Kruisverwijzing
mens
lemma | meaning |
---|---|
adamu-アダム | Adam (naam van de eerste mens in de Bijbel) |
aijin-愛人 | het houden van mensen; mensenliefde |
aisatsu-挨拶 | relatie [band] (tussen 2 mensen bemiddelen; bemiddeling; interventie; bemiddelaar |
aishō-相性 | affiniteit; goed samengaan; bij elkaar passen; chemie (tussen mensen) |
akki-悪鬼 | een kwade geest [godheid] die de mensen op het slechte pad brengt; de god van de onderwereld |
akubyōdō-悪平等 | gelijke behandeling van mensen ongeacht hun kwaliteiten; op valse [verkeerde] gronden gebaseerde gelijkheid |
akuchi-悪血 | slecht bloed (bloed dat door ziekte een verkeerde samenstelling heeft) |
akuchishiki-悪知識 | een kwaadaardig iemand die mensen op het slechte pad brengt |
akugi-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
akugyaku-悪逆 | ondeugendheid; kattenkwaad; schelmenstreek |
akuma-悪魔 | een door en door slechte [wrede; onmenselijke] persoon |
akuninshōkisetsu-悪人正機説 | juist slechte mensen ontvangen de gunsten van Amida Boeddha (een theorie van Shinran (1173-1262), de stichter van de boeddhistische Jōdoshin school) |
akutare-悪たれ | met opzet kattenkwaad uithalen; een schelmenstreek uithalen; zich slecht [wild] gedragen |
ama-尼 | (hatelijke aanduiding voor vrouw) wijf; mens; trut |
amu-編む | samenstellen; redigeren (publicaties e.d.) |
araebisu-荒夷 | wildeman; barbaar (denigrerende term die door mensen in de hoofdstad wordt gebruikt om te verwijzen naar mensen uit het oosten van Japan) |
atamakazu-頭数 | aantal personen [mensen]; quorum; numerieke sterkte |
au-合う | bij elkaar komen; samensmelten |
a'nekumēne-アネクメーネ | gebieden op aarde die door extreme omstandigheden (droogte, hitte, hoogte, etc.) niet permanent door mensen bewoond kunnen worden |
bannen-晩年 | laatste jaren (van een mensenleven); levensavond; oude dag; ouderdom |
baria・furī-バリア・フリー | toegankelijkheid (voor ouderen en mensen met een beperking) |
bebiibūmā-ベビーブーマー | babyboomer(s) (generatie mensen geboren na de tweede wereldoorlog, ca. 1946-1960) |
binbōgami-貧乏神 | god van de armoede [van de arme mensen] |
bonge-凡下 | gewone mensen; het gewone volk; het grote publiek |
bonryo-凡慮 | de gewone mens; middelmatige persoon |
bonzoku-凡俗 | gewone mensen; een middelmatige persoon |
bunkakunshō-文化勲章 | Japanse Orde van Culturele Verdienste (onderscheiding voor mensen die een bijdrage hebben geleverd aan behoud en ontwikkeling van de cultuur) |
burū・dē-ブルー・デー | menstruatiedag |
chi-稚 | (in samenstellingen) jong; kinderlijk |
chijōi-知情意 | verstand, emotie en wil (van de menselijke geest) |
chīmupurē-チームプレー | teamspel; goed samenspel binnen een team |
chīmuwāku-チームワーク | teamwerk; samenspel; samenwerking |
chokusen-勅撰 | keizer die zelf gedichten schrijft, of dichtbundels samenstelt |
chōmin-町民 | stedeling; stadsmens |
chū-仲 | relatie tussen mensen |
chūgen-中元 | zomergeschenk (veel Japanners geven tijdens het Obon festival geschenken aan mensen die het afgelopen half jaar veel voor hen hebben betekend) |
chūkenshotokusō-中堅所得層 | (mensen met) middenklasse inkomens |
daigan-代願 | voorbede; voorspraak; als tussenpersoon fungeren; bidden tot god {Boeddha] namens een ander |
daigen-代言 | een pleidooi [het pleiten] namens een ander (advocatuur) |
daihitsu-代筆 | schrijven namens iem. anders |
daredare-誰誰 | wie; welke personen [mensen] |
deashi-出足 | opkomst (van mensen, publiek) |
deharau-出払う | verlaten [zonder mensen] zijn; niemand thuis zijn |
dimenshon-ディメンション | dimensie; omvang |
dōbutsuyuraikansenshō-動物由来感染症 | zoönose (infectie die van dier op mens kan overgaan) |
doggu・iyā-ドッグ・イヤー | (Eng.: dog's year) een levensjaar van een hond (ca. gelijk aan 7 mensjaren), geeft aan de snelheid van veranderingen in de informatiemaatschappij |
dōhō-同胞 | broeder; kameraad; landgenoot; medemens |
dokkyorōjin-独居老人 | alleenstaande [alleenwonende] oudere mensen |
