Kruisverwijzing
arm
lemma | meaning |
---|---|
adesugata-艶姿 | bevallige [bekoorlijke; charmante] verschijning |
agaki-足掻き | het bewegen [kronkelen] met armen en benen |
agaku-足掻く | het worstelen [fladderen; slaan] met armen en benen |
ai-愛 | barmhartigheid; erbarmen |
aiai-藹藹 | harmonieus; vredig; vreedzaam; gelukkig |
aiaishii-愛愛しい | schattig; lief; charmant; aantrekkelijk |
aikyō-愛敬 | aantrekkelijkheid; charme |
aikyō-愛敬 | harmonie tussen man en vrouw (in een relatie) |
aikyōbeni-愛敬紅 | rouge [lipstick; oogschaduw] (om de charme te vergroten [het uiterlijk te verfraaien]) |
aikyōmono-愛敬者 | een charmant meisje; een joviale man; een geliefd [bewonderd] iemand |
aisō-愛想 | gastvrijheid; warme ontvangst |
ajiwai-味わい | charme; aantrekkelijkheid |
akōdion-アコーディオン | accordion; harmonica |
akōdion・doa-アコーディオン・ドア | vouwdeur; harmonicadeur; accordeondeur |
akōdion・purītsu-アコーディオン・プリーツ | harmonicaplooien; plisséplooien |
aku-悪 | armoedig [armzalig]; van slechte [inferieure] kwaliteit |
akuen-悪縁 | (boeddh.) slecht karma; lotsbestemming; noodlot |
akui-悪衣 | eenvoudige [armoedige] kleding |
āmu-アーム | arm (lichaamsdeel) |
āmubando-アームバンド | armband; mouwband |
āmuhōru-アームホール | armsgat |
anesan-姉さん | zus(ter); mevrouw; juffrouw (een woord waarmee men beleefd een vrouw aanspreekt) |
anka-行火 | bedwarmer; voetenwarmer |
ankan-安閑 | het nietsdoen; met de armen over elkaar zitten |
anpō-罨法 | een (warm of koud) kompres |
ansanburu-アンサンブル | eenheid; harmonie |
anshū-暗愁 | zwaarmoedigheid; triestheid |
antan-暗澹 | zwaarmoedig; mistroostig; droefgeestig |
an'utsu-暗鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
arāmu-アラーム | alarm |
arikante-アリカンテ | rood alicante marmer |
arumagedon-アルマゲドン | Armageddon |
arumajiro-アルマジロ | armadillo; gordeldier |
arumanyakku-アルマニャック | Armagnac (provincie in Frankrijk) |
arumenia-アルメニア | Armenië |
ashinarashi-足慣らし | warming-up |
atataka-暖か | warmte; mildheid [zachtheid] (van klimaat); warme temperatuur |
atataka-暖か | warm zijn (kleding, etc.) |
atataka-暖か | warmte (fig., gevoel, etc.); hartelijkheid; vriendelijkheid |
atatakai-暖かい | warm; zacht; mild; (weer; klimaat) |
atatakai-暖かい | warm (van kleur) |
atatakai-暖かい | rijk (er warmpjes bijzitten) |
atatakami-温かみ | warmte; vriendelijkheid; medeleven |
atatamaru-暖まる | warm worden |
atatameru-暖める | verwarmen; opwarmen; sudderen |
atsugi-厚着 | warme kleding dragen [aanhebben] |
atsui-暑い | warm; heet (temperatuur) |
atsukurushii-暑苦しい | snikheet; drukkend warm; smoorheet |
atsusa-暑さ | hitte; warmte (van het weer) |
atsusa-熱さ | warmte; hitte (van eten, drinken, etc.) |
attakai-暖かい | warm; zacht; mild (weer, klimaat) |
attakai-暖かい | warm (van kleur) |
attakai-暖かい | rijk (er warmpjes bijzitten) |
attamaru-暖まる | warm worden |
attameru-暖める | verwarmen; opwarmen; sudderen |
au-合う | overeenstemmen; harmoniëren; bij elkaar passen |
aware-哀れ | het zielig [armzalig] zijn; in een meelijwekkende situatie verkeren |
ayasu-あやす | (een baby of kind) knuffelen; liefkozen; sussen; in de armen wiegen |
ba-ば | zo (zeer) als; naarmate; in dezelfde mate als |
baion-倍音 | boventoon; harmonische toon |
bakuro-暴露 | openbaarmaking; openbaring; ontmaskering |
bāten-バーテン | barkeeper; barman |
bātendā-バーテンダー | barkeeper; barman |
beddo・hausu-ベッド・ハウス | logement; eenvoudig [armoedig] hotel |
beni-紅 | (diep)rood; karmozijnrood; karmijn |
benpi-便秘 | constipatie; darmverstopping |
bibō-美貌 | knap uiterlijk; schoonheid; bekoorlijkheid; charme |
binbō-貧乏 | armoede |
binbōgami-貧乏神 | god van de armoede [van de arme mensen] |
boirā-ボイラー | boiler; heetwaterketel; stoomketel; warmwaterreservoir |
bōoku-茅屋 | een armoedig huis; (een nederige term voor) mijn huis |
buppōsō-仏法僧 | de drie boeddhistische juwelen [schatten], n.l. Boeddha, Dharma (de boeddhistische leer), en Sangha (de boeddhistische gemeenschap) |
buresuretto-ブレスレット | armband |
