burōkun-ブロークン | gebroken; kapot |
fukiarasu-吹き荒らす | voorbij stormen; verwoesten; kapot waaien |
fumikowasu-踏み毀す | kapot trappen [stampen] |
fumitsubusu-踏み潰す | vertrappen; kapot trappen |
kintsugi-金継ぎ | kapot aardewerk repareren met goud of zilver (zodat de breuk juist mooi gemaakt wordt, i.p.v. te proberen die onzichtbaar te maken) |
kireru-切れる | slijten; kapot gaan |
koshōsuru-故障する | kapotgaan; fout gaan; niet meer functioneren [werken] |
kowareru-壊れる | kapotgaan; (af)breken; gebroken worden |
kowasu-壊す | kapotmaken; stukmaken; vernielen; breken |
nigiritsubusu-握り潰す | iets fijn [kapot] knijpen |
tojibuta-綴じ蓋 | een kapotte deksel die is gerepareerd |
uchikowasu-打ち壊す | kapotslaan; in stukken slaan |
uchikudaku-打ち砕く | in stukken slaan; kapotslaan; verbrijzelen |
uchiyaburu-打ち破る | breken; kapotslaan; verbrijzelen |
waremono-割れ物 | gebroken [kapotte] dingen [artikelen] |