Kruisverwijzing
planten
lemma | meaning |
---|---|
ao-青 | (de kleur) blauw (v.d. lucht, zee); groen (stoplicht, planten, etc.) |
beddo-ベッド | (planten) perk; zaaibed |
binīru・hausu-ビニール・ハウス | plastic plantenkas |
byōgai-病害 | schade aan (landbouw) gewassen door plantenziekten |
eimei-英名 | Engelse naam [benaming] (b.v. voor dieren en planten) |
ekijū-液汁 | sap (van vruchten, planten, bomen, etc.) |
fukyūsuru-普及する | verspreiden; zich voortplanten |
hagi-萩 | Hagi, Japanse klaverstruik (van de plantensoort Lespedeza) |
haiburiddo-ハイブリッド | (planten, dieren) kruising; bastaardvorm |
haimatsuwaru-這い纏わる | vastklampen; (omhoog) kruipen [klimmen] (van planten) |
hairu-入る | vrucht dragen (van bomen, planten, e.d.) |
hanmo-繁茂 | weelderige (planten)groei; woekering (van onkruid) |
hausu-ハウス | plastic plantenkas |
hishinkei-披針形 | (blad van planten) lancetvorm |
ikeru-生ける | (bloem)schikken; planten |
ikusei-育成 | het fokken (van dieren); het kweken (van planten) |
ishoku-移植 | het overplanten; uitplanten |
ka-科 | classificatie van organismen en virussen; familie (van planten) |
kaga-夏芽 | zomerknoppen (bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen) |
kakeawaseru-掛け合わせる | kruisen (planten en dieren) |
kanmei-漢名 | Chinese benaming (van dieren, planten, etc.) |
karegare-枯れ枯れ | droog; verdord (bij planten) |
kengai-懸崖 | overhangende planten |
kenkashokubutsu-顕花植物 | fanerogamen; zaadplanten |
kennawa-間縄 | een touw dat wordt gebruikt om de plantafstand te markeren bij het zaaien of planten van zaailingen |
kiritsugi-切り継ぎ | het enten (planten en bomen) |
kiritsugisuru-切り継ぎする | het enten (planten en bomen) |
kokuhanbyō-黒斑病 | sterroetdauw (een schimmelziekte op planten) |
konsai-根菜 | eetbare plantenwortels; wortelgroente (wortelen; radijs, etc.) |
konsairui-根菜類 | eetbare plantenwortels; wortelgroente (wortelen; radijs, etc.) |
kuchikura-クチクラ | beschermend laagje op plantenblad |
kukicha-茎茶 | soort van (Japanse) groene thee (gemaakt van de takjes van de theeplanten) |
kun-薫 | aangenaam ruikende bomen of planten |
kusaki-草木 | bomen en planten; vegetatie |
mabiku-間引く | (planten) uitdunnen |
mosamosa-もさもさ | behaard (persoon); dichtbegroeid (planten) |
mugifumi-麦踏み | het vertrappen van tarweplanten in de winter (om de koudebestendigheid te vergroten en de stengelvoeten van het gewas sterker te maken) |
mukagoirakusa-零余子蕁麻 | een plant: Laportea bulbifera (van de plantenfamilie (brand)netels, Urticaceae) |
naedoko-苗床 | (planten) perk; zaaibed |
naridoshi-生り年 | mastjaar (bij bosbouw en natuurbeheer een benaming voor een jaar waarin bomen en planten veel meer vrucht dragen dan normaal) |
natsudori-夏鳥 | zomervogels; trekvogels die in de zomer komen nestelen [zich voortplanten], en in de herfst wegtrekken naar warmere streken om te overwinteren |
natsuhaze-夏櫨 | een bladverliezende struik van de het plantengeslacht Azalea |
natsume-夏芽 | bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen; zomerknoppen |
natsushirogiku-夏白菊 | witte zomerchrysant, een meerjarige plant van het plantengeslacht Matricaria |
natsutōdai-夏灯台 | een 2-jarige plant van het plantengeslacht Euphorbia |
nekko-根っこ | wortels (van planten en bomen) |
nogusa-野草 | wilde grassen [planten; bloemen] |
nukago-零余子 | broedknop (een vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten) |
onshitsu-温室 | broeikas; plantenkas; serre |
purantā-プランター | bloembak; plantenbak; bloempot |
puranto-プラント | plant; gewas; het planten |
sakuyu-搾油 | olie-extractie, (het persen van zaden, vruchten of planten om olie te verkrijgen) |
sakuzuke-作付け | het planten [aanplanten; zaaien] van gewassen |
sansai-山菜 | eetbare wilde planten (die in de bergen groeien) |
seitai-成体 | organisme dat voldoende volgroeid is om zich voort te planten |
shimogare-霜枯れ | het verwelken en verschrompelen van planten door vorst |
shitakusa-下草 | bodembedekker (planten) |
shitamoe-下萌え | een jonge plantenscheut [loot] die uit de grond komt |
shokubutsukai-植物界 | hert plantenrijk |
shokuju-植樹 | het planten van bomen |
shuzoku-種族 | dieren- of plantensoort [familie] |
soegi-添え木 | plantensteun (stok, paaltje) |
sōhon-草本 | (niet-houtige gewassen) kruiden; planten |
sōmoku-草木 | bomen en planten; vegetatie |
sōshokudōbutsu-草食動物 | herbivoor; planteneter |
suikō-水耕 | hydrocultuur; watercultuur (planten kweken in water) |
tachigare-立ち枯れ | het staand verwelken [verdorren] (van planten) |
taiza-胎座 | placenta bij planten; zaadlijst; zaaddrager |
taue-田植え | het planten van rijst |
tekki-適期 | juiste tijd; geschikte periode (b.v. om te planten of te oogsten) |
tennenkinenbutsu-天然記念物 | een beschermde diersoort [plantensoort] |
teue-手植え | zelf [persoonlijk; handmatig] planten (van bomen en planten) |
tsumikusa-摘み草 | het plukken van (wilde) planten, kruiden en bloemen |
uekaeru-植え替える | overplanten; verplanten |
uekibachi-植木鉢 | bloempot; plantenpot |
uekomu-植え込む | (in groepen bij elkaar) planten; volplanten |
ueru-植える | planten; poten; telen |
uyoku-羽翼 | vleugelvormig orgaan (b.v. bij planten) |
wamei-和名 | Japanse naam [benaming] (i.t.t. de wetenschappelijke naam, b.v. van planten en dieren) |
warunasubi-悪茄子 | een meerjarige plant van de plantensoort aubergine |
washintonjōyaku-ワシントン条約 | Washington conventie (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde dieren en plantensoorten) |
yachigusa-八千草 | veel [verscheidene] planten [kruiden] |
yarimizu-遣り水 | planten water geven |
yasatsu-野冊 | plantenpers (twee bamboe plankjes waartussen bladeren en bloemen geperst worden om ze te drogen) |
yasō-野草 | wilde grassen [planten; bloemen] |
yukigakoi-雪囲い | strodek voor planten of bomen als bescherming voor sneeuw |
zetsumetsukigushu-絶滅危惧種 | bedreigde diersoorten [plantensoorten] |
zokusei-簇生 | het (dicht) bij [door] elkaar groeien (bv. van planten, bomen, maar ook van tanden en kiezen) |
zukan-図鑑 | veldgids; identificatie-gids (b.v. voor planten of dieren) |