chāmingu-チャーミング | charmant; bekoorlijk; aantrekkelijk |
chāmu-チャーム | charme; bekoring; aantrekkelijkheid |
channeru-チャンネル | knop waarmee je een tv- of radio kanaal selecteert |
chikarakobu-力瘤 | grote biceps; sterke (arm)spierbundels |
chikyūondanka-地球温暖化 | de opwarming van de aarde |
chin'utsu-沈鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; depressie; melancholie |
chirori-銚釐 | een koperen of messing kan om sake in te verwarmen |
chishio-血潮 | warmbloedigheid; hartstochtelijkheid |
chōen-腸炎 | enteritis; darm(slijmvlies)ontsteking |
chōnenten-腸捻転 | volvulus (draaiing van een deel van de darm) |
chōwa-調和 | harmonie; overeenstemming; verzoening |
chūsuien-虫垂炎 | blindedarmontsteking; appendicitis |
chūsuisetsujojutsu-虫垂切除術 | blindedarmoperatie |
daichō-大腸 | dikke darm; colon |
daichōkeishitsushō-大腸憩室症 | diverticulose; diverticulosis (darmaandoening) |
daihi-大悲 | grote barmhartigheid [compassie} van Boeddha's en Bodhisattva's |
daijidaihi-大慈大悲 | (boeddh.) groot mededogen en grote genade; grote compassie en barmhartigheid |
dainoji-大の字 | (de vorm van het kanji 大) met armen en benen gespreid |
dairiseki-大理石 | marmer |
dairisekiban-大理石板 | marmerplaat; stuk marmer |
dakiageru-抱き上げる | in de armen nemen [houden] |
dakiau-抱き合う | elkaar omhelzen [omarmen] |
dakishimeru-抱きしめる | knuffelen; omarmen; iemand stevig vasthouden |
daku-抱く | omhelzen; omarmen; in de armen sluiten [dragen] |
danbō-暖房 | verwarming |
danchi-暖地 | warme streek [regio]; gebied met een mild klimaat |
dangoku-暖国 | warm land; land met een warm klimaat |
dankiryū-暖気流 | warme luchtstroom |
dankoku-暖国 | warm land; land met een warm klimaat |
danryū-暖流 | warme zeestroming |
danshari-断捨離 | het grote opruimen, met als doel harmonie te bereiken (gebaseerd op 3 concepten van yoga: weigeren, weggooien, en loslaten van onnodige dingen) |
danshoku-暖色 | warme kleur(en) (zoals geel, oranje, rood) |
dantō-暖冬 | een warme [milde] winter |
daruma-達磨 | Daruma, de boeddhistische monnik Bodhidharma (Zen boeddhisme) |
dennetsu-電熱 | elektrowarmte; elektrische warmte |
dennetsuki-電熱器 | elektrothermisch apparaat [toestel]; elektrische kachel; straalkachel; elektrische verwarmingseenheid |
disuhāmonī-ディスハーモニー | disharmonie |
disukurōjā-ディスクロージャー | bekendmaking; openbaarmaking; vrijgave (van informatie); onthulling |
dorifuto-ドリフト | verschijnsel waarbij deeltjes door een externe kracht in een willekeurige beweging worden gebracht (b.v. elektrische geleiding, warmtegeleiding, etc.) |
doyō-土用 | de warmste periode van de zomer; de hondsdagen |
doyōnami-土用波 | hoge golven tijdens de hondsdagen (de warmste tijd van het jaar) |
en-縁 | het lot; noodlot; bestemming; karma |
enman-円満 | harmonie; vreedzaamheid; tevredenheid; zorgeloosheid |
en'yō-艶容 | een aantrekkelijke [charmante; oogverblindende] verschijning (van een vrouw) |
faia・arāmu-ファイア・アラーム | brandalarm; brandmelding |
fāmu-ファーム | (farm team) In Amerikaans honkbal een team uit de lagere divisie; in Japans honkbal een tweede team |
firuhāmonī-フィルハーモニー | filharmonisch orkest |
fubin-不憫 | armzaligheid; armoedigheid |
fuchōwa-不調和 | disharmonie; disbalans; niet bij elkaar passend; onenigheid |
fungō-吻合 | anastomose (verbinding tussen bloedvaten, darmen of zenuwen) |
funmon-噴門 | maagmond of cardia (de aansluiting van de slokdarm op de maag) |
funzumari-糞詰まり | constipatie; darmverstopping |
furikomu-振り込む | (bij mahjong) een steen weggooien die een tegenstander goed kan gebruiken [waarmee een tegenstander kan winnen] |
furoshiki-風呂敷 | doek waarmee men in Japan dingen inpakt om te dragen |
fūsui-風水 | feng shui (Chinese kunst van het creëren van harmonieuze, natuurlijke, inrichtingen van ruimten) |
futōitsu-不統一 | disharmonie; wanorde; ongeregeldheid; verdeeldheid |
futsu-沸 | verhitten; koken; opwarmen; fermenteren; smelten |