donto・nō・gurūpu-ドント・ノー・グループ | (Eng.: don't-know-group) mensen die b.v. bij een enquête iets niet weten of begrijpen |
dorafuto-ドラフト | ploegen-samenstelling (honkbal) |
doyadoya-どやどや | geluid van vele voetstappen [van een menigte mensen] (onomatopee) |
dōzei-同勢 | gezelschap; groep mensen |
eiketsu-英傑 | geweldig persoon; bijzonder mens; genie; held |
ekichū-益虫 | (voor mensen en milieu) nuttig insect |
ekisutikkusu-エキスティックス | wetenschap van menselijke vestiging; planologie |
ekonomikku・animaru-エコノミック・アニマル | economisch dier (term gebruikt voor mensen die alleen economische winst nastreven) |
en-縁 | relatie; verbintenis; binding; connectie (tussen mensen) |
enjin-遠人 | mensen uit een verre streek [een ver land]; buitenlander |
fain・seramikkusu-ファイン・セラミックス | fijn keramiek (dat nieuwe functies en eigenschappen heeft door de samenstelling, structuur, vorm) |
fukatoku-不可得 | (boeddh.) onbereikbaarheid; ongrijpbaarheid van de absolute waarheid (vanwege menselijke beperkingen) |
fukugō-複合 | samenstelling; mengsel; samengesteld geheel |
fukugōgo-複合語 | een samengesteld woord; samenstelling |
fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
furikomeru-降り籠める | regenen [sneeuwen] waardoor mensen binnen blijven |
furītā-フリーター | freeter, Japanse uitdrukking voor mensen (meestal jongeren) die geen vaste baan hebben maar (wisselende) parttime baantjes |
furugitsune-古狐 | sluwe oude vos; listig mens |
fūzu・fū-フーズ・フー | wie is dat; wie is wie (biografisch woordenboek van bekende mensen) |
fyūjon-フュージョン | samenvoeging; samensmelting, |
ganryō-含量 | inhoud; samenstelling |
gappei-合併 | combinatie; samenvoeging; samensmelting; fusie |
gassō-合奏 | een ensemblestuk (muziek); samenspel |
gattai-合体 | samensmelting |
gege-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
gekkei-月経 | menstruatie; menstruatieperiode |
genjin-原人 | de eerste mens (Pithecanthropus-Erectus of Javamens) |
genseijinrui-現生人類 | de moderne mens; homo sapiens |
genshijin-原始人 | primitieve mens; oermens |
go-後 | later; (daar)na; na afloop van (in samenstellingen) |
go-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
gōdōkonpa-合同コンパ | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
gōkon-合コン | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
gomigomi-ごみごみ | druk; vol (teveel mensen) |
gomyaku-語脈 | (semantische en grammaticale) woordkoppeling; samenstelling van twee woorden |
gōseigo-合成語 | samengesteld woord; samenstelling |
goun-五蘊 | (boeddhisme) de vijf khandhas (groepen van bestaan van de mens) |
gunshū-群衆 | menigte; (grote) groep mensen; (mensen)massa |
habitatto-ハビタット | (van mens, plant of dier) natuurlijk leefgebied; habitat |
haiburiddo-ハイブリッド | mengsel; samenstelling |
haizai-配剤 | het samenstellen [klaarmaken; mengen] van medicijnen |
hai・tatchi-ハイ・タッチ | (high touch) de (broodnodige) menselijke inbreng in de technologische samenleving |
hanabasami-花鋏 | bloemenschaar |
hanawa-花輪 | bloemkrans; guirlande; bloemenslinger |
hanaya-花屋 | bloemenwinkeltje; bloemenstalletje |
hannin-半人 | half mens |
han'i-犯意 | criminele bedoeling; voorbedachte raad; mens rea (Lat.: een schuldige geest) |
harakara-同胞 | landgenoot; broeder; kameraad; medemens |
hatameiwaku-傍迷惑 | overlast [ongemak] (veroorzaken) voor andere mensen [de mensen om je heen] |
hensan-編纂 | compilatie; samenstelling; bewerking |
hensei-編成 | het samenstellen; compileren; in elkaar zetten |
hensei-編製 | het opstellen [samenstellen] van een familieregister [kiesregister, schoolkinderen register, e.d.] |
henshū-編集 | redactie; samenstelling; bewerking |
hiebie-冷え冷え | (tussen mensen) kilheid; kilte |
hikikomori-引き籠もり | mensen die zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikimekagibana-引き目鉤鼻 | een schildertechniek voor het tekenen van menselijke gezichten (gebruikt in Yamato-e tijdens de Heian-periode) |
