hout / hout ( het (o) | znw | g.m.v. )
1木 [hout; boom]
2木材 [als bouwmateriaal]
3木切れ [stuk hout]
Kruisverwijzing
hout
lemma | meaning |
---|---|
agarigamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
agarikamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
ageita-上げ板 | houten afdruipplaat [roosterplaat] (op badkamervloer, of op het aanrecht in de keuken) |
ageita-上げ板 | (in een traditioneel theater) houten vloeren links en rechts waar het podium en de hanamichi (verhoogd pad naar toneel) samenkomen |
akagi-赤木 | een boom met rood hout (zoals pruim, palissander, kweepeer, e.d.) |
akami-赤身 | kernhout; hout in het hart van een boom |
andon-行灯 | andon, een traditionele Japanse lamp (bestaande uit washi-papier over een frame van bamboe, hout of metaal gespannen) |
araki-粗木 | onbewerkt [nog niet geschaafd] blok hout; boomstam |
azumageta-東下駄 | houten dames geta (soort sandalen) met tatami voering |
baren-馬楝 | baren, een Japans gereedschap dat wordt gebruikt bij het afdrukken van een houtsnede op papier zonder pers |
bassai-伐採 | houtkap; houthak; het houthakken |
bassaisuru-伐採する | hout hakken [kappen] |
batsu-伐 | (in kanji combinaties) hout hakken; (de vijand) verslaan |
batto-バット | slaghout; knuppel |
bokken-木剣 | houten zwaard |
bokkuri-木履 | traditionele gelakte houten sandalen (geta) voor meisjes |
bokuri-木履 | traditionele gelakte houten sandalen (geta) |
bokutō-木刀 | houten zwaard |
burokku-ブロック | blok (hout of steen) |
chakōru-チャコール | koolstof; houtskool |
chōkoku-彫刻 | beeldhouwwerk; sculptuur; gravure; houtsnede |
chōkokuka-彫刻家 | beeldhouwer; graveur; houtsnijder |
chōkokutō-彫刻刀 | beitel; mesje voor houtsnijwerk; graveernaald |
chōzō-彫造 | houtsnede; gravure |
daffuru・kōto-ダッフル・コート | duffelse jas; houtje-touwtje jas |
daigi-台木 | (steun)blok; houten voet |
daikokuten-大黒天 | Daikokuten (Mahākāla), god van rijkdom en handel (meestal afgebeeld met een houten hamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
dokudami-毒だみ | moerasanemoon (Houttuynia cordata) |
dokuō-独往 | zelfstandig te werk gaan; je eigen weg gaan; op eigen houtje handelen |
engawa-縁側 | de houten buitengang rondom een een traditioneel Japans huis |
fagotto-ファゴット | fagot (houten blaasinstrument) |
faibābōdo-ファイバーボード | (hout)vezelplaat |
fuboku-浮木 | drijfhout; (houten) vlot; drijvend hout |
fudebako-筆箱 | (kalligrafie) doos (m.n. van gelakt hout) voor schrijfpenselen |
funaita-船板 | spant; scheepshout; scheepsplank |
furōringu-フローリング | (houten) vloermateriaal |
fushiana-節穴 | kwastgat; knoestgat (in een plank hout) |
fushime-節目 | kwast; knoest (in hout) |
fusuma-襖 | fusuma, een Japanse schuifdeur van papier in een houten frame |
fusumae-襖絵 | schildering op een fusuma (Japanse schuifdeur van papier in een houten frame) |
gara-がら | slechte kwaliteit (hout)kool |
geta-下駄 | geta (traditionele Japanse houten sandalen) |
getabaki-下駄履き | het dragen van geta (traditionele Japanse houten sandalen) |