gaishūisshoku-鎧袖一触 | de vijand gemakkelijk verslaan (lett. de vijand verslaan met één klap van een armstuk van een harnas); (fig.) winnen met één hand op de rug |
giseifurai-犠牲フライ | (honkbal) (Eng.: sacrifice fly) een opofferingsslag waarmee de slagman anderen laat scoren en zichzelf opoffert |
gō-業 | karma; lot; lotsbestemming |
gokuhin-極貧 | bittere armoede; ontbering(en); behoeftigheid; nooddruft |
gurō-愚老 | (nederig beleefde term waarmee ouderen naar zichzelf verwijzen, b.v.:) ik, oude man; deze oude vrouw |
gurūmī-グルーミー | somber; mistroostig; naargeestig; zwaarmoedig; duister |
gyakute-逆手 | (sport) onderhandse greep; backhand; de arm van een tegenstander in tegengestelde richting draaien; een aanval pareren |
hachimenreirō-八面玲瓏 | volmaakte [perfecte] harmonie [helderheid; kalmte] |
hachimenroppi-八面六臂 | een standbeeld van een Boeddha met 8 gezichten en 6 armen |
haizai-配剤 | het samenstellen [klaarmaken; mengen] van medicijnen |
hakama-袴 | een houder voor een warme fles sake |
hāmonī-ハーモニー | harmonie; eensgezindheid |
hāmonī-ハーモニー | (muziek) harmonie; overeenstemming van klanken |
hāmonika-ハーモニカ | (mond)harmonica |
hangonkō-反魂香 | een legendarische wierook, waarmee bij het branden het beeld van een dode in de rook verschijnt |
hanshō-半鐘 | brandalarm; brandklok; noodklok |
haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
harumagedon-ハルマゲドン | Armageddon |
hashitagane-端金 | kleingeld; wisselgeld; armzalig klein bedrag; schijntje |
hayagane-早鐘 | brandalarm; alarmbel |
hea・tonikku-ヘア・トニック | haarmiddel; haartonic |
hidariude-左腕 | linkerarm |
hidariyotsu-左四つ | (van sumoworstelaars) greep met de linkerhand onder de rechterarm van de tegenstander |
hidarizukai-左使い | (bunraku) de assistent poppenspeler die de linker arm van de pop beweegt |
hijikake-肘掛け | armleuning |
hinetsu-比熱 | bepaalde warmte [hitte] |
hinja-貧者 | arme persoon |
hinjaku-貧弱 | arm [armoedig; schamel; inferieur] zijn |
hinketsu-貧血 | anemie; bloedarmoede |
hinkon-貧困 | armoede |
hinkonsen-貧困線 | armoedegrens; bestaansminimum |
hinkonsha-貧困者 | arme mensen; de armen; minderbedeelden; pauper(s) |
hinku-貧苦 | bittere armoede |
hinpu-貧富 | armoede en rijkdom; arm en rijk |
hirezake-鰭酒 | een kop warme sake met gegrilde visvinnen (meestal van fugu) |
hītā-ヒーター | verwarming; kachel; verwarmingstoestel |
hīto-ヒート | hitte; warmte |
hitō-秘湯 | (afgelegen) weinig bekende warme bron |
hitosawagase-人騒がせ | vals alarm |
hitozuki-人好き | charme; aantrekkelijkheid |
hīto・airando-ヒート・アイランド | hitte-eiland; warmte-eiland |
hōhi-放屁 | darmgas; windje; scheet |
hokahoka-ほかほか | (onomatopee) stomend; (lekker) warm |
hōkyō-法橋 | (boeddh.) de brug van de Dharma (deze term vergelijkt de leer van Boeddha met een brug die mensen naar de overkant brengt) |
honobono-仄仄 | warmte; vriendelijkheid |
hoon-保温 | warmte-isoloatie; het warmhouden van iets |
horebore-惚れ惚れ | bewonderend; betoverend; fascinerend; charmant |
horekomu-惚れ込む | gecharmeerd zijn van; verliefd zijn op |
hōrudingu-ホールディング | (basketbal, voetbal, boksen, e.d.) een tegenstander hinderen [vasthouden] met arm of hand |
hoteru-火照る | warm zijn; blozen; branden |
hototogisu-杜鵑草 | paddenlelie; armeluisorchidee (Tricyrtis hirta) |
hotto・purēto-ホット・プレート | (Eng.: hot plate) kookplaat; warmhoudplaatje |
hoyahoya-ほやほや | (nog dampend) warm eten (dat net is bereid) |
ichimonnashi-一文無し | blut; platzak; bankroet; berooid; arm; zonder geld |
ichō-胃腸 | de ingewanden (maag en darmen) |
idaku-抱く | in de armen houden [dragen]; omarmen; omhelzen |
iki-息 | harmonie; eensgezindheid; eendracht |
indian・samā-インディアン・サマー | nazomer; warm [mooi] herfstweer |
infaito-インファイト | het binnen een armlengte van de tegenstander boksen |
infomēshon・disukurōjā-インフォメーション・ディスクロージャー | openbaarmaking [onthulling] van informatie |
inga-因果 | karma; noodlot |
ingaōhō-因果応報 | straf; vergelding; karma; zijn verdiende loon (fig.); boontje komt om zijn loontje |