hikute-引く手 | iemand die mensen uitnodigt |
himachi-日待ち | (lett.: het wachten op de zon) een bijeenkomst waarbij mensen samen bidden en wachten op de opkomst van de zon (Shinto) |
hinkonsha-貧困者 | arme mensen; de armen; minderbedeelden; pauper(s) |
hippuhippu-匹夫匹婦 | het gewone volk; onwetende [domme; onverstandige] mensen |
hito-人 | mens; persoon |
hitobarai-人払い | alle mensen wegsturen (uit een kamer, zaal, etc,) |
hitobashira-人柱 | mensenoffer |
hitobito-人人 | veel mensen; iedereen |
hitodakari-人集り | een mensenmenigte; menigte [massa] mensen |
hitodasuke-人助け | een vriendelijke daad; gunst; hulp aan andere mensen |
hitode-人手 | (menselijke) hand |
hitodenashi-人でなし | een bruut; beest; monster; onmenselijk wezen |
hitodoori-人通り | voetgangers verkeer; komen en gaan van mensen |
hitogaki-人垣 | menigte; mensenmassa |
hitogirai-人嫌い | misantropie; mensenhaat |
hitogirai-人嫌い | misantroop; mensenhater |
hitogoe-人声 | (het geluid van) de (menselijke) stem |
hitogomi-人込み | mensenmassa; drukte (van mensen); gedrang |
hitoikire-人熱れ | muffe [benauwde] lucht (van veel mensen in een kleine ruimte) |
hitokage-人影 | menselijke figuur [silhouet] |
hitokurōn-ヒトクローン | menselijke kloon |
hitomae-人前 | publiek; openbaar; (in) aanwezigheid van (andere) mensen |
hitomigokū-人身御供 | mensenoffer |
hitonami-人波 | een kolkende menigte; opdringende massa (mensen) |
hitosama-人様 | anderen; andere mensen |
hitotarashi-人たらし | mensenmens (iemand die graag onder de mensen is) |
hitoyama-人山 | mensenmenigte |
hitozukai-人使い | de wijze van omgaan met [behandeling van] werknemers [personeel]; mensen 'gebruiken' |
hitozukiai-人付き合い | het sociaal zijn; goed met mensen overweg kunnen |
hito・genomu-ヒト・ゲノム | menselijk genoom |
hōkyō-法橋 | (boeddh.) de brug van de Dharma (deze term vergelijkt de leer van Boeddha met een brug die mensen naar de overkant brengt) |
homo-ホモ | (wetenschappelijke naam voor) mens |
homo・ekonomikusu-ホモ・エコノミクス | homo economicus (de mens die zich laat leiden door economische en rationele overwegingen) |
homo・erekutosu-ホモ・エレクトス | de rechtopstaande mens |
homo・fāberu-ホモ・ファーベル | (filosofie) homo faber (lett. de werkende mens) |
homo・habirisu-ホモ・ハビリス | Homo habilis (uitgestorven menssoort, die 2,3 tot 1,5 miljoen jaar geleden leefde in Oost-Afrika)) |
homo・rūdensu-ホモ・ルーデンス | homo ludens (lett. de spelende mens) |
homo・sapiensu-ホモ・サピエンス | (wetenschappelijke naam voor) de moderne mens; homo sapiens |
hyakkazensho-百科全書 | het samenstellen van een encyclopedie |
hyakusei-百姓 | het gewone volk; de gewone mensen |
hyakushō-百姓 | het gewone volk; de gewone mensen; burgers |
hyūman-ヒューマン | (Eng.: human) mens |
hyūmanitī-ヒューマニティー | (Eng.: humanity) mensheid |
hyūman・asesumento-ヒューマン・アセスメント | (Eng.: human assessment) beoordeling van mensen (b.v. personeel) |
hyūman・rirēshonzu-ヒューマン・リレーションズ | (Eng.: human relations) menselijke betrekkingen [relaties] |
ichimei-一命 | een leven; het (mensen)leven; iemands leven |
idokoro-居所 | achterwerk; achterste; billen (van mens, dier e.d.) |
iinasu-言い做す | bemiddelen (tussen); proberen (mensen) te verzoenen |
ijū-移住 | migratie (van mensen) |
ikigao-生き顔 | het gezicht van een levende (mens) |
infaitingu-インファイティング | (verborgen) machtsstrijd; stammenstrijd; heimelijke concurentie |
inkamu・akaunto-インカム・アカウント | (Eng.: income account) inkomensrekening |
issei-一世 | mensenleven; een leven lang |
isseifūbi-一世風靡 | de heerschappij voeren; overwicht [controle] hebben op de gedachten van mensen |
itazura-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
jakuhai-若輩 | jong persoon; jongeling; jongmens |
jigen-次元 | dimensie; omvang |
jijin-時人 | mensen van een (bepaald) tijdperk; tijdgenoten |
jin-人 | mens; persoon |
jinbun-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
