keizer / kei-zer ( de (m) | znw | keizers )
1皇帝 [(algemeen)]
2天皇 [(van Japan)]
Kruisverwijzing
keizer
lemma | meaning |
---|---|
aishinkakura-愛新覚羅 | Aisin Gioro, de naam van een Chinese keizerlijke familie van de Qing dynastie |
amatsu-天つ | hemels; keizerlijk; imperiaal |
angū-行宮 | tijdelijk verblijf gebouwd voor een keizerlijk bezoek |
anna-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
anwa-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
anzaisho-行在所 | een tijdelijke accommodatie gebouwd voor een keizerlijk bezoek |
arahitogami-現人神 | keizer; levende god |
asuka-飛鳥 | Asuka, plaats in de prefectuur Nara (vroegere keizerlijke hoofdstad, 538-710 n.Chr.) |
baikan-陪観 | het bekijken [bijwonen] van iets met een meerdere [een superieur]; aanwezigheid (bij een keizerlijk bloemenfeest) |
baikansuru-陪観する | iets bekijken [bijwonen] met een meerdere [een superieur]; (een keizerlijk bloemenfeest) bijwonen |
betsugū-別宮 | keizerlijk paleis |
chin-朕 | (gebruikt als keizerlijke zelfaanduiding) ik (of pluralis majestatis) wij |
chōka-朝家 | huis [paleis] van een vorst; koninklijke [keizerlijke] familie |
chōken-朝見 | audiëntie bij de keizer; keizerlijke audiëntie |
chōkensuru-朝見する | op audiëntie gaan bij de keizer |
chokudai-勅題 | een tablet met inscriptie van de keizer |
chokugan-勅願 | gebed van de keizer |
chokumei-勅命 | keizerlijk bevel |
chokusen-勅撰 | keizer die zelf gedichten schrijft, of dichtbundels samenstelt |
chokusen-勅撰 | het op keizerlijk bevel verzamelen [bundelen] van gedichten en teksten |
chōtei-朝廷 | het hof waar de keizer [keizerin; koning; koningin] regeert |
chōteki-朝敵 | een vijand van het hof; iemand die tegen de keizer keert |
daijōsai-大嘗祭 | groot festival na de troonsbestijging van een keizer (waarbij de keizer het nieuwe graan van het jaar offert) |
dainagon-大納言 | raadslid van de hoogste rang aan het keizerlijk hof van Japan (7e-19e eeuw) |
daiō-大王 | (hist.) eretitel van een vorst in Japan (werd later tennō (keizer)) |
daiō-大王 | de titel van een (keizerlijke) prins |
dōnen-同年 | jaargenoot; iemand die in hetzelfde jaar is geslaagd voor het Chinees keizerlijk examen (archaïsch) |
eiran-叡覧 | keizerlijke inspectie |
eishin-詠進 | het opdragen van aan gedicht aan het keizerlijk hof [aan de keizer; aan een tempel of heiligdom] |
gannen-元年 | het eerste jaar van een nieuwe keizer periode |
gekirin-逆鱗 | toorn [woede; gramschap] van een keizer [koning; hogere in rang] |
gengō-元号 | (keizerlijke) regeringsperiode [tijdperk] |
gentaku-玄沢 | goedheid van een keizer [heilige]; keizerlijke deugdzaamheid |
gyoen-御苑 | keizerlijke tuin [park] |
gyōkō-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
gyokuho-玉歩 | (beleefde term voor wandelen, lopen) (keizerlijke) wandeling; het wandelen [lopen] van een keizer [keizerin] |
gyokuon-玉音 | de stem van de keizer |
gyou-御宇 | het keizerlijk bewind; de heerschappij van de keizer |
gyoyū-御遊 | muziekopvoering voor het keizerlijk hof |
gyoza-御座 | troon (van de keizer) |
haietsu-拝謁 | een audiëntie (b.v. bij de keizer) |
hansekihōkan-版籍奉還 | teruggave van grondgebied en bewoners van de daimyo aan de keizer |
hasshō-発祥 | een gunstig voorteken (tijdens de troonbestijging van een keizer) |
hasshō-発祥 | de geboorte van een keizer [vorst e.d.] |
hayato-隼人 | (hist.) volkstam in Zuid Kyushu (die verzet pleegde tegen de Yamato regering van de keizer) |
