Kruisverwijzing
het
lemma | meaning |
---|---|
a-阿 | transliteratie van de eerste letter van het Sanskriet |
abaku-暴く | onthullen; aan het licht brengen; openbaren |
abi-阿鼻 | Avīci, het diepste niveau van de Boeddhistische hel |
abijigoku-阿鼻地獄 | Avīci, het diepste niveau van de Boeddhistische hel |
abuhachitorazu-虻蜂取らず | tussen de wal en het schip vallen [geraken]; noch het een nog het ander (twee dingen tegelijkertijd proberen te doen, maar in geen van beide slagen) |
aburagami-油紙 | oliepapier; geolied papier (papier gedrenkt in paraffineolie waardoor het vochtwerend is) |
ācherī-アーチェリー | het boogschieten |
achidōjisu-アチドージス | acidose (te hoge zuurgraad van het bloed) |
achidōshisu-アシドーシス | acidose (te hoge zuurgraad van het bloed) |
adanami-徒波 | (het geluid van) onstuimige golven |
adobataijingu-アドバタイジング | het adverteren [reclame maken] |
adobokashīkōkoku-アドボカシー広告 | een advertentie met het doel een bepaalde mening of overtuiging uit te dragen (Eng.: Advocacy advertising)i |
aegu-喘ぐ | lijden; te lijden hebben; het moeilijk hebben |
aete-敢えて | met het doel [de intentie; bedoeling]; opzettelijk; doelbewust |
aete-敢えて | niet nodig; niet in het bijzonder |
afureko-アフレコ | het indubben (van geluid bij film) |
afutā・faibu-アフター・ファイブ | (na vijf uur) na het werk; in je vrije tijd |
agaki-足掻き | het worstelen (b.v om uit een moeilijke situatie te komen) |
agaki-足掻き | het bewegen [kronkelen] met armen en benen |
agaki-足掻き | het krabben [schrapen] over de grond (b.v. met de hoeven door een paard) |
agaki-足掻き | het ondeugend en luidruchtig zijn (van een kind) |
agaku-足掻く | (van paarden met hun voorpoten) het klauwen [krabben] over de grond |
agaku-足掻く | het worstelen [fladderen; slaan] met armen en benen |
agaku-足掻く | het vechten om zijn bestaan; hard werken om te overleven |
agarigamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
agarikamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
agattari-上がったり | het slecht gaan (van zaken, e.d.) |
age-上げ | stijging; verhoging; het omhoog gaan [brengen] |
ageashi-揚げ足 | het been optillen; opgetild been |
ageashitori-揚げ足取り | haarkloverij; muggenzifterij; het iemand belachelijk maken |
agedama-揚げ玉 | stukjes gefrituurd beslag die in de olie achterblijven na het frituren van tempura |
ageita-上げ板 | houten afdruipplaat [roosterplaat] (op badkamervloer, of op het aanrecht in de keuken) |
ageita-上げ板 | (in een traditioneel theater) houten vloeren links en rechts waar het podium en de hanamichi (verhoogd pad naar toneel) samenkomen |
agekaji-上げ舵 | een ruk naar achteren aan de stuurknuppel van een vliegtuig (om het omhoog te laten vliegen) |
agemaki-揚巻 | ouderwetse traditionele haarstijl van jongens (met een scheiding in het midden) |
agesage-上げ下げ | het op en neer gaan [halen; bewegen]; verhogen en verlagen |
agesage-上げ下げ | het (iemand) prijzen en kleineren |
ageshio-上げ潮 | het opkomend tij; de vloed |
ageuma-上げ馬 | het laatste paard als afsluiting bij een wedstrijd boogschieten te paard |
agora-アゴラ | agora (centraal stadsplein in het oude Griekenland) |
agumu-倦む | het moe [zat] worden; interesse verliezen; er genoeg van hebben; er geen zin meer in hebben |
aiba-愛馬 | van paarden houden; het liefdevol verzorgen van een paard |
aibetsuriku-愛別離苦 | de kwelling [pijn] bij het afscheid van een dierbaar familielid |
aibī・rukku-アイビー・ルック | Ivy League is een stijl van (heren)kleding (populair aan het einde van de jaren 1950) |
aibī・sutairu-アイビー・スタイル | Ivy League is een stijl van (heren)kleding (populair aan het einde van de jaren 1950) |
aibu-愛撫 | het aaien; strelen; knuffelen |
aibyō-愛猫 | het van katten houden; het liefkozen [liefdevol verzorgen] van katten |
aichaku-愛着 | het gehecht zijn aan [gesteld zijn op] iets of iem.; het voelen van een (speciale) affiniteit met iets of iem. |
aichō-愛聴 | het graag ergens naar luisteren |
aichō-愛重 | het van iets houden; iets koesteren |
aichō-愛鳥 | liefde voor vogels; het beschermen van (wilde) vogels; het houden van [dol zijn op; interesse hebben in] vogels (in het bijzonder wilde vogels) |
aichōshūkan-愛鳥週間 | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
aidokusho-愛読書 | het favoriete boek (van iemand); lievelingsboek |
aidoringu-アイドリング | het stationair draaien van de motor (van een auto, etc.) |
aienkien-合縁奇縁 | een ongewone relatie, tot stand gekomen door een speling van het lot |
aigan-愛玩 | aai; knuffel; het dol zijn op; koesteren [knuffelen; liefkozen] |
aigin-愛吟 | het zingen van een geliefde [favoriete] melodie; het reciteren van een geliefd gedicht |
aigo-愛護 | pruik voor een jongen in het Kabuki-theater |
aiiku-愛育 | liefdevolle opvoeding; het opvoeden met liefde en zorg |
aijaku-愛惜 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
aijaku-愛着 | (boeddh.) in de ban van [het niet kunnen loslaten van] begeerte [lust; verlangens] |
aijaku-愛着 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
aijin-愛人 | het houden van mensen; mensenliefde |
aika-哀歌 | klaagzang; treurdicht; elegie; de Klaagliederen (bijbelboek in het Oude Testament) |
aiken-愛犬 | het zeer goed verzorgen [vertroetelen] van een hond; het dol zijn op honden |
aikokushin-愛国心 | liefde voor het vader- [moeder-] land; patriottisme |
aikyō-愛敬 | het afprijzen; het geven van een extraatje door een winkelier om klanten of bezoekers te trekken |
aikyōbeni-愛敬紅 | rouge [lipstick; oogschaduw] (om de charme te vergroten [het uiterlijk te verfraaien]) |
ainogakkō-愛の学校 | (lett. de school van de liefde) de Japanse titel van het boek |
ainori-相乗り | het met iemand meerijden; een gedeelde rit (in een taxi b.v.) |
aioi-相生い | het samengroeien; aan elkaar groeien |
aioi-相生い | het samen opgroeien (vanaf de geboorte) |
aisan-愛餐 | agapē, de gezamenlijke maaltijd ter nagedachtenis aan het laatste avondmaal van Jezus; een vriendenmaal |
aiseki-愛惜 | het missen (van iemand); triestheid |
aiseki-相席 | het delen van een tafel met een onbekende (in een restaurant, e.d.) |
aisetsu-哀切 | pathetisch [aandoenlijk; zielig; droevig] gevoel |
aisha-愛社 | liefde [toewijding] voor het bedrijf waarvoor men werkt |
aishaseishin-愛社精神 | loyaliteit t.o.v. het bedrijf waarvoor men werkt |
aishō-哀傷 | bedroefdheid; smart (vooral na het overlijden van iemand) |
aishō-愛唱 | het graag [vaak] zingen van een melodie [lied] |
aishō-愛誦 | het graag liedjes neuriën [zingen]; graag gedichten (re)citeren |
aishū-愛執 | (boeddh.) het te sterk gehecht zijn aan iets of iem.; begeerte |
aitsugunau-相償う | compenseren; goedmaken; vergoeden; het goede en het slechte brengen elkaar in balans |
aiuchi-相打ち | elkaar op het zelfde moment slaan [raken] (b.v. bij vechtsporten, zoals Kendo) |
aiyado-相宿 | in dezelfde kamer [dezelfde herberg; hetzelfde hotel] logeren [verblijven] |
aiyō-愛用 | favoriete (gebruiks)voorwerp; het voorwerp dat men altijd graag gebruikt |
aizakari-愛盛り | heel erg schattig [lief; snoezig]; de periode dat een kind het schattigst is |
aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
ai・tān-アイ・ターン | het verschijnsel dat werknemers uit het platteland in grote steden gaan werken |
ajari-阿闍梨 | een monnik die een opleiding heeft voltooid in het esoterisch boeddhisme |
ajiashū-アジア洲 | (het continent) Azië |
ajimi-味見 | het proeven; proeverij |
aka-淦 | ruimwater (water in het ruim van een schip) |
aka-赤 | rode kleur; het rood |
akafuda-赤札 | een rood label (dat aangeeft dat de prijs is verlaagd of dat het artikel verkocht is) |
akahada-赤肌 | lege (onbegroeide) plekken in het landschap; kale berghelling |
akaji-赤字 | rode cijfers; het rood staan; schulden |
akami-赤身 | kernhout; hout in het hart van een boom |
akanbē-あかんべえ | gezichtsuitdrukking waarbij men het onderste ooglid met een vinger naar beneden drukt en het rode gedeelte zichtbaar maakt (minachtend of afkeurend) |
akari-明かり | het licht |
akarisaki-明かり先 | de richting waar het licht heen schijnt; de plek waar het licht op schijnt |
akarumi-明るみ | een verlichte plek; in het licht |
akarumi-明るみ | openbaar; aan het licht gekomen |
akatsuki-暁 | (in) het geval; wanneer |
akeban-明け番 | een vrije dag [rustdag] (na een dag- of nachtdienst); het einde van een dag- of nachtdienst |
akeban-明け番 | de tweede helft van een nachtdienst; de werktijd vanaf het midden van een nachtdienst tot de ochtend |
akenokoru-明け残る | (maan, sterren, etc.) zichtbaar blijven bij het ochtendgloren [de dageraad] |
akeshime-開け閉め | het openen en sluiten |
aketate-開け閉て | het openen en sluiten |
akete-明けて | het begin van het jaar; januari |
akiage-秋上げ | (viering van) het einde van de rijstoogst |
akiaki-飽き飽き | ergens genoeg van hebben; het zat worden |
akibasho-秋場所 | het Sumo-herfsttoernooi (in september in Tokio) |
akichikashi-秋近し | het einde van de zomer (men voelt al dat de herfst eraan komt) |
akifukashi-秋深し | het late najaar; de late herfst |
akiguchi-秋口 | het begin van de herfst |
akimaki-秋蒔き | het zaaien in de herfst |
akinokure-秋の暮れ | het einde van de herfst |
akinoōgi-秋の扇 | een waaier die niet meer wordt gebruikt wanneer het herfst wordt |
akkan-圧巻 | het beste deel; het hoogtepunt (van een boek, voorstelling, voordracht, etc.) |
akki-悪鬼 | een kwade geest [godheid] die de mensen op het slechte pad brengt; de god van de onderwereld |
akkō-悪口 | één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
akku-悪口 | (boeddh.) één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
akogare-憧れ | het verlangen [hunkeren] (naar); hunkering |
aku-悪 | het kwaad [de slechtheid] (van natuur, zoals ziekte, natuurrampen, etc.); ondeugd |
aku-飽く | ergens genoeg van hebben; het zat worden; er moe [ziek] van worden |
akuaporisu-アクアポリス | aquapolis (stad op het water) |
akuba-悪婆 | de naam van een rol in het Kabuki theater |
akubi-欠伸 | geeuw; gaap; het gapen |
akuchishiki-悪知識 | een kwaadaardig iemand die mensen op het slechte pad brengt |
akudama-悪玉 | de rol van schurk in het theater |
akudō-悪道 | (boeddh.) het slechte pad volgen, d.w.z. in deze wereld slechte dingen doen en daardoor na de dood in de hel komen |
akufu-握斧 | een stenen handbijl (gebruiksvoorwerp uit het stenen tijdperk) |
akuin-悪因 | de oorzaak [bron] van het kwaad |
akujiki-悪食 | het eten van vlees, hetgeen volgens het Boeddhistische geloof verboden is |
akuma-悪魔 | Satan [de duivel] (in het christelijke geloof) |
akumabarai-悪魔払い | exorcisme; het uitdrijven van een kwade geest |
akumade-飽くまで | tot het bittere einde; tot het uiterste; volhardend |
akumaha-悪魔派 | (een groep) aanhangers van het satanisme |
akumonogui-悪物食い | het eten van vlees, hetgeen volgens het Boeddhistische geloof verboden is |
akunuki-灰汁抜き | het wegnemen van een bittere [wrange] smaak van iets (b.v. groente) (door het eerst te weken of koken) |
akurutoshi-明くる年 | volgend jaar; het volgende jaar |
akuseku-齷齪 | het zich bezig houden (met); druk in de weer zijn (met) |
akusen-悪戦 | het vechten onder ongunstige omstandigheden; zware gevechten; een wanhopige strijd |
akushotsuihō-悪書追放 | het verbieden van schadelijke publicaties |
akushu-悪趣 | (boeddh.) het slechte pad |
akushu-握手 | het handen schudden; een handdruk |
akusuiro-悪水路 | het riool; de goot |
akutagawa-芥川 | de naam van een rivier, die stroomt in het gebied tussen Osaka en Kyoto |
akutaimatsuri-悪態祭 | het festival waar de tempelbezoekers elkaar grove verwensingen toeroepen, en de winnaar van het woordengevecht geluk in de toekomst voorspeld wordt |
akuun-悪運 | het geluk van de duivel hebben; er goed vanaf [mee weg] komen; zwijnen |
ākuyōsetsu-アーク溶接 | het booglassen |
ama-尼 | (afk. van 尼削) het afknippen van haar op schouderlengte |
amamori-雨漏り | het lekken van regenwater; doorregenen |
amamoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amamoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amaneku-普く | over het algemeen; overal; van heinde en verre; uitgebreid; wijdverbreid |
amanogawa-天の川 | de Melkweg; het Melkwegstelsel |
amanohara-天の原 | de lucht; de hemel; het firmament |
amaochi-雨落ち | in het Kabuki theater, de stoelen vlak bij het toneel |
amasogi-尼削 | het haar (van een vrouw) kort knippen |
amasogi-尼削 | het haar knippen bij intrede als (boeddhistische) non |
amayadori-雨宿り | het schuilen voor de regen |
amayami-雨止み | het ophouden [stoppen] van de regen |
amegashita-天が下 | de hele wereld; het hele land |
amemoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amemoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amenomurakumonotsurugi-天叢雲剣 | Ama-no-Murakumo no Tsurugi, het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan, spiegel, zwaard en juwelen) |
ameonna-雨女 | de regenvrouw (een vrouw van wie wordt gezegd dat zij regen brengt [dat het altijd regent als zij komt]) |
ameotoko-雨男 | de regenman (een man van wie wordt gezegd dat hij regen brengt [dat het altijd regent als hij komt]) |
ametsuchi-天地 | hemel en aarde; het universum; de wereld |
amiuchi-網打ち | het netvissen; vissen met een net |
amiyaki-網焼き | het grillen op een rooster van gaas |
an-暗 | het donkere gedeelte; donkerte; duisternis |
an-暗 | het uit het hoofd leren |
an-案 | een ontwerp; concept; schets; klad (eerste versie) |
an-諳 | (in kanji combinaties) uit het hoofd leren; onthouden |
anaba-穴場 | een hele goede plek (voor duiken, vissen, kamperen, e.d.), die niet bekend is bij het grote publiek |
anagomori-穴籠もり | het overwinteren van dieren in holen in de aarde of in bomen |
anaguma-穴熊 | (het omsingelen van de koning in de hoek van zijn eigen kamp) een tactiek bij shogi (Japans schaken) |
anakashiko-あなかしこ | een respectvolle uitdrukking aan het eind van een brief |
ananri-暗暗裏 | in het geheim; heimelijk; stilzwijgend |
anatamakase-貴方任せ | het van anderen afhankelijk zijn; iets aan anderen overlaten |
anaume-穴埋め | het gaten opvullen |
anbai-案配 | het regelen; verdelen; aanpassen |
anbandoringu-アンバンドリング | het apart [los] verkopen |
anchi-安置 | het opbaren (van een overledene) |
anchi-安置 | het plaatsen van een boeddhabeeld of naamplaat van een overledene voor een eredienst |
anchinokkuzai-アンチノック剤 | antiklopmiddel (middel dat het kloppen van explosiemotoren tegengaat) |
anchō-暗潮 | de onderstroom; het (onwaarneembare) tij |
anchū-暗中 | in het donker [duister] |
anchūmosaku-暗中模索 | in het duister (rond)tastend zijn |
anchūmosakusuru-暗中模索する | in het duister tasten (fig.); in het wilde weg iets doen |
anda-安打 | (honkbal) een honkslag (die de slagman in staat stelt het eerste honk te bereiken, zelfs als er geen fout wordt gemaakt door de andere partij) |
andā・pā-アンダー・パー | onder par (golfterm voor minder dan het standaard aantal slagen) |
ando-安堵 | erkenning van het recht op grondbezit van een samoerai (door een shogun of een feodale heer) |
anesankaburi-姉さん被り | handdoek om het hoofd gewikkeld |
anga-安臥 | het liggen in de gemakkelijkste houding |
angōkaidoku-暗号解読 | het breken [ontsleutelen; ontcijferen] van een geheime code; decodering |
angu-暗愚 | het redeloos zijn; achterlijkheid; zwakzinnigheid; imbeciliteit |
ani-豈 | (met een negatie) in geen geval; niet in het minst; niet op welke manier dan ook |
anka-案下 | onder [bij] het bureau |
ankan-安閑 | het nietsdoen; met de armen over elkaar zitten |
anki-暗記 | (iets) uit het hoofd leren |
ankisuru-暗記する | (iets) uit het hoofd leren |
ankoku-暗黒 | (fig.) duisternis [het donker zijn] (vanwege het morele verval) |
ankokumen-暗黒面 | donkere [duistere; lelijke] kant [schaduwkant] van de samenleving, het leven, etc. |
ankokutairiku-暗黒大陸 | het zwarte [onbekende] continent (Afrika) |
anna-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
annenonikki-アンネの日記 | het dagboek van Anne Frank |
ano-あの | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) hallo; zeg; pardon; eh; nou ja; welnu |
anō-あのう | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) hallo; zeg; pardon; eh; nou ja; welnu |
anone-あのね | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) kijk; nou; trouwens; ik zal je eens wat vertellen; wacht even; luister; let op |
anotekonote-あの手この手 | op deze en op die manier; op verschillende manieren; de knepen van het vak |
anoyo-彼の世 | de andere wereld; de wereld van de doden; het hiernamaals |
anpu-暗譜 | het uit het hoofd leren van muzieknoten |
anpusuru-暗譜する | muzieknoten uit het hoofd leren |
ansen-暗線 | zwarte lijnen in het spectrum |
anshi-暗視 | nachtvisie; gezichtsvermogen in het donker |
anshitsu-暗室 | een doka [donkere kamer] (voor het ontwikkelen van foto's e.d.) |
anshō-暗唱 | recitatie; het reciteren |
anshu-庵主 | het hoofd van een klooster; meester van de theeceremonie |
anten-暗点 | een gedeeltelijke uitval van het gezichtsveld; blinde vlek; scotoom |
anten-暗転 | een verduistering op het toneel bij een scène- [decor] wisseling zonder het doek neer te laten |
antensuru-暗転する | het toneel verduisteren voor een scène- [decor] wisseling; en ongunstige wending nemen; (plotseling) verslechteren |
antō-暗闘 | een pantomime van een gevecht in het donker in een Kabuki theaterstuk |
antō-案頭 | op het bureau; op de lessenaar [schrijftafel] |
anwa-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
anzansuru-暗算する | (iets) uit het hoofd berekenen [uitrekenen] |
an'i-安位 | (term van Zeami) de hoge graad van perfectie die een acteur van het Nō-theater kan bereiken, waardoor hij ontspannen zijn rol kan spelen |
an'i-安易 | het zonder problemen zijn; eenvoud |
an'itsu-安逸 | het nietsdoen; het luieren; luiheid; gemakzuchtigheid |
an'yakusuru-暗躍する | achter de schermen [in het geheim] werken |
aogari-青刈り | het oogsten van gewassen terwijl ze nog groen [niet rijp] zijn (voor gebruik als veevoer of meststof) |
aoitori-青い鳥 | ook gebruikt in de betekenis van: geluk (dat men niet bemerkt ook al is het dichtbij) |
aokimarikogenshō-青木まりこ現象 | het Mariko Aoki-fenomeen (het verschijnsel dat men een aandrang voelt om te poepen na het betreden van een boekwinkel) |
aomi-青身 | het blauwachtige deel [vlees] van vissen |
aomuke-仰向け | het naar boven gekeerd zijn; rugligging |
aomukeru-仰向ける | naar boven gaan kijken [draaien] ; met het gezicht naar boven gaan liggen |
aomuku-仰向く | omhoog [naar boven] kijken; met het gezicht naar boven liggen |
aomushi-青虫 | rups van het koolwitje (witte kool vlinder) |
aori-煽り | het bumperkleven (te dicht rijden achter) |
aoshio-青潮 | blauw getij (waarbij de zwavel in zeewater colloïdaal wordt en het zeewater troebel wordt) |
aotagai-青田買い | rijst kopen voordat het geoogst wordt (terwijl het nog op het rijstveld groeit) |
aotenjō-青天井 | het de pan uit rijzen (van prijzen); grenzeloos zijn |
aoyagi-青柳 | het vlees van een schelpdier, de stevige strandschelp bakagai (Mactra chinensis) |
aozorachūsha-青空駐車 | het (buiten) op straat [aan de kant van de weg] parkeren |
apputaun-アップタウン | de bovenstad; het centrum; een betere woonwijk |
araara-粗粗 | ongeveer; ruwweg; over het algemeen; min of meer |
arabian・raito-アラビアン・ライト | lichte ruwe olie uit Saoedi-Arabië (de standaard bij het bepalen van de olieprijs) |
arabuki-粗拭き | het grofweg [oppervlakkig] schoonvegen |
araebisu-荒夷 | wildeman; barbaar (denigrerende term die door mensen in de hoofdstad wordt gebruikt om te verwijzen naar mensen uit het oosten van Japan) |
aragau-抗う | vechten tegen; weerstand [het hoofd] bieden aan; trotseren |
arai-洗い | het wassen |
arai-洗い | het wassen van de vis met koud water of ijs (gebruikt voor sashimi) |
araidashi-洗い出し | het grondig wassen; uitwassen; afwassen |
arakan-阿羅漢 | Arhat; Arahant (In het Boeddhisme iemand die de Verlichting heeft bereikt) |
arakasegi-荒稼ぎ | het veel geld binnenharken; woekeren; speculeren; profiteren |
arakata-粗方 | voor het grootste deel; meestal; bijna [praktisch] alles |
arankagiri-あらん限り | alle macht; al het mogelijke; zijn uiterste best; alles bij elkaar |
aratamano-新玉の | (uitdrukking voor) de verwelkoming [begroeting] van een nieuw begin (het nieuwe jaar, de nieuwe lente, etc.) |
arekashi-有れかし | (de gebiedende wijs van het werkwoord ある, drukt uit: hoop; wens; graag willen |
arinomama-ありの儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
ariyō-有り様 | waarheid; ideale situatie; hoe het zou moeten zijn |
arugamama-有るが儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
aruhanbura-アルハンブラ | het Alhambra (Paleis in Granada, Spanje) |
arukanakika-有るか無きか | bestaat het of bestaat het niet; ja of nee |
arukizume-歩き詰め | het voortdurend [continu] lopen |
arutairu-アルタイル | Altair (alpha Aquilae, de helderste ster in het sterrenbeeld Arend) |
āru・deko-アール・デコ | Art Deco (populaire kunststroming of stijl die zijn oorsprong kent in Frankrijk in het begin van de 20e eeuw; Fr. afkorting van Arts Décoratifs) |
asadachi-朝立ち | het vertrekken in de vroege ochtend |
asagake-朝駆け | het paardrijden vroeg in de ochtend |
asameshimae-朝飯前 | voor het ontbijt |
asanagi-朝凪 | kalmte in de vroege ochtend aan de kust (als het even stopt met waaien, wanneer de landbries verandert in een zeebries) |
asane-朝寝 | het uitslapen [lang slapen]; lang in bed blijven liggen |
asaoki-朝起き | het vroeg opstaan |
asari-漁り | het vangen van vis en schelpdieren |
asashan-朝シャン | het haarwassen in de ochtend (na het opstaan) |
asashio-朝潮 | het getij(de) in de morgen |
asedaku-汗だく | zweet; het zweten |
asemidoro-汗みどろ | doorweekt [kletsnat] van het zweet |
asemizuku-汗水漬く | helemaal bezweet zijn; kleddernat van het zweet zijn |
ashikarazu-悪しからず | neemt u mij niet kwalijk; het spijt mij |
ashikari-葦刈 | het snijden van riet |
ashinuke-足抜け | het in stilte weglopen [ontsnappen; vertrekken] (uit ) |
ashinuki-足抜き | het weglopen zonder de schuld te betalen |
ashinuki-足抜き | het zachtjes [op de tenen] lopen |
ashioto-足音 | het geluid van voetstappen |
ashura-阿修羅 | Asura (krijgshaftige halfgod in het Boeddhisme en in het Hindoeïsme) |
asobigokoro-遊び心 | liefde voor muziek; het houden van muziek |
assaku-圧搾 | druk; pressie; het persen |
assatsu-圧殺 | het (met geweld) onderdrukken |
assatsu-圧殺 | het dooddrukken |
assen-斡旋 | het moeite doen voor iem.; iem. van dienst zijn |
asshuku-圧縮 | het samenvatten [inkorten; condenseren; comprimeren] |
asutorotāfingu-アストロターフィング | astroturfing (het door overheden of bedrijven in scène zetten van burgerinitiatieven om de indruk te wekken dat het spontane acties zijn) |
asutorotāfu-アストロターフ | kunstgras (oorspronkelijk van het merk AstroTurf) |
atamakara-頭から | vanaf het (allereerste) begin |
atamauchi-頭打ち | het bereiken van een limiet [piek; plafond; bovengrens] |
atamawari-頭割り | het delen van de kosten [uitgaven] (per persoon) |
ataru-当たる | confronteren; het hoofd bieden (aan); tegemoet treden |
ate-当て | het raden; gissen; loterij |
ate-当て | het slaan; een klap; slag; stomp |
ateburi-当て振り | (bij het dansen) de gebaren maken die passen bij de (inhoud van de) tekst van het zangstuk |
ategai-宛てがい | het uitdelen [toewijzen]; een (toegewezen) (aan)deel [portie; quotum] |
ategaibuchi-宛行扶持 | het loon voor een werknemer dat eenzijdig door de werkgever (naar zijn eigen goeddunken) wordt gegeven |
ateji-当て字 | het gebruik van karakters naar klank en niet naar betekenis; een fonetisch equivalent van een kanji |
atekko-当てっこ | het (spel van het ) raden [gissen; gokken]; een quiz |
atekko-当てっこ | het spelletje [een wedstrijd] waarbij men iets naar een bepaald doel probeert te gooien |
atekkosuru-当てっこする | (proberen te) zien wie er het beste kan raden [gissen] |
atekomi-当て込み | in het theater het publiek bespelen in de hoop applaus te krijgen |
atekoto-当て事 | het raden [gissen; schatten] |
atemono-当て物 | het raden; gissen; schatten wat er verborgen zit |
atenige-当て逃げ | het doorrijden [wegvluchten] na een aanrijding te hebben veroorzaakt |
atenuno-当て布 | een schouderband; een schouderstuk voor het dragen van iets zwaars |
aterareru-当てられる | liefdesbetuigingen [in het openbaar] aanschouwen |
atereko-当てレコ | het dubben; nasynchronisatie |
atetsukeru-当て付ける | (demonstratieve) liefdesuitingen in het openbaar |
atezuiryō-当て推量 | een gok; schatting; het raden [gissen] |
atojisari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atokatazuke-後片付け | het opruimen; afruimen; schoonmaken; op orde brengen |
atokin-後金 | de rest van de betaling; het resterende bedrag |
atooshi-後押し | het van achteren duwen (b.v. een handkar) |
atoshimatsu-後始末 | het op orde brengen; herschikken; rechtzetten; afwikkelen; sorteren; opruimen |
atozusari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atsuen-圧延 | het (plat)walsen; pletten; plat rollen |
atsuenkakō-圧延加工 | het platwalsen van metaal |
atsuryoku-圧力 | de kracht van het drukken; de (meetbare) druk |
atsuryokuhenshitsu-圧力変質 | het verschijnsel dat gesteenten in aardlagen onder druk veranderen [metamorfoseren] |
atsusa-暑さ | hitte; warmte (van het weer) |
atsusashinogi-暑さ凌ぎ | afkoeling; verkoeling; het verminderen [afnemen] van hitte |
atsuyaki-厚焼き | het braden of bakken van een dikke plak |
attō-圧倒 | het overweldigen [onder de voet lopen] |
au-会う | iem. onverwachts tegenkomen; tegen het lijf lopen [toevallig treffen] |
autā・supēsu-アウター・スペース | het heelal; universum |
autofaitingu-アウトファイティング | het vechten op een bepaalde afstand van elkaar |
aware-哀れ | het zielig [armzalig] zijn; in een meelijwekkende situatie verkeren |
aware-哀れ | (arch.) iets dat geliefd [dierbaar] is; iets dat na aan het hart ligt |
awasekagami-合わせ鏡 | Infinity spiegel; oneindige spiegel (twee of meerdere spiegels die steeds hetzelfde beeld weerkaatsen) |
awaya-あわや | bijna; op het punt (staan te) (wordt niet gebruikt bij voorspoedige gebeurtenissen) |
awayokuba-あわよくば | indien mogelijk; als de omstandigheden het toelaten; als ik geluk heb |
ayatori-綾取り | afneemspel (het vormen van figuren met een touwtje om de vingers, waarvan de lussen telkens worden doorgegeven aan anderen) |
ayumi-歩み | stap; pas; het lopen |
ayumu-歩む | doormaken; ervaren; (het levenspad) belopen [begaan; volgen]; verrichten (studie, e.d.) |
azuma-東 | het Oosten (van Japan) |
azumakudari-東下り | historische term voor het vanuit Kyoto naar de oostelijke provincies (en Edo) reizen |
ba-ば | (in klassiek Japans drukt het uit: reden, oorzaak) omdat; doordat |
ba-ば | (in de combinaties naraba, iwaba, tatoeba, etc. gebruikt als bijwoord) namelijk; wat betreft; als het |
baai-場合 | gelegenheid; zaak; (voor) het geval (dat); ingeval; als; indien |
baatari-場当たり | (op het toneel) kwinkslag; grap |
bachigai-場違い | het misplaatst [niet op zijn plaats; ongepast; ongelegen] zijn |
bachikan-バチカン | het Vaticaan |
bādo・wīku-バード・ウィーク | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
bai-倍 | twee keer [maal]; het dubbele |
bai-培 | (in kanji combinaties) het kweken; laten groeien |
baichi-培地 | (biologie) voedingsbodem (voor het kweken van micro-organismen en cellen) |
baiden-買電 | het kopen van elektriciteit door elektriciteitsbedrijven van andere ondernemingen |
baigaku-倍額 | verdubbeling van de prijs [het bedrag] |
baijō-陪乗 | het instappen [samenreizen] (in auto, boot, e.d., met iemand die hoger in rang is) |
baikan-陪観 | het bekijken [bijwonen] van iets met een meerdere [een superieur]; aanwezigheid (bij een keizerlijk bloemenfeest) |
baikyakugaku-売却額 | de verkoopsom; het verkoopbedrag |
bainburakku-バインブラック | het zwarte pigment dat wordt verkregen door wijnstokken te verbranden |
baindingu-バインディング | het (in)binden |
baisen-媒染 | het beitsen van stoffen [weefsels] (met een bijtmiddel behandelen voordat ze worden geverfd) |
baisen-焙煎 | het branden, roosteren (b.v. van koffie) |
baishaku-媒酌 | (aanstaande huwelijks-) bemiddeling; het koppelen; tot stand brengen van een huwelijk |
baishoku-陪食 | het dineren met een hooggeplaatste [een vorst, e.d.) |
bajitōfū-馬耳東風 | onverschilligheid; het niet willen luisteren |
bajō-馬上 | het paardrijden |
bakari-ばかり | (in de uitdrukking: bakari ni): (het kwam) alleen maar door(dat)...; slechts vanwege; eenvoudigweg omdat |
bakari-ばかり | (achter een ww.) drukt een handeling uit die op het punt staat [stond] te beginnen |
bakari-ばかり | (in de uitdrukking: ww.-vorm -ta+bakari geeft het aan een handeling die net is voltooid) pas; net (klaar) |
bakasawagi-馬鹿騒ぎ | het ravotten; stoeien; dollen; lol trappen |
bakken-バッケン | skibinding (clip voor het bevestigen van de ski aan de schoen) |
bakken-抜剣 | het trekken van het zwaard |
bakkusutoretchi-バックストレッチ | het gedeelte van een ovale renbaan aan de andere kant van de tribune (parallel aan de homestretch) |
bakku・sukurīn-バック・スクリーン | een donker scherm achter het middenveld in een honkbalstadion (zodat de slagman duidelijker het veld kan overzien) |
baku-縛 | het vastbinden; arresteren |
bakuchi-博打 | het gokken |
bakuchin-爆沈 | het opblazen en tot zinken brengen (van een schip) |
bakueki-博奕 | het gokken |
bakufu-幕府 | het shogunaat |
bakuha-爆破 | vernietiging door explosieven; het opblazen |
bakumatsu-幕末 | slotperiode van het Tokugawa shogunaat |
bakuryō-幕僚 | staf; stafofficier (in het hoofdkwartier van de legerleiding) |
bakuryūshu-麦粒腫 | gerstekorrel; strontje in het ooglid (hordeolum) |
bakusai-爆砕 | het opblazen; in stukken blazen (met explosieven) |
bakushi-爆死 | het omkomen [sterven; om het leven komen] door een explosie of een bom |
bakushisuru-爆死する | omkomen [sterven; om het leven komen] door een explosie of een bom |
bakusho-曝書 | het (buiten) luchten [drogen] van boeken (tegen schimmel en insecten) |
ban-晩 | het avondeten; de avondmaaltijd |
banbi-バンビ | Bambi (reekalfje in het boek van Felix Salten; later in de Disney film) |
banmen-盤面 | het oppervlak van een bord voor go of shōgi (schaken) |
banmen-盤面 | het eindspel [de laatste fase] van een partij go of shōgi |
banmen-盤面 | het oppervlak van een grammofoonplaat |
banmin-万民 | het volk; de hele bevolking |
banningu-バンニング | (Japans wasei woord) vanning, het laden van goederen in een truck (Eng.: van) |
bansei-晩成 | het laat tot wasdom komen; laat tot rijping komen; late ontwikkeling; late bloei |
banshun-晩春 | het einde van de lente; late voorjaar |
ban'yū-万有 | (alles in) het universum; de gehele schepping |
bappon-抜本 | de oorzaak elimineren; het uitroeien; verdelgen; ontwortelen |
barauri-散売り | losse verkoop; het artikelen apart verkopen |
baren-馬楝 | baren, een Japans gereedschap dat wordt gebruikt bij het afdrukken van een houtsnede op papier zonder pers |
bareru-ばれる | uitlekken (van iets, b.v. een geheim); openbaren; onthullen; aan het licht brengen |
bashin-馬身 | paardenlijf; het lichaam van een paard |
bashu-馬首 | de richting waarin het paard gaat |
bassai-伐採 | houtkap; houthak; het houthakken |
basseki-末席 | zitplaats aan het eind van de tafel (het verst verwijderd van de eregast) |
basshi-抜歯 | tand [kies] extractie; het trekken van een tand of kies |
basshi-抜糸 | (med.) het verwijderen van hechtingen |
basshi-末子 | het jongste kind; het laatstgeboren kind |
basshō-跋渉 | het rondzwerven; rondreizen |
baton・tatchi-バトン・タッチ | het doorgeven van het stokje (lett. of fig.) |
batsubyō-抜錨 | het lichten [ophalen] van het anker |
batsuyō-末葉 | het einde [slot] (van een tijdperk) |
battingu-バッティング | het slaan; de slag (sport) |
battingu-バッティング | het stoten; rammen |
battō-抜刀 | het trekken van een zwaard; een getrokken zwaard |
bēguru-ベーグル | bagel (rond broodje met een gat in het midden) |
beien-米塩 | rijst en zout (essentieel voor het leven) |
beigun-米軍 | het Amerikaanse leger; de Amerikaanse krijgsmacht [troepen] |
beisaku-米作 | rijstteelt; het verbouwen en oogsten van rijst |
