moeder / moe-der ( de (v) | znw | moeders )
1母
2お母さん [(beleefd; ook aanspreektitel)]
Kruisverwijzing
moeder
lemma | meaning |
---|---|
aikokushin-愛国心 | liefde voor het vader- [moeder-] land; patriottisme |
baasan-婆さん | oude vrouw; grootmoeder |
bakkaku-麦角 | moederkoren (ziekte in granen) |
bo-母 | (in kanji combinaties) moeder |
bodō-母堂 | (beleefde term voor) de moeder van iemand anders; uw [zijn; haar] moeder |
bogo-母語 | moedertaal; eerste taal |
bogowasha-母語話者 | moedertaalspreker; native speaker |
bohan-母斑 | moedervlek; geboortevlek |
bokoku-母国 | thuisland; moederland |
bonyū-母乳 | moedermelk |
boseiai-母性愛 | moederliefde |
boshi-母子 | moeder en kind |
daigi-台木 | boomstam; moederstam; onderstam; boomstronk |
dairikaitai-代理懐胎 | draagmoederschap; surrogaat zwangerschap |
daishizen-大自然 | de natuur; Moeder Natuur |
fubo-父母 | vader en moeder; ouders |
gaiseki-外戚 | familielid van moederszijde [moederskant] |
haha-母 | moeder; mijn moeder |
hahako-母子 | moeder en kind |
hahanohi-母の日 | Moederdag (2de zondag in mei) |
hahaoya-母親 | moeder |
hahaue-母上 | (beleefde vorm voor) moeder |
harachigai-腹違い | halfzus of halfbroer; (kinderen) van verschillende moeders |
hogeibosen-捕鯨母船 | grote walvisvaarder; moederschip bij de walvisvangst |
hokuro-黒子 | moedervlek; wrat; naevus [nevus] |
honsen-本船 | moederschip; depotschip; dit [ons] schip |
honsha-本社 | hoofdkantoor; hoofdkwartier; moedermaatschappij |
ifuku-異腹 | kinderen (halfbroers, halfzusters) van verschillende moeders |
jitsubo-実母 | biologische moeder; echte moeder |
kabo-家母 | je (eigen) moeder |
keibo-継母 | stiefmoeder |
keiretsugaisha-系列会社 | gelieerd bedrijf; moeder-, dochter-, of zustermaatschappij |
kibangan-基盤岩 | grondgesteente; moedergesteente; fundament |
kokoku-故国 | moederland; vaderland |
kōsobo-高祖母 | betovergrootmoeder |
kyōikumama-教育ママ | (een moeder die haar kind(eren) streng opvoedt om ze zo goed mogelijk te laten presteren) tijgermoeder; tijgermama |
mama-ママ | mamma; (mijn) moeder |
mamagoto-飯事 | (kinderspel) vadertje en moedertje spelen; theepartijtje, e.d. houden met speelgoedservies |
mamahaha-継母 | stiefmoeder |
maria-マリア | (de heilige Maagd) Maria (moeder van Jezus) |
mazābōdo-マザーボード | (Eng.: motherboard) moederbord (computerterm) |
mazakon-マザコン | moedercomplex |
mazaringu-マザリング | (Eng.: mothering) bemoederen; moederschap |
mazaringu・sandē-マザリング・サンデー | (Eng.: mothering sunday) Moeders Zondag (van oorsprong Christelijke feestdag op de vierde zondag van de vastentijd) |
mazā・gūsunouta-マザー・グースの歌 | liedjes [versjes] van Moeder de Gans |
mazā・konpurekkusu-マザー・コンプレックス | moedercomplex (Eng. mother complex) |
minkanryōhō-民間療法 | oude huismiddeltjes; geneesmiddeltjes uit grootmoeders tijd |
mōbo-孟母 | de moeder van Mencius (Chinese wijsgeer, 372 v.Chr. - 289 v.Chr.) |
mōbosansennooshie-孟母三遷の教え | het belang van het creëren van een goede leeromgeving voor een kind (naar een oud verhaal over Mencius' moeder die 3 keer verhuisde daarvoor) |
momizumu-モミズム | buitensporige aandacht van een overbezorgde of aanhankelijke moeders voor haar kind |
nakibokuro-泣き黒子 | een moedervlek onder een oog (volgens een Japans volksgeloof een teken dat iemand gevoelig is voor huilen) |
nazukeoya-名付け親 | peetouder [peetvader; peetmoeder] |
neitibu-ネイティブ | (afkorting voor) native speaker; moedertaalspreker |
neitibu・supīkā-ネイティブ・スピーカー | moedertaalspreker; native speaker |
nigari-苦汁 | moederloog (na zoutwinning uit zeewater) |
ninsanpu-妊産婦 | zwangere vrouwen en vrouwen die (net) bevallen zijn; zwangere vrouwen en moeders die borstvoeding geven |
nyōin-女院 | aan het keizerlijk hof de titel 'in' voor de moeder van de keizer, de keizerin of de prinses |
obaasan-お婆さん | grootmoeder; oma; oude vrouw |
ofukuro-お袋 | informele term voor (de eigen) moeder |
okaasan-お母さん | moeder (beleefd, ook aanspreektitel) |
oppai-おっぱい | melk; moedermelk; borst(en) |
oya-親 | ouder(s) (vader, moeder) |
oyabune-親船 | moederschip (groot schip dat het middelpunt van een vloot vormt) |
ransōninshin-卵巣妊娠 | ovariële zwangerschap; eierstok zwangerschap (een buitenbaarmoederlijke zwangerschap) |
ryōshin-両親 | (beide) ouders (vader en moeder) |
seibo-生母 | echte moeder; biologische moeder |
shāshī-シャーシー | een behuizing waarin het moederbord, geheugen, diskettes en andere onderdelen van een computer zijn gemonteerd |
shikyū-子宮 | baarmoeder; uterus |
shikyūgaininshin-子宮外妊娠 | buitenbaarmoederlijke zwangerschap |
shikyūgan-子宮がん | baarmoederkanker; uteruscarcinoom |
shikyūkei-子宮頸 | baarmoederhals; cervix |
shikyūkeibu-子宮頸部 | baarmoederhals; cervix |
shikyūkeigan-子宮頸癌 | baarmoederhalskanker; cervixcarcinoom |
shinguru・mazā-シングル・マザー | alleenstaande moeder |
sobo-祖母 | (mijn) grootmoeder |
sukinshippu-スキンシップ | intimiteit [huidcontact] tussen moeder en kind |
tai-胎 | baarmoeder |
taidō-胎動 | het bewegen van een foetus in de baarmoeder |
taikōtaigō-太皇太后 | titel van grootmoeder van de keizer; keizerin-grootmoeder |
tainai-胎内 | in de baarmoeder |
tanechigai-種違い | halfbroer; halfzus (met dezelfde moeder maar verschillende vaders) |
tebanare-手離れ | (van een kind) het niet meer constante zorg van de moeder nodig hebben |
yōbo-養母 | adoptiemoeder |
yōmaku-羊膜 | vruchtvlies (in baarmoeder bij zwangerschap) |
yōsui-羊水 | vruchtwater (vloeistof in de baarmoeder tijdens zwangerschap) |
yukinoshita-雪の下 | steenbreek; moederplant (Saxifraga stolonifera) |