heisei-平成 | Heisei, naam van de regeringsperiode (1989-2019) van keizer Akihito (1933-) |
hōkan-奉還 | teruggave (door de shogun) van een verleende (vol)macht (b.v. aan de keizer) |
honden-本殿 | woonhuis [dagelijks verblijf] van een keizer (voorheen de Seiryōden in Kyōto) |
hōō-法皇 | een keizer die afstand heeft gedaan van de troon en monnik is geworden |
hōren-鳳輦 | keizerlijke koets; keizerlijk rijtuig |
hōren-鳳輦 | een draagstoel (voor de keizer) met een vergulde bronzen feniks erop |
hōzuru-崩ずる | overlijden; sterven (van een keizer, keizerin, douiarière) |
in-院 | (achtervoegsel achter de naam van een teruggetreden keizer) ex-keizer |
ingō-院号 | erenaam van een keizer (tijdens het leven of postuum gegeven) |
ingō-院号 | erenaam van de vrouw (of dochter) van een keizer |
inji-印璽 | keizerlijk zegel; staatszegel |
inperiaru-インペリアル | keizerlijk; vorstelijk |
issei-一世 | de eerste van een koning of keizer waarbij de naam van de vorst tevens in de volgende generaties voorkomt (b.v.: Willem I der Nederlanden) |
jingi-神器 | heilige schat (m.n. de drie heilige schatten van de keizerlijke troon, het zwaard, het juweel, de spiegel) |
jingi-神器 | de keizerlijke troon |
jinkō-人皇 | de keizer |
jinnō-人皇 | de keizer |
jisho-辞書 | keizerlijke brief (als antwoord, of berichtgeving) |
jitsuroku-実録 | historische [chronologisch] verslag over een vorst (keizer, koning, e.d.) |
jōkō-上皇 | ex-keizer; voormalige keizer; keizer die troonsafstand doet |
jōran-上覧 | keizerlijke inspectie |
jotei-女帝 | (regerend) keizerin |
judai-入内 | het betreden van het keizerlijk hof door de bruiloftsstoet van de toekomstige keizerin |
kaizeruhige-カイゼル髭 | een snor met omhoog gekrulde punten zoals die van de Duitse Keizer Wilhelm II |
kangun-官軍 | regeringsleger; keizerlijk leger; strijdkrachten [troepen] van de regering [keizer] |
kankō-還幸 | terugkeer van een Keizer naar het paleis |
kashi-下賜 | een gift [geschenk] van iemand van een hogere rang aan iemand van een lagere rang; keizerlijk geschenk |
keiki-京畿 | gebied(en) in de buurt van Kyoto [van het keizerlijk paleis} |
keishi-京師 | (keizerlijke) hoofdstad; Kyoto |
kemari-蹴鞠 | een balsport, waarbij de bal de grond niet mag raken, gespeeld door Japanse hovelingen aan het keizerlijk hof (Heian periode) |
kettei-闕庭 | keizerlijke tuin; paleistuin |
kinki-錦旗 | keizerlijke standaard [vaandel] |
kinshigyokuyō-金枝玉葉 | keizerlijke familie [nakomelingen] |
kin'ei-禁衛 | de bewaking [bewakers] van het keizerlijk paleis |
kisaki-后 | keizerin; koningin; prinses-gemalin |
kōbu-公武 | edelen [edelmannen] en soldaten; keizerlijk hof en shogunaat; aristocratie en samurai |
kōbugattai-公武合体 | kōbu-gattai; verzoening [politieke eenheid] tussen het keizerlijke hof en het shogunaat |
kōgō-皇后 | (Japanse) keizerin; koningin |
kōgun-皇軍 | het keizerlijke leger (vroeger de algemene benaming voor leger en marine van Japan) |
kōi-皇位 | keizerlijke troon |
kōi-皇威 | keizerlijke macht |
kōjō-皇城 | keizerlijk paleis [kasteel] |
kōjo-皇女 | keizerlijke prinses; dochter van een keizer |
kōkoku-皇国 | het Japanse keizerrijk (onder de heerschappij van de keizer) |
kokubun-告文 | (keizerlijke) proclamatie (aan het volk, de natie, etc.) |
kokubunji-国分寺 | door de keizer gestichte boeddhistische tempels (Nara-periode) |
kōkyo-皇居 | Keizerlijk paleis |
kōkyū-後宮 | gemalin van de keizer |
kōmon-告文 | (keizerlijke) proclamatie (aan het volk, de natie, etc.) |
kōshu-公主 | keizerlijke prinses; dochter van een keizer |