bekkaku-別格 | het speciaal [buitengewoon] zijn |
bekke-別家 | een nieuwe tak van een familie; uit het ouderlijk huis gaan en een eigen gezin stichten |
bekke-別家 | het zelfstandig worden van een werknemer (die een eigen zaak gaat runnen onder dezelfde naam) |
bekke-別家 | een ander [apart] huis (naast het hoofdgebouw) |
bengaku-勉学 | studie; het ijverig [hard] studeren (niet noodzakelijkerwijs bij educatieve instellingen; zelfontwikkeling met een meer persoonlijk studieprogramma) |
benkyō-勉強 | studie; het ijverig [hard] studeren (bij educatieve instellingen, zoals scholen of universiteiten) |
benron-弁論 | discussion; debat; redevoering; spreken in het openbaar |
berukuro-ベルクロ | klittenband; velcrostrip (genoemd naar het merk Velcro) |
bessei-別姓 | verschillende achternamen; het gebruik van verschillende achternamen bij een echtpaar (waar ieder zijn eigen familienaam aanhoudt) |
besshite-別して | in het bijzonder; vooral; bovenal |
betaichimen-べた一面 | overal; (verspreid) over het hele oppervlak |
bichiku-備蓄 | reserve; opslag; voorraad; het in reserve [voorraad] houden [opslaan] |
bigaku-美学 | esthetica; esthetiek; schoonheidsleer |
biggu・ben-ビッグ・ベン | de klokkentoren van het Britse parlementsgebouw |
biishiki-美意識 | gevoel voor schoonheid; esthetisch gevoel |
bijuaru・komyunikēshon-ビジュアル・コミュニケーション | visuele communicatie (het gebruik van visuele elementen om ideeën en informatie over te brengen) |
bikō-尾行 | (m.n. bij politieonderzoek) het schaduwen; (heimelijk) volgen; in het oog houden |
bin-鬢 | het haar links en rechts op het hoofd (over [boven] de oren) |
bīnbōru-ビーンボール | beanball (bij honkbal, een gevaarlijke bal die een werper opzettelijk naar het hoofd van de slagman gooit) |
bindingu-ビンディング | binding (voor het bevestigen van ski aan schoen) |
biniron-ビニロン | vinylon (synthetisch vezel) |
binjō-便乗 | opportuniteit; het gebruik maken van; profiteren |
bisoku-鼻息 | neusademhaling; het ademen door de neus; snuiven |
biwako-琵琶湖 | het Biwa meer |
bō-忙 | het druk hebben; geen vrije tijd hebben |
bōanki-棒暗記 | het klakkeloos uit het hoofd leren |
bōbiki-棒引き | uitstrepen, doorstrepen; het afschrijven van een schuld |
bodaiju-菩提樹 | de vertaling van Der Lindenbaum, het vijfde lied in de Winterreise cyclus van Schubert |
bodīsūtsu-ボディースーツ | bodysuit (kledingstuk dat nauw om het lichaam sluit); damesondergoed dat uit 1 stuk bestaat |
bodī・burō-ボディー・ブロー | slag [stoot] op het lichaam |
bodī・chekku-ボディー・チェック | (in sport) een forse duw tegen het lichaam van een tegenstander |
bōdosēringu-ボードセーリング | het plankzeilen; windsurfen |
bōgen-ボーゲン | (bij het skiën) bocht; boog; draai |
bōihanto-ボーイハント | het op zoek [jacht] gaan naar een jongen [man; vrijer]; het oppikken [versieren] van een jongen [man; vrijer] |
boin-母印 | duimafdruk (op een verklaring, i.p.v. het persoonlijk naamstempel) |
bojō-慕情 | het verlangen [de liefde; genegenheid] |
bōjutsu-棒術 | de techniek van het vechten met een stok |
bokki-勃起 | erectie; het stijf [hard] worden (van de penis, clitoris, tepels) |
bokkusu-ボックス | (bij honkbal) gebied waar de catcher en de slagman zich bevinden; (bij voetbal) het strafschopgebied |
bokkyaku-没却 | het negeren; niet zien; vergeten |
bokkyo-卜居 | een woonplaats kiezen (door het vooraf bepalen van een voorspoedige locatie op basis van geografische kenmerken) |
bokuseki-墨跡 | (vooral in Japan) het schrijfwerk van Zen-boeddhistische priesters |
bokushu-墨守 | aanhankelijkheid; het zich vastklampen [hechten] (aan een gewoonte, traditie, e.d.) |
bōkyō-防共 | verdediging tegen (verspreiding van) het communisme |
bon-盆 | Bon (festival) (waarbij men graven van overleden familieleden bezoekt, en papieren lantaarns ophangt of op het water laat drijven) |
bōnenkai-忘年会 | eindejaarsfeest (lett.: vergeet-het-jaar feest; men drinkt om de zorgen van het oude jaar te vergeten en te toasten op het nieuwe jaar) |
bonge-凡下 | gewone mensen; het gewone volk; het grote publiek |
bōnheddo-ボーンヘッド | het tactisch slecht [dom] spelen (honkbal) |
bonjin-凡人 | eenvoudige burgers; het gewone volk; een middelmatige persoon |
bonmatsuri-盆祭り | Bon festival (waarbij men graven van overleden familieleden bezoekt, en papieren lantaarns ophangt of op het water laat drijven) |
bonnon-梵音 | zangstem bij het reciteren van soetra's |
bonpu-凡夫 | een gewone sterveling; het gewone volk |
bontai-凡退 | (honkbal) het uitgooien van een slagman |
bon'odori-盆踊り | de dans van het Bon festival |
borē・kikku-ボレー・キック | omhaal (traptechniek in het voetbal) |
bōringu-ボーリング | het boren |
boroboro-ぼろぼろ | (onomatopee) het vallen van druppels [stukjes]; brokkelig (worden); vergaan [versleten] raken; gerafeld worden |
bōseki-紡績 | het (machinaal) spinnen (van garen) |
bōshi-帽子 | aanvallende zet bij het spel go |
bōshi-帽子 | (afk. van) eboshi (traditioneel hoofddeksel aan het hof) |
bōshi-眸子 | (arch.) pupil (van het oog) |
bōshitsu-亡失 | het verlies (van iets) |
boshun-暮春 | het einde van de lente; late voorjaar |
bōsō-暴走 | het wild [doelloos] rondrennen; (bij honkbal) het roekeloos rennen naar de honken door een speler |
bōsō-暴走 | het rijden zonder bestuurder (b.v. door handrem vergeten) |
bōsō-暴走 | het iets doen zonder aandacht voor de omgeving; iets doen zonder rekening te houden met de gevolgen |
bōsō-暴走 | wilde vlucht; het wild rondrennen; op hol slaan |
bosutōku-ボストーク | Vostok, Sovjet-bemande kunstmatige satelliet (in 1961 voor het eerst gelanceerd) |
bōtakatobi-棒高跳び | het polsstokhoogspringen; polsstokspringen; een polsstoksprong |
bōtaoshi-棒倒し | spel waarbij het de bedoeling is om de paal van de tegenstander omver te werpen |
botomu・auto-ボトム・アウト | het laagste peil [de bodemprijs] bereiken |
bottō-没頭 | toewijding; het in-beslag-genomen zijn (door); verdiept zijn (in) |
bōyō-亡羊 | het verloren schaap |
bu-部 | woord gebruikt bij het tellen van boeken, boekdelen, afdrukken, kopieën, etc. |
buin-無音 | een lange stilte; lang zonder contact (b.v. briefwisseling, e.d.); het niets van zich laten horen gedurende een lange periode |
bui・gōru-ブイ・ゴール | het winnende doelpunt (ook wel golden goal genoemd) |
bui・tān-ブイ・ターン | het verschijnsel dat werknemers afkomstig van het platteland die in de grote steden waren gaan werken, daarna weer elders buiten de stad gaan werken |
bunbu-文武 | literaire en militaire kunsten; de pen en het zwaard |
bunbufuki-文武不岐 | literaire en militaire kunsten [de pen en het zwaard] volgen hetzelfde pad [zijn geen gescheiden paden] |
bunburyōdō-文武両道 | vaardig met zowel de pen als met het zwaard; meester in zowel literaire als krijgskunsten |
bunmatsu-文末 | zinseinde; het einde van een zin |
bunpitsu-文筆 | het schrijven (met penseel van gedichten en proza) |
bunretsu-分裂 | het uiteen vallen; desintegratie; opsplitsing; ontbinding |
bunzentō-ブンゼン灯 | Bunsenbrander (regelbare gasvlam die wordt gebruikt in het laboratorium) |
bunzen・bānā-ブンゼン・バーナー | Bunsenbrander (regelbare gasvlam die wordt gebruikt in het laboratorium) |
buraindo・tatchi-ブラインド・タッチ | het blind typen |
burakishizumu-ブラキシズム | het tandenknarsen; bruxisme |
burakku・chenbā-ブラック・チェンバー | Black Chamber (1919–1929); ook bekend als het Cipher Bureau, de voorloper van de geheime dienst van de VS, National Security Agency (NSA) |
burakumin-部落民 | (lett. de mensen van het dorp) van oudsher een autochtone minderheid in Japan |
burando・shea-ブランド・シェア | merk-marktaandeel (het aandeel in de markt van een bepaald merk) |
bureru-ぶれる | onscherp worden (van een foto, door het bewegen van de camera) |
burīchi-ブリーチ | sprong (van een walvis uit het water) |
burokku・sain-ブロック・サイン | (honkbal) een aanwijzing geven door naar een deel van het lichaam te wijzen |
burōnīban-ブローニー判 | 120 film (formaat filmrolletje), voor het eerst gemaakt voor de Brownie No.2 camera van Eastman Kodak (1901) |
busshi-仏子 | boeddhist; volgeling van het boeddhisme |
busshin-物心 | het stoffelijke en het geestelijke |
bussho-仏所 | plaats waar een Boeddha huist; het Reine land |
busshoku-物色 | het zoeken; doorzoeken; uitzoeken; op zoek gaan naar |
busso-仏祖 | de grondlegger van het boeddhisme (Shakyamuni) |
busso-仏祖 | een hogepriester die door het zenboeddhisme een religieuze staat heeft bereikt |
busutto-ぶすっと | het doorboren van [snijden in] een dik, zacht voorwerp |
butsumon-仏門 | boeddhistische leer; boeddhisme; intreding tot het boeddhisme |
butsuryū-物流 | het vervoer van goederen van de producent naar de consument (verpakken, laden, lossen, vervoer, opslag van goederen, alsmede informatie-verstrekking) |
butsutekiryūtsū-物的流通 | het vervoer van goederen van de producent naar de consument (verpakken, laden, lossen, vervoer, opslag van goederen, alsmede informatie-verstrekking) |
butsuza-仏座 | plaats van het Boeddhabeeld in de tempelzaal |
butsuzen-仏前 | voor de Boeddha; voor het boeddhistisch altaar |
buyō-舞踊 | dans; het dansen |
byakugō-白毫 | krul wit haar op het voorhoofd van de Boeddha; een van de tweeëndertig lakshana’s |
byōgen-病原 | de oorsprong [het ontstaan] van een ziekte; pathogenese |
byōgi-廟議 | vergadering aan het (keizerlijk; koninklijk) hof |
byōka-病家 | het huis van een patiënt |
byūā-ビューアー | viewer (voor het bekijken van dia's) |
byūfōdofūryokukaikyū-ビューフォート風力階級 | de schaal van Beaufort (voor het meten van windsterkte) |
chāji-チャージ | (elektrische) lading; het opladen |
chako-チャコ | krijt; krijtje voor het markeren van stoffen |
chaku-着 | (in kanji combinaties) het aankomen; arriveren |
chaku-着 | een zet in het go bordspel |
chaku-着 | wordt gebruikt bij het tellen van kledingstukken |
chaku-着 | wordt gebruikt bij het tellen van een volgorde |
chakue-着衣 | (arch.) het aantrekken [dragen] van kleding |
chakugan-着岸 | het bereiken van de kust [wal]; aanmeren (van een schip) |
chakui-着衣 | het aantrekken [dragen] van kleding |
chakuseki-着席 | het plaatsnemen; gaan zitten |
chakusō-着装 | installatie; uitrusting; inrichting; montage; het dragen (van een gordel, e.d.) |
chakusui-着水 | noodlanding op [in] het water (van een vliegtuig); landing in zee (van een ruimtevaartuig) |
chakutai-着帯 | het dragen van een zwangerschapsgordel |
chakuyō-着用 | het dragen; aanhebben; aankleden |
chakuza-着座 | het plaatsnemen; gaan zitten |
chan-ちゃん | klankverandering van het achtervoegsel -san, gebruikt voor meer vertrouwelijkheid of voor kinderen |
channeruarasoi-チャンネル争い | ruzie over de keuze van het (tv) kanaal |
channeruken-チャンネル権 | het gezag [de rechten] hebben over de (tv) kanalen |
chātā-チャーター | het charteren; huur |
chatsumi-茶摘み | de theepluk; het theeplukken; thee oogsten |
chekkuauto-チェックアウト | het uitchecken (uit een hotel) |
chekkuin-チェックイン | het inchecken (in een hotel) |
chēsā-チェーサー | een lichter drankje na het drinken van sterke drank (b.v. bier na whisky) |
chiban-地番 | nummer dat aan elk stuk grond (perceel) wordt toegekend voor registratie in het kadaster |
chibanare-乳離れ | het van de borstvoeding afgaan; stoppen met borstvoeding (omdat een kind te groot wordt) |
chibanare-乳離れ | (fig.) het volwassen worden |
chigiru-契る | gemeenschap hebben; het bed delen (met) |
chigyō-知行 | het uitvoeren van taken [opdrachten] |
chiheisen-地平線 | horizon (vanaf het land); skyline |
chijin-地神 | agrarische goden; goden van het land [de aarde] |
chijitsu-遅日 | lange lentedag; het lengen der dagen in de lente |
chikarajiman-力自慢 | het opscheppen over [trots zijn op] je kracht |
chikaramake-力負け | verlies door teveel verspilling van kracht (in het begin) |
chikaramizu-力水 | bij sumo, het water dat de worstelaars drinken voor elke partij |
chikki-チッキ | bagagecontrole; het inchecken van bagage |
chikoku-遅刻 | het laat [vertraagd] zijn [komen] |
chikuh・chikuri・chikun-ちくっ・ちくり・ちくん | de pijnscheut (op het moment dat men geprikt wordt met een naald, etc.) |
chimatsuri-血祭り | bloedoffer (in het oude China werd een vijand geofferd voor een veldslag om de oorlogsgod gunstig te stemmen) |
chimayou-血迷う | de controle over zichzelf verliezen; in razernij ontsteken; door het lint gaan; gek worden |
chīmu・karā-チーム・カラー | clubkleur(en); de kleuren van (het tenue van) een team |
chinbotsu-沈没 | het zinken; (ten) ondergaan |
chinchō-珍重 | het veel waarde hechten aan; iets koesteren; met zorg bewaren |
chinmen-沈湎 | het zich laveloos drinken |
chinrin-沈淪 | het diep zinken; in de vergetelheid geraken; ondergang; teloorgang; vernietiging |
chiseki-地積 | de oppervlakte [het areaal] van een stuk land |
chishio-血潮 | bloed dat uit het lichaam vloeit |
chō-挺 | stuk(s) (wordt gebruikt bij het tellen van langwerpige voorwerpen zoals bijv. spade, schoffel, geweer en kaars) |
chōfu-貼付 | het vastplakken [aanhechten] (van iets) |
chōga-頂芽 | eindknop; apicale knop (het primaire, dominante, groeipunt is aan de punt van de stengel of tak van de plant) |
chōkeshi-帳消し | het wegstrepen (winst of verlies); compenseren |
choki-ちょき | schaar (in het steen-papier-schaar spelletje) |
chōkō-聴講 | het bijwonen van een lezing; een college volgen |
chōkō-長考 | het lang nadenken [overdenken] |
chokudai-勅題 | het onderwerp [thema] voor de Nieuwjaars poëziewedstrijd |
chokudoku-直読 | het hardop voorlezen van Chinese teksten (in de originele Chinese volgorde) |
chokugeki-直撃 | het direct geraakt [getroffen] worden; een voltreffer |
chokugen-直言 | het openhartig [ronduit; ongezouten] spreken |
chokuhitsu-直筆 | het kalligraferen met de schrijfpenseel rechtop gehouden |
chokusen-勅撰 | het op keizerlijk bevel verzamelen [bundelen] van gedichten en teksten |
chokutō-直刀 | recht zwaard (zonder kromming in het lemmet [in de kling]) |
chōkyōchiiki-商業地域 | de binnenstad; het zakencentrum |
chōmon-聴聞 | het luisteren naar (een lezing, toespraak, preek, etc.) |
chōri-調理 | het koken [bereiden] van eten |
chōritsu-調律 | het stemmen (van muziekinstrumenten) |
chōsan-朝餐 | (speciale term voor) het ontbijt (mogelijk aan het hof e.d.) |
chōsengo-朝鮮語 | het Koreaans; de Koreaanse taal |
chosui-貯水 | wateropslag; het opslaan van water |
chōtei-朝廷 | het hof waar de keizer [keizerin; koning; koningin] regeert |
chōteki-朝敵 | een vijand van het hof; iemand die tegen de keizer keert |
chozō-貯蔵 | opslag; bewaring; het in voorraad nemen [hamsteren] |
chū-仲 | het midden van een seizoen |
chūbaika-虫媒花 | insectenbloemige plant (plant waarvan het stuifmeel door insecten wordt overgebracht) |
chūbu-中部 | het middengedeelte; middelste gedeelte |
chūbu-中部 | gebied in het centrum van een land |
chūdan-中段 | het midden [de middelste trede; de overloop] van een trap; het midden van een helling |
chūgen-中元 | de 15de dag van de 7de maand (van de maankalender), de laatste dag van het Obon festival |
chūgen-中元 | zomergeschenk (veel Japanners geven tijdens het Obon festival geschenken aan mensen die het afgelopen half jaar veel voor hen hebben betekend) |
chūgokugo-中国語 | het Chinees; de Chinese taal |
chūken-中堅 | (fig.) kern; ruggengraat; steunpilaar; het middenkader |
chūkin-鋳金 | het metaal gieten |
chūkintō-中近東 | het Midden- en Nabije Oosten |
chūkon-中根 | (boeddh.) iemand met een middelmatig spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
chūningu-チューニング | het stemmen van een muziekinstrument |
chūnnappu-チューンナップ | het beter afstellen [optimaliseren] (van een auto, computer, etc.) |
chūn'appu-チューンアップ | het beter afstellen [optimaliseren] (van een auto, computer, etc.) |
chūryaku-中略 | inkorting van een citaat in het midden; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het middengedeelte weggelaten worden |
chūseisenzai-中性洗剤 | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
chūsekisei-沖積世 | alluvium (verouderde naam voor het holoceen) |
chūsha-駐車 | het parkeren |
chūshaihan-駐車違反 | het foutparkeren; parkeerovertreding |
chūshi-注視 | observatie; het observeren [gadeslaan] [staren]; gestaar |
chūshihō-中止法 | het gebruik van de Japanse renyōkei werkwoordsvorm als voegwoord |
chūshū-中秋 | middenin [in het midden van] de herfst (de 15de dag van de 8ste maand van de maankalender) |
chūsū-中枢 | (afk. voor) het centrale zenuwstelsel |
chūsūshinkeikei-中枢神経系 | het centrale zenuwstelsel |
chūten-沖天 | het hoog opklimmen [oprijzen; opstijgen] |
chūtō-中東 | het Midden-Oosten |
chūton-駐屯 | het (tijdelijk) verblijf van een leger in een bepaald gebied; stationering; legerkamp; bivak |
chūyu-注油 | het (door)smeren; het oliën; smering |
chūzai-駐在 | het in het buitenland gestationeerd zijn; baan [verblijf] in het buitenland |
chūzai-駐在 | (afk. voor) politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
chūzaisho-駐在所 | politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
chūzuri-宙吊り | het (midden) in de lucht hangen [bungelen] |
dabingu-ダビング | het indubben [bijmixen] van geluid in een film; nasynchronisatie |
dabō-打棒 | honkbalslag; het slaan (bij honkbal, e.d.) |
daboku-打撲 | blauwe plek op het lichaam (door stoten) |
daden-打電 | het telegraferen; het versturen van een telegram |
daibubun-大部分 | meerderheid; meer dan de helft; het grootste deel |
daidō-大道 | het juiste levenspad; goede levenswandel |
daidōshōi-大同小異 | vrijwel hetzelfde; bijna identiek |
daiei-題詠 | (het componeren van) een gedicht met een bepaald thema |
daieihakubutsukan-大英博物館 | het British Museum (in Londen) |
daigen-代言 | een pleidooi [het pleiten] namens een ander (advocatuur) |
daigo-醍醐 | het ultime [oprechte] genoegen [plezier] |
daigomi-醍醐味 | het ultime [oprechte] genoegen [plezier] |
daihen-代返 | (op school) bij het afroepen van namen van een presentielijst bevestigend antwoorden t.b.v een andere persoon (die zelf niet aanwezig is) |
daihyōsaku-代表作 | het beste werk van [het werk dat is kenmerkend voor] een kunstenaar (schilder, schrijver etc.); meesterwerk |
daiippo-第一歩 | de eerste stap; het begin |
daiissen-第一線 | het (gevechts)front; de voorste linie |
daijō-大乗 | (stroming in het boeddhisme) Mahayana (het grote voertuig) |
daijōdan-大上段 | houding met een zwaard boven het hoofd |
daijōsai-大嘗祭 | groot festival na de troonsbestijging van een keizer (waarbij de keizer het nieuwe graan van het jaar offert) |
daikan-大寒 | het midden van de winter; de koudste periode van de winter |
daikasuto-ダイカスト | het gieten (van metaal) in een vorm; gietsel; gietstuk |
daikotsuban-大骨盤 | het grote bekken (pelvis major) |
daimonji-大文字 | (afk. voor) het vuurpatroon in de vorm van de kanji 大 |
daimonji-大文字 | (afk. voor) de berg(helling) bij Kyoto waar tijdens het festival Gozan no Okuribi vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
daimonji-大文字 | (andere naam voor) het festival Gozan no Okuribi (bij Kyoto) waarbij vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
daimonjinohi-大文字の火 | het vuurpatroon in de vorm van de kanji 大 |
daimonjiyama-大文字山 | de berg(helling) bij Kyoto waar tijdens het festival Gozan no Okuribi vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
dainagon-大納言 | raadslid van de hoogste rang aan het keizerlijk hof van Japan (7e-19e eeuw) |
dainichinyorai-大日如来 | Mahavairocana (in het Japans Esoterisch Boeddhisme de hoogste Boeddha van de Kosmos) |
dainoji-大の字 | (de vorm van het kanji 大) met armen en benen gespreid |
daisen-台船 | een bakvormig vaartuig (zonder motor) gebruikt voor het vervoeren van grond, zand, zware voorwerpen, kranen, etc. |
daishirazu-題知らず | (waka-poëzie) de titel en de omstandigheden waaronder het gedicht is geschreven zijn onbekend |
daishu-大衆 | het grote publiek; de massa |
daisū-台数 | het aantal grote objecten (zoals auto's, machines, computers, e.d.) |
daitai-大体 | ongeveer; globaal; over het algemeen; voornamelijk |
dakai-打開 | doorbraak; het doorbreken van een impasse |
dakkingu-ダッキング | (bij boksen) wegduiken, met het hoofd omlaag een slag ontwijken |
dakuon-濁音 | stemhebbende medeklinker in het Japans |
dakuonpu-濁音符 | het (dubbele aanhalings)teken gebruikt voor een stemhebbende medeklinker in het Japans |
dakuten-濁点 | het (dubbele aanhalings)teken gebruikt voor een stemhebbende medeklinker in het Japans |
dakyū-打球 | slag; geslagen bal; het slaan van een bal (met een knuppel, golfclub, racket, e.d.) |
dame-駄目 | (in het theater) de aanwijzing [waarschuwing] van een regisseur aan een acteur [actrice] |
dame-駄目 | Bij het spel go een steen [veld] dat voor geen van beide spelers telt |
dan-弾 | woord gebruikt voor het tellen van kogels; plannen; werkstukken; projecten, series, e.d. |
danketsuken-団結権 | het recht van arbeiders om zich te verenigen [zich aan te sluiten bij een vakbond] |
dankō-断郊 | het buiten (in velden of bossen) hardlopen |
dannen-断念 | het opgeven [prijsgeven; afzien; toegeven] |
danpingu-ダンピング | het dumpen [goedkoop verkopen] van een grote hoeveelheid goederen ( m.n. op de buitenlandse markt) |
dansai-断裁 | het (af)snijden (van papier, stof, e.d.) |
dansensuru-断線する | (af)breken; (af)knappen; het begeven; losraken |
danshari-断捨離 | het grote opruimen, met als doel harmonie te bereiken (gebaseerd op 3 concepten van yoga: weigeren, weggooien, en loslaten van onnodige dingen) |
dansō-男装 | het dragen van mannenkleding (door een vrouw) |
dansu-ダンス | dans; het dansen |
dappan-脱藩 | het verlaten van een clan door een samoerai (die daarna een rōnin (samoerai zonder heer) werd) |
dappi-脱皮 | het zichzelf bevrijden; breken met (conventies, oude gedachtepatronen, gewoontes, e.d.) |
darasu-だらす | (vorm van het werkwoord daru) uitputten; vermoeien; afmatten |
darō-だろう | (informele vorm van het werkwoord 'zijn'; drukt veronderstelling of vermoeden uit) zal (waarschijnlijk) (zo) zijn (dat) |
daruma-達磨 | darumapop (afbeelding van Daruma, waarbij vaak de ogen nog niet zijn ingekleurd, hetgeen men pas doet als een wens uitkomt) |
dashiau-出し合う | het delen van de kosten; gezamenlijk bijdragen |
dashiire-出し入れ | (geld) storting en opname; het inleggen en uithalen |
dashippanashinisuru-出しっ放しにする | iets aandoen [uithalen] en zo laten; de kraan aan laten staan; het water laten lopen |
dasshoku-脱色 | ontkleuring; het bleken |
dasuto-ダスト | het afstoffen |
datsue-脱衣 | (arch.) het (zich) uitkleden; ontkleding |
datsui-脱衣 | het (zich) uitkleden; ontkleding |
datsusara-脱サラ | het zich bevrijden uit de tredmolen van een kantoorbaan, en voor zichzelf beginnen om leuk en zinvol werk te gaan doen |
datsutanso-脱炭素 | ontkoling; het ontdoen van koolstof |
dattō-脱党 | het verlaten van [zich terugtrekken uit] een politieke partij |
daun-ダウン | neergegaan bij het boksen |
daun-ダウン | het buiten werking zijn van apparaat, server, computer, e.d. |
daunshifuto-ダウンシフト | een stapje terugdoen; het rustiger aan gaan doen |
dauntaun-ダウンタウン | het lagergelegen deel van de stad; de binnenstad; het zakencentrum |
da・kāpo-ダ・カーポ | (muziekterm) da capo (d.c.); nog eens van het begin af aan |
de-出 | aanwezigheid; dienst; aan het werk |
dearō-であろう | (vorm van het werkwoord 'zijn'; drukt veronderstelling of vermoeden uit) zal (waarschijnlijk) (zo) zijn (dat) |
dearu-である | zijn (neutrale vorm van het koppelwerkwoord) |
deba-出場 | (op het toneel, bij een bijeenkomst, etc.) aan de beurt zijn; opkomst; verschijning |
deban-出番 | beurt; (bij toneelopvoeringen) de beurt van een acteur om op het podium te komen |
debasho-出場所 | beurt om op te komen (op het toneelpodium) |
deddorokku-デッドロック | impasse; patstelling; het vastlopen (van een computer) |
deddo・bōru-デッド・ボール | (honkbal) een dode bal (het stilleggen van de wedstrijd door de scheidsrechter (b.v. als de slagman wordt geraakt door de worp van de pitcher) |
deddo・zōn-デッド・ゾーン | dode zone (gebied in zee waar het water weinig of geen zuurstof bevat) |
degake-出がけ | het moment van vertrek |
deha-出端 | (muzikale begeleiding bij) de opkomst van een acteur op het podium (theater) |
dehairi-出入り | het in- en uitgaan; ingang en uitgang |
deichū-泥中 | in de modder; in het slijk |
deiri-出入り | het in- en uitgaan; ingang en uitgang |
dekiai-出来合い | het samenwonen (zonder getrouwd te zijn) |
dekki・gorufu-デッキ・ゴルフ | golfspel dat op het dek van een schip wordt gespeeld |
demakase-出任せ | gedachteloze opmerking; het iets zeggen zonder nadenken |
demodori-出戻り | terugkeer naar het oude [vorige] bedrijf |
dengakuzashi-田楽刺し | het vastprikken; aan een spies steken |
denkiyōsetsu-電気溶接 | het elektrisch lassen; booglassen |
denpō-伝法 | de overdracht [het doorgeven; onderwijzen] van de boeddhistische leer (van meester op discipel) |
denrai-伝来 | introductie; invoering; instroming (vanuit het buitenland (b.v. een religie, e.d.) |
densha-田舎 | het platteland |
densha-田舎 | behuizing [woning] op het platteland; woning van één verdie |
denwachū-電話中 | tijdens [aan] het telefoneren; in gesprek (van telefoon) |
den'ya-田野 | het platteland; landelijk gebied; rijstvelden en akkers |
deruta-デルタ | (de vierde letter van het Griekse alfabet) delta (Δ, δ) |
desakaru-出盛る | het seizoen zijn (voor); te koop zijn (in dit seizoen) |
deshō-でしょう | misschien; waarschijnlijk; vermoedelijk; het ziet er naar uit dat; het lijkt wel of; naar men zegt |
dessan-デッサン | (ruwe) schets; ontwerp |
desu-です | zijn (beleefde vorm van het koppelwerkwoord) |
desukutoppu-デスクトップ | bureaublad (op het bureau) |
desukutoppu-デスクトップ | bureaublad (op het scherm van een computer) |
desuku・puran-デスク・プラン | nog niet uitgevoerd [geïmplementeerd] plan; plan in de ontwerpfase; het plan op tafel |
detarameni-でたらめに | lukraak; in het wilde weg |
dezain-デザイン | ontwerp; schets |
diguriokurashī-ディグリオクラシー | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
dikutēshon-ディクテーション | het dicteren van tekst |
dīpu・sausu-ディープ・サウス | het diepe Zuiden (de meest zuidelijke staten van Amerika: Georgia, Alabama, Louisiana en Mississippi) |
direkutorī-ディレクトリー | (het bundelen van bestanden in) een map, folder (computer) |
dī・pī・ī-ディー・ピー・イー | (Development Printing Enlargement) het post-productieproces van fotografische films: ontwikkelen, printen en vergroten |
dō-同 | hetzelfde zijn |
doa・tsū・doa-ドア・ツー・ドア | (bezorging) direct van het ene adres naar het andere adres |
dōbutsuaigoshūkan-動物愛護週間 | een week waarin het beschermen van dieren wordt gepropageerd |
dōchaku-同着 | het op hetzelfde moment aankomen; tegelijk arriveren, |
dōdan-同断 | hetzelfde als voorheen [eerder]; dito; idem |
dōdan-登壇 | het podium opstappen; het spreekgestoelte beklimmen; achter de kansel gaan staan |
dōdemo-どうでも | in elke geval; koste wat het kost |
dōdō-同道 | reis(tocht) in gezelschap van anderen; het samen reizen |
dōdōmeguri-堂堂巡り | alsmaar maar weer op hetzelfde terugkomen (in gesprekken); in herhalingen vallen |
dōdōmeguri-堂堂巡り | het stemmen van Japanse parlementsleden, waarbij zij hun stembiljetten in een doos die op het podium staat stoppen |
dogaishi-度外視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren |
dōgaku-同学 | dezelfde opleiding [school; studie]; hetzelfde vakgebied |
dōgane-胴金 | metalen ring om het handvat van een zwaard of speer |
dohyōiri-土俵入り | de ceremonie uitgevoerd door de sumo-worstelaars bij het betreden van de ring voordat het toernooi gaat beginnen |
dōisuru-同意する | instemmen; het eens zijn (met) |
dōitashimashite-どう致しまして | graag gedaan; geen dank; het was mij een genoegen; het genoegen is mijnerzijds [van mijn kant] |
dōitsushi-同一視 | identificatie; de identiteit vaststellen; als hetzelfde beschouwen |
dōitsushisuru-同一視する | identificeren; als hetzelfde [gelijk] beschouwen |
dōji-同時 | dezelfde tijd; hetzelfde tijdstip |
dōjiru-同じる | het met elkaar [ergens mee] eens zijn |
dōjō-同上 | zoals hierboven; hetzelfde als hierboven; dito |
dōjō-同乗 | het meerijden |
dōka-どうか | of het zo (iets) is (of niet); op de een of andere manier |
dōkei-同型 | dezelfde vorm; hetzelfde type |
dōkin-同衾 | het bed delen; het slapen in hetzelfde bed |
dokkato-どっかと | het neerploffen van iets |
dokkingu-ドッキング | (Eng.: docking) het aanmeren [koppelen] (van ruimteschepen, satellieten, e.d.) |
dokkoidokkoi-どっこいどっこい | ongeveer hetzelfde [bijna gelijk; 50-50] zijn |
dōkō-瞳孔 | pupil (van het oog) |
dokomademo-何処までも | tot op zekere hoogte; tot het einde [uiterste]; in alle opzichten |
dokoro-どころ | (als partikel) een kwestie van...; een plek [tijd] om te...; het niveau [level] van... |
dokugo-独語 | alleenspraak; monoloog; het tegen zichzelf praten |
dokugo-読後 | (indruk) na het lezen van (een boek) |
dokuha-読破 | het doorlezen [uitlezen] (van een boek) |
dokuhaku-独白 | monoloog; alleenspraak; het tegen zichzelf praten |
dokuji-独自 | het uniek [eigen; individueel; onafhankelijk; origineel] zijn |
dokuju-読誦 | (boeddh.) het reciteren [voordragen] van soetra's |
dokuryō-読了 | het klaar zijn met lezen; (iets) uitgelezen hebben |
dokushaku-独酌 | het alleen [in je eentje] (alcohol) drinken; zichzelf inschenken |
dokusho-読書 | het boeken lezen (van boeken) |
dokushō-読誦 | het reciteren [voordragen; hardop voorlezen]; recitatie; voordracht |
dokutā・sutoppu-ドクター・ストップ | (in opdracht van een arts) het staken van een wedstrijd (b.v. boksen); een technische knockout |
dokuzu-読図 | het kaartlezen |
dokyō-読経 | het reciteren van sutra's |
dōkyū-同級 | dezelfde (school)klas; hetzelfde niveau |
doma-土間 | een ruimte in een huis waar geen vloer is gelegd (dus de grond onder het huis als vloer dient) |
domannaka-ど真ん中 | precies in het midden |
dōnai-堂内 | (binnen) in het tempelgebouw |
dōnatsugenshō-ドーナツ現象 | het wegtrekken [verhuizen] van bewoners uit het centrum van een stad (naar buitenwijken) |
dōnen-同年 | hetzelfde jaar |
dōnen-同年 | jaargenoot; iemand die in hetzelfde jaar is geslaagd voor het Chinees keizerlijk examen (archaïsch) |
donfan-ドンファン | (uit het Spaans) een donjuan; rokkenjager; casanova |
donichi-土日 | zaterdag en zondag; het weekend |
donkihōtegata-ドンキホーテ型 | het Don Quichot-type |
donsoku-鈍足 | het langzaam rennen; langzame renner |
dōon-同音 | hetzelfde geluid; dezelfde klank; homofonie |
dorafuto-ドラフト | (Eng.: draft) eerste schets [ontwerp]; kladje |
doraibu-ドライブ | het autorijden; autorit |
doramā-ドラマー | drummer (bespeler van het drumstel) |
dorippu-ドリップ | het druppelen; gedruppel |
doriru-ドリル | het oefenen; oefenboek (met invuloefeningen) |
dōritsu-同率 | dezelfde verhouding; hetzelfde tarief [percentage] |
dorō-ドロー | het tekenen; schetsen |
dorō-ドロー | het trekken; slepen |
doroppu-ドロップ | (computer term) een document in een map zetten (door het eerst met de muis op te pakken en dan te laten vallen in de juiste map) |
doroppuauto-ドロップアウト | (bij rugby) hervatting van het spel met een dropkick |
doroppu・shotto-ドロップ・ショット | (bij tennis of badminton) dropshot (zacht geslagen bal die vlak achter het net valt) |
dorufin・kikku-ドルフィン・キック | dolfijntrap (zwembeweging met beide voeten tegelijk in een trappende beweging in het water, bij vlinderslag en rugslag) |
dorushokku-ドル・ショック | de Nixon Shock (economische maatregelen van President Nixon in 1971, o.a. het eenzijdig opheffen van de omwisseling van goud in Amerikaanse dollars) |
dōsei-同性 | hetzelfde geslacht; dezelfde sekse |
dōsei-同棲 | het samenleven [samenwonen] |
dōsen-同船 | hetzelfde schip; dezelfde boot |
dōsen-同船 | varen op hetzelfde schip; op hetzelfde schip zitten |
dōsha-同社 | hetzelfde bedrijf; de genoemde firma; dat bedrijf |
dōsha-同社 | hetzelfde Shinto heiligdom; dat heiligdom |
dōshi-同視 | gelijke behandeling; als hetzelfde beschouwen |
dōshin-同心 | concentriciteit (hetzelfde middelpunt hebben) |
dōshoku-同職 | hetzelfde beroep [werk] |
dōsū-同数 | hetzelfde aantal |
dosū-度数 | frequentie; het aantal keer |
dōsui-導水 | transport van water; het leiden van waterstroming |
