regen / re-gen ( de (m) | znw )
1雨
Er is dit jaar veel regen gevallen.
今年は雨がたくさん降った。
今年は雨がたくさん降った。
zware regen; stortregen
大雨
大雨
lichte regen; motregen
小雨
小雨
overvallen worden door de regen; natgeregend worden
雨に降られる
雨に降られる
zure regen
酸性雨
酸性雨
Kruisverwijzing
regen
lemma | meaning |
---|---|
agaru-上がる | ophouden; stoppen (met regenen, b.v.) |
akisame-秋雨 | herfstregen; najaarsregenbui |
akisamezensen-秋雨前線 | herfst [najaars] regenfront |
akusen-悪銭 | kwaad geld, d.w.z. geld dat op een verkeerde [misdadige; illegale] manier is verkregen [verdiend] |
amaai-雨間 | onderbroken regen; regenpauze |
amaashi-雨脚 | stromende regen (met ononderbroken strepen, als pijpenstelen); stortregen |
amaashi-雨脚 | overdrijvende regen(bui); de snelheid van een passerende regenbui |
amadare-雨垂れ | (vallende) regendruppels |
amadoi-雨樋 | goot; regenpijp |
amagappa-雨合羽 | regenjas |
amagi-雨着 | regenjas; regenkleding |
amagoi-雨乞い | ceremonie om te bidden [dansen] voor regen |
amagu-雨具 | regenuitrusting; watervaste uitrusting (bv. paraplu, regenjas, laarzen, etc.) |
amagumo-雨雲 | regenwolk; nimbus |
amagumori-雨曇り | een bewolkte [regenachtige; dreigende] lucht |
amagutsu-雨靴 | regenlaars; rubberlaars; waterdicht schoeisel |
amama-雨間 | onderbroken regen; regenpauze |
amamizu-雨水 | regenwater |
amamori-雨漏り | het lekken van regenwater; doorregenen |
amamoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amamoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amaochi-雨落ち | plek waar regendruppels van de dakrand vallen |
amatsubu-雨粒 | regendruppel |
amayadori-雨宿り | het schuilen voor de regen |
amayami-雨止み | het ophouden [stoppen] van de regen |
amayo-雨夜 | avond met regen; regenachtige avond |
amayoke-雨除け | tarpaulin; regenscherm; waterdicht zeildoek |
amazarashi-雨曝し | verweerd; aangetast [kaal geworden] door de regen |
amazora-雨空 | regenlucht (donkergrijze lucht die regen voorspelt) |
ame-雨 | regen |
ameagari-雨上がり | na de regen |
amearare-雨霰 | regen en hagel |
ameashi-雨脚 | stromende regen (met ononderbroken strepen, als pijpenstelen); stortregen |
amefuri-雨降り | regen; neerslag; regenachtig weer; regenweer |
amegachi-雨勝ち | regenachtig |
amekaze-雨風 | slagregen; striemende regen; regen en wind |
amemoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amemoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
ameonna-雨女 | de regenvrouw (een vrouw van wie wordt gezegd dat zij regen brengt [dat het altijd regent als zij komt]) |
ameotoko-雨男 | de regenman (een man van wie wordt gezegd dat hij regen brengt [dat het altijd regent als hij komt]) |
ametsubu-雨粒 | regendruppel |
ametsuyu-雨露 | regen en dauw |
ametsuzuki-雨続き | aanhoudende [voortdurende] regen |
arashigumo-嵐雲 | onweerswolk; regenwolk; donderwolk |
arau-洗う | wassen; schoonmaken; afspoelen; wegspoelen (door regen, etc.) (goed) wasbaar zijn |
ateru-当てる | (iets) blootstellen aan (zon, regen, wind, e.d.) |
bābarī-バーバリー | (kledingmerk) Burberry regenjas |
bainburakku-バインブラック | het zwarte pigment dat wordt verkregen door wijnstokken te verbranden |
baiu-梅雨 | regentijd (in Japan in begin juni) |
bijin-美人 | (bijnaam voor) regenboog |
biu-微雨 | lichte regen; motregen |
bōfūu-暴風雨 | storm; regenbuien |
doshaburi-土砂降り | zware regenval [neerslag]; plensbui; stortbui |
en'u-煙雨 | motregen |
fuji-藤 | blauweregen; wisteria |
fujinami-藤波 | bloemen van de wisteria [Blauweregen] |
fukiburi-吹き降り | regenstorm; slagregen; striemende regen |
