazoe-数え | leeftijd berekend volgens traditioneel Japans systeem (van één jaar oud bij de geboorte, met één jaar toegevoegd bij elk nieuwjaar) |
kazoechigaeru-数え違える | zich verrekenen [vertellen]; verkeerd berekenen |
kazoedoshi-数え年 | leeftijd berekend volgens traditioneel Japans systeem (van één jaar oud bij de geboorte, met één jaar toegevoegd bij elk nieuwjaar) |
kazoeru-数える | tellen; optellen; berekenen |
kedo-けど | toch? (een partikel aan het eind van een elliptische zin waarmee de reactie van de gesprekspartner gepeild wordt) |
keibō-閨房 | slaapkamer; vrouwenvertrek; boudoir |
keijō-啓上 | het (iem.) respectvol toespreken [aanspreken]; het woord richten tot iemand |
keijō-計上 | het opnemen van alle kosten [bedragen] in een totale berekening |
keijōshūshi-経常収支 | saldo op lopende rekening |
keiren-痙攣 | stuiptrekking; spasme; kramp |
keisan-計算 | berekening; telling |
keisanki-計算機 | rekenmachine; calculator |
keisanshaku-計算尺 | rekenliniaal; schuifmaat |
keisansuru-計算する | berekenen |
keisanzuku-計算尽く | berekenend; met voorbedachten rade; overwogen |
kekkan-欠陥 | nalatigheid; tekortkoming; gebrek; onvolkomenheid; defect; tekort; ontoereikendheid |
kenasu-貶す | afkraken; afbrekende kritiek hebben op; kleineren |
kenchikusuru-建築する | bouwen; optrekken |
kendon-慳貪 | gebrek aan mededogen; wreedheid; onvriendelijkheid; kwaadaardigheid |
kenji-検字 | index in kanji woordenboeken gebaseerd op het totale aantal penseelstreken |
kensetsusuru-建設する | bouwen; vervaardigen; opzetten; optrekken; oprichten |
kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om een jonger iemand aan te spreken in (bijv. een brief) |
kenzan-検算 | het controleren [nakijken] van een berekening |
ken'in-牽引 | tractie; het trekken; slepen |
ken'insha-牽引車 | sleepwagen; trekker; truck |
ken'insha-牽引車 | pionier; voortrekker |
keppai-欠配 | gebrek [tekort] aan rantsoenen; niet-levering van rantsoenen; het niet uitbetalen van salarissen; het opschorten van lonen |
kera-螻蛄 | veenmol; aardkrekel (Gryllotalpa orientalis) |
kesshū-結集 | samentrekking; bijeenbrenging; mobilisatie; verbinding |
kessoku-結束 | het dragen [aandoen; aantrekken; aangespen] van kleding en wapenrusting |
kētaringu-ケータリング | catering; proviandering; maaltijdverstrekking |
ketsuban-欠番 | ontbrekend [weggelaten; overgeslagen] nummer [getal] |
ketsuin-欠員 | vacature; openstaande betrekking [positie; post] |
ketsujo-欠如 | gebrek; tekort; afwezigheid (van iets); ontbering |
ketsuraku-欠落 | gebrek (aan); het ontbreken (van); gemis |
ketsurei-欠礼 | het nalaten iemand te begroeten [te complimenteren]; gebrek aan respect [beleefdheid; manieren] |
ki-毀 | (in kanji combinaties) breken; vernieling; beschadiging; schade |
kichi-貴地 | (beleefd) plaats [stad; land] van de gesprekspartner |
kigae-着替え | het omkleden; andere kleren aantrekken |
kigaeru-着替える | zich omkleden; andere kleren aantrekken |
kihaku-希薄 | gebrek aan enthousiasme [aandacht; inhoud]; slap [ongeïnteresseerd] zijn |
kikazaru-着飾る | zich mooi aankleden; zich opdoffen [uitdossen]; mooie [sjieke] kleren aantrekken |
kikengachi-棄権勝ち | (judo) overwinning door terugtrekking van de tegenstander |
kikitogameru-聞き咎める | terechtwijzen; berispen; aanmerkingen hebben (op); in twijfel trekken (wat iemand zegt) |
kimekomu-決め込む | veronderstellen; zonder meer aannemen; overtuigd zijn van; voorbarige conclusies trekken |
kinchi-錦地 | (beleefde wijze van aanduiden van de woon- of verblijfplaats van de gesprekspartner) uw woonplaats [adres] |
kinketsu-金欠 | geldgebrek |
kinnō-金納 | contant betaling; afrekening in contant geld |
kinshuku-緊縮 | samentrekking; inkrimping |
kin'yūkanjō-金融勘定 | financiële rekening(en) |
kin'yūshūshi-金融収支 | financieel saldo; het saldo van een financiële rekening |
kiokure-気後れ | verlegenheid; gêne; schroom; gebrek aan zelfvertrouwen |
kirema-切れ間 | onderbreking; pauze |
kireme-切れ目 | pauze; onderbreking |
kireru-切れる | breken; splijten; barsten |
kireru-切れる | doorsnijden; afbreken; verbreken |
kirikōjō-切り口上 | stijf [formeel] taalgebruik [spreken] |
kiru-切る | ophouden; beëindigen; ophangen; verbreken; afbreken; uitdoen; uitzetten; (iem.) ontslaan |
kiru-着る | aantrekken [dragen] (van kleding, vanaf de schouders) |
kiryō-器量 | iemands uiterlijk [gelaatstrekken] |
kisama-貴様 | (denigrerende, vaak uitscheldende, term gebruikt door mannen, om iemand aan te spreken die zijn mindere of gelijke is) jij; jij schoft [klootzak] |
kisan-起算 | het tellen [(be)rekenen] vanaf een datum |
kitsuke-着付け | het correct aantrekken en dragen van een kimono |
kizoku-帰属 | jurisdictie; toerekening; toekenning |
kizuku-築く | bouwen; oprichten; optrekken; opzetten; aanleggen; in elkaar zetten |
kobotsu-毀つ | breken; vernielen; beschadigen |
kochira-此方 | deze kant (dichtbij de spreker); hier; deze |
kochiranohanashi-こちらの話 | het onderwerp van gesprek |
kōchisho-拘置所 | huis van bewaring (voor gedaagden in hechtenis; en veroordeelden in afwachting van de hoogste strafvoltrekking in Japan) |
kōchōryoku-抗張力 | trekkracht |
kōdai-広大 | uitgestrektheid; grootsheid |
kodōgu-小道具 | (theater) rekwisieten; meubels, gereedschap, etc. gebruikt op het podium |
kodōgu-小道具 | (afk. voor) rekwisiteur; toneelknecht |
kodōgukata-小道具方 | rekwisiteur; toneelknecht |
kōdoku-講読 | leescollege (met tekstverklaring en discussie als onderdelen); het gezamenlijk een tekst lezen en bespreken |
kōdokusuru-講読する | gezamenlijk een tekst lezen en bespreken |
koe-肥 | mest; gier; drek |
kōfun-口吻 | manier van spreken; suggestie |
kōhatsu-後発 | het later vertrekken [starten; beginnen; deelnemen]; volgen |
koibana-恋ばな | gesprekjes (m.n. van meisjes) over elkaars liefdes(avonturen) |
kojin'yokin-個人預金 | particuliere rekening; persoonlijke storting |
kōjo-控除 | aftrek; korting |
kōkatsu-広闊 | weidsheid; uitgebreidheid; uitgestrektheid |
kōkatsu-狡猾 | sluw [listig; berekenend; geslepen] zijn |
koko-ここ | hier; deze plaats (dichtbij de spreker) |