dotanba-土壇場 | op het laatste moment; op het nippertje |
dōtei-童貞 | (in het katholicisme) de benaming voor een non |
dōten-動転 | het van slag [verbijsterd; geshockeerd] zijn |
dōyō-同様 | hetzelfde [vergelijkbaar; (net) als; gelijk] zijn |
doyōboshi-土用干し | het buiten luchten van kleding (in de zomer) |
doyōnami-土用波 | hoge golven tijdens de hondsdagen (de warmste tijd van het jaar) |
dōzen-同前 | gelijk aan het voorgaande [bovenstaande]; idem (dito) |
dōzen-同然 | bijna hetzelfde zijn; praktisch [nagenoeg; vrijwel; zo goed als] zijn |
dōzoku-同族 | dezelfde familie [stam]; hetzelfde ras |
dōzuru-同ずる | het eens zijn met; instemmen |
du・itto・yuaserufu-ドゥ・イット・ユアセルフ | doe-het-zelf |
ea・pējento-エア・ページェント | het optreden van een vliegtuig tijdens een vliegshow |
ebisu-夷 | volkeren uit het noorden van Japan (met een eigen taal en cultuur) |
ebisukō-恵比須講 | het Ebisu festival, gewijd aan Ebisu, de god van de welvaart (meestal gehouden in oktober of november) |
eboshi-烏帽子 | traditioneel hoofddeksel aan het hof |
edomurasaki-江戸紫 | blauw-paarse kleur (voor het eerst genaakt in de Edo periode) |
efu・ō・bī-エフ・オー・ビー | Vrij aan boord (Eng. FOB: Free On Board; term in het internationale handelsrecht voor bepaalde leveringscondities) |
egaku-描く | tekenen; schilderen; schetsen |
ehōmaki-恵方巻 | een hele (ongesneden) sushi-rol (wordt gegeten als geluksbrenger tijdens het Setsubun festival) |
eibun-英文 | in het Engels geschreven tekst |
eidatsu-穎脱 | het uitblinken; excelleren; uitsteken boven (iemand) |
eiji-英字 | letter (uit het alfabet) in het Engels |
eijihappō-永字八法 | (kalligrafie) de acht basis penseelstreken van kanji (die allen in het karakter 永 voorkomen.) |
eikō-曳航 | sleep; het slepen (van een schip) |
eikoku-英国 | Engeland; Groot-Brittannië; het Verenigd Koninkrijk |
eikyo-盈虚 | het wassen [toenemen] en afnemen van de maan |
eiri-営利 | geldbejag; het vergaren van geld [rijkdom] |
eisakubun-英作文 | een tekst [opstel; verhandeling] in het Engels |
eisei-永逝 | het sterven; de dood; de eeuwige slaap |
eisen-曳船 | het slepen [vlot trekken] van een schip |
eishin-詠進 | het opdragen van aan gedicht aan het keizerlijk hof [aan de keizer; aan een tempel of heiligdom] |
eitatsu-栄達 | stijging [vooruitgang] in sociale status [positie]; het beklimmen van de maatschappelijke ladder |
eito-エイト | (het cijfer) 8 |
eiyaku-英訳 | Engelse vertaling; vertaling in het Engels |
ekafe-エカフェ | Economische commissie voor Azië en het Verre Oosten (ECAFE, Economic Commission for Asia and the Far East) |
ekiden-駅伝 | het stelsel van poststations in het oude Japan |
ekidome-駅留め | bezorging [levering] van pakjes [vracht] via afhalen op het station |
ekiga-腋芽 | okselknop; laterale knop (bevindt zich op de kruising van het blad en de stengel van een plant) |
ekijōka-液状化 | liquefactie; het vloeibaar worden [maken] |
ekika-液化 | het vloeibaar maken [worden] |
ekimae-駅前 | (de plek) voor het station |
ekitei-駅逓 | (arch.) het transporteren van bagage van (post)station naar (post)station (zoals op de Tokaido route in de Edo periode) |
ekiteikyoku-駅逓局 | bagagetransport bureau (het bureau dat het bagagevervoer tussen de stations regelde in het begin van de Meiji periode) |
ekobijinesu-エコビジネス | eco-bedrijven (ter bescherming en behoud van het milieu) |
ekohiiki-依怙贔屓 | partijdigheid; het iemand voortrekken; vooroordeel; vooringenomenheid |
ekurichūru-エクリチュール | schrift; het schrijven; (geschreven) tekst |
ekusoshisumu-エクソシスム | exorcisme; het uitdrijven van de kwade geest |
ekyumenoporisu-エキュメノポリス | ecumenopolis (het hypothetische concept van een wereldomvattende stad) |
en-縁 | het lot; noodlot; bestemming; karma |
enbannage-円盤投げ | het discuswerpen |
engawa-縁側 | het (lekkere) vlees van de aanhechting van de vinnen van platvissen |
engumi-縁組み | (het aangaan van) een familierelatie (huwelijk, adoptie) |
enishi-縁 | het lot; noodlot; bestemming |
enkai-沿海 | het zeewater langs de kust; kustwateren |
enkōkinkō-遠交近攻 | het beleid [de strategie] om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met verre landen, maar vijandelijke betrekkingen met buurlanden |
enmoku-演目 | het programma (van een toneelvoorstelling of concert) |
ennogyōja-役行者 | En no Gyōja, de grondlegger van het Shugendo |
ennoshita-縁の下 | (fig.) op de achtergrond; uit het zicht; onopgemerkt |
enpitsu-円筆 | rond [cirkelvormig] schrift in kalligrafie (meer vloeiend in het geheel) |
enrai-遠雷 | rommelend onweer [het gerommel van onweer] in de verte |
enshōsuru-延焼する | vlam vatten; het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur |
enzō-塩蔵 | het pekelen; in zout conserveren |
en'ei-遠泳 | het langeafstandszwemmen; openwaterzwemmen |
en'en-奄奄 | het hijgen; naar adem snakken [happen] |
erizekyū-エリゼ宮 | het Élysée-paleis (de officiële residentie van de Franse president) |
esusetikusu-エスセティクス | esthetica; esthetiek |
esutetikusu-エステティクス | esthetica; esthetiek |
etoki-絵解き | het oplossen van een raadsel [mysterie] |
etoku-会得 | het volledig begrijpen; het zich eigen te maken |
etsu-閲 | het inspecteren; nakijken; onderzoeken |
etsu-閲 | het verstrijken [voorbijgaan] van de tijd |
etsuke-絵付け | het beschilderen |
ē・bī・shī-エー・ビー・シー | het alfabet; ABC |
fakutaringu-ファクタリング | factoring (het beheer van de debiteurenadministratie van bedrijven door een financiële onderneming) |
fea・kyatchi-フェア・キャッチ | (rugby en American Football) het afvangen de bal van een tegenstander |
fēdoauto-フェードアウト | (beeld) het vervagen [uitvloeien]; (geluid) het wegsterven |
fēdoin-フェードイン | (beeld) het invloeien; verschijnen; lichter [helderder] worden |
fenshingu-フェンシング | het schermen; schermkunst |
fingā・bōru-フィンガー・ボール | vingerkommetje (om tijdens het eten de vingers te reinigen) |
firibasutā-フィリバスター | filibuster; obstructie van het parlement door het houden van urenlange redevoeringen (om het aannemen van wetten te vertragen) |
fīrudingu-フィールディング | (honkbal) het veldspelen (= verdedigen, i.t.t. aanvallen = de slagbeurt) |
firutā-フィルター | (elektrotechniek) filter voor het doorlaten van bepaalde frequenties |
fisshingu-フィッシング | het vissen |
fōmatto-フォーマット | het formatteren (van een harde schijf van een computer) |
fōmyura・puran-フォーミュラ・プラン | beleggingsstrategie voor het kopen en verkopen van effecten volgens een vaste formule |
forumu-フォルム | forum (centrale marktplein in het oude Rome) |
fotokina-フォトキナ | tweejaarlijkse internationale handelsbeurs op het gebied van fotografie en film (in Keulen, Duitsland). |
fubai-不買 | het niet kopen (door consumenten) |
fūbaika-風媒花 | windbloemige plant (plant waarbij het stuifmeel door de wind wordt overgebracht) |
fubenkyō-不勉強 | het niet genoeg studeren; luiheid; gebrek aan inzet |
fubon-不犯 | strikte naleving van het voorschrift dat boeddhistische monniken kuis moeten leven |
fubun-不文 | het slecht schrijven |
fūbutsushi-風物詩 | iets dat de sfeer [het gevoel] van een seizoen weergeeft [karakteriseert] |
fucha-普茶 | (bij de Obaku Zen-school) het aanbieden van thee aan alle aanwezigen na een boeddhistische dienst [ceremonie] |
fudasashi-札差し | (Tokugawa-periode) makelaar in rijst (handelaar die het recht had om geld te geven in ruil voor de rijsttoelagen van vazallen) |
fudehakobi-筆運び | penseelvoering; gebruikswijze van het schrijfpenseel |
fudō-浮動 | het zweven; drijven; fluctueren |
fudōi-不同意 | meningsverschil; onenigheid; het oneens zijn; afkeuring |
fudōmyōō-不動明王 | Fudō [Acala], de vernietiger van waanideeën en de beschermer van het boeddhisme. |
fuen-不縁 | het niet doorgaan van een huwelijk |
fuen-敷衍 | het verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fūfubessei-夫婦別姓 | het gebruik van verschillende achternamen bij een echtpaar (waarbij ieder de eigen familienaam aanhoudt) |
fūgan-風眼 | het oog van een tropische cycloon |
fugō-負号 | minus; het min (−) symbool (bij rekenen) |
fuhatsu-不発 | het ketsen [niet afgaan] (van een pistool, geweer, bom, etc.) |
fuhatsu-不発 | het afketsen; mislukken; floppen (b.v. van een plan, mop, e.d.) |
fuhatsu-不発 | het niet aanslaan (van een motor, machine, e.d.) |
fūin-封印 | cachet; zegel; stempel; verzegeling |
fūjime-封じ目 | verzegeling; de plek waar het zegel is aangebracht (b.v. op een envelop) |
fujin-不尽 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
fujō-浮上 | het drijven naar de oppervlakte |
fujō-浮上 | het naar voren komen; zichtbaar [duidelijk] worden |
fuka-孵化 | uitbroeding; het (uit)broeden |
fukaamigasa-深編み笠 | gevlochten kegelvormig hoofddeksel (dat deels het gezicht verborg, en werd gedragen door samoerai en komuso) |
fukairi-深入り | het in beslag genomen zijn [worden] door; ergens diep op ingaan; zich intensief bezighouden met |
fukazake-深酒 | het stevig drinken; veel alcohol drinken; grote alcoholconsumptie |
fukazakesuru-深酒する | stevig [veel] (alcohol) drinken; diep in het glaasje kijken |
fuki-不帰 | het niet meer terugkomen; doodgaan |
fukinotō-蕗の薹 | (eetbare) jonge bloemstengel van het Japans hoefblad (Petasites japonicus) |
fūkiri-封切り | filmpremière; het uitbrengen van een nieuwe film |
fukisōji-拭き掃除 | het dweilen; schrobben; schoonmaken |
fukokukyōhei-富国強兵 | de natie welvarender maken door het leger te versterken |
fukōtsuzuki-不幸続き | opeenvolging van tegenslagen; het voortdurend pech hebben |
fuku-復 | het terugkeren [terugbrengen] naar de oorspronkelijke staat |
fuku-復 | (afk. voor) het reciteren; het herhalen van iets dat gezegd is |
fukubukuro-福袋 | tas met geschenken (die winkels bij de eerste verkoopdag in het nieuwe jaar aan klanten uitdelen) |
fukudoku-服毒 | het gebruiken [innemen] van vergif |
fukuen-復円 | het weer zichtbaar worden van zon (of maan) na een eclips [verduistering] |
fukunbon-付訓本 | uitgave van een Chinese tekst om via leestekens het als een Japanse tekst te lezen |
fukurahagi-膨ら脛 | kuit (van het onderbeen) |
fukushō-復唱 | het reciteren; het (voor zichzelf) herhalen wat er gezegd is |
fukushū-復習 | herhaling; het opnieuw leren; ophalen (van kennis) |
fukusuru-服する | dienen (in het leger); uitzitten (van een gevangenisstraf); in rouw zijn |
fukuwajutsu-腹話術 | het buikspreken |
fukuyaku-服薬 | het innemen van medicijnen |
fukuyō-服用 | inname [gebruik; het slikken] (van medicijnen) |
fukuyō-服用 | het dragen van kleren; kleding |
fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
fumie-踏み絵 | een christelijke afbeelding, waar men op moest lopen om te bewijzen geen aanhanger te zijn van het verboden christelijke geloof (Edo-periode) |
fumihazusu-踏み外す | van het goede pad af raken; op het verkeerde pad zijn |
fumikiri-踏み切り | het afzetten (voor een sprong) |
fumikiri-踏み切り | (sumo) het uit de ring stappen |
fumikiri-踏み切り | (fig.) het een sprong wagen; een moedige [gedurfde] beslissing nemen |
funade-船出 | het inschepen [aan boord gaan; wegvaren; uitvaren] (van schepen) |
funaya-船屋 | botenhuis [boothuis; schuitenhuis] aan een meer (al dan niet met woongedeelte erboven); visserhut (tijdens bevriezing op of aan het water) |
funaya-船屋 | woongedeelte op het dek van een boot |
fundarikettari-踏んだり蹴ったり | een reeks van tegenslagen en rampen; de ene tegenslag na het andere (hebben) |
fundoshi-褌 | het schild dat de buik van de krab bedekt |
fungō-吻合 | conformiteit; aanpassing; het bij elkaar passen van dingen |
funin-赴任 | start van een nieuwe baan; het voor het eerst naar het werk gaan |
funinsuru-赴任する | beginnen met een nieuwe baan; voor het eerst naar het werk gaan |
funpan-噴飯 | belachelijk [absurd; idoot] zijn; het plotseling in lachen uitbarsten [je verslikken door het lachen] |
funshitsu-紛失 | verlies; het verloren gaan; het zoekraken |
furea-フレア | (van kleding) het klokken; uitwaaieren |
furēmenhannō-フレーメン反応 | flemen reactie (bij dieren, een manier van ruiken waarbij het dier zijn bovenlip omkrult, en vaak ook zijn nek uitstrekt) |
furikō-不履行 | verzuim; onvermogen; het niet naleven [nakomen] (van) |
furikomerareru-降り籠められる | binnen moeten blijven omdat het regent [sneeuwt] |
furiwake-振り分け | scheiding (in het haar) |
furīzu・dorai-フリーズ・ドライ | (Eng.: freeze-dry) vriesdroog; het vriesdrogen |
furī・kuraimingu-フリー・クライミング | het vrij klimmen (zonder hulpmiddelen) |
furottāju-フロッタージュ | frottage; het frotteren (inwrijven) |
fuseki-布石 | het openingsstadium van een partij go |
fusen-不戦 | (vechtsport) niet doorgaan van het gevecht wegens afwezigheid van een deelnemer |
fuseru-伏せる | naar beneden kijken; het hoofd laten hangen |
fuseru-伏せる | plat op de grond [met het gezicht naar beneden] liggen |
fushi-不死 | onsterfelijkheid; het eeuwige leven |
fushin-不振 | stagnatie; het in een dip zitten; terugval; inzinking |
fushitsu-不悉 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
fushizuke-節付け | (muziek) compositie; het componeren |
fusoku-不測 | het onvoorstelbaar [onvoorzien; onmeetbaar] zijn |
fussho-仏書 | Franse boeken [teksten]; boeken geschreven in het Frans |
fūsui-風水 | feng shui (Chinese kunst van het creëren van harmonieuze, natuurlijke, inrichtingen van ruimten) |
futeki-不適 | ongeschiktheid; het ongeschikt zijn |
futōkō-不登校 | het spijbelen; schoolverzuim |
futokorode-懐手 | ledigheid; het nietsdoen |
futsuka-二日 | de tweede dag (van de maand); de tweede dag van het nieuwe jaar |
futtsuri-ふっつり | het (geluid van het) breken van een draad, snaar, etc. |
futtsuri-ふっつり | het plotseling stoppen [afbreken] |
fuwaraidō-付和雷同 | (iemand) blindelings volgen (zonder zelf na te denken); afgaan op het oordeel van een ander |
fuyajō-不夜城 | uitgaanswijk (waar het 's nachts verlicht en levendig is en niet donker wordt) |
fuyubi-冬日 | de winterzon; het [zwakke] zonlicht in de winter |
fuyugare-冬枯れ | dor winterlandschap; het verdorren van bladeren in de winter |
fuyushōgun-冬将軍 | de (strenge) winter; Russische winter (een term die verwijst naar het mislukken van de invasie van Napoleon in Rusland door hevige kou en sneeuw) |
fuzu-付図 | bijgevoegde plattegrond [schets; ontwerp] |
ga-我 | ego; het zelf; het eigen wezen |
gabugabu-がぶがぶ | (onomatopee) het geluid van slikken; (op)slokkend; snel [veel] drinkend |
gachō-画帳 | schetsboek; tekenschrift |
gaden'insui-我田引水 | zijn eigen belangen nastreven; iets doen uit eigenbelang; het eigen belang vooropstellen |
gagyō-画業 | het (beroep van) schilderen; schilder zijn |
gahō-画法 | de kunst van het tekenen [schilderen] |
gaibutsu-外物 | (filosofie) dingen die bestaan in de objectieve wereld, onafhankelijk van het bewustzijn |
gaichū-外注 | outsourcing; uitbesteding; het van buiten het bedrijf betrekken |
gaida-咳唾 | hoest en slijm [sputum]; het schrapen van de keel |
gaiden-外電 | een telegram [bericht] uit het buitenland |
gaijinbutai-外人部隊 | het vreemdelingenlegioen |
gaijinzō-外人像 | het beeld dat men heeft van buitenlanders |
gaikai-外海 | open zee; de volle zee (ver van het vaste land) |
gaikai-外界 | de buitenwereld; het uiterlijke; het fysieke |
gaikan-外患 | problemen met het buitenland; druk [dreiging] van buitenaf [van het buitenland] |
gaikan-概観 | algemeen beeld; overzicht; schets |
gaikoku-外国 | het buitenland |
gaikokukawase-外国為替 | vreemde valuta; deviezen; monetaire handel (met het buitenland) |
gaikokuryokō-外国旅行 | reis naar het buitenland |
gaikokusan-外国産 | geproduceerd in het buitenland |
gaishoku-外食 | het buiten de deur eten; buitenshuis eten; uiteten |
gaishutsu-外出 | het uitgaan; het naar buiten gaan; weggaan; afwezig zijn (van kantoor, e.d.) |
gaiyū-外憂 | problemen met het buitenland; druk [dreiging] van buitenaf [van het buitenland] |
gaiyū-外遊 | het reizen naar het buitenland; buitenlandse reis |
gajō-画帖 | schetsboek |
gakidō-餓鬼道 | Het rijk van de hongerige geesten (een van de ongelukkige rijken van wedergeboorte in de boeddhistische cyclus van bestaan) |
gakkōseikatsu-学校生活 | het (dagelijks) leven op school |
gakurekishakai-学歴社会 | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
gakuryō-学寮 | verblijfhuis in de Yushima tempel (Tokio) voor studenten van het confucianisme |
gakushū-学習 | studie; het leren |
ganjitsu-元日 | Nieuwjaarsdag; eerste dag van het nieuwe jaar |
gannen-元年 | het eerste jaar van een nieuwe keizer periode |
ganpuku-眼福 | iets dat mooi is om te zien; een lust voor het oog; een plaatje |
gantan-元旦 | Nieuwjaarsochtend; de ochtend van de eerste dag van het jaar |
gantei-眼底 | fundus (van het oog) |
ganteishukketsu-眼底出血 | fundusbloeding (in het oog) |
gantō-岩頭 | bovenop de rots(en); het topje van de rots(en) |
gan'i-願意 | het oogmerk [de bedoeling; de inhoud] van een verzoek [wens; gebed] |
gan'yū-含有 | het bevatten van (een ingrediënt) |
garabō-がら紡 | het (machinaal) spinnen (van garen) |
gari-ガリ | (tot febr. 2024 gevangenis jargon voor) het knippen van het haar |
gariben-がり勉 | het hard studeren; blokken |
gashinshōtan-臥薪嘗胆 | doorzettingsvermogen; vastberadenheid; uiterste pogingen om het doel te bereiken |
gassuru-合する | samenvoegen; samenkomen; samenbrengen; verenigen; combineren; het eens zijn met |
gasunuki-ガス抜き | (fig.) het stoom afblazen; afkoelen; (frustraties, e.d.) ventileren |
gasupacho-ガスパチョ | (uit het Spaans) gazpacho (koud geserveerde tomatensoep) |
gatsu-月 | maand (12 maanden van het jaar) |
gege-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
gege-下下 | het allerlaagste; de allerminste |
gei・bōi-ゲイ・ボーイ | (verouderde term) een man die het uiterlijk en de taal van vrouwen imiteert (m.n. als beroep) |
gejō-下乗 | het uitstappen; afstappen; afstijgen (van een paard) |
gejō-下乗 | verbod om te paard [in een voertuig] het terrein van een tempel [schrijn; heiligdom] op te gaan |
gejō-下城 | het verlaten van een kasteel |
gejun-下旬 | de laatste tien dagen van de maand; het einde van de maand |
geki-劇 | (het) druk (hebben) |
gekichin-撃沈 | het tot zinken brengen (van een schip) |
gekidan-劇壇 | het toneel; de theaterwereld |
gekiga-劇画 | Gekiga, een Japans stripboekgenre (met meer aandacht voor realistische afbeeldingen en het literaire aspect) |
gekisai-撃砕 | het verpulveren; stukslaan; vernietigen |
gekisaku-劇作 | script voor een toneelstuk; het schrijven van een toneelstuk |
gekisakusuru-劇作する | (het script voor) een toneelstuk schrijven |
gekitsū-劇通 | iemand met kennis van het toneel [de theaterwereld} |
gekō-下向 | het van de hoofdstad naar het platteland gaan; van een hooggelegen plaats naar een lagere plaats gaan |
gekō-下校 | het van school naar huis gaan |
gekon-下根 | (boeddh.) iemand met heel weinig spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
gekū-外宮 | de buitenste schrijn van het Ise Jingu heiligdom (Mie-prefectuur) gewijd aan Toyouke no ōmikami (god van landbouw en industrie) |
gen-厳 | het wordt als beleefde toevoeging gebruikt voor de vader van iemand anders |
genbahozon-現場保存 | het beschermen [bewaren; intact houden] van de plaats van een misdrijf of ongeluk |
genbutsu-原物 | het origineel; de oorspronkelijke versie |
genchi-現地 | de precieze locatie; de plek waar het daadwerkelijk gebeurt |
gendaka-現高 | het huidige bedrag |
gendōki-原動機 | motor [machine] (voor het aandrijven en opwekken van bewegingsenergie) |
genga-原画 | het originele [oorspronkelijke] schilderij; de originele afbeelding [foto] |
gengokōgaku-言語工学 | (language engineering) taaltechnologie (gericht op het efficiënter en effectiever laten verlopen van taalprocessen) |
gengyō-現業 | werk ter plaatse; werken op locatie (i.t.t. op het eigen kantoor) |
genki-元気 | oerkracht (van alles in het universum [heelal]) |
genkō-原稿 | manuscript; kopie; ontwerp; schets |
genkō-現行 | de huidige tijd; hetgeen nu gebeurt |
genkō-言行 | woorden en daden; hetgeen gezegd en gedaan wordt |
genkōhan-現行犯 | een misdadiger die op heterdaad betrapt is |
genkouicchi-言行一致 | consistentie tussen woorden en daden; de daad bij het woord voegen |
genpin-現品 | het oorspronkelijke [originele] artikel [product] |
genpon-原本 | het origineel (tekst, document, boek) |
genpū-厳封 | het verzegelen; afsluiten |
gensaku-原作 | het originele [oorspronkelijke] werk (voor vertaling, aanpassing e.d.) |
gensha-減車 | een vermindering van het aantal voertuigen |
gensho-原書 | het originele werk; de oorspronkelijke versie (van een boek, ed.) |
genshoku-減食 | het minder eten; minder voedsel krijgen [geven] |
genshū-現収 | het huidige inkomen (samentrekking van: genzai no shūnyū, 現在の収入) |
gensui-減水 | het zakken [afnemen] van water; lage waterstand |
gensuiki-減衰器 | elektrische [elektronische] attenuator [verzwakker] (apparaat dat het vermogen van een signaal vermindert) |
gentei-舷梯 | tijdelijke trap of plank (voor het in- en uitstappen van vliegtuigen en schepen); vliegtuigtrap; loopplank, valreep |
genten-原典 | het origineel; de oorspronkelijke tekst |
genzō-現像 | het ontwikkelen (fotografie) |
gerimandā-ゲリマンダー | kiesrechtgeografie (het manipuleren of hertekenen van de grenzen van kiesdistricten) |
gesen-下船 | ontscheping; het van boord [aan wal] gaan |
gesha-下車 | het uitstappen (uit trein, bus, e.d.) |
geshuku-下宿 | het op kamers wonen; logies; huisvesting |
geshukusuru-下宿する | op kamers wonen; (in het huis van een ander) verblijven |
getabaki-下駄履き | het dragen van geta (traditionele Japanse houten sandalen) |
getsuyōbyō-月曜病 | maandagziekte (moeite om na het vrije weekend weer aan het werk te gaan) |
giaku-偽悪 | pseudo-slecht zijn; het zich voordoen [gedragen] als een slechte persoon; doen alsof je een slechterik bent |
giboku-擬木 | paal of pilaar van beton of plastic met boomschorsmotief (zodat het lijkt op een boomstam) (in parken, e.d.) |
gichōshokken-議長職権 | bevoegdheden [gezag] van de voorzitter (van het Parlement, ed.) |
gijibogai-議事妨害 | filibuster; obstructie van het parlement door het houden van urenlange redevoeringen (om het aannemen van wetten te vertragen) |
giketsukennodairikōshi-議決権の代理行使 | uitoefening van stemrecht bij volmacht; het stemmen bij volmacht (namens iemand anders) |
giki-義旗 | de vlag [het vaandel] (in de strijd) voor rechtvaardigheid |
gingakei-銀河系 | de Melkweg; het Melkwegstelsel |
ginkō-吟行 | het reciteren van een gedicht tijdens een wandeling |
ginkōnai-銀行内 | in [binnen] de bank [het bankgebouw] |
ginmaku-銀幕 | het witte doek; projectiescherm; bioscoopscherm; film(industrie) |
ginmekki-銀鍍金 | het verzilveren; zilverwerk |
ginshō-銀将 | (een van de stukken van het shogi schaakspel) de zilveren generaal |
giryō-議了 | het afronden [beëindigen] van een discussie [debat] |
gisaku-偽作 | vervalsing; het vervalsen |
gishijutsu-義歯術 | prothetische tandheelkunde |
gō-郷 | het platteland |
goaku-五悪 | de vijf hoofdzonden van het boeddhisme (doodslag, diefstal, overspel, liegen, teveel drinken) |
gōchin-轟沈 | het onmiddellijk zinken; naar de bodem gaan (van een schip) |
gochisō-御馳走 | traktatie (eten of drinken); onthaal; het trakteren |
gochisōsama-御馳走様 | dank u voor de traktatie [voor de maaltijd; voor het onthaal; voor de ontvangst] |
goddo-ゴッド | God (met name van het Christendom) |
godō-悟道 | het pad naar [het bereiken van] spirituele verlichting (boeddh.) |
godoku-誤読 | het verkeerd lezen [interpreteren]; misinterpretatie |
goetsudōshū-呉越同舟 | vijanden die in het hetzelfde schuitje zitten; (spreekwoord:) het zijn vrienden als Herodes en Pilatus |
gogataki-碁敵 | tegenspeler (in het go-spel); iemand die regelmatig go speelt |
gogatsuningyō-五月人形 | een (samoerai) pop die wordt uitgestald in mei ter gelegenheid van het kinderfestival van jongens |
gohasan-御破算 | het helemaal opnieuw beginnen; beginnen met een schone lei; teruggaan naar af |
gohō-護法 | het beschermen van het boeddhisme |
gohō-護法 | een demonengod die het boeddhisme beschermt |
goishi-碁石 | go-schijf; (wit of zwart) steentje in het go-spel |
gojūonzu-五十音図 | tabel van de syllaben in het Japans |
gokai-五戒 | de vijf geboden van het Boeddhisme (gij zult niet: doden, stelen, overspel plegen, liegen, of teveel drinken) |
gōkaku-合格 | het slagen voor een examen [toets; test]; [zich] kwalificeren (voor) |
gōkei-合計 | som; optelling; het totaal |
gōkeisuru-合計する | (bij elkaar) optellen; het totaal berekenen |
gokigenyō-御機嫌よう | (begroeting bij een ontmoeting of afscheid) hallo; hoe gaat het?; tot ziens; tot kijk; groetjes; succes! |
gokudō-極道 | slechtheid; verdorvenheid; zondigheid; kwade levensweg; het slechte pad |
gokugetsu-極月 | de laatste maand van het jaar; december |
gokuraku-極楽 | het Paradijs; de Hemel |
gokyō-五経 | de vijf klassieke soetra's van het Confucianisme |
goma-護摩 | Homa, een Boeddhistisch (votief) ritueel, met het verbranden van offergaven |
gōma-降魔 | (Boeddh.) het verslaan [overwinnen] van de duivel |
gomenkudasai-御免下さい | (begroeting bij het binnenkomen van iemand's huis) Hallo, is daar iemand?; Mag ik binnenkomen? |
gōmo-毫も | (niet) in het minst; helemaal (niet) |
gongenzukuri-権現造り | een shinto heiligdom waarbij het hoofdgebouw en de hal voor erediensten verbonden zijn door een overdekte gang |
goninbayashi-五人囃子 | vijf hofmuzikantenpoppen, uitgestald tijdens het meisjesfestival (op 3 maart) |
gonjō-言上 | het (formeel) verklaren; informeren; mededelen; uiteenzetten |
gonyū-悟入 | het bereiken van de Verlichting (Boeddhisme) |
goō-五黄 | het vijfde van de negen tekens van de Chinese dierenriem |
goran ni naru-御覧になる | (respectvolle uitdrukking na de -te vorm van een werkwoord) (uit)proberen; (eens) doen (en kijken hoe het gaat) |
gorogoro-ごろごろ | het brandende gevoel als er iets in je oog zit |
gose-後世 | het hiernamaals; het leven na de dood |
gōseimayaku-合成麻薬 | (synthetische drug) MDMA (methyleendioxymethamfetamine) |
gōseisen'i-合成繊維 | synthetische vezels [stof] |
gōseisen'imōhitsu-合成繊維毛筆 | synthetische penseel |
gōseishu-合成酒 | synthetische sake |
gosekke-五摂家 | de vijf regentenhuizen (voornaamste families van de Fujiwara-clan, vanaf het midden van de Kamakura-periode) |
gosha-誤写 | fout bij het kopiëren [overschrijven; overtypen] |
goshō-後生 | hiernamaals; het leven na de dood |
goshuin-御朱印 | brief met het (scharlaken)rode zegel van de shogun |
gosū-語数 | het aantal woorden |
gotoki-ごとき | (attributieve vorm van het hulpww. gotoshi) zoals; alsof; hetzelfde als |
gotoshi-如し | zoals; alsof; hetzelfde als |
goyōhajime-御用始め | de hervatting [heropening] van de overheidsdiensten in het nieuwe jaar (meestal op 4 jan.) |
gozannookuribi-五山送火 | het festival Gozan no Okuribi (bij Kyoto) waarbij vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
gū-ぐう | steen (in het steen-papier-schaar spelletje) |
gu-具 | (belangrijkste) ingrediënt (bij het koken van een gerecht) |
gu-具 | pigment bij het (helder) maken van porselein |
guhō-弘法 | het verspreiden van de boeddhistische leer |
gunji-軍事 | militaire zaken; het krijgswezen |
gunkoku-軍国 | militaristisch land; land waar het leger veel invloed heeft |
gunte-軍手 | witte, katoenen werkhandschoen (oorspronkelijk gebruikt in het leger) |
gurasu・sukī-グラス・スキー | skiën op het gras; droogskiën |
guren-紅蓮 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
gurenjigoku-紅蓮地獄 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
gureru-ぐれる | afdwalen van het goede pad; het verkeerde pad opgaan |
gurīn・fī-グリーン・フィー | kosten voor het gebruik van een golfbaan |
gurūpu・dainamikkusu-グループ・ダイナミックス | groepsdynamica (de term voor het gedrag en de psychologische processen die plaatsvinden binnen een sociale groep) |
gyaku-逆 | het omgekeerde; tegengestelde; tegendeel |
gyakuhitsu-逆筆 | (kalligrafie) tegengestelde schrijfrichting aan het begin van een penseelstreek |
gyakumodori-逆戻り | teruggang; achteruitgang; het op zijn schreden terugkeren |
gyakusō-逆走 | het spookrijden; in tegengestelde richting gaan [rennen; rijden] |
gyakusō-逆走 | het tegen de wind ingaan; (fig.) tegen de trend [verwachting] ingaan |
gyakusū-逆数 | het reciproque [omgekeerd evenredige] getal |
gyakutanchi-逆探知 | het traceren (van een telefoongesprek) |
gyarappuyoronchōsa-ギャラップ世論調査 | galuppoll (methode voor het peilen van de publieke opinie, bedacht door George Horace Gallup in 1935) |
gyazā-ギャザー | (bij het maken van kleding) plooisel; smokwerk |
gyōbō-翹望 | verwachting; het ergens naar uitkijken |
gyoei-魚影 | het aantal vissen in het water; het waarnemen van vissen (in het water) |
gyofunori-漁夫の利 | het profiteren [krijgen] van iets waar anderen hun best voor doen [waar anderen om vechten] |
gyōja-行者 | volgeling van het boeddhisme |
gyōja-行者 | bergasceet [bergheremiet] (van het Shugendo) |
gyōja-行者 | (afk. voor) En no Gyōja, de grondlegger van het Shugendo |
gyokuan-玉案 | (erend) het bureau van een ander |
gyokuanka-玉案下 | respect uitdrukkende woord(en) links onderaan een brief gericht aan (het bureau van) een (hooggeplaatste) geadresseerde |
gyokudai-玉代 | tarief voor het optreden [de diensten] van een geisha |
gyokuho-玉歩 | (beleefde term voor wandelen, lopen) (keizerlijke) wandeling; het wandelen [lopen] van een keizer [keizerin] |
gyokujo-玉女 | godin uit het Taoïstisch pantheon |
gyokutai-玉体 | het lichaam van de keizer |
gyomi-魚味 | (afk. voor) Viering van de vissmaak (ceremonie waarbij kinderen voor het eerst sinds de geboorte vis eten) |
gyominoiwai-魚味の祝い | Viering van de vissmaak (ceremonie waarbij kinderen voor het eerst sinds de geboorte vis eten) |
gyorō-漁労 | de visserij; het vissen; hengelen |
gyou-御宇 | het keizerlijk bewind; de heerschappij van de keizer |
gyōyō-業容 | de aard [omvang en inhoud] van het bedrijf |
gyoyū-御遊 | muziekopvoering voor het keizerlijk hof |
gyūgyū-ぎゅうぎゅう | het stevig [strak; hard] trekken [draaien] |
gyūgyū-ぎゅうぎゅう | het iets ergens inproppen [inpersen] |
gyūjiru-牛耳る | controleren, aanvoeren; domineren; de leiding hebben; (fig.) aan het roer staan |
habaki-鎺 | metalen ring tussen het lemmet en het handvat van een zwaard |
habakiki-幅利き | het macht [invloed] hebben |
habatobi-幅跳び | (atletiek) het verspringen |
hachi-八 | het getal 8 |
hachidaijigoku-八大地獄 | de acht grote hellen in het Boeddhisme |
hachijikanrōdōsei-八時間労働制 | (het systeem van) de achturige werkdag |
hachijūhachiya-八十八夜 | de 88ste dag sinds het begin van de lente (wordt beschouwd als een goede dag om te zaaien) |
hachimaki-鉢巻き | hoofdband; voorhoofdsband (een reep stof om het voorhoofd geknoopt, vaak als symbool van inspanning en moed) |
hachimonji-八文字 | (de vorm van) het Japanse karakterteken (kanji) voor het getal acht |
hachinoji-八の字 | (de vorm van) het karakter voor 8 |
hadō-覇道 | (in confucianisme) besturing van een natie via militaire macht en bedrog; regering met een alleenheerser aan het hoofd |
hadoron- ハドロン | (scheikunde) hadron, een subatomair deeltje dat uit quarks bestaat (de naam is afgeleid van het Griekse hadros, dat sterk betekent) |
hāfu・mirā-ハーフ・ミラー | eenrichtingsspiegel (die het licht aan een kant doorlaat en aan de andere kant reflecteert; zo kan men iem. observeren zonder die de waarnemer ziet) |
hageagaru-禿げ上がる | een terugwijkende haarlijn krijgen; kaal (vanaf het voorhoofd) worden |
hagi-萩 | Hagi, een stad gelegen aan de Japanse Zee, in het Noorden van de prefectuur Yamaguchi |
hagishiri-歯軋り | het tandenknarsen |
hahei-派兵 | het zenden van (militaire) troepen |
hai-はい | ja; jazeker; ja, hoor (wordt gezegd aan het einde van een zin als extra bevestiging) |
hai-杯 | (woord voor het tellen van glazen, kopjes, kommen, etc.) |
hai-杯 | (woord voor het tellen van boten) |
hai-杯 | (woord voor het tellen van inktvissen) |
haibanrōzeki-杯盤狼藉 | het over de tafel verspreid liggen van gebruikt serviesgoed (na een diner of banket) |
haidoropurēningugenshō-ハイドロプレーニング現象 | (het verschijnsel) aquaplaning; watergladheid |