fukikomu-吹き込む | binnen waaien; inregenen |
fukiyose-吹き寄せ | een vlaag (sneeuw, regen, stof, etc,) |
furikomerareru-降り籠められる | binnen moeten blijven omdat het regent [sneeuwt] |
furikomeru-降り籠める | regenen [sneeuwen] waardoor mensen binnen blijven |
furikomu-降り込む | naar binnen regenen [sneeuwen]; inregenen |
furishikiru-降り頻る | stortregenen; hard [voortdurend] regenen [sneeuwen] |
furisosogu-降り注ぐ | stortregenen; voortdurend (hard) regenen |
furitsuzuku-降り続く | voortdurend [onophoudelijk] regenen [sneeuwen] |
furu-降る | vallen (van regen, sneeuw, etc.) |
fūu-風雨 | wind en regen |
fūu-風雨 | een hevige regenbui met veel wind; regenstorm |
gosekke-五摂家 | de vijf regentenhuizen (voornaamste families van de Fujiwara-clan, vanaf het midden van de Kamakura-periode) |
gōu-豪雨 | slagregen; wolkbreuk; zware [hevige] regen |
gyabajin-ギャバジン | (waterdichte) gabardine, keperstof (m.n. gebruikt voor regenjassen |
gyoyu-魚油 | visolie (verkregen van sardine, haring, e.d.) |
harusame-春雨 | zachte [milde] lenteregen |
hatsushigure-初時雨 | de eerste regen na de overgang van herfst naar winter |
hitoame-一雨 | een regenbui |
hōsuiki-豊水期 | regenseizoen |
in'u-淫雨 | lange periode van zware regenval |
in'u-陰雨 | aanhoudende regen |
in'u-陰雨 | bewolkte, regenachtige lucht |
isshokenmei-一所懸命 | in de middeleeuwen de plaats die samoerai kregen als thuishaven om te leven en te werken |
isukumeru-射竦める | de vijand immobiliseren [op zijn positie vastpinnen] met een regen aan pijlen |
izaisoku-居催促 | weigering om te vertrekken [weg te gaan] (tot men zijn zin [betaling] heeft gekregen |
kanbatsu-旱魃 | (lange) periode van droogte [gebrek aan regen]; droge periode |
kanten-干天 | droog weer; droogte (lange droge periode zonder regen) |
karatsuyu-空梅雨 | een droog regenseizoen; regenseizoen met bijna geen regen |
kasa-笠 | hoofddeksel (voor bescherming tegen sneeuw, regen, sterk zonlicht, e.d.) |
kirisame-霧雨 | motregen; lichte regen |
kitsunenoyomeiri-狐の嫁入り | regenbui terwijl de zon schijnt |
koburi-小降り | lichte regenval [sneeuwval] |
kōhai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kōkai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kosame-小雨 | motregen; lichte regen |
kōsui-降水 | neerslag (regen, sneeuw, etc.) |
kōu-降雨 | regen; regenval; neerslag |
kushigaki-串柿 | gedroogde kaki's op pinnen geregen |
makkintosshu-マッキントッシュ | mackintosh, regenjas |
mimizu-蚯蚓 | regenworm; pier; aardworm |
mimizunaku-蚯蚓鳴く | het geluid van de regenwormen (in de (regenachtige) herfstnacht; wordt gebruikt als uitdrukking voor eenzaamheid) |
mino-蓑 | traditioneel Japans regenjasje [cape] gemaakt van stro |
mochi-黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
monsūn-モンスーン | regentijd; regenseizoen |
monsūn-モンスーン | slagregens; stortbuien |
murasame-村雨 | korte maar krachtige regenbui |
murashigure-村時雨 | (voorbijtrekkende) hevige herfstregen (van korte duur) |
nakayasumi-中休み | pauze; koffiepauze; lunchpauze; korte onderbreking (van werkzaamheden, maar ook van regen, etc.) |
namidaame-涙雨 | de tranen die worden vergoten als regen; een stortvloed van tranen; een tranenregen |
namidaame-涙雨 | een klein (regen)buitje |
naru-成る | bereikt [behaald; verkregen] worden; succesvol zijn |
natanezuyu-菜種梅雨 | lange periode van regen in de vroege lente |
nettaiurin-熱帯雨林 | tropisch regenwoud |
niji-虹 | regenboog |
niwakaame-俄雨 | plotselinge [heftige] regenbui |
nōgēmu-ノーゲーム | (honkbal) gestaakte wedstrijd (b.v. vanwege regen) |