jinchūmimai-陣中見舞い | een helpend [aanmoedigend] bezoek aan mensen die hard moeten werken |
jindōteki-人道的 | humaan; menswaardig; menslievend |
jingo-人後 | na anderen; minder dan andere mensen |
jinjūkyōtsūkansenshō-人獣共通感染症 | zoönose (infectie die van dier op mens en v.v. kan overgaan) |
jinkan-人間 | de wereld; de mensheid |
jinken-人権 | mensenrechten; burgerlijke vrijheden |
jinkendantai-人権団体 | mensenrechtenorganisatie |
jinkengaikō-人権外交 | mensenrechtendiplomatie |
jinkenjūrin-人権蹂躙 | schending van mensenrechten |
jinkenkatsudōka-人権活動家 | mensenrechtenactivist(e) |
jinkenmondai-人権問題 | mensenrechtenkwestie |
jinkenseisaku-人権政策 | mensenrechtenbeleid |
jinkensengen-人権宣言 | de Verklaring van de rechten van de mens |
jinketsu-人傑 | een intelligent [getalenteerd] persoon; een groot mens |
jinki-人気 | het temperament [de stemming] van mensen in een bepaald gebied |
jinkō-人工 | mensenwerk; vakwerk; kunstmatig iets |
jinkokki-人国記 | een register met biografieën van belangrijke mensen (gerangschikt per geboorteplaats) |
jinmei-人命 | het (menselijk) leven |
jinmenjūshin-人面獣心 | een monster [beest] in menselijke gedaante; een bruut; meedogenloos [wreed] mens |
jinmon-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
jinrin-人倫 | de mensheid |
jinrin-人倫 | menselijke betrekkingen [relaties]; moraliteit, |
jinrui-人類 | menselijk wezen; de mens (Homo sapiens); de mensheid |
jinruiai-人類愛 | mensenliefde; humanisme |
jinryoku-人力 | mankracht; menselijke kracht |
jinsei-人生 | een mensenleven; het leven (van iemand) |
jinsha-仁者 | een deugdzaam iemand [mens] |
jinshi-人士 | mensen; bevolking |
jinshin-人身 | menselijk lichaam |
jinshinbaibai-人身売買 | slavenhandel; mensenhandel |
jinshu-人種 | (mensen) ras |
jintai-人体 | het menselijk lichaam |
jintaijikken-人体実験 | experimenteren op mensen; onderzoek met menselijke proefpersonen |
jintaikaibō-人体解剖 | menselijke anatomie |
jintaikaibōgaku-人体解剖学 | de studie van de menselijke anatomie |
jintaimokei-人体模型 | anatomisch model van het menselijk lichaam |
jin'en-人煙 | menselijke bewoners (te zien door rook uit hun huizen) |
jin'in-人員 | het aantal mensen |
jishohenshū-辞書編集 | lexicografie; het samenstellen van een woordenboek |
jishohenshūsha-辞書編集者 | lexicograaf; samensteller van een woordenboek |
jō-譲 | (in samenstellingen) geven; overhandigen; toekennen; doorgeven; verkopen |
jōmyō-常命 | levensduur (van een mensenleven) |
jukugo-熟語 | een samenstelling (samengesteld woord); kanji combinaite |
jukusei-塾生 | student aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
jukutō-塾頭 | hoofdonderwijzer [docent; leraar] aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
juniku-受肉 | de incarnatie van Christus (de Zoon van God als mens; geest en vlees) |
jun'en-順縁 | het feit dat in de natuurlijke loop der dingen de mensen sterven in volgorde van ouderdom |
kagōbutsu-化合物 | chemische samenstelling [verbinding] |
kai-下意 | gedachten [mening; gevoelens; wens] van de gewone mensen |
kaigoken-介護犬 | assistentiehond; ADL-hond (om mensen met een handicap te helpen met Activiteiten van het Dagelijks Leven) |
kaimei-開明 | civilisatie; (menselijke) beschaving; culturele verlichting |
kamiwaza-神業 | het werk van god; wonder; bovenmenselijke prestatie |
kansō-観相 | Japanse gedicht over menselijke (sociale) omstandigheden en het leven |
karyōbinga-迦陵頻伽 | (in het (Boeddhisme) Kalaviṅka, onsterfelijk wezen met een menselijk hoofd en het lichaam van een vogel |
kasei-化成 | chemische synthese [samenstelling] |
kasha-火車 | (boeddh.) vuurwagen (vervoert dode mensen die tijdens hun leven slechte daden hebben begaan naar de hel) |
kasu-滓 | minderwaardig [waardeloos] overschot [restant]; rotzooi; uitschot; waardeloze mensen |
katen-加点 | de optelling en notering van scores en punten van testen, examens, wedstrijden, etc. |
kē-ケー | k, afk. voor Korea (in samenstellingen, zoals k-pop) |