inki-陰気 | treurigheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
inshō-印章 | stempel; zegel; waarmerk |
intāfēsu-インターフェース | interface (waarmee twee of meer computersystemen met elkaar communiceren) |
iroka-色香 | schoonheid; charme |
isshōsantan-一唱三嘆 | de frase wordt gebruikt om uitzonderlijke gedichten of muziek te prijzen (letterlijke betekenis: drie stemmen zingen in harmonie met de solozanger) |
iyashii-卑しい | nederig; van lage afkomst; eenvoudig; arm; vulgair; sjofel |
jibu・kurēn-ジブ・クレーン | topkraan; armkraan; giekkraan |
jihi-慈悲 | mededogen; barmhartigheid; genade |
jipangu-ジパング | Zipangu, de naam waarmee naar Japan wordt verwezen in Marco Polo's Reizen (het Engelse woord Japan is daarvan afgeleid) |
jōhaku-上膊 | bovenarm |
jokyū-女給 | serveerster; barmeisje |
jōshi-上使 | bovenste ledematen; armen |
jōwan-上腕 | bovenarm |
jūmō-絨毛 | (med.) villus (m.v. villi) vlokken (b.v. darmvlokken) |
jūnantaisō-柔軟体操 | rek- en strekoefeningen om het lichaam soepel te maken, meestal als warming-up voor een sport |
junwa-純和 | oprechte [ware; echte] harmonie [eendracht] |
jun'en-順縁 | (boedd.) de Boeddhistische leer ingaan met een goed karma |
kagerō-陽炎 | warmtenevel; mist boven de grond (door de warmte) |
kagezen-陰膳 | een maaltijd klaarmaken voor een afwezige persoon (met een gebed voor diens veilige terugkeer) |
kaichō-回腸 | ileum; kronkeldarm |
kaihō-懐抱 | omhelzing; omarming |
kaikomu-掻い込む | iets onder de arm geklemd houden [dragen] |
kaina-腕 | (boven)arm |
kairo-懐炉 | warmtepleister; hotpack |
kakaeru-抱える | iets in je armen houden [dragen]; ergens mee zitten; bezorgd zijn; (een last) op de schouders hebben (fig.) |
kakarijoshi-係助詞 | verbindend partikel (waarmee een specificatie verderop in de zin wordt gekoppeld aan hetgeen ervoor staat (wa, mo, koso, demo, shika, sae, dani) |
kan-燗 | het opwarmen van sake [rijstwijn] |
kandan-寒暖 | kou en hitte; koud en warm; temperatuur |
kannuki-閂 | (worstelen) dubbele armklem |
kanokoshibori-鹿の子絞り | knoopverven, een tie-dyetechniek (waarmee men op textiel een gevlekt patroon aanbrengt) |
kanpō-観法 | (boeddh.) bezinningsmethode (nadenken over de Dharma) |
karen-可憐 | mooiheid; leukheid; charme; lieflijkheid |
karisuma-カリスマ | charisma; charme; aantrekkingskracht |
kasago-笠子 | Sebastiscus marmoratus (vissoort uit de familie van schorpioenvissen) |
kasaikeihō-火災警報 | brandalarm |
kasanebashi-重ね箸 | eetstokjes waarmee men één gerecht achterelkaar opeet zonder af te wisselen met andere gerechten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
kasuka-微か | armzalig; pover |
katanarashi-肩慣らし | warming-up; het opwarmen (voor sporten) |
katasaki-肩先 | topje [punt; uiteinde] van de schouder (begin van de bovenarm) |
kawaige-かわいげ | charme |
kedo-けど | toch? (een partikel aan het eind van een elliptische zin waarmee de reactie van de gesprekspartner gepeild wordt) |
keihō-警報 | alarm; alarmsignaal |
keijoshi-係助詞 | verbindend partikel (waarmee een specificatie verderop in de zin wordt gekoppeld aan hetgeen ervoor staat (wa, mo, koso, demo, shika, sae, dani) |
keiteki-警笛 | alarmfluit; (ge)toeter; (mist)hoorn |
kenji-献辞 | dedicatie; opdracht (woorden van toewijding waarmee een werk aan iemand wordt opgedragen) |
kenshi-献詞 | dedicatie; opdracht (woorden van toewijding waarmee een werk aan iemand wordt opgedragen) |
ken'in-検印 | keurstempel; waarmerk; goedkeuringsstempel |
kikiude-利き腕 | (iemands) voorkeursarm; dominante arm |
kinezuka-杵柄 | de houten hamer [stamper] waarmee rijstdeeg wordt gestampt |
kinuta-砧 | vollersblok (houten of stenen blok waarmee op stoffen werd geslagen om ze zacht te maken) |
kiwametsuki-極めつき | gewaarmerkt, gecertificeerd |
kōdinētosuru-コーディネートする | coördineren; rangschikken; in harmonie brengen [bij elkaar zoeken] (van kleding en accessoires |
kōgi-好誼 | warme vriendschap |
koharu-小春 | warme nazomer; warme [zonnige] dag in (het begin van de) winter |
