Kruisverwijzing
jong
lemma | meaning |
---|---|
abarenbō-暴れん坊 | wild [druk] kind; agressieve [onbesuisde] jongen |
abekku-アベック | (jong) stel [stelletje]; paartje |
agemaki-揚巻 | ouderwetse traditionele haarstijl van jongens (met een scheiding in het midden) |
aidoru-アイドル | een idool; een jonge popster [tv ster] |
aigo-愛護 | pruik voor een jongen in het Kabuki-theater |
akudō-悪童 | een ondeugend kind; een kwajongen |
akutarekozō-悪たれ小僧 | een deugniet; kwajongen |
akutarō-悪太郎 | (als berisping) kwajongen!; schelm!; deugniet! |
ama-尼 | jong meisje met haar tot op schouderlengte |
anchan-兄ちゃん | (als aanroep) jongen; knul; joch; knaap; kerel(tje) |
anii-兄い | vlotte [knappe] jongeman |
anko-あんこ | (in Izu) dochter; jonge dame |
annonzoku-アンノン族 | een term die rond 1970-1980 werd gebruikt voor jonge vrouwen die alleen of in kleine groepen reisden (met modetijdschriften en reisgidsen in de hand) |
ao-青 | onrijp; onvolwassen; jong |
aoba-青葉 | jonge [groene] bladeren |
ashigei-足芸 | trucs [jongleren] met de voeten (liggend op de rug) |
banchō-番長 | jeugdbendeleider; leider van schoolgaande jonge delinquenten |
basshi-末子 | het jongste kind; het laatstgeboren kind |
battei-末弟 | jongste broer |
battei-末弟 | jongste discipel [leerling; volgeling] |
bō-坊 | aanspreektitel van een jongen |
bōi-ボーイ | jongen |
bōihanto-ボーイハント | het op zoek [jacht] gaan naar een jongen [man; vrijer]; het oppikken [versieren] van een jongen [man; vrijer] |
bōi・sopurano-ボーイ・ソプラノ | (stem van) een jongenssopraan |
bōmai-亡妹 | overleden jongere zus |
bōtei-亡弟 | overleden jongere broer |
charinko-ちゃりんこ | jeugdige jonge] zakkenroller |
chi-稚 | (in samenstellingen) jong; kinderlijk |
chiisai-小さい | klein; jong; gering; onbeduidend |
chiisana-小さな | klein; jong; gering; onbeduidend |
chinpira-ちんぴら | (jong) bendelid; gangster; crimineel; yakuza (van lage rang) |
chonbo-ちょんぼ | (Mahjong) een mogelijk winnende steen verkeerd leggen |
chūkei-仲兄 | de jongste van twee oudere broers; de tweede broer van boven; de op een na oudste broer |
daidōgei-大道芸 | straattheater (muziekopvoering, jongleren, acrobatiek e.d.) |
danji-男児 | jongen; knaap |
danjo-男女 | man en vrouw; mannen en vrouwen; jongens en meisjes; beide geslachten |
danshi-男子 | jongen; jongeman; jongeling |
dōji-童子 | een kind; een kleine jongen; een klein meisje |
don'yō-嫩葉 | jong [nieuw; frisgroen] blad |
ebuna-江鮒 | kleine, jonge (grootkop)harder (vis: Mugil cephalus) |
fukinotō-蕗の薹 | (eetbare) jonge bloemstengel van het Japans hoefblad (Petasites japonicus) |
fukko-フッコ | jonge Japanse zeebaars (Lateolabrax japonicus; 2-3 jaar oud) |
furikomu-振り込む | (bij mahjong) een steen weggooien die een tegenstander goed kan gebruiken [waarmee een tegenstander kan winnen] |
furītā-フリーター | freeter, Japanse uitdrukking voor mensen (meestal jongeren) die geen vaste baan hebben maar (wisselende) parttime baantjes |