haiekikanri-廃液管理 | het beheer [beheersen] van afvalvloeistoffen |
haihanchiken-廃藩置県 | administratieve hervorming van het Japanse staatsbestuur in 1871 (overgang van feodaal clan-systeem naar prefecturen onder centraal overheidsgezag) |
haijanpu-ハイジャンプ | het hoogspringen |
haikai-徘徊 | zwerftocht; het doelloos rondlopen; ronddwalen |
haikan-拝観 | bezichtiging; bezoek; het (respectvol) bekijken [aanschouwen] |
haikei-背景 | het decor (op het toneel); de mise-en scène |
haiken-佩剣 | omgegord [aangegord] zwaard; het dragen van een zwaard |
haiken-拝見 | het zien; (be)kijken; beschouwing |
haiki-廃棄 | het (iets) wegdoen [verwijderen; weggooien; afdanken] |
haikyō-背教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
haimei-拝命 | het worden benoemd; (officiële) benoeming |
haimetsu-廃滅 | het ouderwets worden; uit de mode [gratie] raken; verdwijnen |
hainyō-排尿 | het urineren |
hairaito-ハイライト | in het oog springend detail; opvallend kenmerk |
haisen-杯洗 (盃洗) | een kom voor het spoelen van sakazuki (sakekopjes) bij een drinkgelag |
haisetsu-排雪 | sneeuwruimen; het verwijderen van gevallen sneeuw |
haishaku-拝借 | het lenen (van) |
haishakukin-拝借金 | het geleende geld |
haisō-背走 | het achteruit rennen |
haisū-拝趨 | (beleefd woord voor) het bezoeken; bezoek [visite] (aan een ander) |
haisui-背水 | met de rug naar het water (staand) |
haiwē・hipunōshisu-ハイウェー・ヒプノーシス | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
haizai-配剤 | het samenstellen [klaarmaken; mengen] van medicijnen |
haizetsu-廃絶 | uitsterving; verdwijning; het in de vergetelheid geraken |
hajime-初め | het begin; de oorsprong; het ontstaan |
hakaimuzan-破戒無慙 | (boeddhistische term) het is geen schande om een voorschrift te overtreden |
hakaze-羽風 | bries [wind] veroorzaakt door het flapperen van vleugels |
haken-派遣 | uitzending; afvaardiging; het sturen |
haken-派遣 | (militair) plaatsing; het inzetten; deployering |
hakitate-掃きたて | het oogsten [verzamelen] van zijderupsen |
hakken-発券 | het uitgeven van bankbiljetten |
hakken-発券 | het uitgeven van tickets; kaartverkoop |
hakkō-発効 | inwerkingtreding; het van kracht worden; het ingaan (van een contract, bewijs, e.d.) |
hakkōbyō-発酵病 | zymotische ziekte [waarbij een organisme of virus in het lichaam als een ferment optreedt] |
hakkyō-発狂 | het verstand verliezen; zinsverbijstering; waanzinnigheid; krankzinnigheid |
hakkyū-発給 | uitgave; het uitgeven; afgeven |
hakō-跛行 | mankheid; het mank lopen; hinken |
hakobore-刃毀れ | het afbrokkelen van een stukje van het lemmet van een mes |
hakobore-刃毀れ | een afgebrokkeld stukje van het lemmet van een mes |
hakoniwaryōhō-箱庭療法 | zandspeltherapie (vorm van speltherapie, met het plaatsen van allerlei figuurtjes in een doos met zand) |
hakuban-箔盤 | kussentje gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakuchū-伯仲 | het aan elkaar gewaagd zijn; vrijwel gelijk zijn aan |
hakuhake-箔刷毛 | plat kwastje gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakunaifu-箔ナイフ | mes gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakuoki-箔置き | het vergulden met bladgoud |
hakusei-剥製 | taxidermie (het opzetten van dieren) |
hamaji-浜路 | strandweg; weg [pad] langs het strand |
hamaogi-浜荻 | prachtriet [Amoer-zilvergras] dat langs het strand groeit |
hamigaki-歯磨き | het tandenpoetsen |
hamurettogata-ハムレット型 | het Hamlet-type |
hanagusuri-鼻薬 | snoep dat men geeft aan een kind om het te troosten [rustig te krijgen] |
hanaiki-鼻息 | neusademhaling; het ademen door de neus; snuiven |
hanamagari-鼻曲がり | mannelijke zalm met een uitpuilende snuit tijdens het voortplantingsseizoen |
hanamatsuri-花祭り | bloemenfestival in het Kitashitara-district, in de prefectuur Aichi (aan het einde van het jaar tot nieuwjaar) |
hanamichi-花道 | verhoogd pad waarover de acteurs naar- en van het toneel lopen (door de zaal met het publiek) |
hanamori-花守 | het beschermen [bewaken] van bloemen (m.n. kersenbloesems) |
hananosaki-鼻の先 | het puntje van de neus |
hanao-鼻緒 | het koord van een sandaal (geta) dat tussen de tenen geklemd zit |
hanashi-話 | het praten [zeggen; spreken]; gepraat; conversatie; gesprek |
hanashihanbun-話半分 | de helft van het verhaal |
hanasu-放す | (bij het koken) stukjes [plakjes] (groente, aardappel, etc.) toevoegen aan water of bouillon |
hanasu-話す | (iem. overreden door) het uitleggen |
hanauri-花売り | de bloemenverkoop; het verkopen van bloemen |
hanauta-鼻歌 | het neuriën; geneurie; gehum; binnensmonds zingen |
hanbetsu-判別 | onderscheiding; het onderscheiden |
handazuke-半田付け | het solderen; soldering |
hane-撥ね | sprongetje; het opveren |
hanekaeri-跳ね返り | het weer opveren; herstellen |
hangaku-半額 | het halve bedrag [tarief]; de halve prijs |
hangeki-繁劇 | erg druk op het werk; werkdruk |
hangonkō-反魂香 | een legendarische wierook, waarmee bij het branden het beeld van een dode in de rook verschijnt |
hanguappu-ハングアップ | (computer) programmastop; vastlopen van het systeem |
hanguru-ハングル | het hangul (Koreaans schrift) |
hanjō-犯情 | de omstandigheden rondom het misdrijf |
hanketsuhi-判決日 | de dag dat het vonnis wordt uitgesproken |
hankōchi-犯行地 | de plaats van het misdrijf |
hankōgenba-犯行現場 | plaats delict; misdaadlocatie; plaats van het misdrijf |
hanmai-飯米 | (consumptie)rijst; rijst (voor het bereiden van maaltijden) |
hanmānage-ハンマー投げ | het kogelslingeren; het hamerslingeren |
hannyū-搬入 | het (iets) binnenbrengen [binnendragen] |
hanpo-半帆 | zeil dat maar voor de helft is opgetrokken vanaf het dek |
hansetsu-半切 | het in tweeën [doormidden] snijden |
hanshi-半死 | halfdood; bijna dood; op het randje van de dood |
hanshin-半身 | de helft van het lichaam (boven- of onderkant; linker- of rechterkant) |
hanshin-阪神 | (het gebied van de steden) Osaka en Kobe |
hanshutsu-搬出 | het (iets) naar buiten brengen [dragen] |
hansoku-反側 | het woelen [zich steeds omdraaien] in bed |
hansū-半数 | de helft van het (totale) aantal |
hansū-反芻 | het herkauwen (zowel letterlijk als figuurlijk) |
hansū-犯数 | het aantal veroordelingen [schuldigverklaringen] |
hantai-反対 | het tegenovergestelde; het tegendeel; andersom |
hanzaijijitsu-犯罪事実 | feiten omtrent de overtreding [het misdrijf] |
hanzei-反噬 | het zich tegen de meester [weldoener] keren; een hond die zijn baasje bijt |
happa-発破 | het opblazen met explosieven (in mijnen, rotsen, e.d.) |
happaku-八白 | de achtste van de 9 traditionele astrologische tekens (corresponderend met Saturnus en het Noordoosten) |
happō-発泡 | het schuimen; bruisen; gebruis; geborrel |
happō-発砲 | het afvuren; schieten (van een geweer, pistool, etc.) |
harabai-腹這い | buikligging; het op je buik liggen |
haragei-腹芸 | (op het toneel) emoties kunnen uitdrukken zonder woorden of gebaren |
haragonashi-腹熟し | beweging [oefeningen] na het eten ter verbetering van de spijsvertering |
hārā・dābī-ハーラー・ダービー | (honkbal) de strijd om de werper met de meeste overwinningen in het seizoen te worden |
hare-晴れ | opklaring(en); helder [zonnig; mooi] zijn (van de lucht, het weer, e.d.) |
hare-腫れ | zwelling (van het lichaam) |
hareagaru-晴れ上がる | opklaren (van het weer) |
harema-晴れ間 | opklaring (van het weer); open [blauwe] plek in het wolkendek |
hareru-晴れる | opklaren (van het weer) |
haresugata-晴れ姿 | het verschijnen tijdens een bijzondere [formele] gelegenheid |
hariharinabe-はりはり鍋 | Japanse stoofschotel met (mizuna) groente en vlees (oorspronkelijk walvisvlees) (harihari is een onomatopee voor het geluid van kauwen) |
harikiru-張り切る | (tot het uiterste) gespannen zijn; nerveus [opgewonden] zijn |
harikonotora-張り子の虎 | papieren tijger (fig., d.w.z. iem. of iets dat er sterk uitziet maar het niet is) |
harōwāku-ハローワーク | Hello Work, Japans-Engelse bijnaam van het Japanse Rijksarbeidsbureau |
haruasashi-春浅し | het allereerste [nog nauwelijks waarneembare] begin van de lente; de eerste vage tekenen van de lente |
haruchikashi-春近 | de naderende lente; het naderbij komen van de lente |
haruichiban-春一番 | de eerste lentestorm; krachtige zuidenwind in het begin van de lente |
harunokure-春の暮 | het einde van de lente |
harusaki-春先 | het begin van de lente; het vroege voorjaar |
harutonari-春隣 | de naderende lente; het naderbij komen van de lente |
hashigakari-橋懸かり | overbrugging tussen acteursfoyer en het podium (Nō theater) |
hashigonori-梯子乗り | het uitvoeren van acrobatiek op een rechtopstaande ladder (traditioneel performance kunst bij brandweer) |
hashii-端居 | het zitten op de veranda (voor verkoeling in de zomer) |
hashiri-走り | een run; sprint; het rennen; hardlopen; rijden |
hashiri-走り | het glijden |
hashiri-走り | primeur; de [het] eerste van het seizoen |
hashirihabatobi-走り幅跳び | het verspringen |
hashiritakatobi-走り高跳び | het hoogspringen |
hashiriyomi-走り読み | het snel [vluchtig] doorlezen |
hashiwatashi-橋渡し | het bouwen van een brug; overbrugging |
hassei-発生 | het ontstaan; voortkomen; uitbraak (van een natuurramp, ziekte etc.) |
hasseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hassha-発射 | het afvuren; schieten; beschieting; lancering |
hassha-発車 | het vertrek (van een trein, etc.) |
hasshin-発信 | het versturen van berichten (via post, telegram, e-mail, radio, etc.) |
hasshō-発症 | de aanvang [het begin; de eerste symptomen] van een ziekte |
hasshoku-発色 | de oorspronkelijke kleuren; het verschijnen [ontwikkelen] van kleuren |
hassō-発走 | het starten; van start gaan; beginnen |
hasui-破水 | (med.) het breken van de vliezen (voor de bevalling); vruchtwaterstroom |
hatabiraki-旗開き | het nieuwjaarsfeest van een vakbond |
hatafuri-旗振り | het vlaggenzwaaien |
hatago-旅籠 | (Edo-periode) mand [kist] met het voedsel voor de paarden op reis |
hataki-叩き | het slaan op een trommel, e.d. |
hataki-叩き | (als achtervoegsel) het fel bekritiseren; afkraken |
hataori-機織り | het weven; een wever [weefster] |
hatarakaseru-働かせる | (iemand) laten werken; aan het werk zetten |
hatarakasu-働かす | (iemand) aan het werk zetten; laten werken |
hatarakikakeru-働きかける | het initiatief nemen; beïnvloeden; een beroep doen (op) |
hatarakizakari-働き盛り | op het hoogtepunt van zijn carrière [leven] zijn; (iem.'s) meest productieve jaren |
hatasashimono-旗指物 | een kleine standaard met vlag, die vroeger door Japanse samoerai op de achterkant van het harnas werd gedragen tijdens het gevecht |
hatato-はたと | het slaan |
hatauchi-畑打ち | het (om)ploegen van grond |
hatchaku-発着 | aankomst en vertrek; het opstijgen en landen |
hatchū-発注 | bestelling; het plaatsen van een order |
hatsu-初 | de eerste; het begin |
hatsuaki-初秋 | vroege herfst; het begin van de herfst |
hatsubasho-初場所 | eerste sumo toernooi van het jaar (januari in Tokio) |
hatsubon-初盆 | het eerste Bon festival na iemand's overlijden |
hatsubutai-初舞台 | debuut; de eerste keer dat men op het podium verschijnt |
hatsuden-発電 | het opwekken van energie; energieopwekking |
hatsufuyu-初冬 | de vroege winter; het begin van de winter |
hatsugai-初買い | de eerste keer gaan winkelen in het nieuwe jaar, op 2 januari |
hatsugama-初釜 | de eerste theeceremonie van het nieuwe jaar |
hatsugatsuo-初鰹 | de eerste bonito (vis) van het (zomer)seizoen |
hatsuharu-初春 | de vroege lente; het begin van de lente |
hatsuharu-初春 | het begin [de eerste maand] van het jaar; Nieuwjaar |
hatsuhi-初日 | nieuwjaarsochtend; de eerste zonsopgang van het jaar |
hatsuhinode-初日の出 | de eerste zonsopgang van het jaar; zonsopgang op nieuwjaarsdag |
hatsukaban-二十日盆 | 20 juli, volgens de oude maankalender (in het Tohoku district is er een speciaal festival op die dag) |
hatsumimi-初耳 | iets voor het eerst [de eerste keer] horen |
hatsumōde-初詣で | het eerste bezoek aan een heiligdom in het nieuwe jaar |
hatsumono-初物 | de eerste oogst (b.v. graan, fruit, vis, etc.) van het seizoen |
hatsumonogui-初物食い | een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen; iemand met een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen |
hatsunari-初生り | de eerste vruchten van het seizoen |
hatsunatsu-初夏 | vroege zomer; vroeg in de zomer; in het begin van de zomer |
hatsune-初値 | de eerste beurskoers van het nieuwe jaar |
hatsune-初音 | eerste vogelgezang [vogelenzang] in het nieuwe jaar |
hatsuni-初荷 | eerste verzending [vracht; transport] van het nieuwe jaar |
hatsunori-初乗り | de eerste rit (paard, auto, trein, etc.) in het nieuwe jaar |
hatsunoriunchin-初乗り運賃 | de prijs voor het basistarief voor openbaar vervoer (bus, trein of taxi) |
hatsushimo-初霜 | de eerste vorst (van het seizoen) |
hatsuuri-初売り | eerste verkoopdag [openingsdag] van winkels (in het nieuwe jaar) |
hatsuyu-初湯 | eerste bad van het nieuwe jaar; eerste bad van een pasgeboren baby |
hatsuyuki-初雪 | de eerste sneeuw (van het seizoen); eerste sneeuwval |
hatsuyume-初夢 | je eerste droom in het (nieuwe) jaar |
hatsuzan-初産 | eerste bevalling; bevalling van het eerste kind |
hatsuzekku-初節句 | (de viering van) het eerste jongens- [meisjes-] festival van een baby |
hattatsukasokugenshō-発達加速現象 | het fenomeen van groeiversnelling door externe factoren; versnelde lichamelijke ontwikkeling |
hattōshin-八頭身 | (van een vrouw) mooi, welgevormd [goed geproportioneerd] lichaam (acht keer zo lang als het hoofd) |
hayaku-破約 | contractbreuk; het verbreken van een overeenkomst |
hayakuchi-早口 | het snel praten; snel geklets |
hayamaki-早蒔き | vroeg (in het seizoen) zaaien |
hayame-早め | het vroeger [eerder] zijn (dan de vastgestelde of gebruikelijke tijd) |
hayame-速め | het sneller (dan gewoonlijk) zijn |
hayane-早寝 | het vroeg naar bed gaan |
hayaoki-早起き | het vroeg opstaan |
hayauchi-早打ち | het snel slaan op een instrument (trommel, bel, gong, e.d.) |
hayauchi-早打ち | het snel afschieten van vuurwerk |
hayauchi-早打ち | het snel schieten met vuurwapens |
hayauchi-早打ち | het snel zetten van speelstukken (schaken, go, e.d.) |
hayauchi-早打ち | spoedkoerier; een zeer snel postpaard; het snel verzenden [bezorgen] {van een boodschap) |
hazu-筈 | hetgeen te verwachten [waarschijnlijk] is |
hebonshikirōmaji-ヘボン式ローマ字 | het hepburnsysteem voor de transcriptie van Japanse woorden in het Latijnse alfabet (romaji) |
heddohantingu-ヘッドハンティング | headhunting, het werven van professionals voor bedrijven |
heddo・appu-ヘッド・アップ | (honkbal), golf omhoog kijken tijdens het slaan van de bal |
hei-並 | (in kanji combinaties) parallel; op dezelfde rij; op hetzelfde niveau |
heiban-平板 | plaat; planchet |
heibon-平凡 | het gewoon [alledaags; middelmatig] zijn |
heichi-併置 | juxtapositie; nevenschikking; het naast elkaar [tegelijk] plaatsvinden |
heichō-兵長 | voormalige rang in het Japanse leger en de marine (de hoogste rang van soldaten) |
heiden-幣殿 | offerhal tussen de gebedshal en het hoofdschrijn (van een shintō heiligdom) |
heidoku-併読 | het twee (of meer) boeken, kranten, of tijdschriften tegelijk lezen |
heiga-平臥 | het liggen [rusten] |
heiga-平臥 | het ziek zijn; bedlegerig zijn; aan bed gekluisterd zijn |
heijun-平準 | nivellering; het waterpas maken |
heika-兵科 | onderdeel [dienstvak] van het leger |
heikan-閉館 | het dichtgaan [sluiten] (van een bioscoop, museum, bibliotheek etc.) |
heikemonogatari-平家物語 | het verhaal [de geschiedenis] van de Heike clan |
heiken-兵権 | de militaire macht; het militaire gezag |
heikin-平均 | het gemiddelde (berekenen) |
heikinsuru-平均する | het gemiddelde berekenen [halen; bereiken] |
heikō-並行 | het gelijktijdig [parallel; naast elkaar] zijn [gaan] |
heimon-閉門 | het sluiten van de poort |
heiro-閉炉 | (in Zen tempels, op eerste dag van de 2de maand van de maankalender) het doven [uitdoen] van de van de vuurhaard [open haard] |
heisetsu-併設 | juxtapositie; nevenschikking; het naast elkaar [tegelijk] plaatsvinden |
heishi-斃死 | het overlijden; sterven; tenondergang |
heishinteitō-平身低頭 | het buigen tot in het stof; het zich ter aarde werpen |
heishisuru-斃死する | sterven; overlijden; doodgaan; doodvallen; het loodje leggen |
heisho-閉所 | (van instellingen, e.d.) het stoppen met activiteiten; totale sluiting |
heison-併存 | coëxistentie; het naast elkaar bestaan [samenleven] |
henbō-偏旁 | het linker- en het rechter gedeelte [radicaal] van een kanji\ |
henjō-返上 | teruggave; het teruggeven |
henjō-返上 | het niet opnemen; afstand doen van |
henkyakuguchi-返却口 | verzamelplek [dienbladentrolly] waar men de gebruikte dienbladen met servies kan terugzetten na het eten (b.v. in kantines) |
henpai-返杯 | het (leeg) teruggeven van een (aangeboden) kopje sake; iem. een kopje sake (terug) aanbieden |
henpon-翩翻 | het wapperen (van een vlag); flapperen; fladderen |
hensei-編成 | het samenstellen; compileren; in elkaar zetten |
hensei-編製 | het opstellen [samenstellen] van een familieregister [kiesregister, schoolkinderen register, e.d.] |
hentaihikō-編隊飛行 | het in formatie vliegen; formatievlucht |
heterodain-ヘテロダイン | heterodyn |
heterodainjushinki-ヘテロダイン受信機 | een heterodyne ontvanger |
heterosekushuaru-へテロセクシュアル | heteroseksueel |
hetsurau-諂う | vleien; ophemelen; stroop om de mond smeren; bij iemand in de gunst [in het gevlij] proberen te komen |
heyazumi-部屋住み | (in een traditionele Japanse familie) de wettige oudste zoon die thuis woont en nog niet het hoofd van de familie is geworden |
heyazumi-部屋住み | onwettige kinderen die thuis bij het (wettige) gezin blijven wonen |
hiaringu-ヒアリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hiashi-火脚 | het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur [brand] |
hiasobi-火遊び | het spelen met vuur (lett. en fig.) |
hiasobi-火遊び | het flirten; versieren; een verhouding hebben |
hichō-秘聴 | het afluisteren [aftappen] (van een telefoon) |
hidari-左 | het volgende; wat (hierop) volgt (bij de Japanse (verticale) schrijfwijze van rechts naar links) |
hien-飛燕 | een eenpersoons jachtvliegtuig van het voormalige Japanse leger |
hieru-冷える | koud worden; het koud krijgen; kleumen; afkoelen |
higan-彼岸 | de andere oever; de overkant; het Nirvana |
higashi-東 | het oosten |
higashihankyū-東半球 | het oostelijk halfrond |
higasi-東 | het oosten |
higure-日暮れ | zonsondergang; schemering; het vallen van de avond |
hikagen-火加減 | conditie van het vuur; mate van hitte van het vuur |
hikanshōshugi-非干渉主義 | non-interventie; non-interventionisme (het uit principe niet tussen beide komen) |
hikasegi-日稼ぎ | dagwerk; dagtaak; het voor dagloon werken |
hike-引け | het zich inferieur voelen; verslagen zijn |
hiken-比肩 | het gelijkwaardig [vergelijkbaar] zijn (met); gunstig afsteken (bij); op één lijn staan (met) |
hikeshi-火消し | het doven van een vuur [brand]; brandblusser |
hiki-匹 | (woord voor het tellen van kleinere dieren, zoals katten, honden, vissen, insecten, etc.) |
hikigamo-引鴨 | wilde eenden die in de lente teruggaan naar het Noorden |
hikigiwa-引き際 | het (juiste) moment om ontslag te nemen [zich terug te trekken; op te houden] |
hikiiru-率いる | aanvoeren; de leiding [het commando] hebben over |
hikikomori-引き籠もり | het zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikimayu-引眉 | de natuurlijke wenkbrauwen verwijderen, en dan wenkbrauwen op het voorhoofd tekenen (Pre-modern Japan, m.n. in de Heian periode, 794-1185) |
hikimekagibana-引き目鉤鼻 | een schildertechniek voor het tekenen van menselijke gezichten (gebruikt in Yamato-e tijdens de Heian-periode) |
hikin-卑近 | het vertrouwde; herkenbare; gewone; gebruikelijke |
hikinige-ひき逃げ | het doorrijden na een aanrijding |
hikizome-弾き初め | de eerste keer dat een instrument wordt bespeeld in het nieuwe jaar |
hikkan-筆管 | penseelhouder (van glas e.d. om het schrijven tijdelijk te onderbreken) |
hikken-筆硯 | het kalligraferen; (literair) schrijven |
hikken-筆硯 | een term die voornamelijk in brieven wordt gebruikt en verwijst naar het leven van een bepaalde schrijver |
hikki-筆記 | notatie; het noteren |
hikkoshisoba-引っ越し蕎麦 | (lett. verhuisnoedels) boekweitnoedels (soba), traditioneel uitgedeeld aan de buren na een verhuizing; soba kan in het Japans ook betekenen: naast) |
hikute-引く手 | handgebaar bij het dansen |
himachi-日待ち | (lett.: het wachten op de zon) een bijeenkomst waarbij mensen samen bidden en wachten op de opkomst van de zon (Shinto) |
himarayasanmyaku-ヒマラヤ山脈 | de Himalaya; het Himalaya gebergte |
hina-鄙 | het platteland |
hinaarare-雛霰 | kleine, zoete, gekleurde rijstkoekjes die bij het Poppenfestival (op de Meisjesdag, 3 maart) worden gegeten |
hinan-避難 | vlucht; evacuatie; ontsnapping; het schuilen; schuilplaats |
hinaningyō-雛人形 | hina-pop (traditionele Japanse pop die op 3 maart, de dag van het Japanse poppenfeest, wordt uitgestald) |
hinikunotan-髀肉の嘆 | spijt over het verspillen van tijd; het betreuren van het niets doen |
hinji-賓辞 | het predicaat; gezegde (grammatica) |
hinji-賓辞 | het lijdend voorwerp (grammatica) |
hinnyō-頻尿 | pollakisurie, het frequent (vaker dan normaal) plassen [urineren] |
hinoeuma-丙午 | het vuurpaard, een teken van de Chinese dierenriem (de 43e combinatie van de sexagesimale cyclus) |
hinoke-火の気 | (het gevoel van) warmte van een vuur |
hinoke-火の気 | een vonk; het ontstaan van vuur |
hinomarubentō-日の丸弁当 | een bentō (lunchbox) met witte rijst en één rode pruim in het midden (zodat het geheel lijkt op de Japanse vlag hinomaru) |
hinshi-瀕死 | stervende; op het randje van de dood |
hippuhippu-匹夫匹婦 | het gewone volk; onwetende [domme; onverstandige] mensen |
hiragana-平仮名 | het hiragana syllabe schrift |
hirih・pirih-ひりっ・ぴりっ | acuut pijngevoel; pijnscheut; het heet [scherp] zijn van eten |
hirumeshi-昼飯 | lunch; lichte maaltijd rond het middaguur |
hisaisha-被災者 | het slachtoffer van een ramp |
hishimochi-菱餅 | (driekleurige) mochi in ruitvorm, voor Hinamatsuri, het poppenfestival op op 3 Maart) |
hishō-費消 | het opmaken (van geld of goederen) |
hisokani-密かに | in het geheim, stiekem |
hisomi-顰み | gefronste wenkbrauwen; het fronsen |
hissaku-筆削 | (schriftelijke) correctie; verbetering; het bijwerken van een tekst |
hissei-畢生 | het hele leven |
hissen-筆洗 | verwijdering van inkt uit een penseelpunt; het reinigen van een penseel(punt) |
hisshi-筆紙 | schriftelijke uitdrukking (van je gevoelens); het je gedachten op papier zetten |
hitai-額 | het voorhoofd |
hitatare-直垂 | traditionele Japanse kleding (oorspronkelijk de werkkleding van het gewone volk, later, vanaf de Muromachi periode, gedragen door de samoerai) |
hitochigai-人違い | het iem. verwarren met iemand anders; iem. aanzien voor iemand anders |
hitogoe-人声 | (het geluid van) de (menselijke) stem |
hitokurō-一苦労 | moeilijke tijd; het moeilijk hebben |
hitomakase-人任せ | het aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
hitomebore-一目惚れ | liefde op het eerste gezicht |
hitomi-瞳 | pupil (van het oog) |
hitomōke-一儲け | het maken van winst; eenmalige winst |
hitonanoka-一七日 | de zevende dag na het overlijden; de eerste zeven dagen na het overlijden |
hitoriaruki-独り歩き | het alleen lopen [wandelen] |
hitoriaruki-独り歩き | het alleen kunnen lopen (zonder hulp van anderen) |
hitoribotchi-独りぼっち | alleenlevend [solitair] zijn; het rijk alleen hebben; |
hitoributai-一人舞台 | solo optreden; alleen op het toneel staan |
hitoridachi-独り立ち | het onafhankelijk zijn; op eigen benen staan |
hitorimi-独り身 | het ongetrouwd zijn; alleen wonen; celibaat |
hitoritabi-一人旅 | het single [solo] reizen; alleen reis |
hitosawagase-人騒がせ | het (onnodig) ergernis [paniek] veroorzaken |
hitoshio-一入 | nog meer; des te meer; in het bijzonder; vooral |
hitosuji-一筋 | geconcentreerd zijn (op); toegewijd zijn; het zich toeleggen [richten] (op) |
hitotsuya-一つ家 | een huis; hetzelfde huis |
hitoyose-人寄せ | het publiek trekken; publiekstrekker; attractie |
hitozukiai-人付き合い | het sociaal zijn; goed met mensen overweg kunnen |
hitsu-筆 | het schrijven; geschrift; schrijfwerk; kalligrafie; schrijfkunst |
hitsuatsu-筆圧 | de druk [kracht] die tijdens het schrijven op (de punt van) een pen of penseel wordt uitgeoefend |
hitsui-筆意 | schrijfvaardigheid; schrijfstijl; houding bij het kalligraferen |
hitsui-筆意 | mentale houding tijdens het schrijven [kalligraferen] |
hitsuzetsu-筆舌 | (lett. penseel en tong) het geschreven en gesproken woord |
hitto-ヒット | beet hebben (bij het vissen) |
hitto-ヒット | (computer) hit (iets vinden dat aan de opgegeven zoekcriteria voldoet; het aantal keren dat een website wordt bezocht) |
hitto・endo・ran-ヒット・エンド・ラン | (honkbal) het stelen van een honk |
hittsume-引っ詰め | het haar achterover gekamd in een knot gebonden |
hiyaase-冷や汗 | het koude [klamme] zweet |
hiyaku-秘薬 | geheim geneesmiddel; geneesmiddel waarvan het recept geheim gehouden wordt |
hiyamizu-冷や水 | (fig.) een domper; een koude douche; het bekoelen [dempen] (van iemand's enthousiasme) |
hiyaringu-ヒヤリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hiyō-飛揚 | het hoog in de lucht (vliegen); vlucht |
hiyoku-比翼 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hiyokunotori-比翼の鳥 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hizabyōshi-膝拍子 | de maat [het tempo] aangeven door op je knieën te tikken |
hizakari-日盛り | middaguur [12 uur]; midden op de dag; het heetst van de dag |
hobikifune-帆引き船 | (Japanse) (vissers)boot, met één groot zeil over de gehele lengte van het zeilvaartuig |
hōbun-邦文 | het Japans; de Japanse taal |
hōchi-放置 | achterlating; het achterlaten; overlaten; loslaten; laten rusten |
hōdai-放題 | het je eigen zin doordrijven; doen wat je wilt |
hodoyoi-程好い | precies goed; op het juiste moment |
hōfutsu-訪仏 | bezoek aan Frankrijk; het bezoeken van Frankrijk |
hōga-萌芽 | een vroeg teken; het begin (van) |
hōgakōshin-萌芽更新 | het afkappen van bomen en struiken net boven de stambasis |
hōgakōshin-萌芽更新 | het proces om hakhout te verkrijgen |
hōgannage-砲丸投げ | het kogelstoten |
hōgin-放吟 | het luid [hardop] zingen [reciteren] |
hōhōnotei-這う這うの体 | overhaasting; het ijlen [zich haasten] |
hōjin-邦人 | Japanner (m.n. wonend in het buitenland); Japanse medeburger |
hojō-捕縄 | bindtouw om bewegingsvrijheid van verdachten, criminelen, e.d., te beperken tijdens het vervoer van een locatie naar een andere (vgl. een hondenlijn) |
hōjū-放獣 | het vangen van een dier (b.v. een beer) en elders (in een natuurgebied) uitzetten; het per ongeluk vangen van een dier en weer vrijlaten; bijvangst |
hōka-放課 | het einde van een schooldag |
hōkai-崩壊 | in(een)storting; het in [uit] elkaar vallen |
hōkai-抱懐 | het koesteren [hebben; erop na houden] van een gedachte, mening, etc |
hōkai-法界 | het universum; heelal |
hōken-奉献 | toewijding; het opdragen [wijden; offeren] (aan) |
hōkenjidai-封建時代 | het feodale tijdperk |
hōki-放棄 | het opgeven [afzien van]; afschaffing; afstandneming |
hokkai-法界 | het universum; heelal |
hokku-ホック | haak(je) (voor het dichtmaken van kleding) |
hokku-ホック | drukknoop (voor het dichtmaken van kleding) |
hokku-発句 | het eerste vers (van 17 lettergrepen) van een renga gedicht |
hōkō-彷徨 | het (rond)zwerven; rondtrekken; dolen; dwalen |
hokō-歩行 | wandeling; het wandelen; lopen |
hōkoku-報国 | patriottisme; het dienen van je land |
hokubu-北部 | het noordelijk deel; het noorden |
hokugen-北限 | het noordelijkste punt [gebied; grens] (van iets) |
hokuhen-北辺 | het hoge noorden; noordelijk gebied; noordgrens |
hokuhokusei-北北西 | het noordnoordwesten |
hokuhokutō-北北東 | het noordnoordoosten |
hokujō-北上 | het (zich) richting het noorden begeven; naar het noorden gaan |
hokujōsuru-北上する | (zich) richting het noorden begeven; naar het noorden gaan |
hokurikudō-北陸道 | Hokurikudō, een van de zeven districten van het oude Japan |
hokusei-北西 | het noordwesten |
hokuteki-北狄 | noordelijke barbaren, naam die werd gegeven aan nomadische volkeren in het oude China |
hokuto-北斗 | (afk. van) het sterrenbeeld de Grote Beer (Ursa Major) |
hokutō-北東 | het noordoosten |
hokutoshichisei-北斗七星 | het sterrenbeeld de Grote Beer (Ursa Major) |
hōmingu-ホーミング | het instinct van dieren om terug te keren naar hun hol of nest |
hōmusutei-ホームステイ | het verblijven bij een gastgezin |
hōmusutoretchi-ホームストレッチ | het laatste gedeelte van een ovale renbaan voor de finish (parallel aan de backstretch) |
hōmu・guraundo-ホーム・グラウンド | (sport) op het eigen (speel)veld [terrein] |
hōmu・guraundo-ホーム・グラウンド | het eigen vakgebied (waar je goed in bent) |
hōmu・sentā-ホーム・センター | doe-het-zelfzaak; bouwmarkt |
hōmu・suchīru-ホーム・スチール | (honkbal) het stelen van het thuishonk (d.w.z. dat de honkloper begint te rennen naar de thuisplaat al voordat de pitcher heeft gegooid) |
hon-本 | (woord voor het tellen van lange cilindervormige voorwerpen, zoals pennen, flessen, etc.) |
hondai-本題 | het hoofdonderwerp; de kwestie in behandeling; dit onderwerp; het eigenlijke onderwerp |
hondō-本道 | de juiste weg; het goede pad; de juiste manier |
honemi-骨身 | botten en vlees; het hele lichaam |
hōnen-放念 | geruststelling; het iemand geruststellen; iets van je afzetten |
honenuki-骨抜き | het uitbenen [fileren] (van vlees); ontgraten (van vis) |
honeorizon-骨折り損 | vergeefse [verspilde] moeite [energie]; al het werk voor niets |
honeoshimi-骨惜しみ | het zichzelf ontzien [sparen] |
hōnichi-訪日 | een bezoek aan Japan; het bezoeken van Japan |
honka-本歌 | het originele [oorspronkelijke] gedicht |
honkadori-本歌取り | het componeren van een Japans gedicht waarin de woorden en ideeën van oude, bekende [beroemde] gedichten worden verwerkt |
honmatsu-本末 | oorzaak en gevolg; begin en einde; de middelen en het doel; wortel en tak; hoofd- en bijzaak |
honmatsutentō-本末転倒 | verkeerd beoordelen wat belangrijk en onbelangrijk is; het paard achter de wagen spannen |
honsenwatashi-本船渡し | (free on board) f.o.b. (met inbegrip van vervoerkosten tot in het schip) |
honsho-本書 | het origineel; de brontekst |
honsō-奔走 | inspanning; het druk [actief] bezig zijn (met) |
honsō-奔走 | het rondrennen; voortdurend in beweging zijn |
honsō-奔走 | het verlenen van gastvrijheid |
honyū-哺乳 | het zogen; borstvoeding geven |
hon'yomi-本読み | het lezen; een lezer |
hon'yomi-本読み | het voorlezen van een draaiboek [scenario; script] voor of door acteurs |
hoo-頬 | wang (in het gezicht) |
hookaburi-頬被り | het je kop in het zand steken [doen alsof je iets niet weet] |
hookaburisuru-頬被りする | je kop in het zand steken; doen alsof je iets niet weet |
hoon-保温 | warmte-isoloatie; het warmhouden van iets |
hoozuki-酸漿 | Lampionplant (Physalis alkekengi var. francheti) |
hoppō-北方 | het noorden; noordelijke richting |
hōraku-崩落 | in(een)storting; het in [uit] elkaar vallen |
horei-保冷 | het koel houden; koel bewaren |
horiage-彫上げ | het graveren voltooien |
hōrinageru-放り投げる | het tussentijds eindigen; onderbreken |
horizonto-ホリゾント | (theater) cyclorama; rondhorizon; achterwand of achterdoek van het toneel (waar het decor op geprojecteerd wordt) |
hōrudingu-ホールディング | (volleybal) een overtreding door het even vasthouden van de bal |
hōrudoappu-ホールドアップ | handen omhoog (als teken van overgave, of het bevel daartoe) |
hōryū-放流 | lozing (van water); het uitzetten van vis in water |
hōsei-法制 | het rechtssysteem; wetten; jurisprudentie; wetgeving |
hōsei-縫製 | het naaien (met een naaimachine); naaiwerk |
hoshii-糒 | rijst die eerst gaargestoomd is en daarna gedroogd (makkelijk mee te nemen op reis en klaar om te eten na het te weken in water) |
hoshimawari-星回り | een van de sterren aan de hand waarvan (via het geboortejaar) het lot [geluk] van iemand wordt bepaald |
hoshime-星目 | (oogziekte) stervormige vlekken op het bindvlies en het hoornvlies |
hōshin-芳信 | bericht over het bloeien van de bloemen [kersenbloesems] |
hoshitsu-保湿 | het hydrateren; bevochtigen; behoud van vochtigheid |