kokusaidenwa-国際電話 | internationaal gesprek; telefoongesprek uit het buitenland |
kokusaikankei-国際関係 | internationale betrekkingen |
komeru-込める | (zich) concentreren op; betrekken (bij); invoegen; bijvoegen; bijtellen; meetellen |
konna-こんな | zulke; zo'n; zoals dit [deze] (dichtbij de spreker) |
kono-この | dit; deze (dichtbij de spreker) |
konzetsusuru-根絶する | uitroeien; ontwortelen; met wortel en al uittrekken; verdelgen |
koorogi-蟋蟀 | krekel |
kore-此れ | dit; deze (dichtbij de spreker) |
kōru-コール | telefoontje; telefoongesprek |
kōrubakku-コールバック | uitnodiging om terug te komen (voor een tweede sollicitatiegesprek, auditie, etc.) |
kōrushijō-コール市場 | call (money) markt (waar kortlopende, direct opzegbare, leningen worden verstrekt tussen banken en andere financiële instellingen) |
koryosuru-顧慮する | in overweging nemen; overwegen; rekening houden met |
kōryū-交流 | sociale [culturele] betrekkingen [relaties; uitwisseling] |
kosekishōhon-戸籍抄本 | uittreksel van het familieregister (m.b.t. gegevens van één familielid daarin) |
kōshi-講師 | docent (hoger onderwijs); spreker; iemand die een lezing geeft |
koshirae-拵え | (toneel) zich aankleden; kostuum aantrekken; make-up aanbrengen, e.d. |
kōshō-交渉 | onderhandeling(en); discussie; gesprekken |
kosui-狡い | gierig; vrekkig |
kosuto・infure-コスト・インフレ | kosteninflatie (inflatie als gevolg van doorberekenen van de stijging van de productiekosten aan de consument) |
kosuto・infurēshon-コスト・インフレーション | kosteninflatie (inflatie als gevolg van doorberekenen van de stijging van de productiekosten aan de consument) |
kōtai-後退 | terugtocht; aftocht; terugtrekking |
kōtaisuru-後退する | zich terugtrekken; teruggaan; rechtsomkeer maken |
kotchi-こっち | deze kant (dichtbij de spreker); hier; deze |
kotobajiri-言葉尻 | verspreking |
kotobatsuki-言葉つき | taalgebruik; woordkeus; manier van spreken |
kotokaku-事欠く | tekort komen, gebrek hebben aan; missen; ontberen |
kotozuke-言付け | gerucht; roddel; kwaadsprekerij |
koudaimuhen-広大無辺 | grenzeloosheid; oneindigheid; uitgestrektheid |
kowareru-壊れる | kapotgaan; (af)breken; gebroken worden |
kowasu-壊す | kapotmaken; stukmaken; vernielen; breken |
kōza-口座 | een (bank)rekening |
kubihiki-首引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
kubippiki-首っ引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
kuchibaya-口早 | het snel spreken [kletsen]; ratelen |
kuchibeta-口下手 | ongearticuleerd [onwelsprekend] zijn; het slecht spreken |
kuchibeta-口下手 | een slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kuchibuchōhō-口不調法 | ongearticuleerd [onwelsprekend] zijn; het slecht spreken |
kuchibuchōhō-口不調法 | slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kuchidomesuru-口止めする | iemand het zwijgen opleggen; iemand verbieden te spreken |
kuchigitanai-口汚い | (van spreken) vulgair; schunnig; grof; scherp; bijtend |
kuchigōsha-口巧者 | goede spreker |
kuchigotaesuru-口答えする | tegenspreken; weerwoord geven |
kuchiguse-口癖 | manier van praten [spreken] |
kuchihatchō-口八丁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
kuchijōzu-口上手 | goede spreker; vlotte prater |
kuchimae-口前 | manier van spreken; wat er gezegd is [wordt] |
kuchiura-口裏 | de ware betekenis van [achter] (iemand's) woorden of gesprek |
kuchizamishii-口寂しい | (lett. eenzame mond) hongerig zijn; trek [zin] hebben (in eten, een sigaret, etc.) |
kuike-食い気 | eetlust; trek |
kuinige-食い逃げ | (in een restaurant) het niet betalen van je consumpties (eten en drinken); weglopen zonder de rekening te betalen |
kuinigesuru-食い逃げする | (in een restaurant) je consumpties (eten en drinken) niet betalen; weglopen zonder de rekening te betalen |
kuitaosu-食い倒す | opsouperen (van een erfenis, spaarrekening, e.d.) |
kumiageru-汲み上げる | rekening houden met; in aanmerking [overweging] nemen |
kumoyuki-雲行き | bewegen [voorbijtrekken; overdrijven; naderbijkomen] van wolken |
kunihara-国原 | uitgestrekt gebied |
kurai-位 | een berekeningsgraad |
kuraidori-位取り | nummer (4) bij het rekenen met de abacus |
kuraizuke-位付け | nummer 4 bij het rekenen met de abacus |
kuri-庫裏 | de woonvertrekken van (boeddhistische) monniken in een tempel |
kuriyoseru-繰り寄せる | naar je toe trekken; binnenhalen |
kuromaku-黒幕 | belangrijke figuur op de achtergrond; iemand die achter de schermen aan de touwtjes trekt |
kurosu・bankā-クロス・バンカー | (golf) lang uitgerekte bunker die zich dwars over de breedte van de baan uitstrekt |
kusahibari-草雲雀 | soort (veld)krekel (Paratrigonidium bifasciatum) |
kusasu-腐す | kwaad spreken (over) |
kusawake-草分け | pionier; baanbreker; voorloper; kolonist |
kutsunugi-靴脱ぎ | pplek (in huis) om je schoenen uit te trekken (en neer te zetten) |
kuzusu-崩す | slopen; afbreken; breken (ook fig.) |
kyakuyose-客寄せ | attractie [actie] om klanten [publiek] te trekken |
kyakuyosepanda-客寄せパンダ | attractie; trekpleister; publiekstrekker |
kyatchifon-キャッチフォン | wisselgesprek (signaal waarschuwt voor tweede binnenkomend gesprek) |
kyōgenmawashi-狂言回し | iemand die achter de schermen werkt [aan de touwtjes trekt] |
kyōki-狂気 | waanzin; krankzinnigheid; ontoerekeningsvatbaarheid |
kyūjin-求人 | rekrutering; werving (voor een baan); vacature; het zoeken naar personeel |
kyūkei-休憩 | pauze; rust; interval; onderbreking |
kyūsai-休載 | tijdelijke onderbreking van de publicatie van een artikelenreeks (in een krant of tijdschrift) |
kyūsuru-窮する | arm worden; tot armoede vervallen; geldgebrek hebben |
magajin・rakku-マガジン・ラック | tijdschriftenrek; lectuurbak |
maguso-馬糞 | paardenvijg; paardenmest; paardendrek |
makuai-幕間 | pauze; onderbreking; rust |
manman-漫漫 | uitgestrekt [grenzeloos; onmetelijk groot] zijn |
marude-丸で | (precies) zoals; bijna hetzelfde als; zo goed als; bij wijze van spreken |
matorikkusu-マトリックス | (wiskunde) matrix (systeem van waarden voor toepassing van rekenkundige regels) |
matou-纏う | dragen; aanhebben; aantrekken; ingepakt zijn; gehuld zijn (in) |
matsumushi-松虫 | een (den)krekel (Xenogryllus marmoratus) |
mawari-回り | ronde; omgeving; omtrek; buurt |
