Kruisverwijzing
motie
lemma | meaning |
---|---|
agaru-上がる | promotie; toelating |
akunen-悪念 | slechte dingen van plan zijn; kwade opzet [gedachten; motieven; bedoelingen]; kwaadwillendheid |
arashi-嵐 | storm (fig.); commotie |
bankan-万感 | stortvloed van emoties |
chiikishinkō-地域振興 | promotie [bevordering] van regionale welvaart |
chijōi-知情意 | verstand, emotie en wil (van de menselijke geest) |
dōgi-動議 | motie; voorstel |
dōin-動因 | motief; beweegreden |
dōki-動機 | motief; beweeggrond, beweegreden (voor een misdrijf) |
en'yū-縁由 | reden; motief |
fīringu-フィーリング | gevoel; emotie |
fukuroobi-袋帯 | dubbel geweven obi (waarvan één kant mooie motieven heeft), die wordt gedragen bij dameskimono |
funjō-紛擾 | verwarring; commotie; conflict; geschil |
fushinnintōhyō-不信任投票 | motie van wantrouwen |
gakusō-楽想 | muzikaal thema [motief]; melodie |
gekijō-激情 | hevige emotie; hartstocht; passie; drift |
gen'in-原因 | oorzaak; bron; motief |
giboku-擬木 | paal of pilaar van beton of plastic met boomschorsmotief (zodat het lijkt op een boomstam) (in parken, e.d.) |
haragei-腹芸 | (op het toneel) emoties kunnen uitdrukken zonder woorden of gebaren |
in'yu-因由 | oorzaak; bron; motief |
jō-情 | gevoel(ens); sentiment; emotie; compassie; medeleven |
jōnen-情念 | emotie; hartstocht; gevoelens |
kakuage-格上げ | verhoging in status; promotie; bevordering; opwaardering |
kakudaihanbai-拡大販売 | verkoopbevordering; promotie |
kakuhan-拡販 | verkoopbevordering; promotie |
kandō-感動 | ontroering; opwinding; sensatie; emotie |
kangaimuryō-感慨無量 | diepe emotie [ontroering] |
kangeki-感激 | diepe emotie |
kanjō-感情 | gevoelens; emotie; stemming |
kankiwamaru-感極まる | zeer geëmotioneerd raken; overmand worden door emoties |
ketsugian-決議案 | resolutie; motie; voorstel |
kidoairaku-喜怒哀楽 | de 4 menselijke emoties: vreugde, woede, verdriet en plezier |
kikansha-機関車 | locomotief |
kikkake-切っ掛け | signaal [teken; aanwijzing; gelegenheid] om iets te beginnen; oorzaak; motief |
kinsen-琴線 | gevoelige snaar; sentiment; emotie |
kiyō-起用 | aanstelling; benoeming; tewerkstelling; promotie; bevordering |
kyanpēn-キャンペーン | campagne; actie; promotie; veldtocht (militair) |
kyōkaiseijinkakushōgai-境界性人格障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
kyōkaiseipāsonaritishōgai-境界性パーソナリティ障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
mochīfu-モチーフ | motief; patroon |
pēzurī-ペーズリー | paisley, abstract kleurenpatroon in stoffen (genoemd naar de plaats Paisley in Schotland, waar kasjmier sjaals met paisley motief werden gefabriceerd) |
puromōshon-プロモーション | het promoten; reclame; promotie |
rinkei-鱗形 | schubben patroon [motief] |
rōdo・shō-ロード・ショー | roadshow; band [theatergroep] op tournee; promotietoer |
ryokkaundō-緑化運動 | campagne [promotiebeweging] voor vergroening |
senchimento-センチメント | sentiment; emotie; gevoel; stemming |
sērusu・puromōshon-セールス・プロモーション | verkooppromotie; verkoopbevordering |
shimanagashi-島流し | (heden) [gedwongen] overplaatsing naar een andere afdeling in een organisatie; een vorm van demotie |
shinchoku-進捗 | opklimming in rang; promotie |
shinkō-振興 | promotie; het bevorderen |
shinnintōhyō-信任投票 | vertrouwensmotie; motie van vertrouwen |
shin'i-真意 | intentie; werkelijke bedoeling; motief |
shitagokoro-下心 | geheim verlangen [motief]; verborgen intentie; bijbedoeling |
shokku-ショック | schok; schrik; hevige emotie |
shōshin-昇進 | bevordering; promotie |
shusai-主催 | sponsoring; promotie; steun |
sōdō-騒動 | commotie; opschudding; tumult |
sokushin-促進 | versnelling; vooruitgang; promotie |
tāntēburu-ターンテーブル | draaischijf (voor locomotieven) |
tēma-テーマ | thema; onderwerp; motief |
toritate-取り立て | selectie; promotie; begunstiging |
urokogata-鱗形 | schubben patroon [motief] |
yojō-余情 | implicaties; suggesties; suggestief zijn; emoties oproepen; blijvende indruk achterlaten |
yūin-誘因 | oorzaak; motief; (directe) aanleiding; drijfveer |
zawameku-ざわめく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren) |
zawazawasuru-ざわざわする | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren); rillen; bibberen |