hoshoku-捕食 | predatie; het van roof leven (dieren) |
hōshoku-飽食 | het gulzig eten |
hōshutsu-放出 | het afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
hosogiri-細切り | het in dunne reepjes snijden; in reepjes gesneden voedsel |
hosomi-細み | een van de fundamentele principes van de shōfū- of Bashō-stijl in de Japanse poëzie, n.l. het streven naar verfijning en oprechtheid |
hosseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hotarubi-蛍火 | het licht van een vuurvliegje |
hōtei-捧呈 | het aanbieden van iets aan een persoon met een hogere status |
hōtō-法灯 | de leer [het licht] van Boeddha |
hottan-発端 | de oorsprong, het ontstaan; het begin |
hottoku-放っとく | met rust laten; laten zoals het is; negeren; verwaarlozen |
hotto・kārā-ホット・カーラー | (Eng.: hot curler) (hete) krultang |
howaitoningu-ホワイトニング | het wit maken; bleken |
howaito・hausu-ホワイト・ハウス | het Witte Huis (residentie van de president van Amerika) |
howata-穂綿 | het pluis van de grote lisdodde plant (Typha latifolia), wordt ook als katoen gebruikt |
hōyaku-邦訳 | vertaling in het Japans; Japanse vertaling |
hōzō-宝蔵 | het gebouw in een tempel waar de geschriften worden bewaard |
hyakkazensho-百科全書 | het samenstellen van een encyclopedie |
hyakubun-百分 | honderdste deel; het in honderd stukken verdelen |
hyakudomairi-百度参り | het 100 keer bezoeken van een schrijn of tempel (om te bidden) |
hyakusei-百姓 | het gewone volk; de gewone mensen |
hyakushō-百姓 | het gewone volk; de gewone mensen; burgers |
hyappatsuhyakuchū-百発百中 | altijd raak schieten; onfeilbaar zijn; het altijd goed doen |
hyōchaku-漂着 | het aanspoelen (op het strand) |
hyōchakusuru-漂着する | aanspoelen (op het strand) |
hyōmenka-表面化 | het aan de oppervlakte komen; een probleem worden |
hyōryō-秤量 | de weging; het wegen met een weegschaal |
hyōryō-秤量 | het maximumgewicht dat een weegschaal kan meten |
hyōryū-漂流 | het drijven; op drift zijn |
hyōshi-拍子 | (precies op het) moment |
i-移 | (arch.) een circulaire (uitwisseling van documenten tussen overheidsinstellingen ten tijde van het Ritsuryō-systeem) |
iai-居合い | iai, in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
iaijutsu-居合術 | de iai-krijgskunst, het in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
ibarakidasshu-茨城ダッシュ | rijgedrag van automobilisten die zodra het stoplicht op groen springt, snel rechtsaf slaan voor het tegemoetkomend verkeer (genoemd naar Ibaraki Pref) |
ībun・pā-イーブン・パー | (Eng.: even par) (golfterm), score waarbij het aantal slagen gelijk is aan de rating voor die baan |
ichaicha-いちゃいちゃ | het flirten; het aaien [strelen] |
ichi-一 | één; het getal 1 |
ichibandori-一番鶏 | het eerste kraaien van de haan (bij zonsopgang) |
ichibushijū-一部始終 | het hele verhaal, van begin tot eind; alle details [bijzonderheden] |
ichidoku-一読 | het snel [een keer] doorlezen |
ichijibarai-一時払い | volledige betaling in een keer; betaling van de lumpsum [het hele bedrag ineens] |
ichikabachika-一か八か | (gezegde) het erop wagen; alles of niets; erop of eronder; zwemmen [pompen] of verzuipen |
ichimai-一枚 | (een woord voor het tellen van een plat voorwerp) een vel, blad, biljet, e.d. |
ichimaikanban-一枚看板 | coryfee; uitblinker; prima-donna; ster; het boegbeeld |
ichimei-一命 | een leven; het (mensen)leven; iemands leven |
ichimen-一面 | de oppervlakte; het hele vlak; overal |
ichimoku-一目 | een steen (in het GO spel) |
ichimokuryōzen-一目瞭然 | het duidelijk [voor de hand liggend] zijn |
ichinenjū-一年中 | het hele jaar door; gedurende een jaar |
ichinin-一任 | het iets overlaten [toevertrouwen] aan (iemand anders) |
ichinotori-一の酉 | de eerste Dag van de Haan in de elfde maand; het festival van de Ōtori-schrijn gehouden op die dag |
ichirokushōbu-一六勝負 | wedden op het gooien van een 1 of een 6 met een dobbelsteen; gokken |
ichirokushōbu-一六勝負 | het erop wagen; de gok wagen; gok; waagstuk |
ichishichinichi-一七日 | de zevende dag na het overlijden; de eerste zeven dagen na het overlijden |
ichiza-一座 | het hele gezelschap; alle aanwezigen; iedereen aanwezig |
ichizenmeshi-一膳飯 | een kom rijst die bij het bed van een overledene wordt gezet |
ido-イド | (in psychoanalyse, het onderbewuste) id; es; het |
idokoro-居所 | de plek waar men zich bevindt; het adres (waar men verblijft; woont) |
iede-家出 | het (voorgoed) het huis verlaten [van huis weglopen] |
iemochi-家持ち | het beheren van de financiën van het huishouden |
ienken-以遠権 | landingsrecht dat een luchtvaartmaatschappij toestaat om na aankomst in het land dat het reisdoel is, door te vliegen en te landen in een ander land |
igai-意外 | het onverwacht(s) [verrassend; onvoorzien] zijn |
igirisu-イギリス | Engeland; het Verenigd Koninkrijk (VK) |
ihō-異邦 | het buitenland |
iiateru-言い当てる | het goed raden; het bij het rechte eind hebben |
iifurusu-言い古す | steeds hetzelfde zeggen; afgezaagde dingen zeggen; in clichés spreken |
iigai-言い甲斐 | het vermelden waard (zijn) |
iigakari-言いがかり | het zich verplichten (tot); iets toezeggen |
iijō-言い条 | argument; wat iemand zegt; het punt dat men maakt |
iikagen-いい加減 | precies goed [passend; geschikt]; zoals het hoort zijn; geschiktheid; de juiste maat [mate] |
iikomeru-言い籠める | de boventoon voeren (in een discussie); iem. het zwijgen opleggen |
iinayamu-言い悩む | aarzelen [het moeilijk vinden] om te zeggen |
iisuteru-言い捨てる | bij het weggaan nog (over je schouder) iets zeggen; een laatste opmerking maken (zonder op antwoord te wachten) |
iitsukusu-言い尽くす | alles [het hele verhaal] vertellen; niets ongezegd laten |
iiyoru-言い寄る | iem. benaderen; het hof maken; flirten |
ijime-苛め | pesterij; het pesten; het kwellen |
ījisukan-イージス艦 | Aegis kruiser (marineschip uitgerust met het Aegis-systeem) |
ījī・risuningu-イージー・リスニング | gemakkelijk in het gehoor liggende muziek |
ījī・risuningu・myūjikku-イージー・リスニング・ミュージック | gemakkelijk in het gehoor liggende muziek |
ijō-以上 | het (hier)bovenstaande; tot zover |
ijō-以上 | Het einde. (tekst in boeken, catalogi, etc.) |
ijō-囲繞 | omsingeling; het omringen |
ikataru-胃カタル | maagcatarre; gastritis; ontsteking van het maagslijmvlies |
ikenkōkan-意見交換 | ideeënuitwisseling; het uitwisselen van meningen |
ikeru-埋ける | een (houtskool)vuur met as bedekken om het te laten smeulen |
ikichigai-行き違い | het elkaar voorbij lopen [passeren] (zonder ontmoeting; contact) |
ikie-生き餌 | levend aas (bij het vissen) |
ikigai-生き甲斐 | doel [zin] van het leven; bestaansgrond; raison d'être |
ikigake-行きがけ | onderweg; en route; op weg; in het voorbijgaan |
ikigao-生き顔 | het gezicht van een levende (mens) |
ikinone-息の根 | het leven; ademen; levenskracht |
ikishina-行きしな | onderweg; en route; op weg; in het voorbijgaan |
ikisugi-行き過ぎ | het te ver gaan; tot het uiterste gaan |
ikizumaru-行き詰まる | een grens bereiken; in een doodlopende weg komen; in een impasse komen; aan het einde zijn [haar] vermogen komen |
ikkatsubarai-一括払い | het alles in één keer betalen; het hele bedrag ineens betalen |
ikken-一件 | actueel onderwerp; het bekende geval |
ikkō-一向 | (met ontkenning) niet een beetje; niet in het minst |
ikkyo-一挙 | het zenden van troepen [een leger] |
ikō-遺構 | overgebleven funderingen van een historisch bouwwerk (waarin de lay-out van het gebouw nog herkenbaar is) |
ikusei-育成 | het fokken (van dieren); het kweken (van planten) |
ikyō-異郷 | het buitenland; een vreemd land; een vreemde natie; een land ver weg; in den vreemde |
imachizuki-居待ち月 | het wachten tot de maan opkomt |
imasara-今更 | nu het al zo laat is; nu het al zo lang geleden is; |
imējiappu-イメージアップ | verbetering van het imago [de reputatie] van iemand |
imējidaun-イメージダウン | het imago [de reputatie] van iemand schaden[verpesten] |
imējimento-イメージメント | het controleren [aanpassen] van het imago [de uitstraling] van producten of diensten naar de verwachtingen van de consumenten |
imēji・ado-イメージ・アド | reclame, die meer nadruk legt op het imago van het aangeprezen product dan op de voordelen of kenmerken ervan |
imēji・mēkā-イメージ・メーカー | iemand die het imago creëert voor een persoon, product of bedrijf |
imohori-芋掘り | het aardappelrooien; aardappelrooier |
imomeigetsu-芋名月 | (een andere naam voor) de oogstmaan (na het oogsten van de taro, 15 augustus op de maankalender) |
imon-慰問 | bezoek (uit medeleven) aan een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft |
imono-鋳物 | het gieten; gietsel; gietmetalen voorwerp |
imonsuru-慰問する | (uit medeleven) een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft bezoeken |
in-淫 | onmatig; overmatig; het zwelgen in |
in-陰 | yin; de schaduw; het negatieve; de negatieve [donkere] kant |
inaka-田舎 | het platteland |
indasutoriaru・dainamikkusu-インダストリアル・ダイナミックス | industriële dynamiek (het gebruik van computers om de economische activiteiten van een onderneming te simuleren) |
inemuri-居眠り | het (zittend) in slaap vallen; indutten; indommelen; knikkebollen |
infaitingu-インファイティング | het invechten (boksen) |
infaito-インファイト | het binnen een armlengte van de tegenstander boksen |
infomēshon・retorībaru-インフォメーション・レトリーバル | het ophalen van informatie |
ingai-院外 | buiten het parlement [ziekenhuis] |
ingaidan-院外団 | leden van een politieke partij die geen zetel hebben in het parlement |
ingaiundō-院外運動 | het lobbyen |
ingaritsu-因果律 | de wet [het principe] van oorzaak en gevolg [van causaliteit; oorzakelijkheid] |
ingō-院号 | erenaam van een keizer (tijdens het leven of postuum gegeven) |
ingōru-インゴール | (Eng.: in-goal) in het doelgebied (rugby) |
inji-印字 | drukletter; het (af)drukken van tekens [letters] |
inka-引火 | ontbranding; het vlamvatten |
inkoku-印刻 | zegelsnijding; het uitsnijden van een zegelreliëf |
inkyo-隠居 | pensionering; het met pensioen gaan; het leiden van een stil [teruggetrokken] leven |
inmetsu-隠滅 | het verborgen [verstopt; uit het zicht] zijn |
innai-院内 | In [binnen] het ziekenhuis |
innai-院内 | in [binnen] het parlement |
innā・supēsu-インナー・スペース | het onderbewustzijn |
inochi-命 | het leven |
inochi-命 | essentie; kern; het belangrijkste |
inochibiroi-命拾い | het nippertje; het oog van de naald (fig.) |
inochibiroisuru-命拾いする | door het oog van de naald kruipen; op het nippertje [aan de dood] ontsnappen |
inochigake-命がけ | gevaar voor eigen leven; het leven wagen [riskeren] |
inpurē-インプレー | het spel [de wedstrijd] is aan de gang (sport) |
inrō-印籠 | (Edo periode) traditioneel Japans doosje (voor het meenemen van kleine voorwerpen), gehangen aan de obi |
insatsu-印刷 | drukwerk; het (be)drukken |
insei-陰性 | negativiteit; het negatief zijn |
insharā-インシャラー | (Arabische uitroep) insjallah (zo Allah [God] het wil) |
inshuunten-飲酒運転 | het rijden onder invloed van alcohol; alcomobilisme |
insutityūshonaru・ado-インスティテューショナル・アド | institutionele reclame (gericht op het vestigen van een naam van een instituut, i.p.v. een product) |
insutōru-インストール | het installeren; installatie (van software) |
intai-引退 | het uit bedrijf nemen [ontmantelen] (van grote voertuigen, m.n. schepen, treinen, e.d.) |
intaisuru-引退する | terugtreden; met pensioen gaan; zich terugtrekken uit het openbare leven |
intaku-隠宅 | toevluchtsoord; retraite; verblijf van iemand die zich heeft teruggetrokken uit het maatschappelijk leven |
intānetto-インターネット | het internet |
interia-インテリア | het interieur (van kamer, gebouw, voertuig, etc.); de binnenkant |
inui-戌亥 | (arch.) het noordwesten |
inuki-居抜き | (het kopen of huren van) een woonpand of winkelpand met inboedel |
inyō-遺尿 | het bedplassen; enuresis |
inyōshō-遺尿症 | het bedplassen; enuresis |
inzai-印材 | materiaal voor het maken van zegels |
in'yō-飲用 | het (gebruiken om te) drinken; drinkbaar zijn |
iomante-イオマンテ | een Ainu-ceremonie waarbij een bruine beer wordt geofferd (nadat hij een bepaalde tijd in het dorp is grootgebracht) |
ippai-一杯 | (woord gebruikt voor het tellen, b.v.) 1 kop; 1 glas, etc. |
ippan-一斑 | een klein deel (van het geheel) |
ippanni-一般に | in het algemeen; doorgaans; gewoonlijk; in de regel |
ippitsu-一筆 | het schrijven van een kanji zonder opnieuw de schrijfpenseel in inkt te dopen |
ippitsu-一筆 | het schrijven in een eenvoudige stijl |
ippitsugaki-一筆書 | kalligrafie (werkstuk) in één keer, zonder het penseel opnieuw in de inkt te dopen |
ippitsusho-一筆書 | kalligrafie (werkstuk) in één keer, zonder het penseel opnieuw in de inkt te dopen |
ippon'yari-一本槍 | het doorzetten [volharden] met slechts één methode van begin tot eind |
ippu-一夫 | een man (in het bijzonder een soldaat) |
ipputasaisei-一夫多妻制 | (het gebruik) polygynie; veelwijverij (vorm van polygamie waarbij één man met meer dan één vrouw is getrouwd) |
iradatsu-苛立つ | geïrriteerd raken; het geduld verliezen |
irassharu-いらっしゃる | gaan; komen; langskomen [op visite komen]; zijn (beleefd voor het onderwerp van de handeling en met de -masu vorm, ook nog beleefd voor de toehoorder) |
ire-入れ | het (iets ergens) indoen |
irechigai-入れ違い | het elkaar tegenkomen; elkaar tegen het lijf lopen |
iriha-入端 | (in dans-gerelateerde podiumkunsten) het deel waar dans, zang, muziek, etc. worden uitgevoerd bij het verlaten van het podium |
iroage-色揚げ | het opnieuw verven (voor nieuwe kleur of opfrissen van vaal geworden kleding) |
irodori-彩り | het kleuren [schilderen; verven]; kleurschema; kleurenpatroon |
iroha-伊呂波 | een verzameling van in het totaal 47 karakters, die allen voorkomen in het gedicht iroha-uta |
iroha-伊呂波 | het ABC; de (eerste) beginselen; grondslagen; basis(principes) |
ironaoshi-色直し | het opnieuw verven [kleuren] van stof [kleding] |
ironaoshi-色直し | het wisselen van kleding [kostuum] tijdens gelegenheden zoals een huwelijk |
irozuke-色付け | het kleuren [verven; schilderen] |
iru-射る | (een pijl of kogels) raken (het doelwit); in het oog springen |
irusu-居留守 | het doen alsof je niet thuis bent (voor bezoekers) |
iryūhin-遺留品 | (bij politieonderzoek) voorwerpen die zijn achtergelaten door de dader; eigendommen van het slachtoffer; gevonden voorwerpen |
isei-異性 | het andere geslacht; de andere sekse |
iseiai-異性愛 | heteroseksualiteit |
ishi-頤使 | het de baas spelen; iemand onder controle houden |
ishibune-石船 | een schip voor het vervoer van stenen |
ishindenshin-以心伝心 | [禅宗で、言葉では表せない仏法の神髄を無言のうちに弟子に伝えること] (in het Zen Boeddhisme) de non-verbale transmissie van de essentie van de Boeddhistische concepten |
ishitsu-遺失 | verlies; vergetelheid; het verliezen; vergeten; (per ongeluk) achterlaten (b.v. een paraplu in de bioscoop) |
ishiyakiimo-石焼き芋 | zoete aardappel geroosterd [gepoft] op hete stenen |
ishizuki-石突き | (metalen) dop om het uiteinde [de punt] van een stok (zwaardschede; wapenstok; paraplu, wandelstok, e.d.] |
ishoku-委嘱 | het toevertrouwen (aan iem. van iets); iem. vragen iets te doen |
ishoku-移植 | het overplanten; uitplanten |
ishoku-移植 | (computer) het poorten; overzetten |
issai-一切 | niets; helemaal niet; niet in het minst |
issakunen-一昨年 | eerverleden jaar (het jaar voor het vorige jaar) |
isseichidai-一世一代 | het laatste optreden van een acteur, musicus, etc. |
isshi-一紙 | hetzelfde papier |
isshinni-一心に | van (ganser) harte; met heel het hart |
isshitsurieki-逸失利益 | gederfde winst (vermogensschade die bestaat uit het gemis van winst) |
issuru-逸する | over het hoofd zien; vergeten; weglaten |
isūsei-異数性 | aneuploïdie (het hebben van een afwijkend aantal chromosomen) |
isūtai-異数体 | aneuploïde; heteroploïde (een individu met een abnormaal aantal chromosomen) |
itaku-委託 | het toevertrouwen; opdracht; taak |
itariago-イタリア語 | de Italiaanse taal; het Italiaans |
itchō-一丁 | (woord gebruikt bij het tellen) één gerecht [portie; spel; wedstrijd; partij] |
itchōisshi-一張一弛 | het spannen en ontspannen (van een boog) |
itchōisshi-一張一弛 | het laten werken, dan laten rusten; de boog kan niet altijd gespannen zijn |
itoguchi-糸口 | het eind van de draad |
itosabaki-糸捌き | het bespelen van een snaarinstrument |
itsuraku-逸楽 | (ijdel) vermaak; het (alleen maar) genieten [plezier maken] |
itsushika-何時しか | voordat men het weet; voordat men er erg in heeft; onopgemerkt |
itten-一点 | eerste deel in het oude tijdsysteem, dat een uur in vier delen verdeelt |
ittōryōdan-一刀両断 | met één slag (van het zwaard) doormidden snijden |
iutokorono-言うところの | wat men noemt; zoals het genoemd wordt; de zogenaamde; bekend (staand) als; bij wijze van spreken |
iwaba-言わば | zo gezegd; als het ware; bij wijze van spreken; in zekere zin |
iwazumogana-言わずもがな | het spreekt vanzelf [hoeft niet gezegd te worden] |
iwazumogana-言わずもがな | het is beter er niets over te zeggen |
iyademo-嫌でも | of je het leuk vindt of niet |
iyagarase-嫌がらせ | het treiteren; kwelling; intimidatie |
iyaiya-嫌嫌 | het hoofd schudden (in weigering) |
iyasaka-弥栄 | (gelukwens:) veel geluk; hoera; het ga je goed |
izon-異存 | andersdenkend zijn; een andere [afwijkende] mening hebben; het oneens zijn (met iem.) |
izumonokami-出雲の神 | godheid van het Izumo heiligdom (wordt gezien als god van het huwelijk) |
jadō-邪道 | het pad van het kwaad; slechte pad |
jain-邪淫 | (boeddh.) overspel; het hebben van een buitenechtelijke relatie |
jakumetsu-寂滅 | het sterven; overlijden |
jakunikukyōshoku-弱肉強食 | het recht van de sterkste; de wet van de jungle |
jamakke-邪魔っけ | het lastig [hinderlijk; storend] zijn |
janaika-じゃないか | (vragend) is het niet?; is het niet zo dat? |
janken-じゃん拳 | het steen-papier-schaar spelletje (gebruikt om te loten of om te bepalen wie er eerst aan de beurt is) |
janomegasa-蛇の目傘 | papieren parasol (met het omcirkelde punt patroon) |
japan・basshingu-ジャパン・バッシング | zware kritiek op Japan; het afkraken van Japan (vooral op economisch gebied) |
jashū-邪宗 | naam voor het Christendom (tijdens het shogunaat) |
jasuto・mīto-ジャスト・ミート | goede timing; (honkbal) de bal precies op goede moment (met het midden van het slaghout) raken |
jiai-自愛 | het (goed) voor zichzelf zorgen |
jibaku-自爆 | het zichzelf opblazen; zelfmoordaanslag met een bom |
jibiki-地引き | het vissen met een sleepnet |
jibun-時分 | tijd; seizoen; tijd (van het jaar); uur |
jidan-示談 | (informele) overeenkomst buiten het gerecht om |
jidōfukushishisetsu-児童福祉施設 | instituut [instelling] voor het kinderwelzijn [welzijn van kinderen] |
jifun-自刎 | het zelfmoord plegen door zichzelf de keel door te snijden; zelfonthoofding |
jiga-自我 | het ego; (zich)zelf |
jigami-地神 | agrarische goden; goden van het land [de aarde] |
jiito-地糸 | draad die niet fabrieksmatig wordt gesponnen (traditioneel vaak gedaan als nevenactiviteit in o.a. het boerenbedrijf) |
jijun-耳順 | het zestigste levensjaar |
jikaku-字画 | (het aantal) penseelstreken van een kanji |
jikaku-磁覚 | magnetoceptie; magnetoreceptie (het kunnen waarnemen van magnetische velden) |
jikamaki-直播き | directe bezaaiing (het zaaien direct in het veld) |
jikatsu-自活 | zelfstandig levensonderhoud; het voorzien in eigen levensonderhoud |
jikei-自剄 | het zelfmoord plegen door zichzelf de keel door te snijden; zelfonthoofding |
jiketsu-自決 | zelfdoding (bij het op zich nemen van verantwoordelijkheid) |
jikidō-直堂 | (zen-boedddh.) de persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de gewaden en hoofddeksels van de monniken |
jikkendai-実験台 | het onderwerp van een experiment; proefpersoon |
jikohasan-自己破産 | het eigen faillissement aanvragen |
jikokenji-自己顕示 | het de aandacht trekken; aandacht op zichzelf vestigen; proberen op te vallen |
jikoru-事故る | (informele term voor) het veroorzaken van een ongeval (m.n. een verkeersongeval) |
jikoshōkai-自己紹介 | zelfintroductie; het zichzelf (aan iemand) voorstellen |
jikuashi-軸足 | (honkbal) pivotvoet; steunvoet (het standbeen wanneer een speler draait) |
jikyo-辞去 | het vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jimon-寺門 | (afk. voor) de Jimonha-secte (van het Tendai boeddhisme) |
jimon-自問 | vragen aan zichzelf; het zich afvragen |
jin-壬 | het negende zodiac teken |
jinaoshi-地直し | het voorbehandelen van stoffen om krimp of rek te voorkomen |
jinbotsu-陣没 | het sterven [doodgaan; gedood worden] in een oorlog (op het slagveld; aan het front) |
jinchūmimai-陣中見舞い | een helpend [aanmoedigend] bezoek aan soldaten aan het front |
jingasa-陣笠 | een lid van het Huis van Afgevaardigden dat geen speciale (regerings- of partij)post bekleedt |
jingasaren-陣笠連 | gewone leden [het kader] van een politieke partij |
jingi-神器 | heilige schat (m.n. de drie heilige schatten van de keizerlijke troon, het zwaard, het juweel, de spiegel) |
jinki-人気 | het temperament [de stemming] van mensen in een bepaald gebied |
jinkōchūzetsu-人工中絶 | abortus provocatus (het opzettelijk afbreken van een zwangerschap) |
jinkōgenso-人工元素 | synthetisch [kunstmatig] element |
jinkōninshinchūzetsu-人工妊娠中絶 | abortus provocatus (het opzettelijk afbreken van een zwangerschap) |
jinmei-人命 | het (menselijk) leven |
jinmukeiki-神武景気 | Jimmu Boom (periode van economische bloei in het midden van de jaren 1950) |
jinoshi-地伸し | het voorbehandelen van stoffen om krimp of rek te voorkomen |
jinsei-人世 | de mensenwereld; deze wereld; het (menselijk) bestaan; de maatschappij |
jinsei-人生 | een mensenleven; het leven (van iemand) |
jintai-人体 | het menselijk lichaam |
jintaimokei-人体模型 | anatomisch model van het menselijk lichaam |
jintō-人頭 | mensenhoofd; het hoofd van een mens |
jin'in-人員 | het aantal mensen |
jipangu-ジパング | Zipangu, de naam waarmee naar Japan wordt verwezen in Marco Polo's Reizen (het Engelse woord Japan is daarvan afgeleid) |
jiritsushinkei-自律神経 | het autonome zenuwstelsel |
jirō-耳漏 | oorsmeer; afscheiding uit het oor |
jisan-持参 | het meebrengen; meenemen |
jisei-自製 | het (iets) zelf maken |
jisei-辞世 | het overlijden; sterven |
jisei-辞世 | doodsgedicht; gedicht gecomponeerd op het sterfbed |
jiseisuru-自生する | natuurlijk [spontaan] groeien; in het wild groeien |
jisen-自薦 | het zichzelf aanbevelen [nomineren; voordragen] (b.v. voor een bepaalde positie of functie) |
jishakabushikishutokuken-自社株式取得権 | het recht hebben om eigen aandelen te verwerven |
jishohenshū-辞書編集 | lexicografie; het samenstellen van een woordenboek |
jisseikatsu-実生活 | realiteit; dagelijkse werkelijkheid; (in) het echte leven |
jissen-実践 | (praktische) toepassing; (uit)oefening; het in de praktijk brengen |
jisshakai-実社会 | de echte [werkelijke] maatschappij [wereld]; het echte [werkelijke] leven |
jitai-自体 | zelf; zichzelf; het eigen lichaam |
jitai-辞退 | het (beleefd) weigeren [afzien} van (een aanbod, uitnodiging, prijs, e.d.) |
jitsuzon-実存 | het bestaan [leven; zijn]; existentie |
jiyūhōninshugi-自由放任主義 | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
jiyūhonpō-自由奔放 | freewheelen; het kalm aandoen; zich niet druk maken |
jizen-事前 | het voorafgaande |
ji・endo-ジ・エンド | het einde |
jō-上 | vanuit het standpunt; met betrekking tot; vanwege |
jō-定 | zodanigheid; zo is het |
jōban-上番 | het dienst hebben; in dienst [functie] zijn |
jōbutsu-成仏 | het bereiken van de Verlichting; Boeddha worden |
jōbutsu-成仏 | het sterven [overlijden]; de dood |
jōchō-冗長 | het langdradig zijn |
jochō-助長 | bevordering; het bevorderen [begunstigen] |
jōdo-浄土 | (boeddh.) het pure [zuivere] land; het boeddhistisch paradijs; Sukhāvatī; het Westelijke paradijs (van Amida Boeddha) |
jōgen-上弦 | het eerste kwartier van de maanstand; maansikkel |
jogingu-ジョギング | het joggen |
jōhō-上方 | het bovenste gedeelte |
jōhō-乗法 | het vermenigvuldigen; vermenigvuldiging (wiskunde) |
jōin-上院 | de Eerste Kamer; het Hogerhuis; de Senaat |
jōju-成就 | verwezenlijking; prestatie; behaald succes; verworvenheid; hetgeen bereikt is |
jōjun-上旬 | de eerste tien dagen van de maand; het begin van de maand |
jōki-上気 | het blozen; het stijgen van bloed naar het hoofd |
jōki-上記 | het bovengenoemde; voornoemde |
jōkisuru-上気する | blozen; rood (in het gezicht) worden |
jokō-徐行 | het langzaam voortgaan; langzaam (gaan) rijden; vaart minderen |
jōkon-上根 | (boeddh.) iemand met heel veel spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
jōkyō-上京 | van het platteland naar de hoofdstad [naar Tokio] gaan |
jomaku-序幕 | het begin (van iets) |
jomei-助命 | het sparen van iemand's leven; genade; clementie; gratie verlening |
jomei-除名 | royement; het schrappen van iemands naam van de lijst |
jōmu-乗務 | het dienstdoen [werkzaam zijn] als bestuurder van een voertuig (trein, vliegtuig, e.d.) |
jōmukai-常務会 | directiecomité (met als taak het uitvoeren van het door de Raad van Bestuur vastgestelde beleid) |
jonidan-序二段 | de op 1 na laagste rang bij het sumo worstelen |
jōnō-上納 | het betalen (van geld of goederen) aan de overheid\ |
jōsei-醸成 | het brouwen |
jōsei-醸成 | het veroorzaken; teweegbrengen |
jōsen-乗船 | inscheping; inlading; het aan boord gaan |
josetsu-除雪 | het sneeuwruimen |
jōsha-浄写 | het netjes overschrijven (van aantekeningen, e.d.); een goede [nette] kopie (m.n. in schoonschrift) |
joshō-叙唱 | recitatief (verhalend deel in opera, oratorium, e.d.); het zingend spreken |
jōsho-浄書 | het netjes overschrijven (van aantekeningen, e.d.); een goede [nette] kopie maken (in schoonschrift) |
jōshūhan-常習犯 | recidive; herhaling van strafbare feiten; het opnieuw vervallen in dezelfde zonde [fouten] |
josō-女装 | het dragen van vrouwenkleding (door een man) |
josō-除草 | het onkruid wieden |
josondanpi-女尊男卑 | vrouwelijk chauvinisme; (het geloof in) de superioriteit van vrouwen over mannen (lett. de vrouw is geëerd, de man nederig) |
josūshi-助数詞 | counter: een woord of suffix dat wordt gekoppeld aan een telwoord (de verschillende counters geven de soorten van het getelde object aan) |
jotai-女体 | vrouwenlichaam; het lichaam van een vrouw |
jōtatsu-上達 | (het doorgeven van de wensen [meningen]) van ondergeschikten naar superieuren (bottom-up beleidsstructuur, met inspraak) |
jōyōkanji-常用漢字 | de officiële lijst van kanji die elke Japanse student tenminste moet kennen bij het afleggen van het examen voor het voortgezet onderwijs in Japan |
jōza-上座 | ereplaats; zitplaats voor een hooggeplaatst persoon of gast (aan het hoofd van de tafel) |
jōza-上座 | (in een Japanse kamer) de zitplaats ver van de ingang en het dichtste bij de alkoof |
jōzō-醸造 | destillatie; het brouwen |
juchū-受注 | het in ontvangst nemen van een levering [bestelling] |
judai-入内 | het betreden van het keizerlijk hof door de bruiloftsstoet van de toekomstige keizerin |
judaku-受諾 | het accepteren [aannemen] (van een uitnodiging, e.d.) |
judaku-受諾 | het accepteren; onderschrijven (van voorwaarden, verdragen, etc.) |
jūdansuru-縦断する | door het hele land [gebied] gaan [lopen; reizen] |
jūden-充電 | het (elektrisch) opladen |
judōkitsuen-受動喫煙 | het meeroken; passief roken (de rook inhaleren van de sigaret, sigaar of pijp van een ander) |
jūgen-重言 | kanji-combinatie waarin hetzelfde teken wordt herhaald |
jūgyōinmochikabuseido-従業員持ち株制度 | het systeem dat werknemers aandelen in de zaak (waar ze werken) kunnen hebben |
juhō-呪法 | (esoterisch boeddhisme) het zingen van spreuken |
jūji-十字 | het karakter voor het getal 10 |
jūji-十字 | het kruis (-teken) |
jukei-受刑 | bestraffing; het gestraft [veroordeeld] worden |
juken-受験 | het afleggen [maken] van een examen |
jukō-受講 | het volgen van een cursus of college |
jukushishugi-熟柿主義 | afwachtende houding; het principe om geduldig te wachten tot een kans zich voordoet |
jukyō-誦経 | het reciteren [hardop lezen] van een (Boeddhistische) soetra |
junan-受難 | (chr.) het lijden van Christus |
junankyoku-受難曲 | passiemuziek (over het lijden van Christus) |
junansetsu-受難節 | het (grote) vasten (veertigdaagse vasten, van Aswoensdag tot Pasen) |
jūnantaisō-柔軟体操 | rek- en strekoefeningen om het lichaam soepel te maken, meestal als warming-up voor een sport |
junia・bōdo・shisutemu-ジュニア・ボード・システム | Junior Raad van Bestuur systeem, waarbij jonge medewerkers binnen het bedrijf oplossingen mogen bedenken voor verschillende managementvraagstukken |
junpitsu-潤筆 | het kalligraferen of tekenen |
junpitsu-潤筆 | de vergoeding [beloning] voor het maken van een kalligrafie of tekening |
junpitsuryō-潤筆料 | de vergoeding [beloning] voor het maken van een kalligrafie of tekening |
junpūmanpan-順風満帆 | alles verloopt gladjes; alles loopt op rolletjes; het gaat voor de wind |
jun'en-順縁 | het feit dat in de natuurlijke loop der dingen de mensen sterven in volgorde van ouderdom |
jun'yō-準用 | het toepassen van (bepalingen van) regelgeving [wetgeving] |
juppei-恤兵 | het sturen van hulpgoederen [geschenken] aan soldaten (in de oorlog) |
juri-受理 | het ontvangen; aannemen; in ontvangst nemen |
jūrokumiri-十六ミリ | 16mm-film of een camera gebruikmakend van hetzelfde filmformaat |
jūrokumirikamera-十六ミリカメラ | een camera gebruikmakend van het 16 millimeter filmformaat |
jūryōage-重量挙げ | het gewichtheffen |
jusei-儒生 | een student die het Confucianisme bestudeert |
jushikakō-樹脂加工 | verwerking van (synthetische) hars |
jushin-受診 | het ondergaan van een [medisch] onderzoek; (dokters)consult |
jushō-受賞 | het winnen [krijgen] van een prijs |
jushō-授賞 | het toekennen van een prijs |
jushōshiki-受賞式 | plechtigheid bij het uitreiken van een prijs; officiële [ceremoniële] prijsuitreiking |
jussaku-述作 | een literair werk [boek]; het schrijven van een boek; auteurschap |
jutaku-受託 | het toevertrouwd worden met; in bewaring krijgen |
jūtakukōnyū-住宅購入 | aankoop [het kopen] van een huis |
jūten-充塡 | vulling; het vullen |
jūtenshugi-重点主義 | prioriteitssysteem; beleid [principe] van het zich richten op essentiële zaken |
jutsubu-述部 | het onderwerp (met bepalingen) van een zin |
jūya-十夜 | (boeddh. Jōdo-school) het ritueel van het zingen van Nembutsu gedurende 10 dagen en nachten (van de 6de tot 15de dag van de 10de maand (maankalender) |
jūyō-充用 | het iets reserveren [toewijzen; aanwenden] (voor een bepaald doel) |
kaban-下番 | het geen dienst hebben; buiten dienst [functie] zijn |
kabane-姓 | (arch.) erfelijke eretitel voor het hoofd van een clan (in het oude Japan) |
kabo-家母 | mater familias; het hoofd van een familie |
kabukijūhachiban-歌舞伎十八番 | het repertoire van de 18 beste kabukitheaterstukken |
kabukiyakusha-歌舞伎役者 | acteur in het Kabuki theater |
kabura-鏑 | (afk. voor) een pijl met een fluitje aan de pijlpunt, dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan |
kaburaya-鏑矢 | een pijl waar aan de punt een fluitje is bevestigd (dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan) |
kaburu-被る | op het hoofd dragen; opzetten |
kachō-家長 | pater [mater] familias; het hoofd van een familie |
kachō-花鳥 | de stemming [het gevoel] wanneer je geniet van het zien van bloemen en het horen van het gezang van vogels |
kachōfūgetsu-花鳥風月 | schoonheid in de natuur; de natuurlijke schoonheden in de Japanse esthetiek |
kachū-火中 | in het vuur; in de vlammen |
kadō-稼働 | de werking; het functioneren |
kadō-稼働 | het werken (en geld verdienen); aan het werk zijn |
kadobi-門火 | vuur dat brand bij de ingang van huizen tijdens het Bon festival, bij begrafenissen of huwelijken |
kaenshiki-火焔式 | aardewerk uit het midden van de Jomon-periode met deze decoratie |
kaeribana-返り花 | terugkeer in het werk na gestopt te zijn (b.v. van een prostituee of een acteur) |
kafu-家父 | pater familias (het hoofd van een familie) |
kafusu-カフス | manchet; handboord |
kaga-夏芽 | zomerknoppen (bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen) |
kagamibiraki-鏡開き | (lett. spiegel opening) Nieuwjaarsritueel van het snijden, eten en offeren van ronde mochi (rijst cakes) |