mazekaesu-混ぜ返す | interrumperen; iemand onderbreken; spottende opmerkingen maken |
mazui-不味い | lelijk; onaantrekkelijk |
medatsu-目立つ | opvallen; in het oog vallen; de aandacht trekken |
megafon-メガフォン | megafoon; luidspreker |
megahon-メガホン | megafoon; luidspreker |
meguru-巡る | omgeven; omringen; om (iets) heen trekken |
meguru-巡る | rondtrekken; bezoeken; her en der rondlopen |
mehana-目鼻 | ogen en neus; gelaatstrekken |
mehanadachi-目鼻立ち | gelaatstrekken |
mendan-面談 | interview; vraaggesprek |
mengo-面晤 | persoonlijk gesprek; persoonlijke ontmoeting |
menkai-面会 | (vraag)gesprek; ontmoeting; bespreking |
menokokanjō-目の子勘定 | hoofdrekenen; het uit het hoofd berekenen |
menokozan-目の子算 | hoofdrekenen; het uit het hoofd berekenen |
meutsuri-目移り | afgeleid zijn; gebrek aan concentratie; besluiteloosheid |
miai-見合い | een ontmoeting om een toekomstig huwelijk te bespreken |
mibiiki-身贔屓 | bevoorrechting; voortrekkerij; vriendjespolitiek; nepotisme |
midana-網棚 | bagagerek (in treinen, bussen, e.d.) |
mikirihassha-見切り発車 | voortijdig vertrek van een trein (voordat alle passagiers aan boord zijn) |
mikomi-見込み | voorspelling; verwachting; berekening; (in)schatting |
mikomu-見込む | verwachten; voorspellen; berekenen; (in)schatten |
mime-見目 | uiterlijk; voorkomen; gezicht; gelaatstrekken |
mimitchii-みみっちい | gierig; vrekkig |
minikui-醜い | lelijk; onooglijk; onaantrekkelijk; afzichtelijk |
miryoku-魅力 | charme; aantrekkingskracht; bekoring |
miryokuteki-魅力的 | charmant; aantrekkelijk; bekoorlijk |
mishūnyūkin-未収入金 | openstaande rekening |
misshingu・rinku-ミッシング・リンク | ontbrekende schakel (in de evolutietheorie, een fossiele overgangsvorm) |
mitogameru-見咎める | betwijfelen; in twijfel trekken; iets aan te merken hebben |
mitorizan-見取り算 | een berekening maken op een abacus (houten telraam) |
mitsugi-密議 | geheim overleg; conclaaf; vertrouwelijk gesprek |
mitsumori-見積もり | schatting; beraming; berekening; citaat |
mitsumorisho-見積り書 | schriftelijke schatting [berekening; citaat] |
mitsumoru-見積もる | schatten; berekenen |
mizubusoku-水不足 | watertekort; watergebrek |
mochikomu-持ち込む | voorstellen; iem. benaderen; aanspreken |
mochiron-勿論 | natuurlijk; zeker; vanzelfsprekend |
moku-黙 | (in kanji combinaties) zwijgen; niet spreken |
mokudoku-黙読 | het stillezen (het lezen van een tekst zonder deze uit te spreken) |
momiai-揉み合い | schermutseling; worsteling; geduw en getrek |
monkī・bijinesu-モンキー・ビジネス | apenstreken; kattenkwaad |
monohoshi-物干し | wasrek; droogrek |
monoii-物言い | manier van spreken; taal |
monomonoshii-物物しい | opvallend; opzichtig; de aandacht trekkend; pretentieus |
monomōsu-物申す | spreken; protesteren; klagen |
mononomigotoni-物の見事に | duidelijk; vanzelfsprekend; levendig |
monotori-物取り | dief; rover; inbreker |
morarisuto-モラリスト | moralist; zedenmeester; zedenpreker |
mōshiageru-申し上げる | (nederige vorm voor 言う) zeggen; spreken |
moshimoshi-もしもし | pardon (bij het aanspreken van iemand die je niet kent) |
mōsu-申す | (nederig werkwoord voor 言う) zeggen; spreken |
muchi-無知 | onwetendheid; gebrek aan kennis |
muketsu-無欠 | zonder gebreken |
mune-旨 | betekenis; strekking; bedoeling; instructie; bevel |
murashigure-村時雨 | (voorbijtrekkende) hevige herfstregen (van korte duur) |
muron-無論 | zeker; natuurlijk; ongetwijfeld; vanzelfsprekend |
musai-無才 | onbekwaamheid; gebrek aan talent [kennis] |
mushi-虫 | insect; krekel; mot; worm; rups |
mushiru-毟る | plukken; (af)trekken; scheuren |
mushiryoku-無資力 | gebrek aan kapitaal [vermogen]; zonder geld [vermogen] |
nagabanashi-長話 | het lang praten; een lang gesprek [verhaal] |
nagabanashisuru-長話する | lang praten; een lang gesprek voeren [hebben] (met) |
nagarearuku-流れ歩く | ronddwalen; rondzwerven; rondtrekken |
nagaremono-流れ者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
nagashiita-流し板 | afdruipplaat; afdruiprek |
nai-無い | niet hebben; niet bezitten; ontbreken |
naishobanashi-内緒話 | een onderonsje; een privé [geheim] gesprek |
naisu・midi-ナイス・ミディ | leuke [aardige; aantrekkelijke] vrouw van middelbare leeftijd |
naisu・midoru-ナイス・ミドル | leuke [aardige; aantrekkelijke] man van middelbare leeftijd |
najiru-詰る | uitschelden; een standje geven; kritisch aanspreken [ondervragen] |
nakayasumi-中休み | pauze; koffiepauze; lunchpauze; korte onderbreking (van werkzaamheden, maar ook van regen, etc.) |
nakumushi-鳴く虫 | een krekel; sprinkhaan |
nakunaru-無くなる | niet meer zijn; ontbreken; weg zijn; niet meer doen |
namaru-訛る | met een accent spreken [praten]; verbasteren; iets verkeerd uitspreken |
nankuse-難癖 | fout; gebrek; defect; zwakke plek |
nanoru-名乗る | in de derde persoon (met naam) spreken over zichzelf |
naruhodo-成る程 | (een uitroep ter instemming van wat een ander zegt) jazeker; inderdaad; vanzelfsprekend; natuurlijk |
naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
natsudori-夏鳥 | zomervogels; trekvogels die in de zomer komen nestelen [zich voortplanten], en in de herfst wegtrekken naar warmere streken om te overwinteren |
natsuyase-夏痩せ | gewichtsverlies in de warme zomer (door gebrek aan eetlust, slaap, e.d.); afvallen in de zomer wanneer het warm [heet] is |
nebusoku-寝不足 | slaapgebrek |
neitibu-ネイティブ | (afkorting voor) native speaker; moedertaalspreker |
neitibu・supīkā-ネイティブ・スピーカー | moedertaalspreker; native speaker |
nekorobu-寝転ぶ | (op de grond) gaan liggen; plat [uitgestrekt] liggen |
nekosogi-根刮ぎ | ontworteling; het met wortel en al uit de grond trekken |
nema-寝間 | slaapkamer; slaapvertrek |
nesoberu-寝そべる | uitgestrekt [languit] liggen (op buik of zij) |
neya-閨 | slaapkamer; slaapvertrek (m.n. van echtparen) |
nichibeikankei-日米関係 | de Japans-Amerikaanse betrekkingen |
nichirankankei- 日蘭関係 | de Japans-Nederlandse betrekkingen |
nigiriya-握り屋 | een zuinig [gierig] iemand; een vrek [krent; gierigaard] |
ningenkankei-人間関係 | (inter)menselijke relaties [betrekkingen] |
ningyōtsukai-人形遣い | (fig.) degene die aan de touwtjes trekt; degene die (achter de schermen) de touwtjes in handen heeft |