gohei-御幣 | een houten staf versierd met twee zigzagvormige papieren slingers (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
gomagi-護摩木 | (Boeddhisme) offerhoutje met gebed voor bescherming |
ha-歯 | de dwarsbalkjes onder de zool van een geta (Japanse traditionele houten sandalen) |
hādobōdo-ハードボード | hardboard; houtvezelplaat |
hagoita-羽子板 | gedecoreerde houten peddels (die traditioneel werden gebruikt om hanetsuki, een soort badminton, te spelen) |
haizai-廃材 | sloophout; afvalhout; houtafval |
hakohibachi-箱火鉢 | houten [met hout beklede] vuurpot [komfoor] |
hanetsuki-羽根突き | een traditioneel Japans Nieuwjaarsspel, gespeeld met een houten peddel (hagoita) en een shuttle |
hanga-版画 | blokdruk; houtsneeprent |
hangi-版木 | een houten drukblok |
hanpon-版本 | boekproductie via (hout)blokdruk |
hanshita-版下 | afdruk van een houtblok, stempel of gravure |
henzai-辺材 | spinthout (buitenste jaarringen van een boom) |
hettsui-竈 | traditioneel Japans fornuis [kooktoestel] (gestookt op hout of houtskool) |
hibachi-火鉢 | een hibachi (een stoof [brandertje; pot] van keramiek of ijzer met daarin een houtskoolvuurtje) |
hidane-火種 | vonk; gloeiend kooltje [houtje] (om vuur aan te maken) |
hishaku-柄杓 | (diepe) opscheplepel (meestal van hout of bamboe) |
hitomoto-一本 | eén stuk hout; eén boom [plant, e.d.] |
honmi-本身 | een echt zwaard (i.t.t. een houten oefenzwaard) |
hooba-朴歯 | steunbalkjes onder geta sandalen, gemaakt van magnolia hout |
horiage-彫上げ | reliëf; gravure (beeldhouwkunst; houtsnijwerk) |
horimono-彫り物 | houtsnijwerk; beeldhouwwerk |
horite-彫り手 | houtsnijder |
hotarubi-蛍火 | smeulende sintels [houtskool] |
hozo-枘 | (bij houtbewerking) pen-en-gat-verbinding |
hyōshigi-拍子木 | hyōshigi, Japanse castagnetten; houten handkleppers |
hyōtan-氷炭 | ijs en houtskool |
ikeru-埋ける | een (houtskool)vuur met as bedekken om het te laten smeulen |
itabei-板塀 | houten schutting; houten wand |
itabuki-板葺き | houten dakbedekking [dakspanen]; dak met houten betimmering |
itado-板戸 | houten deur |
itajiki-板敷き | een plankenvloer; houten vloer |
itame-板目 | dwarse draad [nerf] in hout |
itanoma-板の間 | (een kamer met) een houten vloer |
itazai-板材 | (houten) plank |
jasuto・mīto-ジャスト・ミート | goede timing; (honkbal) de bal precies op goede moment (met het midden van het slaghout) raken |
jinkō-沈香 | aquilaria (boom); agarhout |
kābingu-カービング | houtsnede; gravure |
kakehashi-懸け橋 | loopbrug; houten looppad (b.v. op een berg langs een afgrond) |
kakehi-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
kakei-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
kamado-竈 | traditioneel Japans fornuis [kooktoestel] (gestookt op hout of houtskool) |
kanjiki-樏 | sneeuwschoenen (van hout en touw) |
kanzō-甘草 | zoethout; drop |
kasa-笠 | deksel van een (houten) rijstkom |
kawara-航 | een lange, dikke houten plaat die van de boeg van een Japans schip naar de achtersteven gaat |
kawaraban-瓦版 | houtblokprint |
keikodai-稽古台 | trainingsruimte; oefenruimte (met houten vloer) |
