priester / pries-ter ( de (m) | znw | priesters )
1神父 [rooms-katholiek]
2司祭; 聖職者 [christelijk]
3僧; 僧侶; 出家 [boeddhistisch]
4神官; 神主 [shinto]
Kruisverwijzing
priester
lemma | meaning |
---|---|
ajari-阿闍梨 | de erenaam voor een hoge priester |
bateren-バテレン | Portugese jezuïet priester |
bō-坊 | kamer [hut; woning] van een Boeddhistische priester |
bokuseki-墨跡 | (vooral in Japan) het schrijfwerk van Zen-boeddhistische priesters |
bonsai-梵妻 | vrouw [echtgenote] van een boeddhistisch priester |
bukke-仏家 | boeddhistische priester |
busso-仏祖 | een hogepriester die door het zenboeddhisme een religieuze staat heeft bereikt |
daisaishi-大祭司 | hogepriester (Jodendom) |
dōryū-道流 | (boeddhisme) monniken; priesters |
dōshi-導師 | dienstdoende priester [monnik] (m.n. tijdens een begrafenis) |
dōshi-道士 | boeddhistische priester [monnik] |
futo-浮屠 | Boeddhistische priester [monnik] |
gasō-画僧 | schilder-priester (m.n. van door Zen geïnspireerde inkt-schilderijen) |
gerō-下﨟 | een priester [monnik] met lage rang (en weinig ervaring) |
gūji-宮司 | hoofd priester van een shinto-heiligdom |
hassu-法嗣 | (zen boeddh.) opvolger van de abt [priester] |
hōe-法衣 | religieuze kleding; priestergewaad |
hokkyō-法橋 | (boeddh.) een van de rangen van priesters [monniken] |
hōshi-法嗣 | (boeddh.) opvolger van de abt [priester] |
hōshi-法師 | Boeddhistische priester [monnik]; iemand in monniksgewaad |
hōshu-法主 | hoofdpriester; hoofd van een boeddhistische sekte |
hosshi-法嗣 | (boeddh.) opvolger van de abt [priester] |
hossu-法主 | hoofd(priester) van een boeddhistische groepering |
jisha-侍者 | monnik die de hoofdpriester van een tempel bijstaat bij allerlei zaken |
jōrō-上﨟 | een priester met een hoge rang (en veel ervaring) |
jūjishoku-住持職 | hoofdpriester van een boeddhistische tempel |
jūshoku-住職 | hoofdpriester van een boeddhistische tempel |
jūsō-住僧 | hoofdpriester van een boeddhistische tempel |
kanbyō-看病 | gebed (door een boeddhistische priester e.d.) voor genezing van een kwaal |
kanju-貫首 | (andere naam voor 天台座主) de hoofdpriester van de Enryaku-ji-tempel op de berg Hiei (van de Tendai-sekte) |
kannushi-神主 | een Shinto priester |
kashō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Tendai boeddhisme) |
kesa-袈裟 | brede lange sjaal, gedragen door Boeddhistische priesters |
komusō-虚無僧 | rondreizende en bedelende Zen priester van de Fuke sekte |
kongōjō-金剛杖 | pelgrimsstaf; houten staf van berg-priesters (yamabushi) of bergbeklimmers |
kongōzue-金剛杖 | pelgrimsstaf; houten staf van berg-priesters (yamabushi) of bergbeklimmers |
kuchiyose-口寄せ | een medium; (vrouwelijke) priester die boodschappen van de goden doorgeeft |
kyakusō-客僧 | reizende [gast] priester [monnik] |
meisō-名僧 | een eminente [bekende; geleerde] priester |
mikkabōzu-三日坊主 | (lett. een boeddhistische priester voor drie dagen) een uitdrukking voor iemand die snel ergens mee ophoudt [het bijltje erbij neergooit] |
monzeki-門跡 | (informeel) hoofdpriester van de Hōganji tempel (van de Pure Land sekte) |
monzeki-門跡 | (de priester die verantwoordelijk is voor) een tempel waar de leerstellingen van de stichter van de sekte zijn overgeleverd |
monzeki-門跡 | (boeddhistische) priester van aristocratische of keizerlijke afkomst |
mujū-無住 | boeddhistische tempel zonder priester |
namagusabōzu-生臭坊主 | corrupte monnik [priester] |
nobushi-野武士 | een monnik die in de bergen woont en ascetische praktijken beoefent; bergpriester; heremiet |
nyūdō-入道 | boeddhistische priester |
nyūdōgumo-入道雲 | buienwolk; cumulonimbus (lett. priesterwolk) |
oshō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Zen boeddhisme) |
rama-ラマ | lama (priester) |
rōshi-老師 | oude leermeester [priester] |
rōshi-老師 | oude Zen-priester |
rōsō-老僧 | oude monnik [priester] |
seminarī-セミナリー | seminarie; theologische hogeschool; priesteropleiding |
senge-遷化 | (Boeddh.) dood van een hogepriester |
shakujō-錫杖 | staf van een boeddhistische priester [monnik; asceet] |
shie-紫衣 | paars priestergewaad; paarse soutane |
shikan-祠官 | een Shinto priester |
shinbashira-心柱 | (Tenrikyō shintō) hoofdpriester; leider |
shinpu-神父 | priester |
shinshoku-神職 | Shinto priester |
shinshoku-神職 | Shinto priesterschap |
shisai-司祭 | priester |
shojō-書状 | (afk. voor) (priester) functionaris in een Zen tempel belast met correspondentie; secretaris |
shojōjisha-書状侍者 | (priester) functionaris in een Zen tempel belast met correspondentie; secretaris |
shōnin-上人 | hoge priester; heilige |
shujō-拄杖 | staf van een zen-priester [monnik] |
shukke-出家 | boeddhistische priester [monnik; non] |
shukubō-宿坊 | vertrekken [kamers] van priesters [monniken] in een tempel |
shukubō-宿坊 | ruimte voor shinto-priesters voor religieuze reiniging [purificatie] e.d |
sō-僧 | monnik; priester; sangha |
sōbō-僧坊 | woonvertrekken van priester in een boeddhistische tempel; (boeddhistische) priesterwoning |
sōfuku-僧服 | kleding(stuk) [habijt] van een (boeddhistische) priester |
sōi-僧衣 | habijt; priestergewaad; monnikspij |
sōryo-僧侶 | boeddhistische priester [monnik] |
sōseki-僧籍 | (Boeddh.) het ambt van priester of monnik |
sōshoku-僧職 | (boeddh.) priesterschap |
sōzu-僧都 | op één na hoogste rang van een Boeddhistische priester |
sutōru-ストール | stool (lange bandstrook door priesters gedragen) |
tabihōshi-旅法師 | reizende boeddhistische priester |
tabisō-旅僧 | reizende [rondtrekkende] priester |
taiten-大典 | (boeddh. naam) Taiten, priester van de Rinzai-sekte (Zen boeddhisme) met een groot aantal dichtwerken op zijn naam (Edo-periode) |
tayū-大夫 | Shinto priester (van een lage rang) |
tendaizasu-天台座主 | de hoofdpriester van de Enryaku-ji-tempel op de berg Hiei (van de Tendai-sekte) |
tonsura-トンスラ | tonsuur; kruinschering (priester; monnik, e.d.) |
wajō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Shingon boeddhisme) |
yamabushi-山伏 | bergpriester; heremiet; een monnik die in de bergen woont en ascetische praktijken beoefent |
zenshitsu-禅室 | hoofdpriester van een tempel |
zokuen-俗縁 | seculiere connecties [relaties]; familieleden van monniken en priesters |