koharubiyori-小春日和 | nazomer; oudewijvenzomer; warme dagen in de (late) herfst |
kokoroatatamaru-心温まる | hartverwarmend zijn |
kokyū-呼吸 | (goede) samenwerking [coördinatie]; harmonie |
komayaka-細やか | diep; warm (van kleur); dicht (van mist, e.d.) |
konbiniensu・fūdo-コンビニエンス・フード | kant-en-klaarmaaltijden; vlugklaargerechten |
konkyū-困窮 | het in de problemen zitten; armoede; financiële nood |
konkyūsha-困窮者 | arme mensen; de armen; de behoeftigen |
kōondōbutsu-恒温動物 | warmbloedigheid; homeothermie; warmbloedig dier |
kōran-高欄 | armleuningen voor stoelen |
kotatsu-炬燵 | een laag tafeltje met verwarming eronder om de benen te warm te houden (vaak met een deken erover om de warmte te bewaren) |
kowaki-小脇 | onder de arm [oksel] |
kuitsumeru-食い詰める | niet meer kunnen overleven; niet meer kunnen voorzien in je levensonderhoud; tot armoede vervallen |
kukan-苦寒 | bittere armoede |
kumu-組む | de benen [armen] kruisen [over elkaar slaan] |
kurenai-紅 | dieprood; karmozijn; scharlaken |
kyokuhō-局方 | (afk. voor) de officiële Japanse farmacopee (handboek van geneesmiddelen) |
kyūshi-窮死 | sterven onder erbarmelijke omstandigheden |
kyūsuru-窮する | arm worden; tot armoede vervallen; geldgebrek hebben |
kyūtō-給湯 | warmwatervoorziening |
māburu-マーブル | marmer |
mafu-マフ | mof (handenwarmer) |
majikku・hando-マジック・ハンド | grijpijzer (om voorwerpen op afstand te pakken); manipulator; robotarm |
māmarēdo-マーマレード | marmalade (jam) |
māmotto-マーモット | marmot |
manipyurētā-マニピュレーター | grijpijzer (om voorwerpen op afstand te pakken); manipulator; robotarm |
marumero-マルメロ | (uit het Portugees: marmelo) kweepeer; kweeappel; kwee (Cydonia oblonga) |
matsugonomizu-末期の水 | het water waarmee de lippen van een stervende worden bevochtigd |
matsumushi-松虫 | een (den)krekel (Xenogryllus marmoratus) |
mazushii-貧しい | arm; behoeftig; noodlijdend |
migiude-右腕 | rechterarm |
migiyotsu-右四つ | (van sumoworstelaars) greep met de rechterhand onder de linkerarm van de tegenstander |
miryoku-魅力 | charme; aantrekkingskracht; bekoring |
miryokuteki-魅力的 | charmant; aantrekkelijk; bekoorlijk |
misanga-ミサンガ | een geluksarmbandje (van geknoopt koord) |
misuborashii-みすぼらしい | armoedig; armzalig |
mitsukurou-見繕う | voorbereiden; klaarmaken; klaarleggen |
mizeraburu-ミゼラブル | ellendig; armzalig; beroerd; miserabel |
mizunomibyakushō-水呑み百姓 | een arme boer |
mizunurumu-水温む | het (langzaam) warmer worden van het water (van vijvers, beekjes etc.) in de lente |
mōchō-盲腸 | blindedarm; appendix |
mōchōen-盲腸炎 | blindedarmontsteking; appendicitis |
mokushi-黙示 | onthulling; revelatie; bekendmaking; openbaarmaking |
morote-諸手 | beide handen [armen] |
muichimon-無一文 | blut; platzak; bankroet; berooid; arm; zonder geld |
muichimotsu-無一物 | arm; zonder (enige) bezittingen |
musai-むさい | vulgair; sjofel; armzalig |
mushiatsui-蒸し暑い | broeierig warm; zwoel |
nagusamimono-慰み者 | speelbal (een persoon); iemand waarmee gespeeld wordt (fig.) |
naiken-内見 | interne bezichtiging (zonder openbaarmaking); voorvertoning |
najimu-馴染む | harmoniseren met; goed passen bij |
nakamutsumajii-仲睦まじい | intiem; hartelijk; harmonieus |
namameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
namanurui-生温い | lauw; niet erg warm; mild; niet erg enthousiast |
namidagumashii-涙ぐましい | (lit.) pathetisch; aandoenlijk; ontroerend; deerniswekkend; erbarmelijk |
nasakenai-情けない | erbarmelijk; miserabel; armzalig; zielig; meelijwekkend |
natsudori-夏鳥 | zomervogels; trekvogels die in de zomer komen nestelen [zich voortplanten], en in de herfst wegtrekken naar warmere streken om te overwinteren |
natsukaze-夏風邪 | een zomer- [warm weer] verkoudheid |
natsuyase-夏痩せ | gewichtsverlies in de warme zomer (door gebrek aan eetlust, slaap, e.d.); afvallen in de zomer wanneer het warm [heet] is |
natsuyase-夏瘦せ | gewichtsverlies (en daarmee verzwakking van de lichaamskracht) door zomerse hitte |