gaki-餓鬼 | (kleinerend) deugniet; snotaap; rotkind; blaag; snotneus; kwajongen; halfwas |
gakudō-学童 | schoolkind; schooljongen; schoolmeisje |
gakuran-学らん | schooluniform (voor jongens) |
gimai-義妹 | (jongere) schoonzus |
gimai-義妹 | jongere stiefzus |
gōdōkonpa-合同コンパ | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
gogatsuningyō-五月人形 | een (samoerai) pop die wordt uitgestald in mei ter gelegenheid van het kinderfestival van jongens |
gōkon-合コン | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
gukeikentei-愚兄賢弟 | dwaze oudere broer, wijze jongere broer |
gyakuen-逆縁 | een oudere die begrafenisdienst voor een jong familielid leidt |
gyaru-ギャル | meisje; jonge vrouw |
gyaruson-ギャルソン | ober; kelner; bediende; jongeman |
hamachi-魬 | jonge geelvinmakreel |
hanaochi-花落ち | jonge vruchten zoals aubergines en komkommers, die worden geoogst kort nadat de bloemen zijn afgevallen |
hashirizukai-走り使い | koerier; boodschapper; boodschappenjongen; loopjongen |
hatsuzekku-初節句 | (de viering van) het eerste jongens- [meisjes-] festival van een baby |
hayato-隼人 | benaming voor jongens in de Kagoshima-prefectuur |
henseiki-変声期 | de leeftijd waarop bij jongens de stem verandert [zwaarder wordt]; de leeftijd dat jongens de baard in de keel krijgen |
hiuo-氷魚 | jonge (nog doorschijnende) onvolgroeide Ayu (visjes) |
imōto-妹 | (mijn) jongere zus |
imōtobun-妹分 | (jongere) schoonzus |
ina-鯔 | jonge grootkopharder (vis, Mugil cephalus) |
inada-鰍 | jonge geelvinmakreel |
inase-鯔背 | energieke [knappe; goedgeklede] jongeman |
inukoro-犬ころ | pup; puppy; jong hondje; welp |
itokenai-幼けない | jong; kinderlijk; onvolwassen |
jagurā-ジャグラー | jongleur |
jakkan-弱冠 | 20 jaar; jonge leeftijd |
jakkan-弱冠 | een twintigjarige; jongeman |
jakuhai-若輩 | jong persoon; jongeling; jongmens |
jakunen-若年 | (vroege) jeugd; jonge jaren |
jakushō-弱小 | jong [onrijp; onvolwassen] zijn |
jittei-実弟 | de (eigen) jongere broer; volle broer |
jōchan-嬢ちゃん | jong meisje; juffrouw |
joji-女児 | jong meisje; schoolmeisje |
joshijidō-女子児童 | jong meisje; schoolmeisje |
jugon-ジュゴン | doejong (Indische zeekoe) |
jūmai-従妹 | (jongere) nicht |
junia・bōdo・shisutemu-ジュニア・ボード・システム | Junior Raad van Bestuur systeem, waarbij jonge medewerkers binnen het bedrijf oplossingen mogen bedenken voor verschillende managementvraagstukken |
junsai-蓴菜 | de waterplant Brasenia schreier (waarvan de jonge loten en bladeren in Japan gegeten worden) |
jūtei-従弟 | (jongere) neef |
kaigyū-海牛 | zeekoe; lamantijn; doejong |
kakyūsei-下級生 | jongerejaarsstudent; jongerejaars |
kanbanmusume-看板娘 | aantrekkelijke (jonge) vrouw die voor een winkel staat om klanten te trekken |
kanoko-鹿の子 | reekalf; jong hert |
kenji-健児 | sterke, gezonde jongeman |
kentei-賢弟 | wijze jongere broer |
kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om de jongere broer van iemand anders aan te duiden |
kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om een jonger iemand aan te spreken in (bijv. een brief) |
kikōshi-貴公子 | jonge edelman [aristocraat] |
kikōshi-貴公子 | een jongeman met een adellijk [edel; nobel] voorkomen [gelaat] |
kikushi-鞠子 | jong kind |
ko-子 | jong dier |
kōhai-後輩 | junior; jongere; jongerejaars |
kohitsuji-子羊 | jong schaap; lam |
koinobori-鯉幟 | traditionele karpervormige wimpels [windzakken] (worden in Japan opgehangen tijdens het Jongensfestival op 5 mei) |
koinu-子犬 | pup(py); jong hondje |
kojika-子鹿 | hertenjong |
kōshin-後進 | junior; jongere(n); jongere generatie |
kouma-子馬 | veulen; jong paard |
kōyō-羔羊 | (arch.) jong schaap; lam |
kozakana-小魚 | kleine [jonge] visjes |
kozokku-小僧っ子 | jongen; joch(ie); groentje; kereltje; snotaap |
kūnyan-クーニャン | jonge (ongetrouwde) vrouw; dochter |
kyōgaku-共学 | co-educatie; gemeenschappelijke opleiding [opvoeding] voor jongens en meisjes |
kyōji-驕児 | een egoïstische [losbandige] jonge man [vrouw] |
madomoazeru-マドモアゼル | mademoiselle; een jonge vrouw; mejuffrouw |
mājan-マージャン | mahjong (Chinees spel) |
masshi-末子 | het jongste kind; het laatstgeboren kind |
matsugaku-末学 | jonge [beginnende; onervaren] student [wetenschapper] |
mattei-末弟 | jongste broer |
mattei-末弟 | jongste discipel [leerling; volgeling] |
mimidoshima-耳年増 | een jonge vrouw die een oppervlakkige kennis heeft over sex |
mishō-実生 | zaailing; jong plantje |
mizugei-水芸 | het goochelen [jongleren] met water |
musuko-息子 | jongen |
musume-娘 | meisje; jonge vrouw |
naegi-苗木 | zaailing; jong boompje |
natsugo-夏子 | een jong dier dat in de zomer geboren is |
nawashiro-苗代 | een kweekveld voor jonge rijstplantjes (zaailingen) |
neesan-姉さん | (een woord waarmee men een jonge vrouw aanspreekt:) juffrouw |
nenshō-年少 | jeugdigheid; jong zijn |
niisan-兄さん | jonge man (familaar) |
nīto-ニート | (not in employment, education or training) een jongere die niet studeert of werkt |
noboriayu-上り鮎 | jonge ayu (vissen: Plecoglossus altivelis) die stroomopwaarts zwemmen (in de lente) |
oitachi-生い立ち | jonge jaren; kinderjaren; jeugd |
onago-女子 | meisje; (jonge) vrouw |
oneechan-お姉ちゃん | meisje; jongedame |
oniisan-お兄さん | jonge man |
onoko-男 | man; jongen |
ōpun・sukūru-オープン・スクール | open school (voor zowel jongeren als volwassenen) |
osanai-幼い | heel jong; klein |
otenba-お転婆 | een wilde [jongensachtige] meid; wildebras |
otokonoko-男の子 | jongen; jongetje |
otome-乙女 | meisje; jonge vrouw; maagd |
otomego-乙女子 | klein meisje; jonge dame |
otōto-弟 | (mijn) jongere broer |
otsukai-お使い | boodschapper; boodschappenjongen |
pai-牌 | steen van het Mahjong spel |
papakatsusuru-パパ活する | het suikerpapa zijn; het tegen betaling (of cadeaus) daten (van een oudere man) met een jonge vrouw |
reimai-令妹 | jouw [jullie; zijn; haar; hun] jongere zus |
reitei-令弟 | (beleefd woord voor de (jongere) broer van iemand) uw [zijn] broer |
ritsunen-立年 | jongeman van 30 jaar |
