fuangaru-不安がる | zich ergens ongemakkelijk [onzeker; angstig] over voelen |
fuben-不便 | ongemak; onhandigheid |
fukai-不快 | ongenoegen; ongemak |
fukaishisū-不快指数 | mate [index] van ongemak [onbehagen] (door hitte in de zomer) |
gikochinai-ぎこちない | ongemakkelijk; onhandig; onbeholpen; stijf; ruw; bot |
hatameiwaku-傍迷惑 | overlast [ongemak] (veroorzaken) voor andere mensen [de mensen om je heen] |
iwa-違和 | ongemak; stoornis; inconsistentie |
iwakan-違和感 | gevoel van onbehagen, ongemakkelijk gevoel |
jama-邪魔 | (over)last; hinder; obstakel; ongemak |
katakurushii-堅苦しい | stijf; ongemakkelijk; formeel; gespannen; onbuigzaam; streng |
kimazui-気不味い | onaangenaam; gênant; ongemakkelijk; pijnlijk |
meiwaku-迷惑 | last; ergernis; ongemak |
terekusai-照れくさい | gênant; pijnlijk; beschamend; vernederend; ongemakkelijk |
tsukae-痞え | ongemakkelijke omstandigheden; belemmering |