keshizumi-消し炭 | (houtskool) slak; sintel |
ki-木 | hout |
kiba-木場 | houthandel; hout opslagterrein |
kibako-木箱 | houten doos; kist; krat |
kibera-木べら | houten modelleergereedschap voor klei; modelleerhoutje |
kibori-木彫り | houtsnede; houtsnijwerk |
kibotoke-木仏 | houten boeddhabeeld |
kibune-木船 | (hist.) een boot om brandhout, houtskool e.d. te vervoeren |
kibutsu-木仏 | houten boeddhabeeld |
kidachi-木太刀 | houten zwaard |
kifuda-木札 | houten plaatje (m.n. voor het schrijven van naam en adres) |
kigata-木型 | houten from [model; patroon] |
kigumi-木組み | houten frame |
kigutsu-木靴 | houten klomp |
kiji-木地 | (van hout) nerf; vlam; onbewerkt hout |
kikka-菊花 | wierook (van kruidnagel, agarhout en muskus) met een geur die doet denken aan chrysanten |
kikori-樵 | houthakker |
kikori-樵 | houthak; het houthakken |
kikugi-木釘 | houten plug [pen; wig] |
kikuzu-木屑 | (hout)zaagsel; zaagmeel; houtpulp |
kime-木目 | houtnerf |
kimekomi-木目込み | techniek om traditionele Japanse houten poppen te maken (waarbij in smalle groeven stof wordt gelijmd om de pop aan te kleden) |
kimekominingyō-木目込み人形 | traditionele Japanse houten pop (gemaakt met een techniek waarbij in smalle groeven stof wordt gelijmd om de pop aan te kleden) |
kinezuka-杵柄 | de houten hamer [stamper] waarmee rijstdeeg wordt gestampt |
kinuta-砧 | vollersblok (houten of stenen blok waarmee op stoffen werd geslagen om ze zacht te maken) |
kiomote-木表 | de voorkant van hout (die het dichtst tegen de bast heeft gezeten) |
kiriabura-桐油 | tungolie; Chinese houtolie |
kiridashi-切り出し | snijwerk; houthak; steenhouwerij |
kiridasu-切り出す | houthakken; steenhouwen; houtsnijden |
kirikuzu-切り屑 | (etens)resten; kliekjes; spaanders; houtkrullen; (metaal) slijpsel |
kiritanpo-切りたんぽ | Japans gerecht van fijngestampte rijstcilinders op (cederhouten) stokjes geroosterd boven een vuur |
kiriyu-桐油 | tungolie; Chinese houtolie |
kiwaku-木枠 | houten frame |
kobiki-木挽き | (hout)zager; het zagen |
kobotoke-木仏 | houten boeddhabeeld |
koguchiari-木口蟻 | messing-en-groefverbinding (houtverbinding door inzagen van de uiteinden van de balken) |
koguchibori-木口彫 | houtsnede |
koguchimokuhan-木口木版 | houtblok voor houtsnede |
koguchisunpō-木口寸法 | houtprofiel; houtdoorsnede [afmeting] |
kokeshi-こけし | kokeshi-pop (traditionele houten pop zonder ledematen) |
kokutan-黒檀 | ebbenhout |
koma-駒 | opvullend stukje hout [wig] (ter versteviging) |
kongōjō-金剛杖 | pelgrimsstaf; houten staf van berg-priesters (yamabushi) of bergbeklimmers |
kongōzue-金剛杖 | pelgrimsstaf; houten staf van berg-priesters (yamabushi) of bergbeklimmers |
kōri-行李 | reiskoffer [mand met deksel] (van gevlochten bamboe of wilgenhout); reisbagage |
kurīku-クリーク | golfclub nummer 5 hout |
kuroki-黒木 | hout met schors |
kuroki-黒木 | ebbenhout |
kurozumi-黒炭 | zwarte houtskool |
kusazōshi-草双紙 | kusazōshi (houtsnede prentenboeken in de Edo periode) |
kyara-伽羅 | agarhout |