kōtaigō-皇太后 | keizerin-weduwe; koningin-weduwe |
kōtei-皇帝 | keizer |
kōzoku-皇族 | keizerlijke familie |
kubō-公方 | keizer; keizerlijk hof |
kuge-公家 | (keizerlijk) hof |
kumonoue-雲の上 | het keizerlijk paleis [hof] |
kunaichō-宮内庁 | het Agentschap van de Keizerlijke Huishouding in Japan |
kunnō-君王 | vorst; koning; keizer |
kunshu-君主 | koning; keizer; heerser; vorst (die in familielijn heerst over een rijk) |
kurai-位 | de positie [rang] van keizer; de troon; de kroon |
kurairon-位論 | het dispuut [de strijd; de twist] om de positie de van keizer |
kyūchū-宮中 | het keizerlijk hof |
kyūjō-宮城 | het keizerlijk paleis |
kyūjō-宮城 | (vroeger) keizerlijk paleis en in de directe omgeving daarvan de gebouwen om het rijk te besturen |
meiji-明治 | Meiji, de regeringsperiode (1868-1912) van keizer Mutsuhito (1852-1912) |
meisei-明聖 | grote wijsheid [inzicht; deugdzaamheid] (m.n. van keizers en goden) |
meshiudo-囚人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
meshūdo-召人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
midai-御台 | hofbestek (artikelen in gebruik aan het keizerlijk hof en bij de adel) |
mikata-味方 | legereenheden van het keizerlijk hof of de overheid |
miko-皇子 | keizerlijke prins; zoon van een keizer |
mikotonori-詔 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
misasagi-陵 | graf [mausoleum] van een keizer of keizerin |
miya-宮 | keizerlijke prins [prinses] |
miyai-宮居 | paleis; keizerlijke residentie |
miyuki-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
monzeki-門跡 | (boeddhistische) priester van aristocratische of keizerlijke afkomst |
ninnō-人皇 | de keizer |
nisei-二世 | de Tweede; II (titel van koningen en keizers) |
nobushi-野武士 | helper van de topspeler (de mariashi) in de kemari balsport (gespeeld door hovelingen in het keizerlijk paleis) |
nyōin-女院 | aan het keizerlijk hof de titel 'in' voor de moeder van de keizer, de keizerin of de prinses |
ōchō-王朝 | (keizer) dynastie |
ohizamoto-お膝元 | de residentie van de keizer of de shogun |
ōji-王事 | vorstelijke [keizerlijke; koninklijke] aangelegenheden [zaken] |
ōji-皇子 | keizerlijke prins; zoon van een keizer |
ōjō-王城 | koninklijk [keizerlijk] paleis [kasteel] |
ōjō-王城 | koninklijke [keizerlijke] hoofdstad |
okami-御上 | de keizer |
okami-御上 | (keizerlijk; koninklijk) hof; regering; shogunaat |
omeshiressha-お召し列車 | koninklijke [keizerlijke] trein |
ookimi-大君 | keizer; koning; vorst; prins |
ookura-大蔵 | magazijn van het keizerlijk hof |
oomiya-大宮 | (respectvol woord voor) het keizerlijk paleis |
oomiya-大宮 | eretitel voor de keizerin-weduwe |
ōshi-王師 | leraar van de keizer |
ōshi-王師 | leger van de keizer |
raiō-来王 | (arch.) bezoek van een koning van een ander volk aan het Chinese keizerlijk hof |
reiwa-令和 | Reiwa, naam van de regeringsperiode (vanaf 1 mei 2019 -) van keizer Naruhito |
rikyū-離宮 | keizerlijk paleis; keizerlijke residentie |
ryō-陵 | graf [mausoleum] van een keizer of keizerin |
saika-裁可 | (keizerlijke) goedkeuring; bekrachtiging; wettiging |
saika-裁可 | (onder de Meiji grondwet) officiële goedkeuring van de keizer voor wetsvoorstellen en begrotingen |
saku-朔 | de kalender voor het nieuwe jaar die de keizer in China (in vroegere tijden) aan het eind van het jaar aan vorsten gaf |
sandai-参内 | bezoek aan het keizerlijk paleis |
sankō-三后 | de drie keizerinnen (de grote keizerin-weduwe, de keizerin-weduwe en de keizerin-gemalin) |