kedamono-獣 | een bruut; beest; onmens; barbaar; schoft |
keganin-怪我人 | gewonde(n); gewonde mensen |
kehheru-ケッヘル | Ludwig von Köchel (1800-1877), Oostenrijkse jurist en musicoloog (bekend van de catalogus van de werken van Mozart die hij samenstelde) |
keifu-系譜 | verbinding [relatie] tussen groepen (mensen of dingen); tak |
keigun-鶏群 | een samenkomst [bijeenkomst] van gewone mensen |
keijishūkyō-啓示宗教 | (door God aan de mensen) geopenbaarde religie |
kenjinkai-県人会 | prefectuur-vereniging; vereniging [bijeenkomst] van mensen die uit dezelfde prefectuur afkomstig zijn |
keshin-化身 | incarnatie; manifestatie; het verschijning van goden, Boeddha's, demonen, e.d, in menselijke vorm |
kidoairaku-喜怒哀楽 | de 4 menselijke emoties: vreugde, woede, verdriet en plezier |
ko-股 | (van een mens) onderbuik; kruis; lies |
kodoku-孤独 | eenzelvig mens; iemand die zijn eigen weg gaat [zich afzondert] |
koe-声 | (menselijke) stem |
kōkō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
koku-黒 | (in samenstellingen) zwart |
kokuhaku-酷薄 | onmenselijkheid; wreedheid |
kōmō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
konbinēshon-コンビネーション | combinatie; samenstelling; verbinding |
konbinēshon-コンビネーション | het combineren; samenspel |
koninzū-小人数 | klein aantal mensen [personen] |
konkyūsha-困窮者 | arme mensen; de armen; de behoeftigen |
konsei-混成 | mengeling; vermenging; mengsel; samenstelling |
konzatsu-混雑 | vermenging; samensmelting |
kōreisha-高齢者 | oude mensen; ouderen; bejaarden; mensen op hoge leeftijd |
kōza-広座 | ruime zitplaats; zitplaats waar meerdere mensen kunnen zitten; sofa |
kubihiki-首引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
kubippiki-首っ引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
kuchikazu-口数 | aantal mensen; aantal gezinsleden; aantal monden te voeden |
kumikaeru-組み換える | herschikken; herindelen; opnieuw samenstellen |
kumu-組む | samenstellen; (op)zetten |
kuratchi-クラッチ | kruis (van mens of broek) |
kurōnningen-クローン人間 | een menselijke kloon; gekloonde mens |
kuroyama-黒山 | een grote mensenmassa [menigte] |
kusanone-草の根 | de gewone mensen; het algemene publiek |
kyatchi・sērusu-キャッチ・セールス | agressieve verkoopmethode (waarbij men mensen op straat aanspreekt om hen iets te verkopen) |
kyōbō-共謀 | samenzwering; samenspanning; complot |
kyōdōbōgi-共同謀議 | samenzwering; samenspanning; complot |
kyūkō-救荒 | het redden van mensen bij hongersnood |
kyūmei-救命 | redding; het redden van iemand in nood [van een mensenleven] |
kyūmin-救民 | rampenbestrijding; hulp aan mensen in nood |
man-マン | man; mens |
manzai-万歳 | entertainers, die vroeger bij Nieuwjaarsfeesten van deur tot deur gingen om de mensen te vermaken |
masu-マス | een massa; grote groep; menigte (mensen) |
me-奴 | vent; heerschap; mens |
mei-名 | (wordt ook gebruikt voor het tellen van mensen) mens; persoon |
menshebiki-メンシェビキ | mensjewiek |
mensu-メンス | menstruatie |
mi-身 | (menselijk) lichaam |
minikomi-ミニコミ | minicommunicatie (communicatie tussen een beperkt aantal mensen) |
minoue-身の上 | menselijk lot; lotsbestemming |
mīnzutesuto-ミーンズ・テスト | inkomensonderzoek |
mizantorōpu-ミザントロープ | misantroop; mensenhater |
mochigoma-持ち駒 | reserve personeel [mensen] |
mogidō-没義道 | onmenselijkheid; wreedheid; meedogenloosheid |
mōja-亡者 | een dode; dood mens; een geest |
moromoro-諸諸 | allerlei dingen [zaken; mensen] |
muenbochi-無縁墓地 | een begraafplaats voor mensen zonder nabestaanden |
muenboka-無縁墓 | een algemeen graf; een graf voor mensen zonder nabestaanden |
mukuge-尨毛 | (van een mens) dun, zacht [donzig] haar |
musubi-結び | band [verbinding] (tussen mensen) |
na-名 | (slechts) in naam ; uiterlijk; uiterlijke schijn; voorwendsel; excuus; (in) naam (van); op titel van; namens |
nagarazoku-ながら族 | mensen (leeringen; studenten) die de gewoonte hebben tijdens het studeren te luisteren naar muziek, radio enz. |