ninsō-人相 | gelaatstrekken; gezichtsuitdrukking; fysionomie |
nitsukeru-煮付ける | (groente en vis) goed (laten) doorkoken (in bouillon of sojasaus, zodat de smaak er goed intrekt) |
nobasu-伸ばす | langer maken; (uit)rekken; uitstrekken; laten groeien (van haar) |
nobeita-延べ板 | brede plank die wordt gebruikt om dingen op uit te rekken (b.v. voor het uitrollen van noedels) |
nōben-能弁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
noberu-延べる | (uit)strekken; (uit)spreiden; openvouwen |
nobiru-伸びる | groeien; langer worden; zich uitstrekken |
nobori-上り | perron waar de treinen naar de stad vertrekken; een weg richting de stad |
noridasu-乗り出す | uitvaren (schip); vertrekken; op weg [pad] gaan; van start gaan |
nozokikarakuri-覗き機関 | kijkkast; kijkdoos; rarekiek |
nozokimegane-覗き眼鏡 | kijkkast; kijkdoos; rarekiek |
nukeagaru-抜け上がる | terugtrekken van de haarlijn; kaal worden vanaf het voorhoofd |
nukeru-抜ける | verliezen; missen; ontbreken |
nukeru-抜ける | verlaten; opgeven; terugtrekken; ontvluchten |
nukidasu-抜き出す | ergens iets uittrekken; eruit halen |
nuku-抜く | verwijderen; uittrekken |
nuku-抜く | selecteren; een uittreksel maken |
nuku-抜く | doorboren; doorbreken |
nunobiki-布引き | het uitrekken van stof |
nusubito-盗人 | dief; inbreker |
nusutto-盗人 | dief; inbreker |
nyūkin-入金 | het (geld) storten op eigen rekening |
ōbādorafuto-オーバードラフト | bankschuld; debet(saldo); voorschot op een lopende bankrekening |
ōbāfurō-オーバーフロー | (informatica) overloop; overflow (wanneer een berekend getal te groot is om te kunnen worden opgeslagen) |
ōchaku-横着 | lui [een lijntrekker] zijn; slordig zijn |
ohon-おほん | ahum (uitroep om aandacht te trekken) |
okame-お亀 | een dikke alledaagse [niet mooie; niet aantrekkelijkuitziende] vrouw; (een masker of beeldje van) een vrouw met dikke wangen en een platte neus |
okera-螻蛄 | veenmol; aardkrekel (Gryllotalpa orientalis) |
okizari-置き去り | het vertrekken van een echtgenoot die zijn vrouw verlaat |
okuribi-送り火 | ceremonieel vuur [fakkels] om de zielen van de overledenen bij hun vertrek uit te zwaaien |
omodachi-面立ち | gezicht; gelaatstrekken; uiterlijk; uiterlijke kenmerken |
omowa-面輪 | gezicht; gelaatstrekken |
omozashi-面差し | uiterlijk; gezicht; gelaatstrekken |
onamidachōdai-お涙頂戴 | tranentrekker; smartlap; melodrama; sentimenteel verhaal [liedje; programma] |
oneesan-お姉さん | (iemand aanspreken met) zus; mevrouw; juffrouw |
onkochishin-温故知新 | lessen trekken uit het verleden; nieuwe ideeën krijgen door de geschiedenis te bestuderen |
ooyoso-大凡 | basis; grondslag; (bij) benadering; in grote trekken; in het algemeen; ruwweg |
ōpun・akaunto-オープン・アカウント | open rekening (waarbij transacties pas achteraf en periodiek worden verrekend) |
ōpun・pojishon-オープン・ポジション | vacante positie [functie; betrekking]; vacature |
oreru-折れる | gebroken [gevouwen] worden; afbreken |
oriai-折り合い | relatie; verstandhouding; wederzijdse betrekkingen |
orikomizumi-織り込み済み | voorzien; ergens (van te voren) rekening mee houden; in aanmerking nemen; incalculeren (bij de planning) |
orikomu-織り込む | in aanmerking nemen; rekening houden met |
oriru-下りる | opgeven; (zich) terugtrekken; stoppen (met); vallen (fig.) |
oru-折る | breken; afbreken; plukken |
oshi-啞 | stom zijn; niet kunnen spreken |
oshiiru-押し入る | binnendringen; inbreken (b.v. in een huis) |
oshikomu-押し込む | binnenvallen; inbreken |
ossharu-仰る | (erend werkwoord voor 言う) zeggen; spreken |
otafuku-お多福 | een dikke alledaagse [niet mooie; niet aantrekkelijkuitziende] vrouw; (een masker of beeldje van) een vrouw met dikke wangen en een platte neus |
otokomusubi-男結び | mannenknoop, een platte knoop waarbij de eerste knoop en de tweede knoop evenwijdig lopen (is niet makkelijk los te trekken) |
otokozuki-男好き | aantrekkelijk voor mannen |
paburikku・rirēshonzu-パブリック・リレーションズ | public relations; zakelijke betrekkingen |
paionia-パイオニア | pionier; baanbreker; wegbereider |
pajama・kōru-パジャマ・コール | nachtelijk telefoontje; een telefoongesprek 's avonds laat |
papa-パパ | een woord gebruikt door een vrouw om haar man of minnaar aan te spreken |
perapera-ぺらぺら | (onomatopee) vloeiend (een taal spreken); veel [snel] pratend; welbespraakt |
piketto-ピケット | stakingspost (wacht om stakingsbrekers tegen te houden) |
pī・āru-ピー・アール | (public relations) pr; zakelijke betrekkingen |
pī・eruhō-ピー・エル法 | (Product Liability Law) productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
porutamento-ポルタメント | portamento (een muziekterm die aangeeft dat een toon zonder onderbreking moet overlopen in een andere toon) |
pōzu-ポーズ | pauze; onderbreking |
purēgaido-プレーガイド | ticketbureau; plaatsbesprekingsbureau; kaartverkoper |
ranningu・akaunto-ランニング・アカウント | rekening-courant |
rapukon-ラプコン | radar approach control (controleert aanvlieg- en vertrekroutes van het luchtverkeer) |
ratenkei-ラテン系 | behorend tot Latijns (of Romaans) sprekende etnische groepen |
ratenminzoku-ラテン民族 | Latijns (of Romaans) sprekende etnische groepen |
raudosupīkā-ラウドスピーカー | luidspreker |
rekijitsu-暦日 | kalenderdag gerekend van middernacht tot de volgende middernacht |
ribēto-リベート | rabat; korting; aftrek |
ridatsu-離脱 | afscheiding; terugtrekking; onthouding; het afstand doen van |
rikurūto-リクルート | rekruut (soldaat); nieuwkomer |
rikurūto-リクルート | (aan)werven; rekruteren |
rikyō-離京 | het vertrek uit [het verlaten van] de hoofdstad [Kyoto; Tokio] |
rikyōsuru-離京する | vertrekken uit de hoofdstad [Kyoto; Tokio]; de hoofdstad verlaten |
rinkaku-輪郭 | contour(en); gestalte; silhouet; profiel; omtrek; uiterlijk |
ritaia-リタイア | met pensioen gaan; zich terugtrekken |
rōkyū-老朽 | aftakeling; gebrekkigheid; seniliteit |
romansugurē-ロマンスグレー | romantisch grijs, een uitdrukking voor een aantrekkelijke man van middelbare leeftijd (met hier en daar wat grijs haar) |
ronjiru-論じる | bespreken; discussiëren (over); ruzie maken (over) |