kyōgi-経木 | flinterdunne houtvellen (m.n. gebruikt als verpakkingsmateriaal) |
kyōgi-経木 | een dun houten bord (van ca. 25 centimeter breed) waarop een soetra is geschreven |
kyozai-巨材 | een groot stuk hout |
mahoganī-マホガニー | mahonie (boom; hout) |
maki-薪 | brandhout |
makigama-薪窯 | houtoven; houtgestookte pottenbakkersoven |
makiwari-薪割り | het hakken van hout |
megire-目切れ | tegen de nerf in (van hout); tegen de draad |
mitorizan-見取り算 | een berekening maken op een abacus (houten telraam) |
mochitsuki-餅搗き | mochi slaan (het met een houten hamer tot kleverige massa slaan van rijstdeeg, voor het maken van rijst cakes) |
moenokori-燃え残り | verkoold stuk hout; as; verbrandingsresten; sintels; overgebleven stompje van een kaars |
mokkan-木棺 | houten doodskist; lijkkist |
mokkan-木簡 | een smalle strook hout waarop officiële stukken tekst werden geschreven (in het oude China en Japan) |
mokkangakki-木管楽器 | houten blaasinstrument |
mokkō-木工 | houtbewerking |
mokkō-木工 | houtbewerker |
mokkōshi-木工師 | houtbewerker |
mokkōyōyasuri-木工用やすり | houtvijl (cabinet rasp) |
mokuba-木馬 | houten paard; hobbelpaard |
mokubu-木部 | (plantkunde) xyleem (houtachtig weefsel) |
mokuchō-木彫 | houtsnijwerk |
mokuhon-木本 | (houtige gewassen) bomen; struiken |
mokukōgei-木工芸 | houtbewerking |
mokume-木目 | houtnerf |
mokusaku-木柵 | houten hek |
mokusei-木製 | houten; (gemaakt) van hout |
mokushitsu-木質 | van hout zijn |
mokushitsuka-木質化 | verhouting; lignificatie |
mokushitsusen'i-木質繊維 | houtvezel |
mokutan-木炭 | houtskool |
mokutanga-木炭画 | houtskooltekening |
mokutanshi-木炭紙 | houtskool papier; courantdruk (papier gebruikt voor houtskooltekeningen) |
mokuzai-木材 | hout; timmerhout |
mokuzō-木造 | vervaardigd uit hout; van hout; houten |
nagamochi-長持 | een rechthoekige houten opbergkist (meestal gebruikt voor kleding) |
nagasakie-長崎絵 | Nagasaki prenten (houtblok-prenten die in de Edo periode in Nagasaki werden gemaakt) |
naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
nishikie-錦絵 | een kleurenafdruk; een veelkleurige afdruk van een houtsnede |
nunchaku-ヌンチャク | (Okinawa) traditioneel wapen (gemaakt van twee korte houten stokken die met een touw of ketting zijn verbonden) |
ohitsu-お櫃 | rijstbak, houten bak waar rijst in wordt geroerd (met andere ingrediënten) |
oibane-追い羽根 | een traditioneel Japans Nieuwjaarsspel, gespeeld met een houten peddel (hagoita) en een shuttle |
oki-熾 | sintels; roodgloeiend houtskool |
okibi-熾火 | roodgloeiend [brandend] houtskool; houtskoolvuur |
ōnusa-大幣 | een houten staf met meerdere slingers van stof of papier (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
oribako-折り箱 | vouwdoos(je) (gemaakt van karton of dun hout) |
oshiki-折敷 | (gelakt) houten dienblad |
otoshi-落とし | een stuk hout dat in een gat in de drempel wordt gezet om te voorkomen dat de deur opengaat |
parupu-パルプ | pulp (van hout, papier, e.d.) |
robatayaki-炉端焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een houtskoolvuur(tje) worden bereid |
