agaki-足掻き | het ondeugend en luidruchtig zijn (van een kind) |
bakushō-爆笑 | schaterlach; lachsalvo; luidruchtig gelach |
donchansawagi-どんちゃん騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
fuminarasu-踏み鳴らす | stampen (met de voeten); luidruchtig lopen |
kamabisushii-囂しい | luid; luidruchtig; rumoerig |
kashigamashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
kashimashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
ketatamashii-けたたましい | luidruchtig; lawaaiig; snerpend |
ranchikisawagi-乱痴気騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
urusai-煩い | lawaaierig; luidruchtig |
waiwai-わいわい | (onomatopee) lawaai(eri)g; luidruchtig |
warusawagisuru-悪騒ぎする | druk [luidruchtig] feestvieren, zonder rekening te houden met de overlast voor anderen |
yakamashii-喧しい | luidruchtig; lawaaierig; rumoerig |
zawameku-ざわめく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren) |
zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |
zawazawasuru-ざわざわする | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren); rillen; bibberen |