bōjakubujin-傍若無人 | arrogantie; onbeschoftheid; brutaliteit; schaamteloosheid |
bōman-暴慢 | arrogantie; brutaliteit; ongemanierdheid; schaamteloosheid |
erasō-偉そう | arrogantie |
gōgan-傲岸 | arrogantie; verwaandheid; hoogmoed |
gōman-傲慢 | hoogmoed; arrogantie; trots |
jiman-自慢 | trots; zelfwaardering; verwaandheid; arrogantie |
jishinkajō-自信過剰 | overmoedigheid; zelfoverschatting; arrogantie |
kigurai-気位 | hooghartigheid; arrogantie; trots |
kyōgō-驕傲 | trots; arrogantie; hoogmoed |
kyōsha-驕奢 | arrogantie en buitensporigheid |
ogori-驕り | arrogantie; hooghartigheid; verwaandheid |
oofū-大風 | verwaand [neerbuigend] gedrag; arrogantie |
sondai-尊大 | arrogantie; verwaandheid |
unubore-自惚れ | verwaandheid; ijdelheid; arrogantie |