rō-郎 | (gebruikt in kanji-combinaties) man; jongen; dienaar |
rōjaku-老弱 | ouderen en jongeren |
rōjaku-老若 | oud en jong; ouderdom en jeugd; alle leeftijden |
rōnyaku-老若 | oud en jong; ouderdom en jeugd; alle leeftijden |
rorikon-ロリコン | Lolita complex (van mannen die zich aangetrokken voelen tot jonge meisjes) |
rorīta・konpurekkusu-ロリータ・コンプレックス | Lolita complex (van mannen die zich aangetrokken voelen tot jonge meisjes) |
saishō-最少 | de jongste leeftijd |
sanae-早苗 | net ontkiemde rijstplant; jong rijstplantje |
saotome-早乙女 | jonge vrouw die rijst plant |
saotome-早乙女 | jonge vrouw [meisje] |
sedaikōtai-世代交代 | generatiewisseling; verjonging (b.v. van personeel in een bedrijf) |
seigo-鮬 | hele jonge Japanse zeebaars (Lateolabrax japonicus; tot 2 jaar oud) |
seinen-青年 | de jeugd; jongere(n); jongere generatie; een jong iemand; teenager; tiener |
seishun-青春 | jeugd; jonge jaren |
shichigosan-七五三 | (lett. zeven-vijf-drie) een traditioneel Japans festival op 15 november, voor meisjes van drie en zeven jaar oud en jongens van vijf jaar oud |
shinadama-品玉 | het jongleren (met ballen, messen, etc.) |
shinko-新子 | jonge vis (m.n. de jonge konoshiro) |
shinko-新子 | (Edo periode) jonge geisha |
shinme-新芽 | nieuwe [jonge] loot [scheut] |
shinryoku-新緑 | lentegroen; jonge [frisgroene] bladeren |
shita-下 | lagere; jongere |
shitamoe-下萌え | een jonge plantenscheut [loot] die uit de grond komt |
shitei-子弟 | jonge mensen; jongeren |
shō-小 | (voorvoegsel) klein; kort; kleiner; jonger; lager |
shōjo-少女 | (jong) meisje; jonge vrouw; maagd |
shōnen-少年 | jongeman; knaap |
shōnin-小人 | kind; jongere |
shōsei-小生 | (Chinees theater) toneelrol van jongeman |
shōtei-小弟 | (mijn) kleine [jongere] broer; broertje |
sōkon-早婚 | een vroeg huwelijk; huwelijk op jonge leeftijd |
sue-末 | laatste; nieuwste; jongste |
suekko-末っ子 | het jongste kind; het laatstgeboren kind |
suingā-スインガー | een hippe [vlotte] jongen |
sukaimeito-スカイメイト | skymate is een kortingssysteem (voor jongeren) op vliegtarieven van Japanse luchtvaartmaatschappijen |
takeochiba-竹落葉 | het (af)vallen van (oude) bamboebladeren (in de zomer wanneer er nieuwe jonge bladeren komen) |
tango-端午 | Jongensdag (5 mei) |
tangonosekku-端午の節句 | Japanse feestdag voor jongens (elk jaar op 5 mei) |
tenkan-天冠 | hoofddeksel [kroon] van een jonge keizer (bij zijn troonsbestijging) |
tesaki-手先 | loopjongen; stroman; iemand die het vuile werk opknapt voor anderen |
teshita-手下 | een ondergeschikte; volgeling; loopjongen |
tezuma-手妻 | volgeling; hielenlikker; loopjongen |
tīnējā-ティーンエージャー | tiener (jong iemand tussen 10 en 20 jaar oud) |
toranoko-虎の子 | tijger jong [welp] |
toshishita-年下 | junior; jongere persoon |
tsubame-燕 | jongeman die een affaire heeft met een oudere vrouw |
tsukaiaruki-使い歩き | loopjongen; bode; koerier |
tsukaibashiri-使い走り | loopjongen; bode; koerier |
