fugi-不義 | overspel; ontrouw |
fugimittsū-不義密通 | overspel; ontrouw |
furin-不倫 | verdorvenheid; onzedelijkheid; immoraliteit; overspel; een buitenechtelijke affaire |
furinsuru-不倫する | overspel [echtbreuk; ontucht] plegen |
futei-不貞 | (huwelijkse) ontrouw; onkuisheid; echtbreuk; overspel |
goaku-五悪 | de vijf hoofdzonden van het boeddhisme (doodslag, diefstal, overspel, liegen, teveel drinken) |
gokai-五戒 | de vijf geboden van het Boeddhisme (gij zult niet: doden, stelen, overspel plegen, liegen, of teveel drinken) |
jain-邪淫 | (boeddh.) overspel; het hebben van een buitenechtelijke relatie |
kanpu-姦夫 | overspelige man; vreemdganger |
kanpu-姦婦 | overspelige vrouw; vreemdgangster |
kan'in-姦淫 | overspel; overspelige affaire [relatie] |
kokyu-コキュ | echtgenoot van een overspelige vrouw |
maotoko-間男 | een overspelige man; (geheime) minaar |
shitsū-私通 | onwettige verhouding [affaire]; overspel |
sōkan-相姦 | ontucht; overspel |
uwaki-浮気 | overspel; buitenechtelijke verhouding; ontrouw |
uwakimono-浮気者 | overspelige persoon [man; vrouw]; bedrieger; schuinsmarcheerder |
yoromeku-蹌踉めく | zich misdragen; het slechte pad opgaan; overspel plegen |