nukaame-糠雨 | motregen; lichte regen |
ooame-大雨 | stortregen; zware regenval |
osagari-お下がり | term gebruikt voor de regen of sneeuw die valt tijdens de eerste drie dagen van het nieuwe jaar |
patapata-ぱたぱた | (geluid van) gekletter (regen); getrippel (voeten); geklapper (doek, etc.); geflapper (vleugels) |
ran-藍 | indigo, donkerblauwe kleur (verkregen uit de Chinese indigo plant, Polygonum tinctorium; Persicaria tinctoria) |
ran'un-乱雲 | regenwolk; nimbus |
reinuea-レインウェア | regenkleding |
rein・shūzu-レイン・シューズ | regenschoenen; waterbestendig schoeisel; regenlaarzen |
reiu-冷雨 | koude regen |
rēn-レーン | regen |
ren-連 | telwoord voor aaneengeregen dingen (kralen, etc.) |
saisei-再生 | reanimatie; regeneratie |
saiu-細雨 | lichte regen; motregen |
samidare-五月雨 | vroege zomerregen |
sansan-潸潸 | het onophoudelijk zacht regenen; het motregenen [miezeren]; het druppelen van de regen |
sanseiu-酸性雨 | zure regen |
san'u-山雨 | regenval in [uit] de bergen; bergregen |
satsukibare-五月晴れ | mooi weer in mei (tijdens het regenseizoen) |
seikōudoku-晴耕雨読 | op het land werken als de zon schijnt en thuis een boek lezen als het regent (verwijst naar het stille [geïsoleerde] leven op het platteland) |
seiu-晴雨 | goed of slecht weer; zon of regen |
sekkan-摂関 | regenten en raadslieden |
sesshō-摂政 | regentschap; regent |
shigure-時雨 | korte (zware) regenbui (in late herfst of vroege winter) |
shigureru-時雨れる | motregenen; miezeren; zo nu en dan regenen |
shinchintaisha-新陳代謝 | vernieuwing; regeneratie |
shissei-執政 | beheerder; bestuurder; regent; consul |
shoboshobo-しょぼしょぼ | miezerig; druilerig (van regen) |
shōu-小雨 | lichte regen; motregen |
shūchūgōu-集中豪雨 | plaatselijke stortbui [regenval] |
shun'u-春雨 | zachte [milde] lenteregen |
shūrin-秋霖 | lange regenperiode in de herfst |
shūu-秋雨 | herfstregen; najaarsregenbui |
shūu-驟雨 | (plotselinge) regenbui; stortbui |
sukōru-スコール | storm; (zware) regenbui |
takuhon-拓本 | (archeologie) rubbing; wrijfsel (door wrijving verkregen kopieën op papier van reliëfversieringen) |
tau-多雨 | hevige [zware] regenval [neerslag] |
tenka-天下 | (erenaam voor) keizerlijke prins [prinses]; prins-regent |
tenkiame-天気雨 | regen bij mooi weer; regen terwijl de zon schijnt |
tenteki-点滴 | druppelend water; regendruppels |
torimochi-鳥黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
tsuchifuru-土降る | zand [stof] regenen; zand stormen |
tsumagake-爪掛け | een hoesje over het uiteinde van geta (houten sandalen), om de tenen te beschermen tegen regen en sneeuw |
tsuyu-梅雨 | regenseizoen |
tsuyuake-梅雨明け | na (afloop van) het regenseizoen |
tsuyubare-梅雨晴れ | zonnige periode tijdens het regenseizoen |
tsuyuiri-梅雨入り | begin van de regentijd; begin van het regenseizoen |
tsuyuzamu-梅雨寒 | kou tijdens het regenseizoen |
u-雨 | (in kanji combinaties) regen |
uchū-雨中 | in de regen |
uchū-雨中 | een regendag |
ugo-雨後 | na regen |
uki-雨季 | regenseizoen |
ukyaku-雨脚 | stromende regen (met ononderbroken strepen, als pijpenstelen); stortregen |
uryō-雨量 | hoeveelheid regen [neerslag] |
uryōkei-雨量計 | regenmeter; pluviometer |
usei-雨声 | het geluid van regen |
usui-雨水 | regenwater |
uteki-雨滴 | regendruppel |
uten-雨天 | regenachtig weer; regenachtige dag |
yūdachi-夕立 | avondregen; plotselinge regenbui (in de avond) |
yūdachikumo-夕立雲 | regenwolk(en) (in de avond) |
zaazaa-ざあざあ | (geluid van) harde regen [hard stromend water] |
zāzā-ざーざー | (onomatopee) (het geluid van) gekletter van harde regen |