nakaai-中間 | relatie tussen mensen (met name tussen familieleden). |
namakemono-怠け者 | luiaard; luierik; lui mens |
namida-涙 | (menselijke) gevoelens (zoals medeleven en verdriet) |
nan-軟 | (in samenstellingen) zachtheid; zacht zijn |
nanpa-軟派 | mensen die speculeren op de handelsmarkt |
nareau-馴れ合う | samenspannen; samenzweren |
neanderutārujin-ネアンデルタール人 | neanderthaler; neanderthalmens |
nin-人 | mens; persoon |
nin-人 | wordt gebruikt voor het tellen van mensen |
ningen-人間 | mens; persoon; mensheid |
ningengirai-人間嫌い | misantropie; mensenhaat |
ningengirai-人間嫌い | misantroop; mensenhater |
ningenkankei-人間関係 | (inter)menselijke relaties [betrekkingen] |
ningenmi-人間味 | menselijkheid; menslievendheid; zachtaardigheid |
ningenmorumotto-人間モルモット | menselijk proefkonijn |
ningennami-人間並み | (net) als een mens; met menselijke eigenschappen [intelligentie] |
ningensei-人間性 | de menselijke natuur [aard]; menselijkheid |
ningensogai-人間疎外 | ontmenselijking; dehumanisering |
ningenteki-人間的 | menselijk |
ningenwaza-人間業 | mensenwerk; wat mensen kunnen doen; waar mensen toe in staat zijn; wat menselijkerwijs mogelijk is |
ningenzō-人間像 | (toon)beeld van een mens |
ninjō-人情 | menselijk gevoel; menselijkheid; vriendelijkheid; menselijke aard |
ninzū-人数 | veel mensen; een grote groep mensen |
noarashi-野荒らし | de mens die [het dier dat} de gewassen vernielt of steelt |
nobejin'in-延べ人員 | het totaal aantal mensen [personen] (dat nodig is om een taak te voltooien) |
nobeninzū-延べ人数 | het totaal aantal mensen [personen] (dat nodig is om een taak te voltooien) |
nyū・seramikkusu-ニュー・セラミックス | nieuw keramiek (dat nieuwe functies en eigenschappen heeft door de samenstelling, structuur, vorm) |
o-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
on-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
oomukō-大向こう | het publiek; de mensenmassa |
ooninzū-大人数 | een groot aantal mensen; een menigte |
oozei-大勢 | een menigte [grote groep] (mensen) |
oshikakeru-押しかける | (van mensen) te hoop lopen; toestromen; met z'n allen tegelijk naar binnen gaan |
osoba-御側 | (beleefde term voor) entourage, de mensen om u heen [aan uw zijde] |
pekingenjin-北京原人 | pekingmens (Homo erectus pekinensis) |
perusona-ペルソナ | mens; persoon; persoonlijkheid |
perusona-ペルソナ | menselijke figuur (in de kunst) |
pitekantoropusu・erekutosu-ピテカントロプス・エレクトス | Javamens (Homo erectus javanicus) |
ran-覧 | (gebruikt als erende vorm in samenstellingen voor 見る) zien; kijken |
ranritsu-乱立 | teveel [een overschot aan] (mensen, kandidaten, etc.) |
rasetsu-羅刹 | Rakshasa, een bovennatuurlijk mensenetend wezen (Hindoeïsme en Boeddhisme) |
rin-林 | (in kanji combinaties) verzameling van gelijksoortige dingen of mensen |
rindoku-輪読 | het om beurten lezen (verschillende mensen lezen om de beurt hetzelfde boek) |
rittaiteki-立体的 | driedimensionaal |
rōnyakunannyo-老若男女 | alle mensen ongeacht leeftijd of geslacht; mannen en vrouwen van alle leeftijden |
rōshū-老醜 | de lelijkheid van ouderdom [oude mensen] |
rōyō-老幼 | oude mensen en kinderen |
saibōgu-サイボーグ | cyborg (cybernetisch organisme, fantasiewezen dat half mens half machine is) |
saibōyūgō-細胞融合 | celfusie; celsamensmelting |
saidaitasū-最大多数 | grootste aantal mensen; de meeste mensen |
san-纂 | (in kanji combinaties) verzamelen; samenstellen |
sansai-三才 | hemel, aarde en de mensen |
sansei-三聖 | de drie mensen die het beste zijn in hun vakgebied (b.v. kalligrafie) |
sei-勢 | (van mensen) energie; kracht; aantal (mensen) |
seibutsu-生物 | (in samenstellingen) bio-; biologisch |
seikenjuritsu-政権樹立 | vorming [samenstelling] van een regering; kabinetsformatie |
seikō-性交 | copulatie; geslachtsgemeenschap; paring (bij mensen) |
seiri-生理 | menstruatie |
seirifujun-生理不順 | onregelmatige menstruatie |
