krom / krom ( bn )
1曲がった; 歪な; 湾曲した [gebogen]
2間違った; 不正直な [verkeerd; oneerlijk]
Kruisverwijzing
krom
lemma | meaning |
---|---|
akubun-悪文 | slecht opgebouwde [kromme] zinnen |
chijireru-縮れる | krullend [kroezig; golvend] zijn; gekrompen zijn |
chokutō-直刀 | recht zwaard (zonder kromming in het lemmet [in de kling]) |
doroppu-ドロップ | (bij honkbal) een kromme bal (die verticaal naar beneden valt) |
hanamagari-鼻曲がり | een gebogen [kromme] neus |
henkakyū-変化球 | (honkbal) kromme bal; curvebal |
henkyō-偏狭 | bekrompenheid; kleingeestigheid; kortzichtigheid; intolerantie |
hizumi-歪み | vervorming; verdraaiing; kromtrekking; afwijking |
kanken-管見 | bekrompen visie; tunnelvisie |
karipasu-カリパス | een krompasser (meetinstrument) |
katto-カット | (sport) effect; draaibal; kromme bal |
kenkyō-牽強 | verdraaiing van de feiten; kromme redenatie |
kikkutsu-詰屈 | krom [gebogen] zijn |
kitsu-詰 | (on-lezing; in kanji combinaties) vooroverbuigen; bukken; krom [moeilijk te begrijpen] zijn |
kōkakuhō-高角砲 | krombaangeschut; luchtafweergeschut |
kōkakushageki- 高角射撃 | krombaanvuur (wapens) |
kukkyoku-屈曲 | gebogen [krom] zijn; buiging; bocht |
kyaripasu-キャリパス | krompasser (meetinstrument) |
kyōai-狭隘 | (fig.) bekrompenheid |
kyokusen-曲線 | bocht; kromming |
kyōryō-狭量 | kleingeestigheid; bekrompenheid; vooringenomenheid; intolerantie; onverdraagzaamheid |
magaru-曲がる | krom [gebogen] zijn; kronkelen; een bocht maken |
magatta-曲がった | krom; gebogen; bochtig; zigzag |
mageru-曲げる | buigen; krommen; bukken |
nejireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
nekoze-猫背 | een ronde rug; een bochel; iem. die krom loopt |
nodomotojian-喉元思案 | oppervlakkige [bekrompen] gedachten [denkwijze] |
seiryūtō-青竜刀 | Chinees slagzwaard [kromzwaard] (met op het uiteinde van het handvat een blauwe draak als versiering) |
shitatarazu-舌足らず | krom praten; slecht woordgebruik; onduidelijke uitleg |
shōjin-小人 | een onbelangrijk [kleinzielig; bekrompen] persoon |
shōjinbutsu-小人物 | een onbeduidend [onbelangrijk; kleingeestig; bekrompen] persoon |
shōken-小見 | kortzichtigheid; bekrompen blik [mening] |
sori-反り | bocht; buiging; kromming; boog |
sorikaeru-反り返る | kromtrekken; vervormd raken |
tsuisuto-ツイスト | draai; wending; draaibeweging; kromming |
wantō-彎刀 | krom zwaard (zoals de katana in Japan) |
yojireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
yugamu-歪む | kromtrekken; vervormd zijn; buigen; verbogen zijn |