neesan-姉さん | (een woord waarmee men beleefd een oudere zus aanspreekt:) zus(ter) |
neesan-姉さん | (een woord waarmee men een jonge vrouw aanspreekt:) juffrouw |
neesan-姉さん | (een woord waarmee men aanspreekt) een serveerster in een restaurant of hotel |
neesan-姉さん | een woord waarmee een geisha een meer ervaren geisha boven zich aanspreekt |
nejiageru-捩じ上げる | iemand de arm omdraaien [verdraaien; omwringen]; iemand in bedwang houden |
nekonekobanten-ねんねこ半纏 | een (korte, warme) overjas die niet alleen de drager ervan maar ook de op de rug gedragen baby bedekt |
nenneko-ねんねこ | een (korte, warme) overjas die niet alleen de drager ervan maar ook de op de rug gedragen baby bedekt |
nessei-熱誠 | totale [warme] eerlijkheid [oprechtheid] |
netsu-熱 | hitte; warmte |
netsudo-熱度 | mate van warmte [hitte] |
netsugen-熱源 | warmtebron |
netsukan-熱感 | gevoel van warmte [temperatuur; koorts] |
netsukigu-熱器具 | verwarmingstoestel (zoals kachel, fornuis, e.d.) |
netsurai-熱雷 | hitteonweer; warmteonweer |
netsuryō-熱量 | hoeveelheid warmte; calorische waarde |
netsushori-熱処理 | warmtebehandeling |
nigejitaku-逃げ支度 | zich klaarmaken om te vluchten |
nigiru-握る | nigirimeshi en nigirizushi klaarmaken |
nihonyakkyokuhō-日本薬局方 | de officiële Japanse farmacopee (handboek van geneesmiddelen) |
nikukarazu-憎からず | liefdevol; teder; warm; toegenegen |
ninoude-二の腕 | bovenarm |
noru-乗る | in harmonie zijn met; harmonieus zijn |
nukui-温い | warm; lauw |
nukumi-温み | warmte |
nukumori-温もり | warmte |
nukunuku-ぬくぬく | knus; warm; behaaglijk |
nukutoi-温とい | warm; lauw |
nurui-温い | lauw; handwarm |
nyūtō-入湯 | het baden (in een warmwaterbron) |
omotezata-表沙汰 | openbaarmaking; bekendmaking; onthulling |
omozukai-主使い | (bunraku) de hoofdpoppenspeler die het hoofd en de rechterarm van een pop beweegt |
ondan-温暖 | warm [mild; zacht; gematigd] zijn (van klimaat) |
ondanka-温暖化 | opwarming van de aarde |
ondankasuru-温暖化する | opwarmen (van de aarde) |
ondanzensen-温暖前線 | warmtefront |
ondoru-オンドル | ondol, traditionele Koreaanse vloerverwarming |
onga-温雅 | warmte en sierlijkheid; sereniteit en elegantie |
onjō-温情 | warme gevoelens; medeleven; genade; welwillendheid |
onketsudōbutsu-温血動物 | warmbloedig dier |
onsen-温泉 | warmwaterbron; (natuurlijk) warmwaterbad |
onten-温点 | warme plek; het warme (sensorische) punt |
ontō-温湯 | heet water; warm water; warmwaterbron |
ooburoshiki-大風呂敷 | een grote furoshiki (doek waarmee men in Japan dingen inpakt om te dragen) |
oode-大手 | gehele armlengte van schouder tot de punten van de vingers |
orido-折り戸 | vouwdeur; harmonicadeur |
origami-折り紙 | waarmerk; keurmerk; certificaat van echtheid |
orihon-折り本 | vouwboek; harmonicaboek |
ottsukeru-押っ付ける | bij Sumo de arm van de tegenstander vastklemmen zodat die de gordel niet kan pakken |
paneru・hītingu-パネル・ヒーティング | paneelverwarming |
parumezan-パルメザン | parmezaan; parmezaanse kaas |
pitchi-ピッチ | snelheid en frequentie waarmee een handeling wordt herhaald |
pitchi-ピッチ | het aantal keren dat de armen en benen bewegen tijdens het zwemmen |
pōtto-ぽうっと | warme [rode] gloed (in de lucht) |
pua-プア | arm; armoedig |
rakuhaku-落魄 | verval tot armoede; in behoeftige omstandigheden geraakt; verarming; teloorgang |
ransōninshin-卵巣妊娠 | ovariële zwangerschap; eierstok zwangerschap (een buitenbaarmoederlijke zwangerschap) |
reiyō-冷用 | iets koud (niet opgewarmd) serveren [drinken] |
rinsen-臨戦 | deelname aan de strijd [oorlog]; zich klaarmaken om te vechten [strijden]; het betreden van het slagveld |
ryōrisuru-料理する | koken; eten klaarmaken [bereiden] |
ryōte-両手 | beide handen [armen] |
saidosurō-サイドスロー | (sidearm) een worp met de arm evenwijdig aan de grond (honkbal) |
sankanshion-三寒四温 | (in de winter) een afwisseling van drie koude en vier warme dagen |
sashiashi-差し足 | (bij paardenraces) de laatste spurt waarmee een paard de anderen inhaalt en net als eerste over de finish komt |