tsukebito-付け人 | jonge bediende van een sumoworstelaar |
umiotosu-産み落とす | (dieren) jongen; werpen |
urawakai-うら若い | jong (en onschuldig); pril |
wai・emu・shī・ē-ワイ・エム・シー・エー | Young Men's Christian Association, een oecumenisch-christelijke jongerenorganisatie |
wakaayu-若鮎 | jonge ayu (vis: Plecoglossus altivelis) (in Japanse poëzie symbool voor de lente) |
wakaba-若葉 | jong [nieuw; frisgroen] blad |
wakabito-若人 | een jonge persoon; jongere; jongelui |
wakadanna-若旦那 | jongeheer; jonge meester; jonge echtgenoot |
wakadoshiyori-若年寄 | een jongere die zich als een oudere gedraagt |
wakagaeru-若返る | verjongen; jonger worden; weer jong worden |
wakagashira-若頭 | jonge onderbaas bij gangsters (soms de opvolger en [of] familielid van de capo) |
wakagi-若木 | jong boompje; jonge plant |
wakahage-若禿 | vroegtijdige kaalheid; kaalheid op jonge leeftijd |
wakai-若い | jong; jeugdig |
wakaishu-若い衆 | jongere; jonge mensen; de jeugd |
wakaishu-若い衆 | jonge bediende |
wakajini-若死に | vroege dood; jong overleden |
wakajinisuru-若死にする | jong [vroeg] overlijden [sterven] |
wakakusa-若草 | jong groen gras |
wakamatsu-若松 | jonge pijnboom [den] |
wakame-若芽 | jonge spruit [loot]; jonge knop |
wakamidori-若緑 | nieuwe [jonge] dennennaalden |
wakamiya-若宮 | jonge prins |
wakamono-若者 | jonge man; jonge vrouw; jongere(n); jongelui |
wakamuki-若向き | bestemd voor [gericht op] jonge mensen |
wakamusha-若武者 | jonge krijger; jonge strijder |
wakana-若菜 | jonge groene kruiden |
wakasama-若様 | jonge meester |
wakashiraga-若白髪 | vroeg grijs; grijs haar op jonge leeftijd |
wakashu-若衆 | jongere; jonge man; jonge mensen |
wakashu-若衆 | de rol van jonge man in Kabuki |
wakate-若手 | een jong iemand; jonge man [vrouw]; een junior employé [werknemer] |
wakatō-若党 | jonge bediende; jonge soldaat |
wakatō-若党 | (Edo periode) jonge volgeling van een samoerai |
wakatono-若殿 | jonge heer; jonge meester |
wakawakashii-若若しい | jong; jeugdig |
wakazō-若造 | (soms spottend) jonge vent; jonge kerel |
wakazukuri-若作り | zich jong kleden; zich jonger kleden dan de eigen leeftijd |
wakazuma-若妻 | jonge vrouw [echtgenote] |
wakōdo-若人 | een jonge persoon; jongere; jongelui |
yabai-やばい | (bij jongeren) geweldig; het beste; te gek |
yangā・jenerēshon-ヤンガー・ジェネレーション | jonge(re) generatie |
yangu-ヤング | jong; jongere(n) |
yangu・adaruto-ヤング・アダルト | jongvolwassene; adolescent |
yangu・ferō-ヤング・フェロー | jonge vent; jonge kerel |
yangu・misesu-ヤング・ミセス | jonge getrouwde vrouw |
yangu・pawā-ヤング・パワー | de kracht van jongeren |
yangu・ritchi-ヤング・リッチ | de jonge rijken; koopkrachtige jongeren |
yawahada-柔肌 | (jonge) zachte huid |
yō-幼 | jong kind |
yōkun-幼君 | een jonge heer [meester; prins] |
yūsu-ユース | jeugd; jongere(n) |
zashikiwarashi-座敷童 | (Tohoku-regio in de prefectuur Iwate) geestachtige wezens, vaak in de verschijning van een jong kind met een rood gezicht en kortgeknipt haar |
zerosaiji-ゼロ歳児 | een kind jonger dan één jaar |