kagamibiraki-鏡開き | ceremonie van het openen van een vat sake |
kageboshi-陰干し | het drogen in de schaduw |
kagemusha-影武者 | iemand (het brein, de feitelijke leider) die achter de schermen werkt en anderen als marionetten bespeelt of gebruikt |
kagen-下弦 | het laatste kwartier van de maanstand |
kagenagara-陰ながら | van achter de schermen; vanaf de zijlijn; op de achtergrond; in het geheim |
kagihokku-鉤ホック | haak en oog (voor het dichtmaken van kleding) |
kagiri-限り | het einde (van het leven) |
kagura-神楽 | ceremoniële dans in het Shinto ritueel |
kagurauta-神楽歌 | kagura-lied (lied gezongen bij de ceremoniële dans in het Shinto ritueel |
kagyū-蝸牛 | slakkenhuis (in het oor); cochlea |
kahaku-仮泊 | (scheepvaart) het tijdelijk voor anker gaan |
kahan-過半 | het grootste deel; de meerderheid; meer dan de helft |
kahansū-過半数 | de meerderheid; het grootste aantal |
kahō-下方 | het onderste gedeelte |
kai-魁 | het vooruit lopen op anderen; initiatiefneming; baanbrekend werk |
kaibyaku-開白 | (boeddh.) het begin [de eerste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kaibyaku-開闢 | de schepping; het begin van de wereld |
kaidai-海内 | binnen de grenzen van de vier zeeën; het hele land; de (hele) wereld |
kaidame-買い溜め | het hamsteren; veel (op)kopen [inslaan] |
kaidashi-買い出し | het boodschappen gaan doen; uitgaan om boodschappen [inkopen] te doen |
kaidoku-回読 | het om de beurt [beurtelings] lezen |
kaieki-改易 | (hist.) het wegnemen van grondgebied, ambt of positie (op basis van strafrechtelijke vervolging, e.d.) |
kaien-開演 | het begin van een voorstelling [optreden] |
kaifū-開封 | het openen; openmaken |
kaigai-海外 | het buitenland; overzeese gebieden [landen] |
kaigaishinshutsu-海外進出 | handel expansie [uitbreiding] overzee; uitbreiding van handel naar het buitenland |
kaigen-戒厳 | krijgswet (in tijden van oorlog worden bestuurlijke en gerechtelijke bevoegdheden overgedragen aan het leger) |
kaigenrei-戒厳令 | krijgswet (in tijden van oorlog worden bestuurlijke en gerechtelijke bevoegdheden overgedragen aan het leger); staat van beleg |
kaigoken-介護犬 | assistentiehond; ADL-hond (om mensen met een handicap te helpen met Activiteiten van het Dagelijks Leven) |
kaigyō-開業 | het openen [opstarten] van een bedrijf [(medische) praktijk] |
kaihei-開閉 | het openen en sluiten |
kaihyō-開票 | het tellen van de (uitgebrachte) stemmen |
kaijō-開場 | het opengaan van de deuren van een zaal [theater] (voor een voorstelling) |
kaijōsuru-開錠する | ontgrendelen; van het slot doen |
kaika-開花 | het ontluiken [tot bloei komen] van bloemen |
kaikan-開館 | het opengaan (van een bibliotheek, bioscoop, etc.) |
kaikan-開館 | het openen (van een nieuwe bibliotheek, bioscoop, etc.) |
kaikō-開講 | het begin [de openingswoorden] van een lezing |
kaikoku-回国 | wandelen [reizen] door het land |
kaimaku-開幕 | het opgaan van het doek (van toneel) |
kaimei-改名 | naamswijziging; het aannemen van een nieuwe naam |
kaimei-階名 | een lettergreep die een toon in het sol-fa toonsysteem aangeeft |
kaimenhendō-海面変動 | verandering van het zeeniveau |
kaimon-開門 | het openen van een poort [ingang] |
kain-下院 | de Tweede Kamer; het Lagerhuis; het Huis van Afgevaardigden |
kairo-開炉 | (in Zen tempels, op de eerste dag van de 10de maand van de maankalender) het aansteken van de vuurhaard [open haard] |
kaisai-開催 | het houden [organiseren] van een evenement [conferentie; organisatie; tentoonstelling; opening] |
kaisaku-改作 | het herschrijven (van een eerdere versie); revisie (van een eerdere publicatie) |
kaisan-解散 | ontbinding; het opbreken; afbreken; uiteengaan; ontbinden (van een vergadering etc.) |
kaishiki-開式 | het begin [de opening] van een ceremonie [plechtigheid] |
kaishime-買い占め | speculatie (op de beurs); het massaal opkopen van aandelen |
kaisō-会葬 | het bijwonen van een begrafenis |
kaisō-回送 | het doorsturen [doorzenden] naar een ander adres |
kaisō-壊走 | het op de vlucht slaan (na een strijd); vlucht; aftocht |
kaisō-改装 | het bewerken [moderniseren] van de verpakking [vormgeving] (van b.v. boeken, e.d.) |
kaisū-回数 | het aantal keren; de frequentie |
kaisuiyoku-海水浴 | het zwemmen in zee [in de oceaan] |
kaiteki-快適 | het aangenaam [prettig; plezierig] zijn |
kaiten-開店 | (winkel)opening; het openen van een winkel |
kaitō-解凍 | het ontdooien |
kaitō-解凍 | (computer) het decomprimeren; unzippen |
kaizome-買い初め | de eerste aankoop van het jaar |
kaji-鍛冶 | het smeden; smeedwerk |
kajiru-齧る | het tokkelen; een snaarinstrument bespelen |
kajitori-舵取り | (lett. of fig.) het sturen (in een bepaalde richting); aan het roer staan; leiderschap; leiding |
kajūrōdō-過重労働 | overwerk; het te hard [veel] werken |
kakakutenkai-価格転嫁 | het doorberekenen van prijsstijgingen, zoals van grondstofkosten en arbeidskosten |
kakarijoshi-係助詞 | verbindend partikel (waarmee een specificatie verderop in de zin wordt gekoppeld aan hetgeen ervoor staat (wa, mo, koso, demo, shika, sae, dani) |
kakebarai-掛け払い | het betalen [voldoen] van de rekening(en) |
kakegoto-賭け事 | weddenschap; gokkerij; het gokken |
kakehiki-駆け引き | het onderhandelen (over de prijs van iets); afdingen |
kakehiki-駆け引き | de opmars of terugtrekking van troepen (op het slagveld) |
kakeme-掛け目 | leenwaarde; verhouding van de hoogte van een lening t.o.v, het onderpand |
kakemochi-掛け持ち | het hebben van twee verschillende (parttime) banen |
kakeochi-駆け落ち | het weglopen (met); ervandoor gaan |
kaketori-掛け取り | het innen van (openstaande) rekeningen |
kaki-下記 | het volgende; onderstaande; hieronder genoemde |
kakidashi-書き出し | de eerste zin [alinea]; het begin van een (geschreven) tekst; openingswoord(en) |
kakin-課金 | het in rekening brengen [factureren] |
kakin-課金 | het betalen voor virtuele goederen of premium functies (b.v. in een videogame) |
kakiotosu-書き落とす | bij het schrijven iets (per abuis) weglaten [overslaan] |
kakitori-書き取り | het dicteren [dictaat opnemen]; transcriberen; uitschrijven |
kakizome-書初め | eerste kalligrafie van het jaar |
kakki-画期 | overgang van het ene tijdperk naar het andere; verandering van tijdperk; begin van een nieuw tijdperk |
kakō-華甲 | iemand van 61 jaar oud (het eerste karakter kan worden opsplitst in een zes, een tien, en een één) |
kako-過去 | het verleden; de voorbije tijd |
kakon-禍根 | wortel [bron; oorsprong] van het kwaad [van rampspoed; onheil; tegenspoed] |
kaku-獲 | het in beslag nemen; verkrijgen; opbrengen |
kaku-隔 | (voorvoegsel) afwisselend; om de [het] |
kakufukakusanjōyaku-核不拡散条約 | (NPV) het Non-proliferatieverdrag (het verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens) |
kakugo-覚悟 | het weten en begrijpen (van iets) |
kakuhan-攪拌 | het roeren; (op)kloppen |
kakuhitsu-擱筆 | de pen [het penseel] neerleggen en stoppen met schrijven |
kakuho-確保 | het veiligstellen [waarborgen] |
kakuho-確保 | het zekeren (bij bergbeklimmen) |
kakujikken-核実験 | (het uitvoeren van) kernproeven |
kakurekirishitan-隠れキリシタン | geheime [ondergedoken] christelijke kerkgemeenschap (tijdens de onderdrukking van het christendom door het Tokugawa shogunaat in de Edo periode) |
kakushi-客死 | het sterven op reis [tijdens verblijf in het buitenland] |
kakushu-鶴首 | het uitkijken naar (iets leuks); tegemoet zien; verlangend afwachten |
kakyō-佳境 | het sleutelmoment [de climax; het hoogtepunt] (van een verhaal, discussie, etc.) |
kamadashi-窯出し | het uitladen (van een pottenbakkersoven) |
kamataki-罐焚き | het stoken; aansteken; verwarmen |
kamayaki-窯焼き | het stoken (pottenbakkersoven) |
kamayude-釜茹で | het koken in een ketel [pot] |
kamazume-窯詰め | het laden (in een pottenbakkersoven) |
kamei-加盟 | deelname; toetreding; het lid worden van een organisatie of groep |
kamenokō-亀の甲 | het rugschild van een schildpad |
kamenokō-亀の甲 | het (schildpadschild-vormige) bovendek bij de boeg van een Japans schip (ter bescherming tegen opspattend water.) |
kamera・ai-カメラ・アイ | observatie [reportage] (gedetailleerd) als door het oog van een camera |
kamiawase-噛み合わせ | het tanden [kaken] op elkaar klemmen |
kamigakari-神懸かり | goddelijke verschijning [bezetenheid]; goddelijke geest in het lichaam van een persoon |
kamigata-上方 | Kyoto en het omringende gebied; de Kansai regio |
kamihanki-上半期 | het eerste halfjaar; de eerste helft van het (fiscale) jaar |
kamikazari-髪飾り | haar sieraad; versiering (speld etc.) voor in het haar |
kamikaze-神風 | de bijnaam van het speciale luchtmacht-aanvalskorps tijdens de Tweede Wereldoorlog |
kaminokuni-神の国 | (Christendom) het Koninkrijk van God; het Koninkrijk Gods; Hemel |
kamisuki-紙漉き | het maken van papier |
kamite-上手 | de linkerkant van het toneel [podium] (vanuit het podium gezien) |
kamitsuka-過密化 | het proces van overbevolking |
kamiwaza-神業 | het werk van god; wonder; bovenmenselijke prestatie |
kamiyui-髪結い | het kappen [opmaken; knippen] van het haar |
kamiza-上座 | ereplaats; zitplaats voor een hooggeplaatst persoon of gast (aan het hoofd van de tafel) |
kamiza-上座 | (in een Japanse kamer) de zitplaats ver van de ingang en het dichtste bij de alkoof |
kamizutsumi-紙包み | (met papier) ingepakt pakket; het iets inpakken [verpakken] met papier |
kamon-下問 | (het stellen van) een vraag aan een ondergeschikte [lager geplaatste persoon] |
kamoshirenai-かも知れない | het kan; zou kunnen; misschien; mogelijk |
kan-燗 | het opwarmen van sake [rijstwijn] |
kana-かな | (aan het einde van een zin) ik vraag me af of; zal ik maar; zou ik |
kana-かな | (aan het einde van een zin, met een ontkenning) ik wens dat; ik hoop dat; ik wou dat |
kanaa-かなあ | (aan het einde van een zin) ik vraag me af of; zal ik maar; zou ik |
kanaa-かなあ | (aan het einde van een zin, met een ontkenning) ik wens dat; ik hoop dat; ik wou dat |
kanakana-かなかな | avondcicade (naar het geluid dat die maakt) |
kaname-要 | het essentiële [belangrijkste] punt (waar alles om draait); fundament; hoeksteen |
kanashibari-金縛り | (fig.) vastzitten [gebonden] zijn aan; door de macht van het geld beperkt zijn |
kanban-看板 | het sluiten (van een winkel, restaurant, e.d.); sluitingstijd |
kanben-冠冕 | kroon (hoofddeksel voorgeschreven en gedragen aan het hof) |
kanbō-官房 | secretariaat (werkend) voor leidinggevende functionarissen van het kabinet [de ministeries] |
kanbōchōkan-官房長官 | leider van het kabinetssecretariaat [kabinetschef] van Japan |
kanchū-寒中 | midwinter; midden in de winter; het koude jaargetijde |
kanden-感電 | het een elektrische schok krijgen; geëlektrocuteerd worden |
kanemōke-金儲け | het geld verdienen; winst maken |
kanetsu-加熱 | het (iets) verwarmen; opwarmen |
kangaku-漢学 | in Japan, de premoderne studie van China (m.n. het Confucianisme); sinologie |
kangeki-観劇 | theaterbezoek; het naar een theater(voorstelling) gaan |
kangetsu-観月 | het kijken naar de maan |
kangiku-観菊 | het kijken naar chrysanten |
kango-漢語 | van oorsprong Chinees woord [Chinese uitdrukking] in het Japans |
kangyo-還御 | terugreis van de keizer [shogun] (of leden van het hof) |
kanikakuni-かにかくに | dat en dat; het een en het ander; verschillende dingen |
kanji-漢字 | Chinese karakters in het Japans |
kankan-看貫 | weging; het wegen van iets |
kankasuru-看過する | iets over het hoofd zien; toleren; door de vingers zien; oogluikend toestaan |
kanken-官憲 | autoriteiten; het gezag; de overheid |
kanki-乾季 | het droge seizoen |
kankō-還幸 | terugkeer van een Keizer naar het paleis |
kankokugo-韓国語 | het Koreaans; de Koreaanse taal |
kankonsōsai-冠婚葬祭 | belangrijke ceremoniële gelegenheden in het leven (zoals bruiloften, begrafenissen en andere rituelen) |
kanmatsu-巻末 | het slot [einde] van een boek |
kannai-管内 | binnen het rechtsgebied; onder de jurisdictie (van) |
kannoiri-寒の入り | het begin van de midwinter periode (6 januari) |
kanō-嘉納 | het (met genoegen) aannemen [accepteren] van iets (een geschenk, suggestie, advies, etc.) |
kanoe-庚 | het zevende teken van decaden (de tien hemelstammen) van de Chinese lunisolaire kalender |
kanoto-辛 | het achtste teken van de decaden (de tien hemelstammen) van de Chinese lunisolaire kalender |
kanran-観覧 | bezichtiging; bezoek; het gaan bekijken; toeschouwen |
kanryū-貫流 | doorstroming; het stromen door |
kanseki-漢籍 | Chinees boek; boek geschreven in het Chinees |
kansetsu-環節 | segment van het lichaam van een ringworm of geleedpotige |
kanshinsei-完新世 | het holoceen (geologisch tijdperk) |
kansho-漢書 | een boek in het Chinees; een Chinees boek |
kansō-完走 | (bij een hardlooprace) het afleggen van de gehele afstand (van startplaats tot finish); een race helemaal uitlopen |
kansō-観相 | Japanse gedicht over menselijke (sociale) omstandigheden en het leven |
kansonminpi-官尊民卑 | het plaatsen van bureaucraten en ambtenaren boven het volk; het aannemen dat de bestuurders [de staat] belangrijker zijn dan het volk |
kansui-灌水 | het begieten van [water geven aan] planten [gewassen] |
kansui-鹹水 | zout [brak] water; het zilte nat |
kantongo-広東語 | het Kantonees (Chinees dialect) |
kantorī・uea-カントリー・ウエア | kleding die geschikt is om op het platteland te dragen |
kanwa-官話 | het mandarijn (Chinese taal) |
kanwa-漢和 | (kanji) woordenboek van Chinese karakters in het Japans |
kanzashi-簪 | sierspeld voor in het haar |
kanzen-間然 | het bekritiseren; kritiek [aanmerkingen; berisping; afkeuring] oproepen |
kanzenshitsugyōritsu-完全失業率 | het volledige werkloosheidspercentage (gebaseerd op het aantal mensen dat actief op zoek is naar werk) |
kan'yō-涵養 | het cultiveren [kweken; verzorgen] |
kaomishiri-顔見知り | het kennen van iem. (alleen) van gezicht |
kaotsunagi-顔繋ぎ | het (regelmatig) contact houden [bij elkaar komen] |
kappa-河童 | (lett. rivierkind) een (aap-kikkerachtig) watermonster uit de Japanse mythologie, met een met vocht gevulde holte op het hoofd waar hij kracht uit put |
kappan-活版 | het letterzetten; typografie |
kappuringu-カップリング | verbinding; koppeling; het verbinden [koppelen] |
karabumi-漢書 | een boek in het Chinees; een Chinees boek |
karakami-唐紙 | Chinees papier met patronen erop gedrukt (in de Heian periode gebruikt als schrijfpapier, en later voor het bedekken van fusuma (schuifdeuren)) |
karamawari-空回り | het stationair draaien (van een motor) |
karanishiki-唐錦 | Chinees brokaat; brokaat in Chinese stijl (gekenmerkt door patronen met rode tinten waardoor het vaak wordt vergeleken met herfstbladeren) |
karaseki-乾咳 | het kuchen om aandacht te trekken |
karāsuketchi-カラースケッチ | kleurenschets |
karauri-空売り | (short selling) het verkopen van effecten die men niet in eigen bezit heeft (om snel te kunnen anticiperen op koerswisselingen) |
karei-加齢 | veroudering; het ouder worden |
kari-借り | lening; schuld; het lenen |
kari-狩り | jacht; het jagen; oogsten |
kariire-借り入れ | het lenen (van geld) |
karikoshi-借り越し | het teveel lenen; te zware lening (in verhouding met het onderpand) |
karinige-借り逃げ | het vluchten [ervandoor gaan] met achterlating van schuld(en) |
karinui-仮縫い | het met rijgsteken vastnaaien |
karō-過労 | veel overwerk; het buitensporig hard werken; het zich teveel inspannen |
karu-駆る | voortdrijven; voortjagen; opdrijven (van vee); het paard de sporen geven |
karyōbinga-迦陵頻伽 | (in het (Boeddhisme) Kalaviṅka, onsterfelijk wezen met een menselijk hoofd en het lichaam van een vogel |
kasaage-嵩上げ | het verhogen; ophogen; verhoging |
kasei-河清 | (het helder worden van de (altijd troebele) Gele Rivier (China), een analogie voor:) hopen op iets dat niet verwezenlijkt zal worden |
kasen-化繊 | synthetische vezels |
kasha-仮借 | een fonetisch leenteken (gebruikt om een ander woord te maken, zonder rekening te houden met het semantische aspect ervan) |
kasha-火車 | een Japans mythisch monster (waarvan wordt vertelt dat het lijken eet) |
kashaku-仮借 | het lenen |
kashaku-仮借 | het vergeven; vergiffenis; genade |
kashidaorehikiatekin-貸し倒れ引当金 | een fonds voor het vergoeden van oninbare leningen [schulden] |
kashidaorejunbikin-貸し倒れ準備金 | een fonds voor het vergoeden van oninbare leningen [schulden] |
kashidashikinsendaka-貸し出し金銭高 | het volledige bedrag uitgeleend aan een individu of instantie door een bank |
kashidashikyōsō-貸し出し競争 | concurrentie op het gebied van leningen |
kashikoshi-貸し越し | openstaande rekening; het rood staan |
kashin-花心 | het hart van een bloem (waar de stamper en meeldraden zitten) |
kashira-頭 | het hoofd; de baas; de leider |
kashira-頭 | topdeel aan het eind van de zwaardgreep |
kashira-頭 | topgedeelte van kanji als hoofdelement in het classificatie systeem van kanji |
kashitsukeshintaku-貸付信託 | geldtrust (beheert het geld bij een trustbank) |
kashiya-貸家 | het verhuren van een huis; verhuurd huis; huurhuis |
kashō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Tendai boeddhisme) |
kashō-歌唱 | zang; het zingen |
kashoku-火食 | (het eten van) gekookt [gebakken] voedsel |
kashoku-貨殖 | het verdienen [vergaren] van geld; geldmakerij |
kasō-仮装 | het zich verkleden [vermommen]; vermomming |
kasshō-滑翔 | het (door de lucht) zweven |
kassō-滑走 | het glijden; schuiven; schaatsen; sleeën |
kassō-滑走 | het taxiën (van een vliegtuig |
kasui-下垂 | het hangen; bungelen |
kasumime-翳み目 | aandoening waarbij het gezichtsvermogen is verslechterd door ouderdom, ziekte, etc.; slechtziendheid |
katagami-型紙 | papieren knippatroon (voor het maken van kleding) |
katahada-片肌 | één schouder ontbloot (bij het dragen van een kimono) |
kataho-片帆 | het kantelen van het zeil, bij het varen met zijwind |
katakana-片仮名 | het katakana syllabe schrift |
katamen-片面 | de helft van het gezicht |
katamiwake-形見分け | het verdelen [uitdelen] van aandenkens (aan een overledene) |
katanarashi-肩慣らし | warming-up; het opwarmen (voor sporten) |
katanarashi-肩慣らし | het iets uitproberen; oefeningen vooraf |
katatsu-下達 | (het doorgeven van instructies) van superieuren naar ondergeschikten (top-down beleidsstructuur, zonder inspraak) |
katēteru-カテーテル | (med.) katheter; sonde |
katsuraku-滑落 | het uitglijden [afglijden] (van een helling, e.d.) |
kattāshatsu-カッターシャツ | shirt met lange mouwen; overhemd met vaste kraag en manchetten |
kattingu-カッティング | (uit)snijden; knippen; het aanbrengen van groeven in langspeelplaat |
kattoin-カットイン | het invoegen van een korte scène in een bij film of televisie |
katto・gurasu-カット・グラス | geslepen [gegraveerd] glas; techniek van het glas slijpen [graveren] |
kaunto-カウント | het uittellen (van een bokser) |
kawahagi-皮剥ぎ | het villen (van een dier); ontvellen; ontschorsen |
kawanagare-川流れ | het meegesleurd worden door de rivier |
kawanagare-川流れ | verdrinking; het verdrinken (in een rivier) |
kawaoto-川音 | het geruis [gekabbel] van een rivier; geluid van stromend (rivier) water |
kawarihateru-変わり果てる | geheel (in het nadeel) veranderd zijn; achteruit gegaan [verlopen] zijn |
kawasehendō-為替変動 | koersschommelingen; het schommelen van de wisselkoers |
kawatarō-河太郎 | (lett. rivierkind) een (aap-kikkerachtig) watermonster uit de Japanse mythologie, met een met vocht gevulde holte op het hoofd waar hij kracht uit put |
kawaya-厠 | huis(je) aan [over] het water |
kawazuri-川釣り | het vissen in de rivier |
kayoi-通い | het komen en gaan; verkeer |
kayoi-通い | het bedienen [serveren; brengen] van eten (door kelners, e.d.) |
kayoiji-通い路 | route naar het huis van een geliefde |
kayubara-粥腹 | het (zwakke) gevoel in de maag na het eten van (rijst)pap (i.p.v. stevig voedsel) |
kazamachi-風待ち | het wachten op een gunstige wind (scheepvaart) |
kazashio-風潮 | getijde waarbij het waterpeil van de zee stijgt als gevolg van harde wind vanuit de zee richting het land |
kazasu-挿頭す | een versiering (b.v. een bloem) in het haar steken |
kazasu-翳す | iets ergens boven houden (b.v. om het licht te blokkeren) |
kazemachi-風待ち | het wachten op een gunstige wind (scheepvaart) |
kazokuseido-家族制度 | toonbeeld [normen] voor het familieleven |
kazokuseido-家族制度 | systeem waarin familieleden onder sterke controle staan van het familiehoofd |
kazu-数 | het (op)tellen |
kazukeru-被ける | bij iemand een hoed op het hoofd zetten |
kebyō-仮病 | het simuleren [veinzen] van een ziekte |
kechigan-結願 | (boeddh.) het einde [de laatste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kechigannichi-結願日 | (boeddh.) de laatste dag van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kedo-けど | toch? (een partikel aan het eind van een elliptische zin waarmee de reactie van de gesprekspartner gepeild wordt) |
kegawari-毛替り | rui; het verharen |
kēgeru-ケーゲル | pubococcygeale spier (spier van het bekkenbodem) |
kei-桂 | het paard in het Japans schaakspel shōgi |
keichitsu-啓蟄 | het ontwaken der insecten; de dag dat insecten na de winter uit de grond komen (ca. 6 maart) |
keidai-境内 | binnen het grensgebied |
keidai-境内 | binnen het terrein [complex] van een tempel [heiligdom] |
keien-敬遠 | respectvolle afstand (tussen personen); het iemand omzeilen; in een boog om iemand heen lopen |
keien-敬遠 | (honkbal) het (tactisch) geven van een vrije loop aan een (sterke) slagman door de werper |
keigai-境外 | buiten het grensgebied |
keihōgakusha-刑法学者 | strafrechtwetenschapper; geleerde in het strafrecht |
keijijō-形而上 | het metafysische; het bovennatuurlijke |
keijika-形而下 | het fysische; het fysieke (overeenkomend met de natuur) |
keijō-啓上 | het (iem.) respectvol toespreken [aanspreken]; het woord richten tot iemand |
keijō-計上 | het opnemen van alle kosten [bedragen] in een totale berekening |
keijoshi-係助詞 | verbindend partikel (waarmee een specificatie verderop in de zin wordt gekoppeld aan hetgeen ervoor staat (wa, mo, koso, demo, shika, sae, dani) |
keika-経過 | het voorbijgaan (van tijd) |
keiki-京畿 | gebied(en) in de buurt van Kyoto [van het keizerlijk paleis} |
keikizuke-景気づけ | het oppeppen; opvrolijken; aanmoedigen; een boost geven |
keikoku-経国 | het regeren [besturen] van een land [staat] |
keikyoku-荊棘 | obstakel; bron van moeilijkheden; doorn (in het oog) |
keinen-経年 | het verstrijken [voorbijgaan] van jaren; verloop der jaren |
keirin-競輪 | Keirin (discipline in het baanwielrennen) |
keisen-係船 | het afmeren [aanleggen] van een schip |
keishiki-形式 | de vorm; gedaante; het uiterlijk |
keishiki-形式 | (fil.) de structuur van de verschillende elementen tesamen; de essentiële vorm van iets; het essentiële kenm |
keishō-継承 | (erf)opvolging; het overdragen [voortzetten] (van een traditie, situatie, e.d.) |
keisuru-刑する | het uitvoeren van een doodstraf; executeren; terechtstellen |
keitai-携帯 | het bij zich dragen; meenemen; meebrengen |
keitō-継投 | (honkbal) het vervangen van de actieve werper |
keizoku-係属 | het in behandeling [hangende; onbeslist] zijn |
kekki-決起 | het vastbesloten [resoluut] in actie komen; daadkrachtig optreden; opspringen |
kekkonsuru-結婚する | trouwen; in het huwelijk treden |
kekkyo-穴居 | het wonen in een grot; hopbewoning; troglodytisme |
kemari-蹴鞠 | een balsport, waarbij de bal de grond niet mag raken, gespeeld door Japanse hovelingen aan het keizerlijk hof (Heian periode) |
kemikaru・shūzu-ケミカル・シューズ | schoeisel vervaardigd van synthetische materialen; kunstleren schoenen |
ken-間 | de lijnen op het speelbord van go of shogi (Japans schaken) |
kenbutsu-見物 | het bezoeken van bezienswaardigheden; sightseeing |
kenchi-検知 | het via apparatuur de oorzaak van een defect [storing; gebrek] achterhalen |
kenden-喧伝 | verspreiding (nieuws etc.); het verkondigen; rondbazuinen |
kengai-県外 | buiten het rechtsgebied van een prefectuur |
kengai-遣外 | uitgezonden worden naar het buitenland |
kengaku-兼学 | het tegelijkertijd bestuderen van de leer van verschillende scholen of sekten |
kengamine-剣ヶ峰 | het hoogste gedeelte [het bovenvlak] van een sumo-ring (m.n. de rand ervan) |
kengamine-剣ヶ峰 | penibele situatie; in het nauw (zitten) |
kengen-献言 | het geven van een mening [voorstel; advies] (aan een meerdere) |
kengen-献言 | het advies [voorstel] (gegeven aan een meerdere) |
kengenhan'i-権限範囲 | jurisdictie; binnen de zeggenschap [het gezag] van |
kengō-剣豪 | een meester in het zwaardvechten |
kengyū-牽牛 | Altair (alpha Aquilae, de helderste ster in het sterrenbeeld Arend) |
kengyūsei-牽牛星 | Altair (alpha Aquilae, de helderste ster in het sterrenbeeld Arend) |
kenji-堅持 | het vasthouden aan; handhaven |
kenji-検字 | index in kanji woordenboeken gebaseerd op het totale aantal penseelstreken |
kenjō-献上 | schenking [het schenken] van iets aan iemand die hoger in rang of sociale positie is |
kenka-献花 | bloemenoffer; het offeren van bloemen |
kenka-県下 | gebied dat onder het bestuur van een prefectuur valt |
kenka-県下 | binnen het grensgebied van een prefectuur |
kenkan-顕官 | (onder het Ritsuryo-systeem) lagere regeringsposities [functies] die als belangrijk werden beschouwd |
kenkenfukuyō-拳拳服膺 | altijd in gedachten houden; in het geheugen gegrift hebben |
kenketsu-献血 | bloeddonatie; het doneren van bloed |
kenkō-兼行 | het meerdere dingen tegelijkertijd doen |
kenkon-乾坤 | hemel en aarde; het heelal; universum |
kenma-研磨 | het polijsten; slijpen; oppoetsen |
kenma-研磨 | het hard [ijverig] studeren; (kennis) oppoetsen; bijschaven |
kenmen-券面 | de voorzijde van een obligatie, certificaat, e.d. (waar het geldbedrag op staat) |
kenmu-兼務 | het twee functies tegelijkertijd bekleden; twee taken [opdrachten] tegelijk uitvoeren |
kennai-県内 | binnen het rechtsgebied van een prefectuur |
kennan-剣難 | (de. rampspoed van) het gewond of gedood worden door een zwaard |
kennawa-間縄 | een touw dat wordt gebruikt om de plantafstand te markeren bij het zaaien of planten van zaailingen |
kennin-兼任 | het tegelijkertijd dienen; twee posten tegelijk bekleden |
kenninjigaki-建仁寺垣 | omheining van bamboe (zoals voor het eerst gebruikt bij de Kenninji-tempel) |
kenpai-献杯 | het een toost uitbrengen; proosten |
kenpeiritsu-建蔽率 | bebouwingspercentage; verhouding tussen het grondoppervlak en het oppervlak van de bebouwing |
kenpitsu-健筆 | het vaardig [goed] schrijven van een tekst |
kenpō-剣法 | het zwaardvechten; zwaardvechtkunst |
kenpoku-硯北 | en woord dat naast het adres van een brief wordt toegevoegd om respect te tonen |
kenshin-見神 | mystiek godsbesef (het voelen van de aanwezigheid van God) |
kenshō-見性 | (zen-boeddhisme) het zien van de eigen ware aard |
kensū-件数 | het aantal zaken [gevallen; gebeurtenissen] |
kensui-建水 | een spoelbak waarin het water wordt opgevangen van het wassen van theekopjes na de theeceremonie |
kensui-懸垂 | het hangen; bungelen |
kentai-献体 | lichaamsdonatie; terbeschikkingstelling van het lichaam na de dood (voor medisch onderzoek) |
kenukiawase-毛抜き合わせ | het perfect [precies] in [aan] elkaar passend zijn (van stukken stof; patronen, e.d.) |
kenzan-検算 | het controleren [nakijken] van een berekening |
ken'ei-献詠 | het opdragen van een gedicht aan een vorst, heiligdom, e.d. |
ken'in-牽引 | tractie; het trekken; slepen |
ken'yō-兼用 | het gebruik van iets voor verschillende doeleinden |
ken'yō-兼用 | het gebruik van iets door verschillende personen |
keppai-欠配 | gebrek [tekort] aan rantsoenen; niet-levering van rantsoenen; het niet uitbetalen van salarissen; het opschorten van lonen |
keppatsu-結髪 | het haar op een traditionele stijl arrangeren [kappen] |
keshin-化身 | incarnatie; manifestatie; het verschijning van goden, Boeddha's, demonen, e.d, in menselijke vorm |
kessan-決算 | afsluiting (in de boekhouding van het kasboek) |
kessho-血書 | het schrijven met (eigen) bloed; een document geschreven met bloed |
kesshōten-決勝点 | het winnende [beslissende] punt; de winnende goal |
kessoku-結束 | het dragen [aandoen; aantrekken; aangespen] van kleding en wapenrusting |
ketsumei-結盟 | het aangaan van een alliantie [bondgenootschap]; het sluiten van een verbond |
ketsuniku-血肉 | vlees en bloed; het lichaam |
ketsuraku-欠落 | gebrek (aan); het ontbreken (van); gemis |
ketsurei-欠礼 | het nalaten iemand te begroeten [te complimenteren]; gebrek aan respect [beleefdheid; manieren] |
ke・sera・sera-ケ・セラ・セラ | wat zal zijn, zal zijn (d.w.z. berust in je lot; neem het leven zoals het komt) |
kian-起案 | het opstellen van een plan [contract] |
kiba-騎馬 | het paardrijden |
kibansofuto-基盤ソフト | infrastructurele software (bedrijfssoftware specifiek ontworpen voor het uitvoeren van basistaken, zoals interne diensten en processen) |
kibaru-気張る | zich (tot het uiterste) inspannen; zwoegen |
kiboku-亀卜 | waarzeggerij met behulp van het schild van een schildpad (door dat te verbranden en daarna het patroon van de scheuren die waren ontstaan te bekijken) |
kibutsu-帰仏 | bekering tot het Boeddhisme |
kichō-帰朝 | terugkeer uit het buitenland |
kidō-起動 | het opstarten |
kieiru-消え入る | het bewustzijn verliezen; sterven |
kieuseru-消え失せる | (uit het zicht) verdwijnen; spoorloos verdwijnen; vervliegen |
kifuda-木札 | houten plaatje (m.n. voor het schrijven van naam en adres) |
kifutsu-帰仏 | bekering tot het Boeddhisme |
kigae-着替え | het omkleden; andere kleren aantrekken |
kigan-帰雁 | wilde ganzen die in de lente teruggaan naar het Noorden |
kigan-祈願 | gebed; het bidden |
kigentsukitegatakaisōba-期限付手形買相場 | markt voor het kopen van facturen met een vaste looptijd |
kigo-綺語 | (boedddh., een van de tien kwaden) loze woorden die indruisen tegen de waarheid; iets mooier voorstellen dat het is |
kihitsu-起筆 | beginpunt van een penseelstreek (bij het kalligraferen) |
kiji-生地 | het ruwe [natuurlijke] materiaal; onbewerkte stof |
kijiku-機軸 | het middelpunt [centrum] van activiteit |
kijō-騎乗 | het paardrijden |
kijutsu-既述 | het eerder [hierboven] genoemde |
kika-机下 | respect uitdrukkende woord(en) links onderaan een brief gericht aan (het bureau van) een (hooggeplaatste) geadresseerde |
kikaitaisō-器械体操 | toestelturnen; het turnen [gymnastiek] met gebruik van toestellen |
kikajin-帰化人 | immigrant naar het oude Japan vanuit China of Korea |
kikaku-企画 | het plannen; planning; plan; project |
kikan-旗艦 | het vlaggenschip |
kikan-気管 | tracheae (ademhalingsorgaan van insecten, bestaande uit buisvormige structuren door het hele lichaam) |
kikan-貴官 | respectvolle term voor het persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon, wordt gebruikt voor overheidsfunctionarissen, militair personeel, e.d. |
kikaseru-聞かせる | (iemand iets) aan het verstand brengen; (fig.) het erin stampen |
kikichigai-聞き違い | het verkeerd horen [verstaan] |
kikidokoro-聞き所 | (van een speech) een belangrijk punt; het belangrijkste deel; de belangrijkste passage |
kikifurusu-聞き古す | een cliché worden; afgezaagd worden (omdat je het al zo vaak hebt gehoord) |
kikigaki-聞き書き | woordelijk (opgeschreven) verslag; het opschrijven van wat je hoort |
kikiippatsu-危機一髪 | op een haar na; op het nippertje; nog net op tijd |
kikikomi-聞き込み | het verkrijgen van informatie door te luisteren [vragen] |
kikimimi-聞き耳 | het aandachtig luisteren |
kikinagasu-聞き流す | niet letten op; geen aandacht schenken aan; het ene oor in en het andere oor uit laten gaan |
kikioboe-聞き覚え | het leren door luisteren |
kikiosame-聞き納め | de laatste kans om (het) te horen |
kikitori-聞き取り | het luisteren naar anderen; het opdoen van informatie [kennis] door luisteren |
kikitsutaeru-聞き伝える | het van anderen horen; informatie krijgen uit de tweede hand; iets weten van horen zeggen |
kikiwake-聞き分け | het goed luisteren; redelijkheid; volgzaamheid |
kikizake-聞き酒 | sake proeverij; het sake proeven |
kikkake-切っ掛け | actie of signaalwoord om het volgende bedrijf in een theaterstuk (kabuki) aan te geven |
kikkō-亀甲 | het rugschild van een schildpad |
kikkyō-吉凶 | geluk of ongeluk; het (nood)lot |