ronten-論点 | de kern van een argument [betoog]; het onderwerp van een gesprek [discussie] |
ronzuru-論ずる | bespreken; discussiëren (over); ruzie maken (over) |
rosu・rīdā-ロス・リーダー | lokartikel; lokkertje (product dat goedkoop wordt verkocht om klanten te trekken) |
ryūjin-流人 | iemand die rondzwerft [rondtrekt] buiten het geboorteland; zwerver |
sabaku-裁く | rechtspreken; een oordeel [vonnis] vellen |
sagashimono-探し物 | iets waarnaar men op zoek is; ontbrekend [zoekgeraakt] voorwerp [artikel] |
saikei-歳計 | jaarrekening; begroting |
saikesshō-再結晶 | rekristallisatie; herkristallisatie |
saikin-細謹 | kleine onvolkomenheid; klein gebrek |
saikuroido-サイクロイド | cycloïde; radlijn; roltrek |
sairon-再論 | nogmaals een discussie [bespreking] houden (over dezelfde kwestie) |
saisansei-採算制 | systeem van aparte winstberekening (per afdeling of regio) |
sajikagen-匙加減 | rekening houdend (met); overweging; beoordeling |
sakan-盛ん | wijdverbreid [populair; in trek] zijn |
sākitto-サーキット | omtrek |
san-算 | het tellen; rekenen |
sanken-三権 | de Trias Politica; de drie machten van de staatsinrichting (de wetgevende, de uitvoerende, en de rechtsprekende macht) |
sankenbunritsu-三権分立 | de scheiding der drie machten (Trias politica) in de staatsinrichting (de wetgevende, de uitvoerende, en de rechtsprekende macht) |
sanketsu-酸欠 | zuurstofgebrek |
sanpō-算法 | rekenkunde; getallenleer; algoritme |
sanrō-参籠 | het zich terugtrekken in een tempel of schrijn (om zich te wijden aan gebed en contemplatie) |
sansen-参戦 | deelname aan een oorlog; het ten strijde gaan [trekken] |
sansensuru-参戦する | ten strijde trekken; deelnemen aan een oorlog |
sansū-算数 | rekenkunde; rekenen |
sansū-算数 | berekening |
sansūkentei-算数検定 | rekenvaardigheid test |
sansuru-算する | tellen; calculeren; berekenen |
santei-算定 | berekening; calculatie; beraming |
sarakin-サラ金 | woekeraar; verstrekker van consumentenkredieten |
saru-去る | vertrekken; (ver) weggaan |
sashizuninbaraitegata-指図人払い手形 | rekening [nota] (betaalbaar) aan order [toonder]; toonderpapier |
satchi-察知 | gevolgtrekking; (logische) conclusie; afleiding; deductie |
seigō-正号 | plus; het plus (+) symbool (bij rekenen) |
seikatsukyū-生活給 | loon berekend op basis van de kosten van levensonderhoud van de werknemer (rekening houdend met leeftijd, dienstjaren en gezinssituatie) |
seikyūsho-請求書 | rekening; factuur; debetnota |
seisan-清算 | schikking; vereffening van een rekening [schuld] |
seisan-精算 | aanpassing; verrekening |
seisangaku-精算額 | aangepast [verrekend] bedrag |
seisanki-精算機 | automaat waarmee je het te weinig of teveel betaalde bedrag van je treinkaartje kunt verrekenen |
seisansho-精算書 | rekeningoverzicht; bankafschrift |
seisansuru-精算する | aanpassen; verrekenen |
seizen-西漸 | westwaartse beweging; het naar het westen gaan [trekken] |
seizōbutsusekininhō-製造物責任法 | productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
sekibun-積分 | integraal berekening |
sekkusu・apīru-セックス・アピール | (seksuele) aantrekkingskracht |
sekkyōsha-説教者 | preker; prediker |
sekushī-セクシー | sexy; seksueel aantrekkelijk |
semi-蝉 | cicade; krekel |
sendenkā-宣伝カー | reclamewagen; luidsprekerwagen |
sengi-詮議 | discussie; beraadslaging; overleg; bespreking; overweging |
seninshitsu-船員室 | scheepsruimte [scheepsvertrek] voor de bemanning |
senka-船架 | scheepshelling; dok; lier om kleine boten op het land te trekken |
senkakusha-先覚者 | pionier; baanbreker; voortrekker; ziener |
senkusha-先駆者 | pionier; baanbreker; wegbereider |
sennuki- 栓抜き | flessenopener; flesopener; kurkentrekker |
senpatsu-先発 | het als eerste vertrekken [starten; beginnen; deelnemen]; voor(af)gaan |
seppuku-切腹 | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel harakiri genoemd) |
sesshō-折衝 | onderhandeling(en); gesprekken |
seyaku-施薬 | (verstrekking van) gratis medicijnen |
shaba-車馬 | trekpaard; werkpaard |
shafu-車夫 | de man die een riksja trekt |
shajishitsu-写字室 | scriptorium; schrijfvertrek in kloosters |
shakō-社交 | sociaal leven; sociale omgang [betrekkingen] |
shakuryō-酌量 | afweging; overweging; het rekening houden met |
shibuchin-渋ちん | een vrek; gierigaard; gierig [vrekkig] persoon |
shigaidenwa-市外電話 | interlokaal (telefoon)gesprek |
shigo-私語 | privé [geheim] gesprek |
shigokinshi-私語禁止 | verbod op privégesprekken op het werk |
shihatsu-始発 | de eerste trein [bus] die vertrekt (van het station; de halte) |
shihōken-司法権 | de rechterlijke [rechtsprekende] macht (één van de drie machten van de staat) |
shikatabanashi-仕方話 | gesticulatie; het praten en tegelijk gebaren maken; spreken met veel lichaamstaal |
shikinbusoku-資金不足 | onvoldoende (monetaire) middelen; gebrek aan fondsen [geld; kapitaal] |
shikiru-仕切る | rekeningen vereffenen |
shimau-仕舞う | (arch.) het afbetalen van rekeningen aan het eind van het jaar |
shimeitsūwa-指名通話 | een persoonlijk gesprek (telefoon) |
shinaidenwa-市内電話 | lokaal (telefoon)gesprek |
shinausu-品薄 | gebrek [tekort] aan goederen [voorraad] |
shinden-寝殿 | woonhuis (van een paleis); slaapvertrek (van de keizer) |
shinjin-新人 | nieuweling; nieuwkomer; nieuw lid; rekruut; novice; groentje |
shinkanshōkai-新刊紹介 | boekrecensie; boekbespreking |
shinkui-身口意 | (in Boeddhisme) een woord voor het menselijk handelen, n.l. doen, spreken en denken (lett. lichaam, mond en geest) |
shinpatsusuru-進発する | starten; vertrekken; op weg gaan; opmarcheren |
shinpei-新兵 | nieuwe rekruut [dienstplichtige]; groentje |
shinshinsōshitsu-心神喪失 | ontoerekeningsvatbaarheid |
shinshitsu-寝室 | slaapkamer; slaapvertrek |
shintakukanjō-信託勘定 | trust rekening; trust boekhouding |
shinwaryoku-親和力 | affiniteit; (chemische) aantrekkingskracht |
shisan-試算 | proefberekening; voorlopige [eerste] berekening |
shisankanjō-資産勘定 | een activarekening; boekhoudrekening van activa |
shīsō・gēmu-シーソー・ゲーム | een heen-en-weer gaande strijd; getouwtrek om de overwinning; strijd waarbij dan weer de ene partij de overhand heeft, dan weer de andere |