sasu-差す | insteken (sleutel); opsteken (paraplu); uitsteken; omhoog steken (arm) |
sawan-左腕 | linkerarm |
seigō-整合 | afstemming; regeling; aanpassing; instelling; harmonisering |
seisanki-精算機 | automaat waarmee je het te weinig of teveel betaalde bedrag van je treinkaartje kunt verrekenen |
seishun-青春 | lente; (warme) lentetijd |
seiyakugaisha-製薬会社 | farmaceutisch bedrijf |
sekihin-赤貧 | extreme armoede |
sekishokudairiseki-赤色大理石 | rood marmer |
senjukannon-千手観音 | duizend-armige kannon [Avalokiteshvara] |
sentoraru・hītingu-セントラル・ヒーティング | centrale verwarming |
sentoraru・hītingu・shisutemu-セントラル・ヒーティング・システム | centrale verwarmingssysteem |
setsurumento-セツルメント | vestigingswerk in wijken; sociaal werk om de levensomstandigheden in arme buurten te verbeteren |
sharuman-シャルマン | bekoorlijk; charmant; aardig |
shikyū-子宮 | baarmoeder; uterus |
shikyūgaininshin-子宮外妊娠 | buitenbaarmoederlijke zwangerschap |
shikyūgan-子宮がん | baarmoederkanker; uteruscarcinoom |
shikyūkei-子宮頸 | baarmoederhals; cervix |
shikyūkeibu-子宮頸部 | baarmoederhals; cervix |
shikyūkeigan-子宮頸癌 | baarmoederhalskanker; cervixcarcinoom |
shitagoshirae-下拵え | ingrediënten klaarmaken voor het eten; voorbereidingen voor het koken; het voorkoken |
shitatameru-認める | (zich) voorbereiden; zich klaarmaken; regelen |
shīto・wōmā-シート・ウォーマー | stoelverwarming |
sho-暑 | warmste tijd (van het jaar); hete zomer; hondsdagen |
shōchō-小腸 | dunne darm |
shokudō-食道 | slokdarm |
shokudōen-食道炎 | slokdarmontsteking; esofagitis |
shōmeikigu-照明器具 | verlichtingsarmatuur |
shōsho-小暑 | het (milde) begin van de steeds warmer wordende zomerperiode (rond 7 juli) |
shūsho-秋暑 | aanhoudende (zomer)warmte in (het begin van) de herfst |
sodetsuke-袖付け | een mouw aan een kledingstuk naaien; het armsgat; de mouwnaad |
sofuku-粗服 | eenvoudige [armoedige; sjofele] kleding |
sofutobōru-ソフトボール | softbal (de bal waarmee softbal wordt gespeeld) |
sohan-粗飯 | slechte [armoedige; eenvoudige] maaltijd |
sokō-粗肴 | armzalige [eenvoudige] vis |
sōkōnotsuma-糟糠の妻 | de vrouw die met je trouwde toen je (nog) arm was |
sōrā・hausu-ソーラー・ハウス | zonnehuis (woning verwarmd door zonne-energie) |
sotoburo-外風呂 | badhuis; openbaar bad; warmwaterbron-bad |
sotoyu-外湯 | buitenbad van een warmwaterbron |
sukuinage-掬い投げ | (sumo) worp door een arm onder de oksel van de tegenstander te steken (een van de worptechnieken zonder de band van de tegenstander vast te pakken) |
sukuranburu-スクランブル | opstijgen wegens alarm (gevechtsvliegtuigen) |
sunaburo-砂風呂 | zandbad; bad in (warm) zand |
suriban-擦り半 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
suribanshō-擦り半鐘 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
sutāto-スタート | START, Strategic Arms Reduction Treaty |
tai-胎 | baarmoeder |
taidō-胎動 | het bewegen van een foetus in de baarmoeder |
tainai-胎内 | in de baarmoeder |
taiyōnetsu-太陽熱 | zonnewarmte |
taiyōnetsuhatsuden-太陽熱発電 | het produceren [opwekken] van zonnewarmte |
takatekote-高手小手 | de handen en armen vastgebonden op de rug |
tanda-単打 | (honkbal) (korte) honkslag (waarmee de slagman alleen het eerste honk bereikt) |
tanda-短打 | (honkbal) (korte) honkslag (waarmee de slagman alleen het eerste honk bereikt) |
tanjunsen-単純泉 | eenvoudige waterbron (warmwaterbron met een extreem laag gehalte aan mineralen en kooldioxide) |
tanpo-湯婆 | warmwaterkruik; bedkruik |
te-手 | hand; arm; voorpoot |
teaburi-手焙り | handwarmer; kleien hibachi |
teatsui-手厚い | hartelijk; warm; gastvrij; attent |
tebentō-手弁当 | de (eigen) lunch klaarmaken [meenemen; betalen] |
tefūkin-手風琴 | accordeon; trekharmonica; concertina |
teikubakku-テイクバック | (tennis) armbeweging naar achteren |
temakura-手枕 | je arm als kussen gebruiken; met je hoofd op je arm rusten |
tenaga-手長 | lange armen |
tenarashi-手慣らし | oefening; training; warming-up; het (iets) uitproberen |