seirikyūka-生理休暇 | verlof vanwege de menstruatie; menstruatieverlof |
seiritsū-生理痛 | menstruatiepijn |
seisei-整斉 | orde; regeling; samenstelling; rangschikking |
seisoku-生息 | het leven; bewonen; bevolken (van mensen) |
seisokubasho-生息場所 | (van mens, plant of dier) natuurlijk leefgebied; habitat |
seitai-生態 | (van mensen of dieren) ecologie; leefomstandigheden; levensomstandigheden |
sejin-世人 | het volk; de mensen (in de wereld) |
seken-世間 | de wereld; de toestand in de wereld; hoe het er in de wereld aan toegaat; de mensen (in de wereld) |
senjutsu-撰述 | het samenstellen; schrijven; redigeren |
sensuru-撰する | samenstellen (van woordenboeken e.d.) |
shadō・purē-シャドー・プレー | schaduwspel; schimmenspel |
shakaikōgaku-社会工学 | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
shi-屍 | (mensen)lijk; stoffelijk overschot |
shibotsu-死没 | het sterven [overlijden; doodgaan] (van mensen) |
shidai-四大 | het menselijk lichaam |
shidō-斯道 | het goede [rechtvaardige] pad; de menselijke manier [aanpak] |
shigai-死骸 | (mensen)lijk; stoffelijk overschot |
shijigen-四次元 | vierde dimensie |
shikabane-屍 | (mensen)lijk; stoffelijk overschot |
shikuhakku-四苦八苦 | (Boeddh.) het lijden van de mensen (ondervonden in de 4 stadia van geboorte, ouderdom, ziekte en dood) |
shimogoe-下肥 | mest (gemaakt van menselijke uitwerpselen) |
shimojimo-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
shinantoropusu・pekinenshisu-シナントロプス・ペキネンシス | pekingmens (Homo erectus pekinensis) |
shinigao-死に顔 | het gezicht van een dode (mens) |
shinjin-新人 | cro-magnonmens; moderne Homo sapiens |
shinjin-神人 | God en de mens |
shinkui-身口意 | (in Boeddhisme) een woord voor het menselijk handelen, n.l. doen, spreken en denken (lett. lichaam, mond en geest) |
shinsensenmō-振戦せん妄 | delirium tremens |
shintaihappu-身体髪膚 | het hele (menselijk) lichaam (kop tot teen; huid en haar) |
shisei-市井 | een plek waar mensen samenkomen (vroeger in China was dat rond de waterput); dorp; straat; plein |
shitajita-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
shitei-子弟 | jonge mensen; jongeren |
shochō-初潮 | de eerste menstruatie |
shōgaishakyōiku-障害者教育 | special onderwijs (voor mensen [kinderen]) met een beperking |
shōka-上下 | mensen met een hoge status [rang] en mensen met een lage status [rang] |
shokei-初経 | menarche; eerste menstruatie |
shokō-諸公 | (term voor het respectvol aanspreken van een aantal mensen) dames en heren; hooggeëerd publiek |
shokun-諸君 | (term voor het beleefd aanspreken van een aantal mensen, vaak m.b.t. een geheel mannelijk gezelschap) geachte aanwezigen |
shomin-庶民 | het (gewone) volk; de gewone mensen |
shōninzū-少人数 | een klein aantal mensen |
shotokusuijun-所得水準 | inkomensniveau |
shotokuwari-所得割 | inkomensafhankelijke [inkomensgerelateerde] (belasting)heffing |
shugendō-修験道 | Japans berg ascetisme (een samensmelting van verschillende religieuze stromingen, zoals Boeddhisme en Shinto) |
shūroku-収録 | het publiceren; noteren; samenstelling; drukken |
shūroku-集録 | compilatie; samenstelling; verzameling |
shūryoku-衆力 | de kracht van vele mensen (tezamen); vereende krachten |
shutchōin-出張員 | uitgezonden functionaris, agent (namens een bedrijf) |
soen-疎遠 | vervreemding; verwijdering (tussen mensen) |
sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
sōgosayō-相互作用 | interactie; wisselwerking; samenspel |
sokumen-側面 | aspect; dimensie |
sosei-組成 | samenstelling; opbouw; structuur |
sōsharu・enjiniaringu-ソーシャル・エンジニアリング | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
sōsharu・hakkingu-ソーシャル・ハッキング | sociaal hacken; het op grote schaal beïnvloeden van het gedrag en standpunten van mensen (zonder dat ze het door hebben) (Engels: social hacking) |
soshiki-組織 | formatie; structuur; samenstelling |
soshikisuru-組織する | organiseren; vormen; samenstellen |
