Kruisverwijzing
monnik
lemma | meaning |
---|---|
ajari-阿闍梨 | een monnik die een opleiding heeft voltooid in het esoterisch boeddhisme |
akusō-悪僧 | een slechte monnik; een monnik die zich slecht gedraagt |
akusō-悪僧 | een monnik die zeer goed is in de krijgskunsten |
arahōshi-荒法師 | een wilde [gewelddadige] monnik |
bō-房 | monnik; klooster; kloostercel |
chinchō-珍重 | (zen-boeddhisme) afscheidswoord gebruikt door monniken, zoals: tot ziens, welterusten, blijf gezond en wel, e.d |
daruma-達磨 | Daruma, de boeddhistische monnik Bodhidharma (Zen boeddhisme) |
dōryū-道流 | (boeddhisme) monniken; priesters |
dōshi-道士 | boeddhistische priester [monnik] |
dōzoku-道俗 | (boeddhistische) monniken en leken |
fubon-不犯 | strikte naleving van het voorschrift dat boeddhistische monniken kuis moeten leven |
futo-浮屠 | Boeddhistische priester [monnik] |
gerō-下﨟 | een priester [monnik] met lage rang (en weinig ervaring) |
haiji-廃寺 | vervallen [bouwvallige] tempel (zonder inwonende monniken) |
hokkyō-法橋 | (boeddh.) een van de rangen van priesters [monniken] |
hōō-法皇 | een keizer die afstand heeft gedaan van de troon en monnik is geworden |
hōshi-法師 | Boeddhistische priester [monnik]; iemand in monniksgewaad |
ichinenhokki-一念発起 | besluit om Boeddhistische monnik te worden |
iruman-イルマン | broer; broeder; monnik |
jisha-侍者 | monnik die de hoofdpriester van een tempel bijstaat bij allerlei zaken |
jukasekijō-樹下石上 | (slapen) onder een boom of op een steen (zoals een Boeddhistische monnik op pelgrimage) |
kessō-傑僧 | een uitmuntende [zeer verdienstelijke] monnik |
kisan-帰山 | de terugkeer van een monnik naar zijn tempel |
kōyahijiri-高野聖 | bedelmonnik |
kōyahijiri-高野聖 | monnik die vanuit de berg Koya wordt uitgezonden om de leer te verspreiden en donaties te verzamelen |
kuri-庫裏 | de woonvertrekken van (boeddhistische) monniken in een tempel |
kūya-空也 | Kūya (ook wel Kōya of Kōshō genoemd), een Tendai monnik (903 - 972) |
kūyanenbutsu-空也念仏 | invocatie van Amida Boeddha volgens de leer van Kūya (een Tendai monnik, 903 - 972) met behulp van instrumentale begeleiding (kalebas of bel) en dans |
kyakusō-客僧 | reizende [gast] priester [monnik] |
maisu-売僧 | een monnik die oneerlijke wijze zaken doet (met misbruik van zijn boeddhistische status) |
maisu-売僧 | een term die gebruikt wordt om op een denigrerende manier naar monniken te verwijzen |
namagusabōzu-生臭坊主 | corrupte monnik [priester] |
namagusai-生臭い | werelds; verdorven (een monnik die zich niet aan de Boeddhistische voorschriften houdt) |
nobushi-野武士 | een monnik die in de bergen woont en ascetische praktijken beoefent; bergpriester; heremiet |
nyūin-入院 | in een tempel of klooster gaan (wonen) als monnik (en zijn huis verlaten) |
rakushoku-落飾 | tonsuur (van een monnik e.d.); geschoren kruin; kruinschering |
rōsō-老僧 | (woord dat door een oude monnik werd gebruikt om naar zichzelf te verwijzen) ik |
rōsō-老僧 | oude monnik [priester] |
samue-作務衣 | samue, werkkleding van Japanse boeddhistische monniken (tegenwoordig ook gedragen als vrijetijds- of werkkleding) |
shakujō-錫杖 | staf van een boeddhistische priester [monnik; asceet] |
shisō-師僧 | een leidende [de leer onderwijzende] boeddhistische monnik |
shiso-緇素 | een monnik en een leek |
shūdōshi-修道士 | monnik; kloosterbroeder |
shūdōsō-修道僧 | monnik; kloosterbroeder |
shujō-拄杖 | staf van een zen-priester [monnik] |
shukke-出家 | boeddhistische priester [monnik; non] |
shūto-衆徒 | (in de Heian periode) monniken die in een grote tempels woonden (zij waren vaak ook krijgers) |
shūto-衆徒 | veel monniken |
sōhei-僧兵 | (boeddhistische) monnik-soldaat |
sōi-僧衣 | habijt; priestergewaad; monnikspij |
sōni-僧尼 | monniken en nonnen |
sōryo-僧侶 | boeddhistische priester [monnik] |
sōseki-僧籍 | (Boeddh.) het ambt van priester of monnik |
sōtōshū-曹洞宗 | Sōtō Zen (een stroming binnen het Japanse Zen-Boeddhisme, ooit vanuit China geïntroduceerd door de monnik Dōgen) |
takuhatsu-托鉢 | (boeddh.) bedeltocht van een monnik; rondgang voor het vragen van aalmoezen) |
takuhatsu-托鉢 | (Zen boeddhisme) monniken gaan met hun eigen eetkom naar de eetzaal in een Zen tempel |
teppatsu-鉄鉢 | de ijzeren kom van een (boeddhistische) bedelmonnik |
tonsura-トンスラ | tonsuur; kruinschering (priester; monnik, e.d.) |
uhatsu-有髪 | een boeddhistische monnik of non die niet is kaalgeschoren; het niet kaalgeschoren zijn |
umibōzu-海坊主 | Umibōzu, een legendarisch zeemonster (met een geschoren hoofd zoals een Boeddhistische monnik) |
unsui-雲水 | een rondtrekkende monnik; bedelmonnik |
yamabushi-山伏 | bergpriester; heremiet; een monnik die in de bergen woont en ascetische praktijken beoefent |
zasu-座主 | Boeddhistische monnik met de hoogste rang (toezichthouder van de grote tempel) |
zenshitsu-禅室 | een kamer van een zenboeddhist (monnik) |
zensō-禅僧 | monnik die zenboeddhisme bestudeert, en zenmeditatie (zazen) beoefent |
zensō-禅僧 | zenboeddhistische monnik |
zuda-頭陀 | (afk. voor) pelgrimstas; tas van bedelmonniken; tas om de nek van een dode; stoffen boodschappentas |
zudabukuro-頭陀袋 | pelgrimstas; tas van bedelmonniken; tas om de nek van een dode |
zukin-頭巾 | hoofddeksel; kap; hoofddoek; monnikskap; nonnenkap; keppel |