sanryō-山陵 | keizerlijk mausoleum [grafmonument] |
sanshunojingi-三種の神器 | de drie goddelijke symbolen van de Japanse keizerlijke troon |
seidan-聖断 | keizerlijk besluit |
seijō-聖上 | keizer |
seitai-聖体 | de persoon van de keizer, de keizer in persoon |
shiden-紫電 | gevechtsvliegtuig van de voormalige Keizerlijke Japanse Marine |
shinden-寝殿 | woonhuis (van een paleis); slaapvertrek (van de keizer) |
shinnō-親王 | keizerlijke prins; zoon van een keizer |
shinpitsu-宸筆 | handtekening van de keizer; het eigen handschrift van de keizer; keizerlijke handtekening; keizerlijke brief [keizerlijk schrijven] |
shinsei-親政 | persoonlijke regering [heerschappij; bestuur] van een keizer of koning |
shintei-新帝 | een nieuwe keizer |
shin'ei-親衛 | bewaker(s) van een vorst (keizer, koning, etc.) |
shō-頌 | stijlvorm (soms ook in dichtvorm) in kanbun ter verheerlijking [lofprijzing] van keizers en edelen |
shōchoku-詔勅 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
shōgun-将軍 | shogun; groot opperbevelhebber; legerleider; generaal; veldheer (met tijdelijk mandaat van de keizer) |
shōsho-詔書 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
shōwa-昭和 | Showa, de regeringsperiode (1926-1989) van keizer Hirohito (1901-1989) |
sōjō-奏上 | het uitbrengen van verslag aan de Keizer |
sonnōjōi-尊王攘夷 | (hist.) de keizer eren en de buitenlanders verdrijven |
taigyō-大業 | het werk de zaken] van de keizer |
taikōtaigō-太皇太后 | titel van grootmoeder van de keizer; keizerin-grootmoeder |
taikōtennō-大行天皇 | eretitel van een recent overleden keizer |
taikōtennō-大行天皇 | de aanduiding voor de naamperiode van een recent overleden keizer |
taikun-大君 | keizer; koning; vorst; prins |
taimei-大命 | keizerlijk [koninklijk] bevel; decreet van een vorst |
taishō-大正 | Taisho, regeringsperiode (1912-1925) van keizer Yoshihito (1879-1926) |
taisō-大葬 | keizerlijke begrafenis(dienst) |
taitei-大帝 | de grote keizer |
tanshō-丹霄 | (ambts)woning [residentie] van de keizer |
tei-帝 | (in kanji combinaties) keizer (zoon van het hemelse rijk) |
teikoku-帝国 | keizerrijk; wereldrijk; imperium |
teiōsekkai-帝王切開 | keizersnede |
teiōsekkaijutsu-帝王切開術 | keizersnede (operatie) |
teisei-帝政 | monarchistisch (keizer of koning) bewind [bestuur; heerschappij] |
tenchō-天朝 | het keizerlijk hof |
tenchō-天朝 | de keizer |
tenjō-殿上 | het keizerlijk hof |
tenka-天下 | (afk. voor) keizer; zoon des hemels |
tenka-天下 | (erenaam voor) keizerlijke prins [prinses]; prins-regent |
tenkan-天冠 | hoofddeksel [kroon] van een jonge keizer (bij zijn troonsbestijging) |
tenki-天機 | het welzijn [de stemming] van de Keizer |
tenkō-天功 | hemels werk; werk [prestatie; gave] van de hemel [de natuur; het universum] (of van de keizer als plaatsvervanger van de hemel) |
tennō-天皇 | keizer van Japan |
tennōheika-天皇陛下 | Zijne Majesteit de Keizer |
tennōsei-天皇制 | het (Japanse) keizersysteem |
tennōtanjōbi-天皇誕生日 | de verjaardag van de keizer (nationale feestdag; 23 februari) |
tenpyōbunka-天平文化 | de Tenpyō cultuur (van de regeerperiode van keizer Shoyu in Nara, 729 - 749) |
tenryō-天領 | grondgebied onder directe controle van de keizer en het keizerlijk hof |
tsuigō-追号 | postume titel [naam]; titel [naam] die na iemands dood wordt toegekend (b.v. aan een overleden keizer) |
ue-上 | de keizer; vorst |
yūjō-優諚 | goedgunstige keizerlijke boodschap |
zaii-在位 | heerschappij [regeringsperiode] (van een vorst, koning, keizer) |