ada-徒 | vruchteloosheid; ijdelheid; nutteloosheid |
akan-あかん | nutteloos; hopeloos |
asobihōkeru-遊び呆ける | de tijd doorbrengen met nutteloos vermaak |
bosabosa-ぼさぼさ | nietsdoen; lui; nutteloos; ledig |
bosatto-ぼさっと | (onomatopee) afwezig; verstrooid; nietsdoend; nutteloos |
boyaboya-ぼやぼや | (onomatopee) afwezig; verstrooid; nietsdoend; nutteloos |
dame-駄目 | niet goed; niet nuttig; zinloos; nutteloos |
deddo-デッド | nutteloos; ineffectief |
fuyō-不用 | onnodig [onbruikbaar; nutteloos] zijn |
fuyō-不要 | (in) onbruik; niet in zwang; nutteloosheid |
heppoko-へっぽこ | slecht; inferieur (in vaardigheid); nutteloos |
kango-閑語 | nutteloos [zinloos] gesprek; kletspraat |
karotōsen-夏炉冬扇 | iets dat nutteloos is, zoals een haard in de zomer of een waaier in de winter |
muda-無駄 | nutteloosheid; zinloosheid |
muyō-無用 | nutteloos [onbruikbaar; onnodig; overbodig; onbevoegd] zijn |
peke-ペケ | niet goed; fout; niets; nutteloos; kan niet; mislukking |
shibutsu-死物 | een (dood; levenloos) voorwerp [ding]; een nutteloos voorwerp [ding] |
shōmonai-しょうも無い | onzinnig; onnozel; dom; dwaas zinloos; nutteloos |
tsumaranai-詰まらない | onbeduidend; nutteloos |
waruagaki-悪足掻き | nutteloos [vergeefs] verzet [tegenstribbeling] |
yōfujaku-用不著 | prul; iets dat overbodig [nutteloos] is |