shisutemu・konpōnento-システム・コンポーネント | een stereo set [stereotoren] (bestaande uit afspeelapparatuur, versterker en luidspreker) |
shitasōdan-下相談 | voorbereidende [inleidende] gesprekken |
shitatarazu-舌足らず | onduidelijke uitspraak door spraakgebrek; slissen; lispelen |
shiten-始点 | uitgangspunt; vertrekpunt; startplaats |
shitsugen-失言 | verspreking; ongepaste opmerking |
shiwanbō-吝ん坊 | gierigaard; vrek |
shobiku-しょびく | meesleuren; met geweld meetrekken |
shōhon-抄本 | uittreksel; excerpt |
shōkeisuru-小計する | het subtotaal berekenen |
shokku・abusōbā-ショック・アブソーバー | schokdemper; schokbreker |
shokō-諸公 | (term voor het respectvol aanspreken van een aantal mensen) dames en heren; hooggeëerd publiek |
shokugen-食言 | leugen; verbreking van een belofte |
shokun-諸君 | (term voor het beleefd aanspreken van een aantal mensen, vaak m.b.t. een geheel mannelijk gezelschap) geachte aanwezigen |
shokuryōfusoku-食糧不足 | voedseltekort; voedselschaarste; voedselgebrek |
shokuyoku-食欲 | eetlust; trek |
shōman-ショーマン | publiekstrekker; publieksspeler; entertainer |
shōmanshippu-ショーマンシップ | propagandistisch talent; gave voor het publiekstrekken |
shonenhei-初年兵 | een nieuwe rekruut; soldaat in zijn eerste jaar in militaire dienst |
shoppiku-しょっぴく | meesleuren; met geweld meetrekken |
shōsha-小社 | ons bedrijf; wij (bescheiden wijze om tegen een ander over je eigen bedrijf te spreken) |
shūi-周囲 | omtrek; omvang; omgeving |
shūjigihō-修辞技法 | bij wijze van spreken |
shujō-拄杖 | rekwisiet in het No theater (lange bamboestaf) |
shūkai-周回 | de omtrek; omvang; omgeving |
shūkei-集計 | totaal berekening [optelling] |
shūkin-集金 | het ophalen van geld; het innen van een rekening; incasso |
shūkinsuru-集金する | geld ophalen; rekening(en) innen |
shukka-出火 | het begin [uitbreken] van een brand; branduitbraak |
shukkasuru-出火する | brand uitbreken; vlam vatten; in brand vliegen; ontbranden |
shukkin-出金 | het opnemen [afhalen] van geld van eigen rekening |
shukkō-出港 | vertrek uit een haven (van boten en schepen); (het) uitvaren |
shukushō-縮小 | vermindering; korting; aftrek |
shukushōsuru-縮小する | verminderen; korten; aftrekken |
shūnen-周年 | jubileum; aantal jaren dat verstreken is (sinds een bepaalde gebeurtenis) |
shuppatsu-出発 | vertrek |
shuppatsubi-出発日 | vertrekdatum |
shuppatsujikan-出発時間 | vertrektijd |
shuppatsujikoku-出発時刻 | vertrektijd |
shuppatsurobī-出発ロビー | vertrekhal; vertreklounge |
shuppatsusuru-出発する | vertrekken; op weg gaan; weggaan (uit); afreizen |
shuppatsuten-出発点 | vertrekpunt |
shushō-手抄 | handgeschreven kopie; uittreksel; samenvatting |
shūshuku-収縮 | krimp; samentrekking; contractie |
shussen-出船 | vertrek (van schepen); uitvaart (uit een haven) |
shutsuba-出馬 | (te paard) eropuit gaan [vertrekken] (b.v. naar het slagveld) |
shutsujin-出陣 | vertrek naar het slagveld [oorlogsgebied; front]; het ten strijde trekken |
shutsujinshiki-出陣式 | ceremonie voorafgaand aan het vertrek naar een slagveld [oorlogsfront] |
shutsujō-出場 | vertrekplaats |
shutsumon-出門 | vertrek; afreis |
shutsunyū-出入 | komen en gaan; aankomst en vertrek; storting en opname (van monetaire middelen) |
shuttatsu-出立 | vertrek; afreis; afvaart |
sō-相 | uiterlijk; voorkomen; verschijning; gelaatsuitdrukking; gelaatstrekken |
sōbō-僧坊 | woonvertrekken van priester in een boeddhistische tempel; (boeddhistische) priesterwoning |
sochira-そちら | die kant (dichter bij de toehoorder dan bij de spreker); daar; die |
sōdansuru-相談する | raadplegen; bespreken; overleggen |
sogan-訴願 | petitie; rekest; verzoekschrift |
sōgankyō-双眼鏡 | verrekijker |
sōkankankei-相関関係 | wederzijdse [onderlinge] betrekkingen; correlatie |
soko-そこ | daar; die plaats (dichter bij de toehoorder dan bij de spreker) |
somosomo-抑 | eigenlijk; per slot van rekening |
sonna-そんな | zulke; zo'n; zoals dat [die] (dichter bij de toehoorder dan bij de spreker) |
sono-その | dat; die (dichter bij de toehoorder dan bij de spreker) |
son'ekikeisansho-損益計算書 | winst- en verliesrekening; resultatenrekening |
sore-それ | dat; die (dichter bij de toehoorder dan bij de spreker) |
sorikaeru-反り返る | kromtrekken; vervormd raken |
soro-候 | gebruikt als hulpwerkwoord, voegt het beleefdheid toe van de spreker voor de toehoorder |
sorobandakai-算盤高い | berekenend; gierig |
sōtaiteki-相対的 | relatief; betrekkelijk |
sotchi-そっち | die kant (dichter bij de toehoorder dan bij de spreker); daar; die |
sotomawari-外回り | omgeving; omtrek |
sū-数 | (op)tellen; berekenen |
sūchi-数値 | uitkomst [resultaat] van een berekening |
suiban-推輓 | aanbeveling, aanprijzing (oorspronkelijke betekenis: een wagen vanaf de achterkant duwen, of vanaf de voorkant trekken) |
suiri-推理 | gevolgtrekking; deductie; afleiding; redenering |
suitsukeru-吸い付ける | zuigen; trekken; aantrekken (magneet); aansteken (sigaret) |
suiyoseru-吸い寄せる | (aan)trekken |
sukījī-スキージー | (Eng.: squeegee) een (rubber) ruitenwisser [vloerenwisser]; (water) trekker |
sukōkā-スコーカー | luidsprekersysteem voor middentonen |
sunatchi-スナッチ | (gewichtheffen) het trekken |
sunpyō-寸評 | een korte beoordeling [bespreking]; kort commentaar |
sūpākonpyūtā-スーパーコンピューター | supercomputer (computer met een buitengewoon grote bewerkingscapaciteit of rekenvermogen) |
supīkā-スピーカー | luidspreker; speaker |
susaru-退る | terugtreden; terugdeinzen; terugschrikken; (zich) terugtrekken |
sutēshon・kōru-ステーション・コール | een internationaal gesprek waarbij de aanvrager niet een bepaalde persoon hoeft te spreken |
sutoppu-ストップ | stop; beëindiging; onderbreking |
sutoretchi-ストレッチ | stretch; elasticiteit; rekmateriaal |
sutoretchingu-ストレッチング | rekoefeningen; het rekken van spieren |
sutoyaburi-スト破り | stakingsbreker |
suwappukyōtei-スワップ協定 | een ruilovereenkomst, waarbij de centrale banken van landen hun valuta tijdelijk aan elkaar verstrekken (om de wisselkoers te stabiliseren) |
suzumushi-鈴虫 | belkrekel (Meloimorpha japonicus) |
tabidatsu-旅立つ | op reis gaan; vertrekken |
tabidori-旅鳥 | trekvogel(s) |
tabisō-旅僧 | reizende [rondtrekkende] priester |