kikō-季候 | het weer [klimaat] van een seizoen |
kikō-気候 | klimaat; het weer; meteorologische omstandigheden |
kikoku-鬼哭 | (arch.) het gejammer en geweeklaag van een rusteloze geest of dode ziel |
kikokushijo-帰国子女 | een kind dat na een lang verblijf in het buitenland is teruggekeerd naar Japan |
kikori-樵 | houthak; het houthakken |
kikyō-棄教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
kīkyoku-キー局 | belangrijkste radio [tv] zender; het (belangrijkste) station dat de kern vormt in een omroepnetwerk |
kimakase-気任せ | het de eigen wil [zin; voorkeur] volgen [doen] |
kimatsushiken-期末試験 | tentamen aan het eind van een semester |
kimawashi-着回し | het combineren van kleding en accessoires |
kimedokoro-決め所 | het belangrijkste [cruciale] punt, het punt dat de doorslag kan geven; de perfecte gelegenheid [kans] |
kimei-記銘 | het uit het hoofd leren [onthouden]; zich in het geheugen prenten |
kimigayo-君が代 | kimigayo, het volkslied van Japan |
kimon-鬼門 | poort [ingang, uitgang] voor een boze geest (in ongunstige windrichting, het noordoosten) |
kinda-勤惰 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid (op het werk) |
kingashinnen-謹賀新年 | beste wensen voor het nieuwe jaar; Gelukkig Nieuwjaar (schrijftaal) |
kingoku-近国 | (in het Ritsuryō-systeem) de regio's [gebieden] rond Kyoto |
kinguzu・ingurisshu-キングズ・イングリッシュ | standaard (correct) Engels in het Verenigd Koninkrijk |
kinhon'isei-金本位制 | (het systeem van) de goudstandaard |
kinichi-忌日 | sterfdag; verjaardag van het overlijden van een persoon (waarop boeddhistische herdenkingsrituelen worden uitgevoerd) |
kinin-帰任 | (na een tijdelijke afwezigheid) het terugkeren naar [opnieuw opnemen van] een functie [betrekking; dienst] |
kinken-金権 | financiële macht [invloed]; de macht van het geld |
kinkoyaburi-金庫破り | het kraken van een brandkast [kluis] |
kinmu-勤務 | het werken voor een bedrijf (of organisatie); dienstverlening |
kinmutaido-勤務態度 | werkhouding; houding en gedrag op het werk |
kinsetsu-近接 | nadering; het naderbij [dichterbij] komen |
kintai-勤怠 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid op het werk |
kinyū-記入 | het inschrijven [invullen]; invulling (van een formulier) |
kin'ei-禁衛 | de bewaking [bewakers] van het keizerlijk paleis |
kin'en-禁厭 | spreuken voor het voorkomen van ziekten en rampen |
kin'yūseisakukōchokuka-金融政策硬直化 | de onbuigzaamheid [verstarring] van het monetair beleid |
kin'yūshūshi-金融収支 | financieel saldo; het saldo van een financiële rekening |
kin'yūsōsa-金融操作 | financiële operatie (m.n. een specifiek pakket van maatregelen van een centrale bank om de liquiditeit in het bankverkeer te vergroten of verkleinen) |
kiō-既往 | het verleden; verleden tijd; vroegere tijden |
kiokusuru-記憶する | zich herinneren; onthouden; uit het hoofd leren |
kiomote-木表 | de voorkant van hout (die het dichtst tegen de bast heeft gezeten) |
kippunosōchi-キップの装置 | het toestel van Kipp (voor laboratorium) |
kiraku-帰洛 | het terugkeren naar de hoofdstad; terugkeer naar Kyoto |
kireigoto-奇麗事 | het verdoezelen; verbloemen; iets mooier maken [voorstellen] dan het is |
kireji-切れ字 | slotwoord aan het einde van een Japans gedicht (haiku, renga, e.a.) om een bepaald gevoel uit te drukken (b.v. 'kana') |
kiri-切り | het snijden; kloven |
kiridashi-切り出し | het aansnijden [ter sprake brengen] van een onderwerp |
kirifuki-霧吹き | het sproeien; verstuiven; vernevelen |
kirihitoha-桐一葉 | één (vallend) blad van de Anna Paulownaboom (als teken van het begin van de herfst) |
kirikami-切り紙 | de kunst van het papier snijden |
kirikyōgen-切り狂言 | het laatste (Kyōgen) stuk van een Kabuki voorstelling |
kirin-騏驎 | mythisch dier in het oude China (met lichaam van een hert, staart van een koe, en hoeven van een paard) |
kirinō-切り能 | vijfde en laatste (afsluitende) stuk van een dagvoorstelling in het Nō-theater |
kirinuki-切抜き | het uitknippen; een knipsel |
kirishitan-キリシタン | christen (in het feodale Japan) |
kirisutokyō-キリスト教 | het Christendom |
kiritsugi-切り継ぎ | het knippen en plakken (textiel, film, etc.) |
kiritsugi-切り継ぎ | het enten (planten en bomen) |
kiritsugisuru-切り継ぎする | het enten (planten en bomen) |
kirutingu-キルティング | het quilten (verschillende lapjes aan elkaar naaien) |
kiryo-羈旅 | reis; het reizen |
kisan-起算 | het tellen [(be)rekenen] vanaf een datum |
kisen-機先 | het moment vlak voordat er iets gebeurt |
kisha-騎射 | het boogschieten te paard |
kishō-気象 | het weer; de weersomstandigheden |
kishō-起床 | het opstaan; het bed verlaten |
kishōkachi-希少価値 | een hoge waarde van iets doordat het zeldzaam is |
kishoku-寄食 | het klaplopen; parasiteren |
kisō-起草 | het maken [opstellen] van een (eerste) ontwerp [voorstel; plan; wet, etc.] |
kisoku-気息 | het ademen; ademhaling |
kisōsei-帰巣性 | het instinct van dieren om terug te keren naar hun hol of nest |
kissa-喫茶 | het theedrinken |
kisshoku-喫食 | het eten [nuttigen] van voedsel |
kisuru-記する | onthouden; niet vergeten; (iets) uit het hoofd leren |
kita-北 | het noorden |
kitahankyū-北半球 | het noordelijk halfrond |
kitamakura-北枕 | ligging met het hoofd naar het noorden gericht (traditionele positie voor dode lichamen; maar taboe voor het gewone slapen) |
kiteki-汽笛 | het geluid van een stoomfluit |
kitsu-喫 | het roken [drinken; eten; nuttigen] |
kitsugo-吃語 | gestotter; het stotteren |
kitsuke-気付け | het opvrolijken; opfleuren |
kitsuke-着付け | het (aan)kleden |
kitsuke-着付け | het correct aantrekken en dragen van een kimono |
kiyomizunobutai-清水の舞台 | het (hooggelegen) platform van de Kiyomizu tempel in Kyoto |
kizai-器材 | gereedschap [machines] en materiaal; materialen [onderdelen] voor het maken van machines |
kizawari-気障り | irritatie [onprettig gevoel] (door het gedrag van iemand anders) |
kī・sutēshon-キー・ステーション | belangrijkste radio [tv] zender; het (belangrijkste) station dat de kern vormt in een omroepnetwerk |
ko-個 | stuk (woord voor het tellen van allerlei voorwerpen, zoals zeep, cake, fruit) |
kō-口 | woord gebruikt voor het tellen van personen, instrumenten, apparaten, etc. |
kō-口 | woord gebruikt voor het tellen van zwaarden, gereedschappen etc. |
kō-校 | (in kanji combinaties) drukproef; revisie; gecorrigeerde proef (van een boek, document, etc.); telwoord voor het aantal revisies |
kō-江 | (oude naam voor) het Biwa meer |
ko-鼓 | het slaan op de handdrum |
koatari-小当たり | het uithoren; (fig.) peilen; poolshoogte nemen |
kobiki-木挽き | (hout)zager; het zagen |
kōbō-弘法 | Kobodaishi, aanspreektitel voor Kukai (stichter van het Shingon Boeddhisme en beroemd om zijn calligrafeerkunst) |
kōbōdaishi-弘法大師 | Kobodaishi, aanspreektitel voor Kukai (stichter van het Shingon Boeddhisme en beroemd om zijn calligrafeerkunst) |
kobonnō-子煩悩 | het erg veel van je kind(eren) houden |
kōbugattai-公武合体 | kōbu-gattai; verzoening [politieke eenheid] tussen het keizerlijke hof en het shogunaat |
kobukai-木深い | diep in het bos [woud] |
kochiranohanashi-こちらの話 | het onderwerp van gesprek |
kochiranohanashi-こちらの話 | onze kant van de zaak (zoals wij het zien) |
kōda-コーダ | deel van een muzikale compositie dat zich na de climax van het stuk afspeelt; eindsectie van een compositie |
kōda-好打 | (honkbal) goede slag (op het juiste moment) |
kodai-古代 | de oudheid; klassieke periode; het verre verleden |
kōdan-講談 | voordracht [het voordragen] van (oorlogs)verhalen [krijgsgeschiedenis] |
kōdan-降壇 | het podium afstappen; het spreekgestoelte verlaten |
kodō-古道 | oude spirituele weg [moraal] van Japan voorafgaand aan de introductie van het boeddhisme en confucianisme |
kodōgu-小道具 | (theater) rekwisieten; meubels, gereedschap, etc. gebruikt op het podium |
kodōgu-小道具 | accessoires voor het haar van vrouwen (zoals kam, haarspelden, e.d.) |
kōdoku-講読 | leescollege (met tekstverklaring en discussie als onderdelen); het gezamenlijk een tekst lezen en bespreken |
kōdoku-購読 | het kopen en lezen van boeken, kranten, tijdschriften e.d.; een abonnement hebben (op een krant of tijdschrift) |
kodomogokoro-子供心 | kinderziel; het (onschuldige) gemoed [hart; gevoel] (als) van een kind |
koegawari-声変わり | het veranderen van een stem (in de loop der jaren) |
kōen-口演 | mondelinge verklaring; het dicteren (van een brief e.d.) |
kōetsu-校閲 | het corrigeren van drukproeven [documenten; overige geschriften] |
koga-個我 | het ik; het zelf; het ego |
kogarashi-木枯らし | koude wind (aan het einde van de herfst tot begin van de winter) |
kōgun-皇軍 | het keizerlijke leger (vroeger de algemene benaming voor leger en marine van Japan) |
kōhai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kōhaku-紅白 | (traditionele indeling in twee teams) het rode team en het witte team |
koharu-小春 | warme nazomer; warme [zonnige] dag in (het begin van de) winter |
kōhatsu-後発 | het later vertrekken [starten; beginnen; deelnemen]; volgen |
kōhō-航法 | navigatie; het navigeren |
koi-古意 | nostalgisch gevoel (voor het verleden) |
koinobori-鯉幟 | traditionele karpervormige wimpels [windzakken] (worden in Japan opgehangen tijdens het Jongensfestival op 5 mei) |
koji-固持 | volharding; het voet bij stuk houden; het vasthouden aan (een overtuiging, theorie, etc.) |
koji-居士 | (erend) volgeling van het (Zen)boeddhisme |
kōji-麹 | gemoute rijst, een schimmel die gekweekt wordt op rijst en bonen (en gebruikt wordt als starter-cultuur voor het maken van sake, miso, sojasaus e.d.) |
kojiki-古事記 | Kojiki; Kroniek van oude zaken (het oudste overgeleverde boek met mythen en sagen over de antieke geschiedenis van Japan) |
kojō-湖上 | op het meer |
kojōrakujitsu-孤城落日 | het zich helemaal [hopeloos] alleen en verlaten voelen |
kōjutsu-後述 | het later genoemde [vermelde] |
kōkai-公開 | opening (voor het publiek); het openbaar maken; tentoonstelling |
kōkai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kōkaikagikiban-公開鍵基盤 | PKI (Public Key Infrastructure), een systeem dat wordt gebruikt voor het maken en beheren van digitale certificaten |
kokatsu-枯渇 | het opgebruiken; opraken; uitgeput raken; opgebruikt worden |
kokekokkō-コケコッコー | (onomatopee) kukeleku (het kraaien van een haan) |
koketsu-虎穴 | het hol van de tijger |
kokkan-骨幹 | (anatomie) dialyse (schacht van het pijpbeen) |
koko-呱呱 | het huilen van een baby bij de geboorte |
kokō-枯槁 | het verwelken; verdrogen; verdorren |
kōkō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
kōkō-膏肓 | ongeneeslijk zijn (onbehandelbaar omdat het te diep in het lichaam zit) |
kōkoku-抗告 | (jur.) hoger beroep (tegen het vonnis van de eerste aanleg) |
kōkoku-皇国 | het Japanse keizerrijk (onder de heerschappij van de keizer) |
kokorogakeru-心がける | streven naar; pogen; willen; op het oog hebben |
kokorohisokani-心密かに | innerlijk; inwendig; van binnen; geheim; diep in het hart |
kokoromachi-心待ち | het (verlangend) uitkijken (naar iets); het verlangend afwachten |
kokoromakase-心任せ | het doen wat je wilt; je eigen gang gaan |
kokubun-告文 | (keizerlijke) proclamatie (aan het volk, de natie, etc.) |
kokudo-国土 | (boeddh.) het aardse leven |
kokudokōtsūshō-国土交通省 | het Japanse ministerie van Verkeer en Waterstaat (Ministerie van Land, Infrastructuur, Transport en Toerisme) |
kokufu-国父 | vader [leider] van het land; vader des vaderlands |
kokugai-国外 | buiten het land; (in) het buitenland [een ander land] |
kokuhō-国法 | de nationale wet; de wetten van het land |
kokuikkoku-刻一刻 | met het verstrijken van de tijd; van uur tot uur; van minuut tot minuut |
kokuji-国字 | het schrijfsysteem van een land; nationale schrift |
kokuji-国字 | het Japanse fonetisch schrift (hiragana en katakana); Japanse karakters (karakters die in Japan zijn ontwikkeld) |
kokuji-国璽 | het grootzegel (van een land) |
kokunai-国内 | in [binnen] het land; binnenlands |
kokuon-国恩 | de plicht [verplichting] jegens het vaderland |
kokuon-国恩 | de gratie; genade van het vaderland |
kokuron-国論 | publieke opinie; mening van het volk |
kokusaidenwa-国際電話 | internationaal gesprek; telefoongesprek uit het buitenland |
kokusaijōri-国際場裡 | het internationale strijdperk; de internationale arena |
kokusaikaiyōhōsaibansho-国際海洋法裁判所 | Internationaal Zeerechttribunaal; Internationaal Hof voor het recht van de zee |
kokusho-国初 | het begin [ontstaan] van een natie |
kokushokaidai-国書解題 | catalogue raisonné van de Japanse literatuur vanaf ca. het Nara tijdperk tot het jaar 1867 |
kokuten-黒点 | zonnevlek (donkere vlek op het oppervlak van de zon) |
kokuun-国運 | het lot [de lotsbestemming] van een natie [volk] |
kōkyōshokugyōanteijo-公共職業安定所 | het Japanse Rijksarbeidsbureau (Japans-Engelse bijnaam: Hello Work) |
komagiri-細切り | het fijnsnijden; fijngesneden voedsel [stukjes] |
komame-小忠実 | ijver; inzet; noeste arbeid; het hard (door)werken |
komekami-顳顬 | slaap (zijkant van het voorhoofd) |
komemono-込め物 | holwit (zetmateriaal voor het maken van lege marges bij letterzetten) |
komen-湖面 | het wateroppervlak van een meer |
kometsuki-米搗き | het rijst pellen |
komi-込み | handicap van extra punten (voor de eerste speler in het go-spel) |
komimi-小耳 | het toevallig horen [opvangen] |
kōmō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
kōmō-膏肓 | ongeneeslijk zijn (onbehandelbaar omdat het te diep in het lichaam zit) |
kōmon-告文 | (keizerlijke) proclamatie (aan het volk, de natie, etc.) |
komura-腓 | kuit (van het been) |
kōnai-行内 | in [binnen] de bank [het bankgebouw] |
kōnaringu-コーナリング | (met schaatsen, skiën, autoracen, e.d.) het nemen van een bocht; bochtenwerk |
konashi-熟し | het acteren [spelen] (van een rol) |
kōnā・wāku-コーナー・ワーク | vaardigheid in het nemen van bochten (schaatsen, autorace, etc.) |
konbājon-コンバージョン | (rugby) conversie (na een try mag het team proberen de bal tussen de palen en boven de lat van het doel te schoppen) |
konbinēshon-コンビネーション | het combineren; samenspel |
kondō-金堂 | (in een boeddhistisch tempel-complex) het hoofdgebouw waar het Boeddhabeeld is ondergebracht |
kongan-懇願 | smeekbede; het smeken |
kongetsugō-今月号 | het nummer [de editie] van deze maand |
konki-今季 | het huidige seizoen [jaargetijde]; dit seizoen |
konki-今季 | (sport) het speelseizoen |
konkyū-困窮 | het in de problemen zitten; armoede; financiële nood |
konnyū-混入 | mengsel; het (ver)mengen (met) |
konomama-此の儘 | op deze manier; zoals het nu is; zoals de zaken er nu voorstaan |
konpō-梱包 | het inpakken [verpakken]; emballage; bekisting |
konryū-建立 | (op)bouw; constructie; het bouwen (van een tempel, stoepa, e.d.) |
konzai-混在 | het naast elkaar bestaan; samengaan; vermengen |
kon'yoku-混浴 | het gemengd baden (van mannen en vrouwen) |
koppen-骨片 | spicule (in sponzen); scleriet (een verhard deel van het geleedpotige exoskelet) |
korāju-コラージュ | het vastplakken; opplakken; lijmen |
kōrei-交霊 | spiritualisme; het communiceren met [aanroepen van] doden [geesten] |
korewa-これは | hé, zeg!; meen je dat?; is het echt waar? |
korewakorewa-これはこれは | (versterkende uitdrukking van これは) hé, zeg!; meen je dat?; is het echt waar? |
kōri-公理 | (wiskunde) axioma, dient als grondslag voor het bewijs van andere wiskundige stellingen |
kōritsuka-効率化 | het efficiënt maken; verbeteren van de efficiëntie; optimalisering |
koromogae-衣替え | het wisselen van (soort) kleren per seizoen |
koroshiamu-コロシアム | het Colosseum (in Rome) |
korosu-殺す | (iem.) vermoorden; doden; om het leven brengen |
kōrubakku-コールバック | het terugbellen (telefoon) |
kōru・gāru-コール・ガール | callgirl; luxe prostituee die zich telefonisch of via het internet laat bestellen |
kōryaku-後略 | inkorting van een citaat aan het eind; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen aan het einde weggelaten worden |
kōryō-蛟竜 | Chinese mythische draak (die zich het water verbergt als een soort krokodil, en naar de hemel opstijgt bij regen) |
kōryū-勾留 | inhechtenisneming; detentie (in afwachting van het proces) |
kōsa-交差 | kruising; het (elkaar) kruisen; samenkomen |
kōsan-降参 | het verstomd doen staan; sprakeloosheid |
kōsei-校正 | het proeflezen; drukproeven corrigeren |
kosekigenpon-戸籍原本 | origineel familieregister (zoals het in de burgerlijke stand is opgenomen) |
kosekihō-戸籍法 | Wet op het Familieregister |
kosekishōhon-戸籍抄本 | uittreksel van het familieregister (m.b.t. gegevens van één familielid daarin) |
kosekitōhon-戸籍謄本 | officiële kopie van het originele familieregister (van alle gegevens) |
koshi-枯死 | het verwelken [verdorren; afsterven] |
koshiire-輿入れ | (arch.) de verhuizing van een vrouw (op de huwelijksdag, direct na het huwelijk) naar het huis van haar man |
koshikata-来し方 | het verleden; vroeger; in vroeger tijd |
kōshin-後進 | het achteruitgaan; omkeren |
koshin-湖心 | het midden van een meer |
koshirae-拵え | het (klaar)maken; bouwen; monteren |
koshirae-拵え | het zich voorbereiden; voorbereidingen (treffen) |
koshitantan-虎視眈眈 | waakzaamheid; het loeren op een kans (om toe te slaan) |
kōshitsu-後室 | een kamer aan de achterkant van het huis |
kōshō-公傷 | beroepsletsel; blessure opgelopen tijdens het werk |
kōshō-口誦 | het neuriën |
kōshō-口誦 | het hardop lezen; reciteren |
koshōgatsu-小正月 | de dagen rond de 15de dag van het nieuwe jaar (maankalender) |
kōshōken-交渉権 | onderhandelingsrecht; het recht tot onderhandelen |
koso-こそ | (achtervoegsel, benadrukt het voorgaande) precies; juist; daarom |
kosoguru-擽る | iemand aan het lachen maken; amuseren; vermaken |
kōsokudōrosaimingenshō-高速道路催眠現象 | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
kōsotsu-高卒 | afstuderen aan [het behalen van het diploma van] de middelbare school |
kosupure-コスプレ | het zich verkleden als fictieve personages |
kōtai-後退 | het achteruitrijden (van voertuigen) |
kōteibunseki-工程分析 | procesanalyse; analyse van het werkproces [constructieproces] |
koto-糊塗 | het verdoezelen; wegpoetsen; verhullen; verbloemen |
kōtōbu-後頭部 | achterhoofd; achterkant van het hoofd |
kotogaaru-ことがある | (geeft een ervaring weer) het is gebeurd (dat); ik ben een keer geweest; ik heb een keer gedaan |
kotogadekiru-ことができる | (geeft een mogelijkheid weer) het zou kunnen (dat); het is mogelijk (dat) |
kotoganai-ことがない | het is niet (eerder) gebeurd (dat); het komt niet voor (dat) |
kōtōha-高踏派 | Parnassiens, een school van Franse esthetische dichters uit de late 19e eeuw |
kotoni-殊に | vooral; in het bijzonder; boven alles |
kotoshi-今年 | dit jaar; het huidige [lopende] jaar |
kotsujiki-乞食 | bedelaar; het bedelen |
kōtsūsensō-交通戦争 | (het maatschappelijke probleem van) het groeiend aantal verkeersslachtoffers |
kōun-耕耘 | het grond [land] bewerken; ontginnen |
kōunryūsui-行雲流水 | meebewegen met het tij; met de stroming meegaan; dingen nemen zoals ze komen |
kōyō-紅葉 | herfstkleur(en); het verkleuren [rood kleuren] van bladeren in de herfst |
ku-句 | woord dat wordt gebruikt voor het tellen van korte Japanse gedichten (zoals haiku) |
kubigari-首狩り | het koppensnellen |
kubihiki-首引き | het voortdurend zinspelen (op) [verwijzen (naar); naslaan; opzoeken] |
kubihiki-首引き | het met elkaar wedijveren [strijden] |
kubikukuri-首縊り | het zich(zelf) ophangen [verhangen; opknopen] |
kubippiki-首っ引き | het voortdurend zinspelen (op) [verwijzen (naar); naslaan; opzoeken] |
kubitsuri-首吊り | het zich(zelf) ophangen [verhangen; opknopen] |
kuchibaya-口早 | het snel spreken [kletsen]; ratelen |
kuchibeta-口下手 | ongearticuleerd [onwelsprekend] zijn; het slecht spreken |
kuchibuchōhō-口不調法 | ongearticuleerd [onwelsprekend] zijn; het slecht spreken |
kuchibue-口笛 | (met de mond) het fluiten; gefluit; fluitje |
kuchibyōshi-口拍子 | het hardop tellen; de maat aangeven |
kuchidomesuru-口止めする | iemand het zwijgen opleggen; iemand verbieden te spreken |
kuchifūji-口封じ | iemand laten [dwingen te] zwijgen (over iets); iemand het zwijgen opleggen |
kuchifūji-口封じ | (straattaal) iemand omleggen; laten slapen; voorgoed het zwijgen opleggen |
kuchijamisen-口三味線 | het neuriën van een shamisen melodie |
kuchikiri-口切り | openingswoord(en); het ter sprake brengen |
kuchimakase-口任せ | het iets zeggen zonder erbij na te denken; iets eruit flappen |
kuchimane-口真似 | het napraten |
kuchinamezuri-口舐めずり | (na het eten van iets lekkers) je mond [lippen] aflikken |
kuchinarashi-口慣らし | het hardop (uit je hoofd) leren |
kuchinarashi-口慣らし | het wennen aan [aanleren van] een bepaalde smaak |
kuchiurusai-口煩い | het zeuren; zaniken; vitten; muggenziften |
kuchiutsushi-口写し | het iemand napraten; herhalen wat iemand zegt |
kuchiutsushi-口移し | het mond-op-mond [bek-op-bek] voeden |
kuchiutsushi-口移し | het [oraal] van mond tot mond doorgeven |
kuchiyose-口寄せ | het doorgeven van boodschappen van de goden |
kūchūbenkai-空中分解 | het uiteenvallen (desintegreren) in de lucht |
kūchūkassō-空中滑走 | het zweven door de lucht |
kūchūkyūyu-空中給油 | het bijtanken in de lucht |
kuesuchon・taimu-クエスチョン・タイム | vragenuur(tje) (tijd waarin vragen gesteld kunnen worden in het Parlement) |
kūhatsu-空発 | explosie zonder het beoogde effect; het voortijdig afgaan van een wapen |
kuhō-句法 | de conventies [regels] voor het componeren van (Japanse) poëzie |
kuiamasu-食い余す | het bord niet leegeten; eten laten staan |
kuibuchi-食い扶持 | de prijs [kosten] voor het eten [de maaltijden] |
kuidame-食い溜め | het zich volproppen; heel veel eten (zodat je een tijd lang niet meer hoeft te eten |
kuidaore-食い倒れ | geldverspilling aan eten; het al je geld uitgeven voor eten |
kuihōdai-食い放題 | all-you-can-eat; het onbeperkt kunnen eten; zoveel eten als je wilt |
kūiki-空域 | het luchtruim |
kuikku-クイック | Key Word In Context (techniek voor het automatisch genereren van indexen) |
kuinige-食い逃げ | (in een restaurant) het niet betalen van je consumpties (eten en drinken); weglopen zonder de rekening te betalen |
kuīnzu・ingurisshu-クイーンズ・イングリッシュ | standaard (correct) Engels in het Verenigd Koninkrijk |
kuishiro-食い代 | prijs [kosten] voor het eten [de maaltijden] |
kuisugi-食い過ぎ | het overeten; teveel eten; schrokken |
kuitsubusu-食い潰す | (al je geld) opmaken [opsouperen]; iemand de oren van het hoofd eten |
kuitsunagu-食い繋ぐ | (zo lang mogelijk) overleven; zo weinig mogelijk eten [uitgeven]; zo lang mogelijk het hoofd boven water houden |
kujirajaku-鯨尺 | een meetstok van ca. 38 cm (wordt gebruikt bij het maken van kimono's) |
kukkingu-クッキング | het koken; de kookkunst |
kumadori-隈取り | het aanbrengen van [gradatie van] kleuren; kleurschakering; arcering |
kumaso-熊襲 | Kumaso, een mythisch volk uit het oude Japan (Zuid-Kyūshū) |
kumen-工面 | vindingrijkheid; het handig voor elkaar krijgen; het op een creative manier verzamelen van geld [goederen] |
kumihan-組み版 | typografie; het letterzetten |
kumiko-組子 | lid van het brandweerkorps |
kumisuru-与する | meedoen; deelnemen; instemmen met; het eens zijn met; iemands kant kiezen |
kumiuchi-組み打ち | handgemeen; gevecht van man tegen man; het worstelen |
kumonoue-雲の上 | het keizerlijk paleis [hof] |
kunaichō-宮内庁 | het Agentschap van de Keizerlijke Huishouding in Japan |
kunan-苦難 | kwelling; marteling; pijniging; foltering; het lijden; ontbering |
kundō-訓導 | leraar op een basisschool (onder het oude onderwijssysteem) |
kuni-国 | territorium; streek; provincie (in het oude Japan) |
kunigarō-国家老 | hooggeplaatste samoerai-ambtenaar in dienst van een daimyō (die in diens afwezigheid het domein beheert) |
kuniiri-国入り | een bezoek brengen aan het kiesdistrict; terugkeer van politici of beroemdheden naar hun geboorteplaats |
kunniringusu-クンニリングス | (oraal-genitaal contact) cunnilingus [cunnilinctus]; het beffen |
kunreishiki-訓令式 | het kunrei-systeem (ingesteld in 1937), de officiële richtlijnen voor de transcriptie van het Japans |
kunreishikirōmaji-訓令式ローマ字 | romaji notatie volgens het kunrei-systeem |
kunrin-君臨 | heerschappij; het heersen; regeren |
kunsei-燻製 | het roken (van vlees en vis) |
kuntoku-君徳 | het goede gedrag [de deugden] van een vorst |
kurafutoshi-クラフト紙 | kraftpapier (bruin pakpapier, gemaakt is volgens het kraftprocedé) |
kuraidori-位取り | nummer (4) bij het rekenen met de abacus |
kuraidori-位取り | de naam van een bepaalde zet bij het shogi (Japans schaken) |
kuraimake-位負け | het diep onder de indruk zijn van [geïmponeerd zijn door] de hoge positie van een ander [een tegenstander] |
kuraimake-位負け | het onwaardig zijn aan [niet de kwaliteiten hebben voor] zijn titel [positie]; tekort schieten |
kuraimingu-クライミング | het klimmen |
kurairon-位論 | het dispuut [de strijd; de twist] om de positie de van keizer |
kuraiyama-位山 | de berg van de rangen (voor het opklimmen tot een hogere positie) |
kuraizuke-位付け | het toekennen van een rang(orde) [positie; klasse] |
kuraizuke-位付け | nummer 4 bij het rekenen met de abacus |
kuraizuke-位付け | in de Edo-periode een indeling van de landerijen [velden] en het toekennen van een klasse daaraan |
kuraizuke-位付け | het indelen in klassen [rangorden] van Kabuki acteurs; de toegekende classificaties van Kabuki acteurs |
kurashi-暮らし | het leven; bestaan; levensomstandigheden |
kurayamimatsuri-暗闇祭 | het festival waarbij men de lichten dooft om in het donker de geesten van overledenen te kunnen verwelkomen |
kurazukuri-蔵造り | het bouwen van een (voorraad)schuur [opslagplaats; pakhuis] |
kure-暮れ | zonsondergang; schemering; het vallen van de avond |
kure-暮れ | einde van het jaar; einde van het seizoen |
kuregata-暮れ方 | (bij) het vallen van de avond; zonsondergang |
kuregure-暮れ暮れ | (bij) zonsondergang; het vallen van de avond |
kuremurin-クレムリン | het Kremlin (Rusland) |
kuremutsu-暮れ六つ | (term gebruikt in de Edo-periode voor) het vallen van de avond, ca. 18.00 uur |
kurēshageki-クレー射撃 | het kleiduivenschieten |
kuretabunmei-クレタ文明 | Kretenzer beschaving (op Kreta, tussen ongeveer het derde millennium v.Chr. en 1200 v.Chr.) |
kureuchi-塊打ち | het fijnmaken van de plaggen die bij het omploegen van aarde zijn ontstaan |
kuriaransu-クリアランス | opruiming; het opruimen [schoonvegen] |
kuriēto-クリエート | het creëren |
kurikoshi-繰り越し | het vooruit [naar voren] halen; overdracht; overbrenging; overplaatsing |
kuroji-黒字 | in het zwart staan (positief saldo in boekhouding) |
kurokkī-クロッキー | ruwe [snelle] schets |
kuroko-黒子 | toneelassistent die helemaal in het zwart is gekleed (om niet op te vallen) |
kurome-黒目 | de pupil (het donkere deel van het oog) |
kurōzudo・sutansu-クローズド・スタンス | (golf, honkbal) stand bij het slaan met de voeten naast elkaar |
kurui-狂い | afwijking; misvorming; ernaast (zitten); (ver) naast het doel |
kuruizaki-狂い咲き | bloei buiten het normale seizoen |
kurumaza-車座 | het zitten in een kring |
kurūpu-クループ | kroep (het achterste deel van de romp van het paard) |
kurutoshi-来る年 | het nieuwe jaar; het komende jaar |
kūsai-空際 | horizon (het punt waar hemel en aarde elkaar raken) |
kusaichi-草市 | bloemenmarkt tijdens het Obon festival |
kusakari-草刈り | het maaien van gras |
kusakari-草刈り | degene die het gras maait |
kusakeiba-草競馬 | lokale paardenrace (op het platteland) |
kusamakura-草枕 | het slapen in de open lucht [op het gras; op reis] |
kusanaginotsuruki-草薙の剣 | Kusanagi no Tsurugi (andere naam voor) het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
kusanone-草の根 | de gewone mensen; het algemene publiek |
kusatori-草取り | het (onkruid) wieden |
kusetsu-苦節 | onwankelbare trouw; het iemand door dik en dun blijven steunen |
kushami-嚏 | nies; genies; het niezen [niesen] |
kussō-屈葬 | het iemand begraven in gehurkte [gebogen; zittende] houding |
kusuburu-燻る | ongewijzigd [op hetzelfde niveau] blijven (status, omstandigheden, etc.) |
kutsumigaki-靴磨き | het schoenen poetsen |
kūtū-クートゥー | #KuToo (een woordspeling van kutsu = schoenen en kutsū = pijn), protest van Japanse vrouwen tegen het moeten dragen van hoge hakken op het werk |
kuwazugirai-食わず嫌い | iets niet lusten zonder het ooit geproefd te hebben; een instinctieve afkeer [vooroordeel] hebben; niet bereid zijn iets (eerst) te proberen |
kuzuhiroi-屑拾い | het voddenrapen |
kuzushi-崩し | (worstelen, judo, etc.) het uit balans brengen van een tegenstander |
kuzushigaki-崩し書き | het schrijven van kanji in cursief |
kuzushigaki-崩し書き | het schrijven van kanji in verkorte vorm |
kyakkan-客観 | object; buitenwereld; het niet-ik |
kyaku-客 | woord voor het tellen van spullen die gebruikt worden bij het ontvangen van gasten (b.v. serviesgoed voor recepties e.d.) |
kyaku-脚 | (achtervoegsel) gebruikt voor het tellen van meubels, e.d. |
kyakudome-客止め | het wegsturen [weigeren] van klanten omdat het te druk is |
kyakuhiki-客引き | het klanten lokken; een klantenlokker |
kyakumachi-客待ち | het wachten van taxi's, e.d. op klanten |
kyakumachi-客待ち | (eufemisme) in de tippelzone, het wachten op klanten |
kyakuseki-客席 | het publiek |
kyakuuke-客受け | ontvangst [waardering] van het publiek; populariteit |
kyandoru・sābisu-キャンドル・サービス | het aansteken van kaarsen door de bruid en de bruidegom bij een huwelijksreceptie |
kyanpingu-キャンピング | camping; kampeerterrein; het kamperen |
kyasutingu-キャスティング | (bij film en toneel) het casten (acteurs kiezen) |
kyasutingu-キャスティング | het uitwerpen van een vislijn |
kyo-去 | (in kanji combinaties) het weggaan; voorbijgaan; wegnemen |
kyōben-強弁 | het sterk aandringen; je zin doordrijven; haarkloverij |
kyōbō-強暴 | het sterk [ruw] zijn |
kyōbō-強暴 | het gewelddadig [wreed] zijn; mishandeling |
kyōge-教化 | bekering; (iemand) bekeren tot (het Boeddhisme) |
kyōgen-狂言 | Kyōgen, traditioneel komisch Japans theater (vormt samen met Nō het Nōgaku theater) |
kyōhei-強兵 | het versterken van het leger |
kyōho-競歩 | het snelwandelen |
kyōju-享受 | het (iets) ontvangen |
kyōju-享受 | het genieten van; hebben; bezitten (b.v. gezondheid, vrijheid) |
kyojū-居住 | het wonen [verblijven]; woning |
kyōkasuigetsu-鏡花水月 | iets dat mooi en zichtbaar is maar niet aangeraakt kan worden, zoals de reflectie van bloemen in een spiegel of die van de maan in het water |
kyōke-教化 | bekering; (iemand) bekeren tot (het Boeddhisme) |
kyōketsu-供血 | bloeddonatie; het doneren van bloed |
kyōkōchō-教皇庁 | de Curia; het Vaticaan |
kyokuhoku-極北 | het hoge noorden; nabij de Noordpool |
kyokutō-極東 | Het Verre Oosten |
kyomu-虚無 | het niets; de leegte; zinloosheid |
kyōon-跫音 | het geluid van voetstappen |
kyōri-胸裏 | in het hart; gevoelens |
kyōshoku-教職 | het beroep van docent [leraar; onderwijzer] |
kyōtogiteisho-京都議定書 | het Kyoto-protocol; het Verdrag van Kyoto |
kyōyū-享有 | het bij de geboorte al bezitten van (voor)rechten en talenten) |
kyozetsuhannō-拒絶反応 | het direct verwerpen [afwijzen] van iets (zonder een duidelijke reden) |
kyōzon-共存 | co-existentie; het vreedzaam naast elkaar bestaan [leven] |
kyū-九 | (het getal) negen |
kyū-宮 | de eerste stem in het vijf-stemmen systeem van Chinese en Japanse muziek |
kyū-弓 | afstandseenheid tot het doel bij boogschieten (ca. twee meter) |
kyūaku-旧悪 | misdaad [misdrijf] in het verleden gepleegd |
kyūchō-窮鳥 | een in het nauw gedreven vogel |
kyūchū-宮中 | het keizerlijk hof |
kyūdai-及第 | het slagen voor een examen |
kyūji-給餌 | het voederen [voerverschaffen] van dieren |
kyūjin-求人 | rekrutering; werving (voor een baan); vacature; het zoeken naar personeel |
kyūjō-休場 | het niet meedoen van acteurs, sporters, etc. |
kyūjō-宮城 | het keizerlijk paleis |
kyūjō-宮城 | (vroeger) keizerlijk paleis en in de directe omgeving daarvan de gebouwen om het rijk te besturen |
kyūkai-休会 | reces (b.v. van het parlement) |
kyūkan-休館 | sluiting [het gesloten zijn] (van een gebouw, zoals een museum, bibliotheek, etc.) |
kyūkei-求刑 | strafverzoek (door de openbare aanklager, het O.M.); strafvordering |