rogu-ログ | boomstam; blok hout |
rokushaku-六尺 | een (ca. 6 voet lange) houten wapenstok |
rokushakubō-六尺棒 | een (ca. 6 voet lange) houten wapenstok |
rokuzai-肋材 | houten frame voor de kiel van een schip |
ryōzai-良材 | goed hout |
sabo-サボ | houten klomp |
saizuchi-才槌 | (kleine) houten hamer |
sandō-桟道 | een pad van houten planken (langs een steile berghelling) |
sasaori-笹折り | een doosje gemaakt van dungesneden hout |
sasaori-笹折り | voedsel in een houten doosje; voedsel gewikkeld in bamboebladeren. |
sasshiyōfude-サッシ用筆 | ronde of brede kwast (om houtwerk zoals kozijnen te verven) |
seitan-製炭 | het maken van houtskool; houtskoolproductie |
seizai-製材 | het zagen; hout kappen |
seizai-製材 | gezaagd hout; planken |
seizaisuru-製材する | (hout) zagen; hout kappen |
sendan-栴檀 | sandalhout |
shiba-柴 | rijshout; sprokkelhout; brandhout |
shibagaki-柴垣 | eenvoudige omheining gemaakt van geweven kreupelhout |
shibakari-柴刈り | het sprokkelen van brandhout |
shigemi-茂み | struikgewas; kreupelhout |
shin-薪 | (in kanji combinaties) brandhout |
shinken-真剣 | een echt zwaard (geen houten zwaard) |
shinopia-シノピア | sinopia (voortekening in houtskool van een frescoschildering) |
shintan-薪炭 | hout en kolen; brandstof(fen) |
shinzai-心材 | kernhout; hout in het hart van een boom |
shiraki-白木 | blank [onbewerkt] hout |
shirozumi-白炭 | witte [lichte], harde houtskool |
shirozumi-白炭 | witte steenkool (gefabriceerd door het drogen van gehakt hout boven een vuur, zonder carboniseren) |
shitabae-下生え | kreupelhout |
shitami-下見 | beschot; houten buitenbekleding (van een gebouw) |
shitan-紫檀 | rozenhout; paarsachtig hardhout (van de soort Pterocarpus) |
shoiko-背負い子 | raamwerk van hout en touw om grote bagage (b.v. een stapel brandhout) op de rug te dragen (op plaatsen waar autovervoer e.d, niet mogelijk is) |
shōji-障子 | traditionele Japanse schuifdeur gemaakt van een houten raamwerk met (rijst)papier |
sōgiri-総桐 | volledig gemaakt van paulowniahout |
sōhon-草本 | (niet-houtige gewassen) kruiden; planten |
sotoba-卒塔婆 | grafplank (houten plank met inscriptie op graven) |
sozaisangyō-素材産業 | industriesector die zich bezighoudt met het winnen en raffineren van onbewerkte grondstoffen (b.v. staal, olie, kool, hout, etc.) |
sugido-杉戸 | een deur gemaakt uit één stuk cederhout; cederhouten deur |
sui-水 | water, één van de 5 elementen (water, vuur hout, metaal en aarde) |
sukashi-透かし | ajourwerk; opengewerkte constructie (b.v. in houtsnijwerk) |
sumi-炭 | houtskool |
sumibi-炭火 | houtskoolvuur |
sumibiyaki-炭火焼き | het grillen op een houtskoolvuur |
sumiyaki-炭焼き | het maken [branden] van houtskool; iemand die houtskool maakt |
sumiyaki-炭焼き | het grillen op een houtskoolvuur |
sunēkuuddo-スネークウッド | letterhout of slangenhout (hout met een natuurlijke tekening lijkend lettersschrift of op slangenhuid, van de tropische boom Brosimum guianense) |
supūn-スプーン | spoon (ouderwetse houten golfclub) |
surikogi-擂り粉木 | houten stamper (behorend bij vijzel) |