tachi-立ち | vertrek; start |
tachikiru-断ち切る | verbreken (b.v. van een relatie of banden) |
tachisaru-立ち去る | vertrekken; weggaan |
tadasu-正す | rechttrekken (houding, kraag, enz.); rectificeren; herstellen |
taguru-手繰る | trekken; inhalen; ophalen; binnenhalen |
tai-退 | (in kanji combinaties) terugtrekken; aftreden; ontslag nemen; krimpen; beëindigen |
taii-大意 | de kern; essentie; (hoofd)strekking; het algemene idee; een korte samenvatting |
taiin-退院 | het ontslag [vertrek] van een patiēnt uit het ziekenhuis |
taijin-退陣 | terugtrekking (van een leger) |
taijin-退陣 | terugtrekking; ontslagname; aftreden |
taijinsuru-退陣する | terugtreden; aftreden; terugtrekken |
taikai-退会 | opzegging; terugtrekking; beëindiging (van een lidmaatschap) |
taikyaku-退却 | terugtrekking; overgave |
taikyakusuru-退却する | zich terugtrekken; zich overgeven |
taikyo-退去 | vertrek; deportatie; evacuatie |
taimu・auto-タイム・アウト | time-out; (spel)onderbreking; adempauze |
tainichi-対日 | ten opzichte van [met betrekking tot] Japan; wat Japan betreft; met Japan |
tainō-怠納 | (het hebben van) een betalingsachterstand; achterstallige betaling; het in gebreke blijven |
taiseki-退席 | vertrek; (zich) terugtrekken; opstaan (uit je stoel); weggaan |
taishakutaishōhyō-貸借対照表 | (bedrijfs) balans; eindrekening |
taishitsu-退室 | het verlaten van een vertrek [kamer] |
taishokukin-退職金 | ontslagvergoeding; vertrekpremie |
taku-啄 | de zevende penseelstreek (diagonaal van rechtsboven naar linksonder) van de 永字八法 (de acht basis penseelstreken van kanji) |
tāminaru-ターミナル | (vliegveld) vertrekhal; aankomsthal |
tanrakusuru-短絡する | voorbarige conclusies trekken; te snel handelen [oordelen] |
tanshō-探勝 | sightseeing; het bezoeken van bezienswaardigheden (mooie landstreken, e.d.) |
tansho-短所 | zwakheid; tekortkoming; gebrek; zwak punt; nadeel |
tataru-祟る | vervloeken; een vloek [magische spreuk] uitspreken |
tatekomoru-立て籠もる | (zich) terugtrekken (in een kamer) |
tatoeru-例える | vergelijken; figuurlijk spreken; bij wijze van spreken |
tatsu- 絶つ | afhakken; afsnijden; afbreken; verbreken; onderbreken; stopzetten; opgeven; afzweren |
tatsu-立つ | vertrekken (van treinen, etc.) |
tayori-頼り | het vertrouwen [steunen; rekenen; zich verlaten op]; betrouwbaarheid; steunpilaar |
tayoru-頼る | vertrouwen; steunen; rekenen; zich verlaten op |
tazunemono-尋ね物 | iets waarnaar men op zoek is; ontbrekend [zoekgeraakt] voorwerp [artikel] |
tazusawaru-携わる | verwikkelen; (erbij) betrekken; zich bezighouden met; meedoen |
tebiroi-手広い | ruim; wijd; uitgestrekt |
tēburu・tōku-テーブル・トーク | tafelgesprek |
tefūkin-手風琴 | accordeon; trekharmonica; concertina |
tegata-手形 | rekening; factuur; nota |
tegatakashitsuke-手形貸付け | voorschot op promesse; lening op rekening |
tegatakōkan-手形交換 | vereffening van rekening(en) |
tegatawaribiki-手形割引 | verdiscontering van een rekening |
tegire-手切れ | het verbreken van relaties [verbindingen] |
tegokoro-手心 | discretie; consideratie; rekening houden met anderen |
teidan-鼎談 | gesprek met drie partijen; tripartiete gesprek |
teiden-停電 | stroomuitval; stroomstoring; stroomonderbreking |
teishi-停止 | stopzetting; staking; schorsing; onderbreking |
teishisuru-停止する | opschorten; onderbreken; staken |
tejimai-手仕舞い | vereffening van rekeningen |
tekishutsu-摘出 | verwijdering; extractie; uittrekking; onttrekking; eruit halen |
tekkai-撤回 | terugtrekking; terugneming; herroeping; intrekking |
tenbiki-天引き | automatische inhouding; aftrek vooraf |
tenjō-殿上 | (afk. voor) ruimtes [vertrekken] in het paleis |
tenjōnoma-殿上の間 | ruimtes [vertrekken] in het paleis |
tennyū-転入 | verhuizing [overplaatsing] (naar); intrekneming |
tenshon-テンション | (stroom)spanning; trekspanning |
teodori-手踊り | ritmische dans (zonder toneelrekwisieten) in het Kabuki theater |
terakoya-寺子屋 | (historisch, pre-modern Japan) klein klaslokaal in een tempel (om buurtbewoners basisles te geven in lezen, schrijven en rekenen) |
tesshū-撤収 | verwijdering; terugtrekking; evacuatie; het opbreken [afbreken] (van een kamp, tent) |
tēta・tēto-テータ・テート | onderonsje; vertrouwelijk gesprek; tête-à-tête |
tetorapoddo-テトラポッド | tetrapod, golfbrekerelement (vierpotig betonblok, gebruikt om de kust te beschermen tegen de zee) |
tetsubō-鉄棒 | (turntoestel) rekstok |
tettai-徹退 | terugtrekking; aftocht; ontslag(neming); pensionering |
tettai-撤退 | terugtrekking; terugtocht; aftocht; evacuatie |
tokiokosu-説き起こす | beginnen te bespreken [vertellen] |
tokubetsuhikidashiken-特別引き出し権 | speciale trekkingsrechten (certificaten in valutasysteem) |
tokubetsukaikei-特別会計 | speciale rekening (staat los van de algemene rekening en wordt beheerd door de nationale of lokale overheid in Japan) |
tooboe-遠吠え | achterklap; kwaadsprekerij; geroddel |
toonoku-遠退く | zich terugtrekken; langzaam (in de verte) verdwijnen |
toppa-突破 | doorbraak; doorbreking |
toriau-取り合う | betreffen; betrekking hebben (op); samenhangen (met) |
torikeshi-取り消し | afzegging; opzegging; terugtrekking; terugroeping; opheffing |
torikesu-取り消す | afzeggen; opzeggen; terugtrekken; terugroepen; opheffen |
torikimeru-取り決める | regelen; overeenkomen; afspreken; vaststellen |
torikomisagi-取り込み詐欺 | oplichterij; zwendel; flessentrekkerij |
torikowasu-取り壊す | neerslaan; neerhalen; vernielen; afbreken; slopen |
torikuzusu-取り崩す | afbreken; slopen |
torisageru-取り下げる | terugtrekken; afzeggen |
toriyameru-取り止める | annuleren; afzeggen; intrekken |
tōtō-滔滔 | welsprekend zijn |
tōzen-当然 | vanzelfsprekend; natuurlijk |
tsubogari-坪刈り | de totale opbrengst van een rijstveld berekend via één deel van een tsubo (ca. 3,3 m²) |
tsukedashi-付け出し | factuur; rekening |
tsukedasu-付け出す | in rekening brengen; factureren |
tsukeru-着ける | aantrekken; dragen (kleding, e.d.) |
tsukiyubi-突き指 | distorsie [verrekking; verstuiking] van een vinger [teen] |
tsukkomu-突っ込む | alles tezamen nemen (zonder onderscheid te maken); alles tegelijk in aanmerking nemen; overal rekening mee houden |