tenisuhiji-テニス肘 | tennisarm; tenniselleboog |
tenisu・erubō-テニス・エルボー | tenniselleboog; tennisarm |
tetsuwan-鉄腕 | ijzersterke arm(en) |
tewaza-手技 | (judo) arm-, hand- of schoudertechnieken |
tōhon-謄本 | gewaarmerkte kopie; gewaarmerkt afschrift |
tōji-湯治 | een warmwaterbehandeling; ziektebehandeling met warmwaterbron |
tsuyameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
uchiyu-内湯 | binnenbad van een warmwaterbron |
ude-腕 | arm (lichaamsdeel) |
udewa-腕輪 | armband |
udezumō-腕相撲 | het armworstelen |
ureashi-売れ足 | snelle verkoop; de snelheid waarmee een product wordt verkocht |
usa-憂さ | somberheid; zwaarmoedigheid; droefgeestigheid; neerslachtigheid; melancholie; weemoed |
utsuribashi-移り箸 | eetstokjes waarmee achter elkaar iets uit verschillende gerechten wordt aangeraakt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
uwan-右腕 | rechterarm |
wa-和 | harmonie; vrede; kalmte; verzoening |
wabiru-侘びる | armoedig [armzalig] zijn |
wabishii-侘しい | armzalig; armoedig; sjofel |
wakiaiai-和気藹藹 | harmonieus; vredig; vreedzaam; gelukkig |
wan-腕 | (in kanji combinaties) arm; bekwaamheid |
wanshō-腕章 | armband; mouwband |
waraku-和楽 | vrede en harmonie |
warui-悪い | armzalig; spijtig |
wasei-和声 | harmonie; consonant (klank) |
wasuru-和する | in harmonie [overeenstemming] zijn |
wataribashi-渡り箸 | eetstokjes waarmee iets uit het ene na het andere gerecht wordt gepakt zonder tussendoor wat rijst te eten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
wōmingu・appu-ウオーミング・アップ | (van spieren) warming-up; opwarming |
yakkodako-奴凧 | een (traditionele) Japanse vlieger in de vorm van een man met uitgespreide armen (als vleugels) |
yakugaku-薬学 | farmacie; farmacologie |
yakujihō-薬事法 | de wet op farmaceutische en medische hulpmiddelen |
yakurigaku-薬理学 | farmacologie; geneesmiddelenleer |
yakurigakusha-薬理学者 | farmacoloog |
yakuzai-薬剤 | een medicijn; farmaceutisch product |
yaseude-瘦せ腕 | dunne [slanke] arm |
yō-妖 | (in kanji combinaties) charmant; aantrekkelijk; bekoorlijk; betoverend; mysterieus; spookachtig; verdacht |
yōmaku-羊膜 | vruchtvlies (in baarmoeder bij zwangerschap) |
yonetsu-余熱 | restwarmte; aanhoudende hitte |
yoreyore-よれよれ | (onomatopee) versleten; kaal; armoedig |
yosebashi-寄せ箸 | eetstokjes waarmee men (kom met) een gerecht naar zich toe trekt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
yōshanai-容赦ない | meedogenloos; onbarmhartig |
yōsui-羊水 | vruchtwater (vloeistof in de baarmoeder tijdens zwangerschap) |
yu-湯 | warmwaterbad; warmwaterbron; onsen |
yūgō-融合 | harmonie; eensgezindheid; verzoening |
yūgōsuru-融合する | harmoniseren; verzoenen |
yukagen-湯加減 | de warmte [temperatuur] van het badwater |
yumoto-湯元 | oorsprong van een warmwaterbron; de plek waar de warmwaterbron ontspringt |
yuna-湯女 | een vrouw die vroeger voor badgasten zorgde in een onsen (warmwaterbron) |
yunohana-湯の花 | sedimenten uit warmwaterbronnen, wordt verkocht als badzout |
yuryō-湯量 | hoeveelheid water uit een warmwaterbron |
yusen-湯煎 | bain-marie; (iets) opwarmen in een schaal die op een pan met heet water is geplaatst |
yutanpo-湯湯婆 | kruik; warmwaterzak |
yutori-ゆとり | ruimte; bewegingsruimte; speelruimte; armslag |
yūutsu-憂鬱 | melancholie; depressie; droefgeestigheid; zwaarmoedigheid |
yūwa-融和 | harmonie; verzoening; samenvoeging; vermenging |
yuyushii-由由しい | ernstig; alarmerend; onheilspellend |
zaishō-罪障 | (boeddh.) slecht karma |
zaitai-罪体 | het voorwerp waarmee het misdrijf is gepleegd |
zenmen-前面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
zensen-前線 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
zensenmen-前線面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
zenwan-前腕 | onderarm; voorarm |
zōbō-像法 | (in het boeddhisme, een van de 3 perioden na de dood van Shakyamuni) de volgende 500 of 1000 jaar na de officiële Dharma |
zukansokunetsu-頭寒足熱 | het hoofd koel en de voeten warm houden |