surikogi-擂り粉木 | een scheldwoord voor iemand die langzaam aan het aftakelen is (net zoals het afslijten van een houten stamper) |
tachiki-立ち木 | houtgroei |
tadon-炭団 | houtskoolbriket; (rond) stukje houtskool |
taimatsu-松明 | toorts; fakkel (gemaakt van dennenhout, bamboe, riet, e.d.) |
takageta-高下駄 | hoge geta (traditionele Japanse houten sandalen) |
takigi-薪 | brandhout; aanmaakhout (twijgen, takken, etc.) |
takumi-匠 | handwerksman; vakman; vakvrouw; houtbewerker; timmerman |
tamamoku-玉目 | een (mooie) ronde houtnerf in het hout van een boom (zoals b.v. bij de Zelkova boom) |
tanshin-単身 | alleen; zonder begeleiding; op eigen houtje; in je eentje |
tategu-建具 | traditionele Japanse (houten) (schuif) deuren, ramen, screens, kasten, etc. |
teiboku-低木 | heester; struik; kreupelhout |
teoke-手桶 | (houten) emmer; waterbak; waterkom |
tōbatsu-盗伐 | illegale houtkap; het illegaal kappen en stelen van bomen |
tonerikozai-トネリコ材 | essenhout; hout van de Japanse es (Fraxinus japonica) |
tōyu-桐油 | tungolie; Chinese houtolie |
tsūbaifō-ツーバイフォー | een balk hout van twee bij vier duim doorsnede |
tsūbaifō-ツーバイフォー | bouwmethode van houten huizen gebruik makend van standaard balken van twee bij vier duim |
tsūbaifōkōhō-ツーバイフォー工法 | houtskeletbouw waarbij gebruik gemaakt wordt van balken van 2 bij 4 duim |
tsukegi-付け木 | aanmaakhoutje; brandhout; splinter; lucifer |
tsukegi-付け木 | houten label |
tsukeki-ツケ木 | houten balkjes gebruikt als kleppers (kabuki theater) |
tsumado-妻戸 | (dubbele) houten deur van een huis (m.n. naar de tuin) |
tsumagake-爪掛け | een hoesje over het uiteinde van geta (houten sandalen), om de tenen te beschermen tegen regen en sneeuw |
uddo-ウッド | hout |
uddo-ウッド | een golfclub met houten kop |
uddokatto-ウッドカット | houtsnede |
uddokurafuto-ウッドクラフト | houtbewerking; houtsnijkunst |
ukigi-浮木 | drijfhout; (houten) vlot; drijvend hout |
umeki-埋め木 | houten plug |
warigo-破り子 | een (houten) lunchbox met vakjes |
watakuriguruma-綿繰り車 | katoenrol (houten werktuig om zaden [korrels] te verwijderen) |
yabu-藪 | struikgewas; kreupelhout; bosje |
yagurumasō-矢車草 | schout-bij-nacht (plant: Rodgersia podophylla) |
yakebokkui-焼け木杭 | verschroeide stok [balk]; staaf houtskool |
yakifude-焼き筆 | houtskool staafje (om te tekenen) |
yakiniku-焼き肉 | (op houtskool) gegrild vlees |
yamagatana-山刀 | houthakker's bijl |
yamaotoko-山男 | een man die afkomstig is uit de bergen; houtvester |
yanagidaru-柳樽 | een traditioneel wilgenhouten sakevat met twee lange handgrepen (gebruikt bij bruiloften en partijen) |
yanagimokutan-ヤナギ木炭 | houtskool van wilgenhout |
yoroiita-鎧板 | (smalle houten) lat(ten) in jaloezieën, e.d. |
yosegi-寄木 | mozaïek van hout; inlegwerk van hout |
yōzai-用材 | timmerhout; hout (als materiaal) |
yutō-湯桶 | (Japanse) houten (gelakte) emmer voor heet water |
zai-材 | hout; timmerhout |
zaishitsu-材質 | de kwaliteit van een materiaal (zoals hout, e.d.) |
zōgan-象眼 | inlegwerk (hout, e.d.); damasceren (in metaal) |