tsunahiki-綱引き | het touwtrekken |
tsuridana-吊り棚 | een hangend schap [rek] (met één of meerdere planken) |
tsurikomu-釣り込む | binnenhalen; ophalen; optillen; naar zich toe trekken |
tsūro-通路 | verbinding; relatie; betrekking |
tsūwa-通話 | telefoongesprek |
tsuzukigara-続き柄 | familierelatie; familiebetrekking; verwantschap |
uchiakebanashi-打ち明け話 | bekentenis; open en eerlijk verhaal [gesprek] |
uchiawase-打ち合わせ | voorbespreking; voorbereiding; inleidend gesprek |
uchikaesu-打ち返す | het herhaaldelijk breken (van golven op het strand) |
uchikesu-打ち消す | ontkennen; tegenspreken |
uchikiru-打ち切る | stoppen [ophouden] met; iets staken [afbreken; stopzetten] |
uchiyaburu-打ち破る | breken; kapotslaan; verbrijzelen |
uchiyoseru-打ち寄せる | slaan [rollen] tegen; overspoelen; breken (golven) |
ūfā-ウーファー | woofer (luidsprekersysteem voor lage tonen) |
ukemi-受け身 | breakfall; de val breken (verdedigende judotechniek) |
ukeou-請け負う | op zich [voor zijn rekening] nemen; (werk) aannemen |
umadashi-馬出し | een aarden wal voor een kasteel (om vertrek en aankomst van ruiters niet aan de vijand te laten zien) |
unkyū-運休 | staking [onderbreking] (b.v. van treinverkeer, e.d.) |
unpitsu-運筆 | penseelvoering; penseelbehandeling; penseelstreken |
unsui-雲水 | een rondtrekkende monnik; bedelmonnik |
unzan-運算 | wiskundige berekening; calculatie |
utagau-疑う | wantrouwen; betwijfelen; in twijfel trekken |
utsukushii-美しい | mooi; aantrekkelijk; lieflijk |
wa-話 | (in kanji combinaties) spreken; zeggen; vertellen; taal; woord; verhaall |
wadai-話題 | onderwerp van gesprek; discussiepunt; thema |
wahō-話法 | verteltrant; wijze van spreken |
wakarebanashi-別れ話 | gesprek over een scheiding [beëindiging van een relatie] |
wanman-ワンマン | één man die de leiding heeft [die alle macht naar zich toetrekt]; tiran; dictator |
waribikitegata-割引手形 | een rekening met korting; een gereduceerde rekening |
waridasu-割り出す | berekenen; uitrekenen; begroten; afleiden (uit) |
warifu-割り符 | rekening |
warikan-割り勘 | het splitsen [delen] van een rekening |
warimodosu-割り戻す | korting; aftrek; vermindering, provisie; gedeeltelijke terugbetaling |
waru-割る | splijten; delen door (rekenen) |
waru-割る | breken; kraken |
warukuchi-悪口 | belediging; scheldwoord(en); laster; roddel; kwaadsprekerij |
warusawagisuru-悪騒ぎする | druk [luidruchtig] feestvieren, zonder rekening te houden met de overlast voor anderen |
washa-話者 | spreker; verteller |
wasshoi-わっしょい | (tussenwerpsel; uitroep) hup, hup!; allemaal tegelijk! (trekken; tillen); (scheepvaart) anker op! |
wataridori-渡り鳥 | trekvogel |
watarimono-渡り者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
watō-話頭 | gespreksonderwerp; onderwerp van gesprek |
yabukeru-破ける | scheuren; breken; barsten |
yaburu-破る | (open)breken |
yaburu-破る | verbreken (stilte, etc.) |
yakuon-約音 | (taalkunde) samentrekking (van lettergrepen) |
yakusokusuru-約束する | afspreken; beloven; overeenkomen |
yakusu-約す | beloven; afspreken |
yakusuru-約する | beloven; afspreken |
yakusuru-約する | (wiskunde) aftrekken |
yakutō-薬湯 | extract; kruidenthee; aftreksel |
yamadome-山止め | verbod om de bergen in te gaan [trekken] |
yani-やに | Zeg...?; ..., zeg! (is een uitdrukking die alleen wordt gebruikt indien de spreker de luisteraar iets vertelt wat hij/zij nog niet wist en is dialect |
yarikomeru-遣り込める | iem. neerbuigend toespreken; iem. tot zwijgen brengen |
yatō-夜盗 | een nachtelijke inbraak [inbreker; indringer] |
yō-妖 | (in kanji combinaties) charmant; aantrekkelijk; bekoorlijk; betoverend; mysterieus; spookachtig; verdacht |
yobimodosu-呼び戻す | terugroepen; herroepen; intrekken |
yōbō-容貌 | gelaatstrek; gelaatsvorm; gezichtsvorm |
yogiru-過る | oversteken; doortrekken; (door)kruisen |
yokotawaru-横たわる | zich uitstrekken (over) |
yokutokuzuku-欲得ずく | dingen te doen uit eigenbelang; berekenend zijn |
yomikakisoroban-読み書き算盤 | lezen, schrijven en rekenen |
yorisugaru-寄り縋る | vertrouwen [rekenen] op |
yosebashi-寄せ箸 | eetstokjes waarmee men (kom met) een gerecht naar zich toe trekt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
yosoou-装う | (zich) (aan)kleden; aantrekken; gekleed zijn (in) |
yōyaku-要約 | samenvatting; uittreksel; overzicht |
yūben-雄弁 | welbespraaktheid; welsprekendheid |
yūbenka-雄弁家 | een begaafd redenaar; een goede [vlotte] spreker |
yūchi-誘致 | aantrekking; verlokking; verleiding |
yūchisuru-誘致する | lokken; verleiden; aantrekken |
yūdōenboku-遊動円木 | soort lange schommel (gemaakt van een boomstam hangend aan kettingen in een rek) |
yugamu-歪む | kromtrekken; vervormd zijn; buigen; verbogen zijn |
yūin-誘引 | aantrekkingskracht; verleiding; bekoring |
yukari-縁 | betrekking; relatie; verbinding; affiniteit |
yukiore-雪折れ | het (door)breken [doorzakken] (van iets) onder het gewicht van een pak sneeuw |
yukioresuru-雪折れする | (door)breken [doorzakken] (van iets) onder het gewicht van een pak sneeuw |
yūkizukeru-勇気づける | aanmoedigen; moed inspreken |
yūrekisuru-遊歴する | (rond)reizen; rondtrekken; een trip maken |
yūtai-勇退 | zich terugtrekken; vrijwillig zijn baan opzeggen; een stap terug doen; vrijwillige pensioenering |
yūtaisuru-勇退する | zich terugtrekken; vrijwillig zijn baan opzeggen; een stap terug doen; vrijwillig met pensioen gaan |
za-挫 | (in kanji combinaties) verpletteren; breken; verstuiken |
zangaku-残額 | (van een rekening) saldo; tegoed |
zangen-讒言 | laster; kwaadsprekerij; belastering; ongegronde beschuldiging |
zangensuru-讒言する | belasteren; kwaadspreken; valse beschuldigingen uiten |
zarusoba-笊蕎麦 | soba (boekweit) noedels met gedroogd zeewier (meestal geserveerd op een bamboerekje) |
zeibiki-税引き | exclusief belasting; (netto) bedrag na aftrek van belastingen |
zekka-舌禍 | verspreking; slip of the tongue |
zenmondō-禅問答 | zen raadsel (in gesprek tussen zenmeester en leerling) |
zenwa-禅話 | dialoog [gesprek; verhandeling] in het Zen Boeddhisme |
zoku-賊 | dief; inbreker; rover |
zokugara-続柄 | (spreektaal) familierelatie; familiebetrekking; verwantschap |