sugoku-すごく | ontzettend; enorm; immens |
sukuramu-スクラム | een dicht opeengepakte menigte; een menselijke keten bij een demonstratie |
surī・dī-スリー・ディー | 3D (driedimensionaal) |
surī・dimenshon-スリー・ディメンション | drie dimensies; 3D |
suzunari-鈴生り | tros (b.v. van vruchten); opeenhoping; massa; (over)vol met mensen; volgepropt zijn |
taikei-隊形 | formatie; samenstelling; (militaire) eenheid |
taimu・kapuseru-タイム・カプセル | tijdcapsule (een capsule gevuld met informatie, bedoeld om mensen in de toekomst te helpen een beeld te krijgen van een bepaalde tijdsperiode) |
takuramu-企む | plannen; beramen; (een plan) bedenken; samenspannen; samenzweren |
tamurosuru-屯する | samenkomen; samenscholen; samentroepen |
tanin-他人 | de ander(en); andere mensen; buitenstaander |
tari-人 | mens; persoon |
tazei-多勢 | groot aantal (mensen); numerieke overmacht |
tekunosutoresu-テクノストレス | technostress (de negatieve invloed die het gebruik van computers heeft op de mens) |
tengu-天狗 | een kobold met een lange neus (Japans fabeldier, half mens, half vogel) |
tenjin-天人 | de hemel en mensheid |
tenkei-点景 | (in een landschapschilderij) een bijschildering [toevoeging] van mensen of dieren |
tennin-天人 | de hemel en mensheid |
teodori-手踊り | een dans waarbij een aantal mensen tegelijk dezelfde bewegingen maken |
tojinshi-都人士 | stadsbewoner; stadsmens |
tokekomu-溶け込む | samensmelten; oplossen (in) |
tokuhitsu-特筆 | noemenswaardig; vermeldenswaardig |
toraianguru・rabu-トライアングル・ラブ | driehoeksverhouding; een liefdesaffaire (liefdesrelatie) tussen drie mensen |
ui-初 | (in samenstellingen) begin; eerste |
ujō-有情 | menselijkheid; medeleven |
unka-雲霞 | een grote menigte; horde; zwerm (mensen) |
unza-運座 | bijeenkomst waarbij mensen samen haiku gedichten schrijven over een bepaald onderwerp |
wakaishu-若い衆 | jongere; jonge mensen; de jeugd |
wakamuki-若向き | bestemd voor [gericht op] jonge mensen |
wakashu-若衆 | jongere; jonge man; jonge mensen |
wake-分け | (in samenstellingen) verdelen; indelen; scheiden; sorteren |
wakōdōjin-和光同塵 | (boeddh.) de Boeddha en Bodhisattva versluieren hun wijsheid om op toegankelijke wijze de lijdende mensheid te kunnen redden |
waruasobi-悪遊び | gemene streek; schelmenstreek; slechte [kwade] geneugten [pleziertjes] |
yakara-族 | familie; clan; groep mensen |
yakubyōgami-疫病神 | Yakubyōgami, een boze god die mensen ziek maakt en rampen veroorzaakt; god van de pest |
yatsu-奴 | vent; heerschap; mens |
yojigen-四次元 | vierde dimensie |
yokkai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
yokukai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
yosegaki-寄せ書き | tekst door meerdere mensen samen geschreven (ieder een paar regels); tekening door meerdere mensen samen gemaakt |
yōsetsusuru-溶接する | (iets aan elkaar) lassen; samensmeden |
yōyū-溶融 | fusie; samensmelting |
yūgō-融合 | fusie; samenvoeging; samensmelting |
yūgōsuru-融合する | fuseren; samenvoegen; samensmelten |
yūkai-融解 | fusie; versmelting; samensmelting |
yumanite-ユマニテ | mensheid |
yumanite-ユマニテ | menselijkheid |
yūrankyaku-遊覧客 | toerist(en); dagjesmens(en) |
zattō-雑踏 | drukte; menigte; mensenmassa; verkeersopstopping |
zenchishiki-善知識 | (boeddh.) iem. die de Boeddhistische leer uitlegt en mensen leidt naar de juiste (Boeddhistische) weg |
zendama-善玉 | een goed mens; goede persoon |
zendō-善道 | (boeddh.) een goede wereld, d.w.z. van goden of van mensen (door goede daden in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden herboren) |
zennin-善人 | een rechtschapen [deugdzaam; eerlijk] mens |
zenshu-善趣 | (Boeddh) een goede wereld, d.w.z. van de goden of van de mensen (door goede daden te doen in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden |
zen'in-全員 | alle mensen [leden]; de hele bemanning; al het personeel |
zundō-寸胴 | cilindervorm; (menselijke figuur) zonder taille; (kleding) zonder mouwen |