kyūketsu-給血 | bloeddonatie; het doneren van bloed |
kyūkō-休耕 | het braak (laten) liggen van een terrein [stuk land] |
kyūkō-急行 | het (zich) haasten |
kyūkō-救荒 | het redden van mensen bij hongersnood |
kyūkon-求婚 | verloving; verkering; iem, het hof maken |
kyūkonsuru-求婚する | iem. het hof maken |
kyūmei-救命 | redding; het redden van iemand in nood [van een mensenleven] |
kyūmei-究明 | onderzoek; het verzamelen van feiten; ontdekken; uitzoeken; aan het licht brengen |
kyūri-窮理 | het onderzoeken (en begrijpen) van de natuurwetten; natuurwetenschap |
kyūsei-九星 | de 9 traditionele astrologische tekens (worden gebruikt bij het maken van horoscopen) |
kyūsei-旧制 | het vorige [oude] systeem |
kyūsei-旧姓 | oorspronkelijke familienaam (voor het huwelijk); meisjesnaam |
kyūseigun-救世軍 | het Leger des Heils; heilsleger |
kyūsen-休戦 | wapenstilstand; bestand; staakt-het-vuren |
kyūsetsu-急設 | het snel [haastig] aanleggen [installeren] |
kyūshoku-求職 | het zoeken naar werk [een baan]; werkzoekend zijn |
kyūshū-九州 | Kyushu (het zuidelijkste hoofdeiland van Japan) |
kyūshūgappei-吸収合併 | een bepaald soort bedrijfsfusie door overname (één van de betrokken bedrijven blijft bestaan, het andere bedrijf verdwijnt) |
kyūsokureitō-急速冷凍 | het snelvriezen; snelbevriezing |
kyuushiisshou-九死一生 | het ternauwernood [op het nippertje] aan de dood ontsnapt zijn |
kyūyakuseisho-旧約聖書 | het Oude Testament |
kyūyō-給養 | het onderhouden; steun |
kyūyu-給油 | het bijvullen van brandstof ; het (bij)tanken |
kyūyu-給油 | het oliën; smeren (van een machine) |
maai-間合い | gelegenheid; kans; het juiste moment |
mabataki-瞬き | het knipperen (met de ogen; van het licht); het twinkelen (van een ster) |
mabu-間夫 | liefdesaffaire buiten het huwelijk (van een getrouwde vrouw met een minnaar of van een getrouwde man met een minnares) |
machiagumu-待ち倦む | moe worden van het wachten; niet langer kunnen wachten; het wachten moe zijn |
machibōke-待ち惚け | het tevergeefs wachten (op iemand); niet komen opdagen (van iemand) |
machibuse-待ち伏せ | hinderlaag; het in hinderlaag [op de loer] liggen |
machidoo-待ち遠 | het ongeduldig wachten; niet kunnen wachten; lang moeten wachten |
machikutabireru-待ち草臥れる | moe worden van het wachten; het wachten moe zijn |
machiwabiru-待ち侘びる | moe worden van het wachten; niet meer kunnen wachten |
madō-魔道 | het slechte pad; de weg van het kwaad; ketterij |
madoakari-窓明かり | licht dat door het raam valt [schijnt] |
madobe-窓辺 | in de nabijheid van het raam |
madogiwa-窓際 | bij [naast] het raam |
madogiwazoku-窓際族 | een onproductieve werknemer; een incompetente werknemer van middelbare leeftijd (die een zitplaats bij het raam krijgt zodat hij niet in de weg loopt) |
madoguchi-窓口 | contactpersoon; degene die achter het loket zit |
maedaoshi-前倒し | het naar voren brengen [bewegen; gaan]; vooruitschuiven; bespoedigen |
maegari-前借り | het krijgen van een voorschot (op salaris, zakgeld, e.d.) |
maekagami-前屈み | het met afhangende schouders [een ronde rug] lopen; gebukt [gebogen] lopen |
maenomeri-前のめり | het naar voren leunen [hangen; buigen; vallen] |
maesetsu-前説 | het inspelen (voor een voorstelling) |
maeyaku-前厄 | (psychologie) het jaar voorafgaand aan de kritieke leeftijd [periode]; het jaar voor het ongeluksjaar |
magaru-曲がる | afslaan (in het verkeer) |
magonote-孫の手 | rugkrabber (meestal van bamboe, ca. 50 - 60 cm lang, met een handje op het uiteinde) |
mahha-マッハ | mach (verhouding tussen stromingssnelheid (b.v. bij het vliegen) en de snelheid van het geluid; vernoemd naar Ernst Mach) |
maho-真帆 | het zeilen met de wind mee [met rugwind] |
mai-枚 | vel [reep, etc.] (woord voor het tellen van platte, dunne voorwerpen) |
mai-舞 | dans; het dansen |
maikotsu-埋骨 | (na de crematie) bijzetting van de urn met gecremeerde botten in het familiemausoleum |
maikurorīdā-マイクロリーダー | microreader (projectieapparaat voor het bekijken van microfilms of microkaarten) |
mainasu-マイナス | minus; het min (−) teken |
maishin-邁進 | het voortgaan [doorgaan; streven; doorzetten; naar iets toe werken] |
maisū-枚数 | het aantal vellen [bladen, kaarten, e.d.] |
maizō-埋蔵 | het begraven in de grond |
maizō-埋蔵 | het ondergronds opgeslagen [begraven] zijn |
majikku・mirā-マジック・ミラー | eenrichtingsspiegel (die het licht aan een kant doorlaat en aan de andere kant reflecteert; zo kan men iem. observeren zonder die de waarnemer ziet) |
makaroni・uesutan-マカロニ・ウエスタン | Italiaanse western; spaghetti western |
makikaeshi-巻き返し | zich herstellen (van tegenslag); zich vermannen; het terugdraaien; terugspoelen |
makitsuke-蒔き付け | het zaaien; zaad strooien |
makiwari-薪割り | het hakken van hout |
makizoe-巻き添え | het betrokken [verstrikt; verwikkeld] zijn (in) |
makkishōjō-末期症状 | een teken van het naderende einde |
makkōkusai-抹香臭い | het ruiken naar wierook |
makkōkusai-抹香臭い | (fig.) het ruiken naar religie; erg religieus [vroom] zijn |
makuake-幕開け | toneelgordijn; het ophalen van het toneeldoek; de aanvang van een theatervoorstelling |
makuake-幕開け | (fig.) het begin van iets |
makuaki-幕開き | toneelgordijn; het ophalen van het toneeldoek; de aanvang van een theatervoorstelling |
makuaki-幕開き | (fig.) het begin van iets |
makugire-幕切れ | het einde van een opvoering [optreden]; het vallen van het doek |
makuramoto-枕元 | aan de rand [bij het hoofdeinde] van het bed |
makuuchi-幕内 | het deel van het theaterpodium dat zich achter het gordijn bevindt; backstage; achter het toneel; in de coulissen |
makuuchi-幕内 | het personeel achter de schermen |
mama-儘 | wijze; manier; (net) zoals het is |
mamayo-儘よ | nou ja; laat maar (zitten); het maakt niet uit |
mana-真名 | kanji (Chinese karakters in het Japans, i.t.t. kana) |
mandarin-マンダリン | Mandarijn (hoge staatsambtenaar in het oude China) |
mandō-万灯 | (boeddh.) rijen hangende lantaarns rondom een heiligdom tijdens het lantaarnfestival |
maneki-招き | uitnodiging; het uitnodigen; wenken |
manē・biru-マネー・ビル | geldverwerving; kapitaalverwerving; het verdienen [vergaren] van geld |
manē・rondaringu-マネー・ロンダリング | het witwassen (van geld) |
mangaichi-万が一 | bij toeval; in het zeldzame [onwaarschijnlijke] geval; in geval van nood; in het ergste geval |
mangaku-満額 | het volle bedrag; de volledige hoeveelheid |
manmen-満面 | het hele gezicht |
manmoku-満目 | zover het oog reikt; het hele gezichtsveld |
manmon-マンモン | rijkdom (als bron van het kwaad) |
manna-真名 | kanji (Chinese karakters in het Japans, i.t.t. kana) |
mannaka-真ん中 | (precies) in het midden; centraal; centrum |
mansei-慢性 | chroniciteit; het chronisch zijn |
manshin-満身 | het hele lichaam |
mantō-マン島 | het eiland Man |
manzai-漫才 | een komische dialoog (op het toneel) |
man'ichi-万一 | bij toeval; in het zeldzame [onwaarschijnlijke] geval; in geval van nood; in het ergste geval |
mappō-末法 | het besef dat de periode van verval van de boeddhistische wetten [leer] is aangebroken; boeddhistische eschatologie |
mappōshisō-末法思想 | pessimisme door het besef dat de periode van verval van de boeddhistische wetten [leer] is aangebroken |
maru-丸 | nul (bij het tellen) |
maruanki-丸暗記 | het domweg [zonder nadenken] uit het hoofd leren; (tekst) in je hoofd stampen |
maruarai-丸洗い | het wassen van een kimono in zijn geheel (zonder eerst uit elkaar te halen) |
marude-丸で | (precies) zoals; bijna hetzelfde als; zo goed als; bij wijze van spreken |
marudori-丸取り | het nemen [opeisen] van alles (niets overlatend); totaal in beslag nemen |
marugoto-丸ごと | heel; in het geheel; compleet |
marumero-マルメロ | (uit het Portugees: marmelo) kweepeer; kweeappel; kwee (Cydonia oblonga) |
marunomi-丸呑み | iets (voor waar) aannemen zonder het te begrijpen |
marunomi-丸呑み | iets accepteren zoals het is; een gegeven paard niet in de mond kijken |
masani-正に | precies op dat moment; op het punt staan (om) |
massaichū-真っ最中 | het midden [middelpunt] zijn; (op) het hoogtepunt zijn |
massaki-真っ先 | het begin; hoofdeinde |
masseki-末席 | zitplaats aan het eind van de tafel (het verst verwijderd van de eregast) |
masshi-末子 | het jongste kind; het laatstgeboren kind |
masshō-末梢 | het uiteinde [de punt] van een tak |
masu-マス | de massa; het grote publiek |
māsutorihitojōyaku-マーストリヒト条約 | het Verdrag van Maastricht (1992) |
matagami-股上 | bandhoogte [heuphoogte] van een broek (gemeten vanaf het kruis) |
matahara-マタハラ | discriminatie (op het werk) van zwangere vrouwen |
mataiden-マタイ伝 | het Evangelie volgens Matteüs (Bijbel) |
mataifukuinsho-マタイ福音書 | het Evangelie volgens Matteüs (Bijbel) |
matanitī・harasumento-マタニティー・ハラスメント | discriminatie (op het werk) van zwangere vrouwen |
matehan・robotto-マテハン・ロボット | (material handling robot) industriële robot, die wordt gebruikt voor het transporteren van materialen, onderdelen, etc. |
matsubi-末尾 | (van documenten, e.d.) het einde; het laatste stuk [deel]; de afsluiting |
matsudai-末代 | eeuwigheid; het einde der tijden; de wereld na de dood |
matsugonomizu-末期の水 | het water waarmee de lippen van een stervende worden bevochtigd |
matsukaze-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
matsunouchi-松の内 | de eerste 7 dagen van het nieuwe jaar |
matsuro-末路 | laatste (levens)dagen; het einde; (nood)lot |
matsuro-末路 | het einde van de weg |
matsuyō-末葉 | het einde [slot] (van een tijdperk) |
mattadanaka-真っ直中 | precies in het midden; op het hoogtepunt |
mattaku-全く | helemaal; geheel; compleet; helemaal niet; niet in het minst |
mawaridōrō-回り灯籠 | een lantaarn waarvan de binnenste cilinder (met uitgesneden afbeeldingen) draait en schaduwen werpt op het buitenste scherm |
mayoke-魔除け | talisman [amulet] (ter bescherming tegen het kwaad) |
mayonaka-真夜中 | middernacht; het holst van de nacht |
mayujiri-眉尻 | het uiteinde van de wenkbrauw dichtbij de slaap |
mayune-眉根 | het uiteinde van de wenkbrauw dichtbij de neus |
mazegaki-交ぜ書き | het in kana schrijven van sommige kanji in samengestelde woorden |
mebari-目張り | (het aanbrengen van) een tochtstrip |
mebunryō-目分量 | een meting op het gezicht [oog]; ruwe schatting (alleen door te kijken) |
mecha-滅茶 | het absurd [onredelijk; roekeloos; onmatig; buitensporig] zijn |
medatsu-目立つ | opvallen; in het oog vallen; de aandacht trekken |
medo-針孔 | het oog van de naald |
medooshi-目通し | het oog laten gaan [glijden] over |
megaton-メガトン | megaton (1 miljoen ton TNT, de energie die vrijkomt bij het ontploffen van waterstofbommen) |
mehashi-目端 | het vlug van begrip; gevat; scherp; tactvol zijn |
mei-名 | (wordt ook gebruikt voor het tellen van mensen) mens; persoon |
meifu-冥府 | het dodenrijk; de onderwereld (Hades) |
meifuku-冥福 | hemelse zaligheid; geluk in het hiernamaals |
meigikakikaedairinin-名義書き換え代理人 | beheerder van het aandeelhoudersregister |
meishiban-名刺判 | (van een foto) het formaat 8,3 x 5,4 cm |
meisū-命数 | levensduur ( het aantal dagen in iemands leven) |
mekoboshi-目溢し | oogluiking; medeweten; het door de vingers zien |
mekubase-目配せ | het knipogen; met oogcontact [een blik] (iets) te kennen geven |
menba-面罵 | het iemand openlijk [ronduit; in zijn gezicht] beledigen |
menchō-面疔 | een karbonkel [steenpuist] in het gezicht |
menkui-面食い | iemand die alleen maar op het gezicht [uiterlijk] afgaat |
menohoyō-目の保養 | (uitdrukking) een lust voor het oog |
menokokanjō-目の子勘定 | ruwe schatting; het op het oog schatten |
menokokanjō-目の子勘定 | hoofdrekenen; het uit het hoofd berekenen |
menokozan-目の子算 | ruwe schatting; het op het oog schatten |
menokozan-目の子算 | hoofdrekenen; het uit het hoofd berekenen |
menpeki-面壁 | zittende zen meditatie met het gezicht naar een muur |
mensō-面相 | (afk. voor) een penseel met een smalle lange punt voor het schilderen van details in het gezicht, e.d. |
mensōfude-面相筆 | een penseel met een smalle lange punt voor het schilderen van details in het gezicht, e.d. |
mentei-面体 | vorm van het gezicht; uiterlijk |
mentori-面取り | het facetteren (van keramiek) |
menuki-目抜き | wat het belangrijkste is; hoofd- |
menuki-目貫 | zwaard ornament (op het gevest) |
meshiudo-囚人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
meshūdo-召人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
messhu-メッシュ | highlights in het haar; coupe soleil |
messō-滅相 | (één van de vier fasen in het boeddhisme) de vorm [verschijning) van wanneer karma uitgeput is en het leven eindigt |
metate-目立て | het slijpen; weer scherp maken (van een zaag, vijl, etc.) |
mētorusei-メートル制 | systeem gebaseerd op het metrieke stelsel |
metsu-滅 | de dood van een Boeddha of monnik; het Nirvana |
metsu-滅 | één van de vier grote waarheden in het Boeddhisme, n.l. het einde van het lijden |
metsugi-芽接ぎ | (van fruitbomen) het enten (van knoppen); oculeren |
meuchi-目打ち | perforatie; doorboring; het maken van gaatjes |
mezamashi-目覚し | (middel voor) het wakker worden [blijven] |
mezasu-目指す | mikken op; op het oog hebben; in gedachten hebben |
mezawari-目障り | een doorn in het oog; een belediging voor het oog |
mezu-馬頭 | (boeddh.) demoon (beeld) met het hoofd van een paard en het lichaam van een mens |
mi-巳 | de slang (het zesde dier in de twaalfjaarlijkse cyclus van de Chinese dierenriem) |
miakiru-見飽きる | genoeg hebben van (het kijken naar) iets; iets niet (langer) meer willen zien |
michiito-道糸 | vislijn (met name het eerste stuk dat aan de hengel zit) |
michikusa-道草 | getreuzel; het nietsdoend rondhangen |
michinaka-道中 | op de weg; in het midden van de weg |
michiru-満ちる | wassen (van de maan); opkomen (van het tij) |
michiyuki-道行き | reis; het reizen |
michiyuki-道行き | (Kabuki theater) scène waar een man en vrouw samen (in het geheim) ervandoor [op reis] gaan |
michizure-道連れ | het iemand tegen zijn zin meenemen |
midai-御台 | hofbestek (artikelen in gebruik aan het keizerlijk hof en bij de adel) |
middonaito-ミッドナイト | middernacht; het holst van de nacht |
midoku-味読 | het met veel plezier [waardering] lezen (van een boek) |
midoru・manejimento-ミドル・マネジメント | het middenkader (binnen een organisatie) |
miekakure-見え隠れ | het verschijnen en verdwijnen |
migi-右 | het voorafgaande [eerdergenoemde] (bij de Japanse (verticale) schrijfwijze van rechts naar links) |
migoroshi-見殺し | het iemand aan zijn lot overlaten; iemand laten sterven zonder te helpen |
mihanasu-見放す | (het) opgeven; zich gewonnen geven; (het) erbij laten zitten |
mijimai-身仕舞い | het zich aankleden [zich opdoffen] (b.v. om uit te gaan) |
mikaeri-見返り | het achterom kijken |
mikakedaoshi-見かけ倒し | verkeerde [misleidende] indruk; niet zo goed zijn als het er uitziet; klatergoud |
mikan-未完 | het onvoltooid [incompleet] zijn |
mikata-味方 | legereenheden van het keizerlijk hof of de overheid |
miken-眉間 | ruimte tussen de wenkbrauwen; glabella (midden van het voorhoofd vlak boven de neus) |
miketsu-未決 | onbeslistheid; onzekerheid; het hangende [in behandeling; nog niet besloten] zijn |
miketsu-未決 | het nog niet veroordeeld [gevonnist] zijn |
mikirihassha-見切り発車 | het voortijdig actie ondernemen (voordat er toestemming is) |
mikishingu-ミキシング | het combineren [mengen] van audio- en videobeelden |
mikkabōzu-三日坊主 | (lett. een boeddhistische priester voor drie dagen) een uitdrukking voor iemand die snel ergens mee ophoudt [het bijltje erbij neergooit] |
mikkō-密行 | het rondsluipen |
mikoshi-見越し | het overheen kijken; uitkijken (over) |
mikotoba-御言葉 | (Christendom) het Woord van God; Gods Woord |
mimai-見舞い | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
mimau-見舞う | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
mimigakumon-耳学問 | het improviseren; afgaan op wat je hebt gehoord; op z'n gevoel afgaan |
mimimoto-耳元 | (dicht) bij het oor |
mimiuchi-耳打ち | fluistering; het (iem.) iets in het oor fluisteren |
mimiuchisuru-耳打ちする | (iem.) iets in het oor fluisteren |
mimizunaku-蚯蚓鳴く | het geluid van de regenwormen (in de (regenachtige) herfstnacht; wordt gebruikt als uitdrukking voor eenzaamheid) |
mimodae-身悶え | het kronkelen; krimpen (van pijn; angst, e.d.) |
mimono-見物 | bezoek; het bekijken; toekijken; beschouwen; bijwonen |
minamihankyū-南半球 | het zuidelijk halfrond |
mine-峰 | de achterkant van het lemmet van een zwaard |
minkan-民間 | het volk |
minoabunmei-ミノア文明 | Minoïsche beschaving (op Kreta, tussen ongeveer het derde millennium v.Chr. en 1200 v.Chr.) |
minogasu-見逃す | over het hoofd zien; niet opmerken |
minsen-民選 | gekozen zijn door het volk |
minshū-民衆 | het gewone volk |
minzokukaihō-民族解放 | nationale bevrijding; bevrijding van het volk |
min'i-民意 | de wil van het volk |
miotosu-見落とす | over het hoofd zien; voorbijzien; uit het oog verliezen |
mippei-密閉 | hermetische afsluiting; het goed [hermetisch; luchtdicht] afsluiten |
mirin-味醂 | mirin, een zoete rijstwijn die voornamelijk gebruikt wordt als ingrediënt bij het koken |
miseban-店番 | het exploiteren [uitbaten] van een winkel |
misebiraki-店開き | het openen van een nieuwe winkel [zaak; bedrijf] |
misebiraki-店開き | het openen van een winkel (op een bepaalde tijd van de dag) |
misegamae-店構え | de vormgeving [het uiterlijk] van een winkelpui |
misejimai-店仕舞い | het voorgoed sluiten van [stoppen met] een winkel [zaak; bedrijf] |
misejimai-店仕舞い | het sluiten van een winkel (op een bepaalde tijd van de dag) |
misokonau-見損なう | over het hoofd zien; verkeerd inschatten [beoordelen] |
misomeru-見初める | (op het eerste gezicht) verliefd worden |
missatsu-密殺 | clandestiene moord; (iem.) doden in het geheim |
missatsu-密殺 | het illegaal slachten (van vee) |
missen-密栓 | het afdoppen [hermetisch afsluiten; verzegelen]; luchtdichte stop |
misugosu-見過ごす | over het hoofd zien; niet opmerken; niet in de gaten hebben |
misukyasuto-ミスキャスト | het verkeerd casten van een acteur [actrice] voor een bepaalde rol |
misuteru-見捨てる | (het) opgeven; verlaten; in de steek laten; afstaan |
mitaida-みたいだ | het ziet er naar uit [lijkt erop] dat |
mitarashi-御手洗 | een plaats waar pelgrims voorafgaand aan het bezoek van een heiligdom hun handen en mond reinigen. |
mitarashi-御手洗 | het water om de handen te wassen |
mitarashi-御手洗 | (afk. voor) een festival dat (oorspronkelijk) op 7 juli wordt gehouden in het Kitano Tenmangu-heiligdom in Kyoto |
mitarashimatsuri-御手洗祭 | een festival dat (oorspronkelijk) op 7 juli wordt gehouden in het Kitano Tenmangu-heiligdom in Kyoto |
mitchaku-密着 | het kleven; vastplakken |
mitō-味到 | waardering; het genieten van |
mitorizu-見取り図 | een (ruwe) schets [tekening] |
mitsunyūkoku-密入国 | heimelijk [stiekem; illegaal] het land binnenkomen |
mitsushukkoku-密出国 | heimelijk [stiekem; illegaal] het land verlaten |
mitsuyunyū-密輸入 | het (land) in smokkelen; naar binnen smokkelen |
mitsuyushutsu-密輸出 | het (land) uit smokkelen; naar buiten smokkelen |
miuchi-身内 | het gehele lichaam |
miukeru-見受ける | zien; in het ogg krijgen; tegenkomen; vinden |
miuri-身売り | het verkopen; van de hand doen (van de eigen onderneming, zaak, e.d.) |
miushinau-見失う | uit het oog verliezen |
miwake-見分け | het onderscheiden [onderscheid maken; uit elkaar houden] |
miyakoochi-都落ち | op het platteland gaan leven; buiten gaan wonen |
mizuabi-水浴び | het baden; bad |
mizuage-水揚げ | het uitladen; lossen |
mizuarai-水洗い | het wassen in water (zonder zeep) |
mizuasobisuru-水遊びする | spartelen [spelen] in het water; pootjebaden |
mizubari-水張り | natte stof [papier] uitspreiden zodat het zonder kreukels opdroogt |
mizugare-水涸れ | het opdrogen van rivierbeddingen, vijvers, etc. door de zon |
mizugei-水芸 | het goochelen [jongleren] met water |
mizugokoro-水心 | het goed kunnen zwemmen |
mizugokoro-水心 | het midden van het water (van een rivier, meer, vijver, etc.] |
mizuhake-水捌け | drainage; het draineren |
mizukai-水飼い | water voor het vee |
mizukemuri-水煙 | mist [nevel] die boven het water hangt |
mizukiri-水切り | het afgieten; afdruipen; afvloeien |
mizumashishihon-水増し資本 | het verwateren van kapitaal (d.w.z. nieuwe aandelen uitgeven op de bestaande activa) |
mizuni-水煮 | het koken in water |
mizunoe-壬 | het negende zodiac teken |
mizunomi-水飲み | het drinken van water |
mizunurumu-水温む | het (langzaam) warmer worden van het water (van vijvers, beekjes etc.) in de lente |
mizusakazuki-水杯 | het ritueel van het gezamenlijk inschenken en drinken van water waarbij men voorgoed afscheid neemt van elkaar |
mizusakiannai-水先案内 | het (binnen)loodsen van schepen |
mizushōbai-水商売 | onzekere [risicovolle] handel [zaken]; het werken in het uitgaansleven |
mizutori-水取り | het water halen [scheppen] |
mizuzeme-水攻め | (de tactiek van) inundatie; het onder water zetten (van een kasteel bij een belegering) |
mizuzeme-水攻め | (de tactiek van) het afsnijden van de watertoevoer (van een kasteel bij een belegering) |
mōbosansennooshie-孟母三遷の教え | het belang van het creëren van een goede leeromgeving voor een kind (naar een oud verhaal over Mencius' moeder die 3 keer verhuisde daarvoor) |
mochiami-餅網 | rooster voor het grillen van rijst cakes (mochi) |
mochidashi-持ち出し | het uit [naar buiten] nemen [brengen] |
mochijikan-持ち時間 | (om les te geven) het aantal klassen per week; de tijd die men nodig heeft; de verplichte tijd |
mochimawari-持ち回り | het rondgaan [doorgeven] |
mochitsuki-餅搗き | mochi slaan (het met een houten hamer tot kleverige massa slaan van rijstdeeg, voor het maken van rijst cakes) |
moderingu-モデリング | modellering; het vorm geven |
modore-モドレ | het modelleren; boetseren |
modoriuri-戻り売り | verkoop (van aandelen) op het moment dat een lagere marktwaarde weer omhoog gaat |
moetatsu-燃え立つ | het doen oplaaien van een brand; hevig branden; fel kleuren |
moetatsu-燃え立つ | het aanwakkeren van gevoelens |
mogaribue-虎落笛 | het fluitende geluid van een winterse wind die door een bamboe hek waait |
mōhitsu-毛筆 | het schrijven [schrijfwerk; kalligrafie] met een dergelijk penseel |
mokkan-木簡 | een smalle strook hout waarop officiële stukken tekst werden geschreven (in het oude China en Japan) |
mokkanotokoro-目下のところ | nu; op dit moment; voorlopig; voor het ogenblik |
mokkori-もっこり | het uitpuilen [opbollen] van iets uit kleding of zakken |
mokkori-もっこり | het uitpuilen [opbollen] van een broek door een erectie |
mokudoku-黙読 | het stillezen (het lezen van een tekst zonder deze uit te spreken) |
mokusatsu-黙殺 | het negeren; voorbijgaan aan; (ergens) niet op letten; vermijden |
mokuyoku-沐浴 | het baden; het lichaam en het haar wassen |
mōmakushō-網膜症 | retinopathie (aantasting van het netvlies) |
mōmantai-無問題 | (uit het Kantonees) geen probleem |
mōmō-モーモー | (onomatopee) boe-boe (het loeien van een koe) |
momoware-桃割れ | haarstijl met een perzikvormige knot (uit het Meiji tijdperk) |
momu-揉む | (het lichaam) hevig bewegen (in dans e.d.) |
mongai-門外 | buiten de (stads)poort; buiten het gebouw |
mongai-門外 | buiten het vakgebied [de expertise] (van iemand) |
mongaifushutsu-門外不出 | verbod op het meenemen van waardevolle boeken of artikelen uit een collectie |
mongamae-門構え | de stijl [het bouwen van] een poort |
mongoroido-モンゴロイド | Mongolide (lid van het Mongoolse ras) |
monoda-物だ | het is zo dat...; het is een feit dat.. |
monokage-物陰 | een plek uit het zicht; verborgen plek |
monomorai-物貰い | (bij het ooglid) strontje; hordeolum |
monpe-もんぺ | (wijde) werkbroek (met touwtjes om de enkels, m.n. gedragen door vrouwen op het platteland en in fabrieken) |
monukenokara-蛻の殻 | (lett.) het (lege) afgeworpen vel van een reptiel of insect |
mon'an-問安 | informeren naar de veiligheid [het welzijn] van een hogere in rang |
morahada-諸肌 | twee schouders ontbloot (bij het dragen van ene kimono) |
morahadaonugu-諸肌を脱ぐ | beide schouders [het bovenlichaam] ontbloten (bij het dragen van een kimono) |
mori-守 | babysit; oppas; het oppassen |
morigaaru-森ガール | zachte, losse [wijde] stijl van vrouwenkleding (met als thema een meisje in het bos); meisje dat zulke kleding draagt |
moritsuchi-盛り土 | dijk; verhoogde grond [aarde]; het ophogen van grond |
moruto-モルト | mout (voor het brouwen van bier of whisky) |
mōryō-魍魎 | god van het water |
mosaku-模索 | het rondtasten [zoeken] (naar) |
moshi-もし | (aan het einde van een zin) toch; hè |
moshika-若しか | mogelijk; waneer; in [voor] het geval |
mōshikaneru-申し兼ねる | aarzelen [het moeilijk vinden] om iets te zeggen |
moshikashite-若しかして | als, in het geval dat; misschien; mogelijk |
moshimoshi-もしもし | hallo (bij het beantwoorden van de telefoon) |
moshimoshi-もしもし | pardon (bij het aanspreken van iemand die je niet kent) |
mōshiwakenai-申し訳ない | het spijt mij zeer; ik voel mij bezwaard; verontschuldiging; dank voor uw hulp |
mōshon-モーション | het maken van avances |
mōshū-孟秋 | het begin van de herfst; het vroege najaar |
mossō-物相 | keukengerei [kom] om het eten in gelijke porties te verdelen |
mōsukoshide-もう少しで | bijna; op het nippertje |
motageru-擡げる | (het hoofd) opheffen; optillen; oprichten; de kop opsteken; doen ontstaan |
mōten-盲点 | (med.) een blinde vlek (in het gezichtsveld); een scotoom |
mōten-盲点 | (fig.) een blinde vlek; iets dat men vaak over het hoofd ziet |
motodori-髻 | knotje (van haar op het hoofd) |
motomiya-元宮 | de hoofd-schrijn binnen het shinto heiligdom |
moyori-最寄り | het dichtstbijzijnde; de directe omgeving |
mu-六 | (het cijfer) 6; zes |
mubōunten-無謀運転 | het onvoorzichtig [roekeloos] autorijden |
muchiuchi-鞭打ち | deel van het lichaam van paarden waar de ruiter op slaat met zijn zweep |
mugifumi-麦踏み | het vertrappen van tarweplanten in de winter (om de koudebestendigheid te vergroten en de stengelvoeten van het gewas sterker te maken) |
mugiuchi-麦打ち | het dorsen van tarwe |
mugiwaratonbo-麦藁蜻蛉 | (vrouwelijke) witpuntoeverlibel (libelle-soort, Orthetrum albistylum, met een strokleurige buik) |
mukabaki-行縢 | (his.) een van herten- of berenbont gemaakte beenbekleding (voor krijgers bij het paardrijden of de valkenjacht) |
mukae-迎え | ontmoeting; het iemand opwachten [afhalen] |
mukaiawase-向かい合わせ | het tegenover elkaar [oog in oog} staan; van aangezicht tot aangezicht |
mukankei-無関係 | irrelevantie; impertinentie; het niet terzake zijn |
mukashi-昔 | vroeger; in het verleden |
mukōhachimaki-向こう鉢巻き | opgevouwen of opgerolde doek rond het hoofd geknoopt |
mukyū-無休 | (van winkels, bedrijven, etc) het hele jaar geopend zijn (geen sluitingsdagen) |
mune-旨 | principe; kern; het belangrijkste |
munieru-ムニエル | (voor het bakken) in bloem gewenteld ingrediënt (zoals vis b.v.) |
muriōjō-無理往生 | het met dwang iemand iets te laten doen; gedwongen medewerking |
murisandan-無理算段 | het de eindjes aan elkaar knopen; het bij elkaar scharrelen (van geld) |
murozaki-室咲き | de teelt [het kweken] van bloemen in de kas |
musakui-無作為 | het niet handelen; het laten gebeuren |
musan-無産 | (afk. voor) het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
musankaikyū-無産階級 | het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
mushaburui-武者震い | het schudden of trillen van opwinding |
mushashugyō-武者修行 | naar andere delen van het land reizen om bijzondere vaardigheden te leren (b.v. in de muziek of de krijgskunst) |
mushi-無視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren (van regels, etc.); minachting |
mushiboshi-虫干し | het luchten [buiten hangen] van kleren [kleden, e.d.] (om te voorkomen dat er insecten of schimmel in komen) |
mushiosae-虫押さえ | (medicijn voor) het voorkomen en behandelen van insectenbeten bij kinderen |
musō-無双 | (sumo) werptechniek door het dijbeen van de tegenstander beet te pakken |
musubi-結び | (van een tekst) het einde [conclusie] |
mūtairiku-ムー大陸 | het continent Mu, dat volgens een hypothese duizenden jaren geleden gezonken zou zijn in de Stille Oceaan) |
mute-無手 | nul (het tonen van een gebalde vuist) |
myakuutsu-脈打つ | kloppen (van een slagader, het hart) |
myōkan-冥官 | (boeddh.) opperrechter in het dodenrijk [in de hel] |
n-ん | vorm van het partikel ni (naar; in) |
n-ん | vorm van de nominalisatie [substantivering] van het partikel no |
naa-なあ | (in het begin van de zin) kijk [luister] (eens); zeg, ...; hoor eens even; tja... |
naa-なあ | (aan het eind van de zin) drukt uit een wens [verzuchting] |
nabebugyō-鍋奉行 | kookchef (de opzichter bij het opdienen van de gerechten; m.n. bij de eettafel thuis, in een eetcafé, eethuis, e.d.) |
nadeageru-撫で上げる | (het haar) opkammen; omhoog [naar achteren] kammen |
nadegiri-撫で切り | het verslaan [vernietigen] van vele tegenstanders tegelijk |
nagabanashi-長話 | het lang praten; een lang gesprek [verhaal] |
nagaburo-長風呂 | het lang baden; lange weektijd in een badkuip |
nagai-長い | een groot uithoudingsvermogen hebben; het lang volhouden; geen haast hebben |
nagakari-根掛かり | het (ergens achter) blijven haken van het haakje van een vishengel |
nagara-ながら | (gevoegd achter een ww. geeft het aan een gelijktijdigheid van meerdere handelingen) terwijl; onder het...; al ...nde |
nagara-ながら | (gevoegd achter een zn., bijw. of adj. geeft het aan een tegenstelling) hoewel; ondanks; niettegenstaande |
nagara-ながら | (gevoegd achter een zn., bijw. of adj. geeft het een situatie aan) zo (zijnde); aldus; (zo)als |
nagarazoku-ながら族 | mensen (leeringen; studenten) die de gewoonte hebben tijdens het studeren te luisteren naar muziek, radio enz. |
nagare-流れ | (fig.) stroom; loop; gang; passage; het voorbijgaan |
nagare-流れ | familielijn; afstamming; (het behoren tot) een school [richting] |
nagasaki-長崎 | Nagasaki, de naam van een prefectuur in het westen van Kyūshū |
nagasaki-長崎 | Nagasaki, de naam van een stad in het zuiden van de prefectuur Nagasaki. |
nagashiba-流し場 | douchehoek of wasgelegenheid (zoals in Japan voorafgaand aan het baden) |
nagashime-流し目 | zijwaartse blik; het (iem.) zijdelings aankijken |
nagashio-長潮 | getijde wanneer het verschil tussen eb en vloed het kleinst is |
nagashiuchi-流し打ち | (bij honkbal) een slag van een rechtshandige slagman naar het rechtsveld, of een linkshandige slagman naar het linksveld |
nagashiuchisuru-流し打ちする | (bij honkbal) naar het tegenovergelegen veld slaan |
nagatachō-永田町 | de wijk Nagata in het Chiyoda district van Tokio (met o.a. het parlementsgebouw en de officiële residentie van de Minister-President) |
nagatachō-永田町 | het politieke hart van Japan |
nageru-投げる | het opgeven; laten varen |
nagetsukeru-投げつける | tekeergaan; razen; tieren; (iem. verwijten) naar het hoofd slingeren |
nageuri-投げ売り | uitverkoop; opruiming; het dumpen [goedkoop verkopen] van goederen |
nagori-余波 | zeewater [zeewier] dat achterblijft op het strand als het eb geworden is |
nagori-名残 | het einde; vaarwel |
nagoyaben-名古屋弁 | het dialect van Nagoya en omgeving |
nai-ない | (achtervoegsel dat het werkwoord vervoegt naar de korte ontkennende vorm) niet |
nai-無い | in combinatie met koto: (lett.: het feit is er niet dat...) het is niet zo dat...; niet nodig zijn; niet hoeven; niet mogelijk zijn |
naichi-内地 | het eigen land; binnenlands grondgebied |
naichi-内地 | het binnenland; gebied landinwaarts |
naikai-内界 | de innerlijke wereld; binnenwereld; het innerlijk; het geestelijke |
naikaku-内閣 | het kabinet (regering) |
naikū-内宮 | de binnenste schrijn van het Ise Jingu heiligdom (Mie-prefectuur), gewijd aan Amaterasu-ōmikami (godin van de zon) |
naimononedari-無い物ねだり | te veel vragen [verlangen]; het onmogelijke willen |
naiō-内応 | samenzwering; heulen (met de vijand); verraad (door het doorgeven van geheime informatie aan de vijand) |
nairon-ナイロン | nylon (synthetische stof) |
naitokyappu-ナイトキャップ | slaapmutsje; drankje voor het naar bed gaan |
naitsū-内通 | samenzwering; heulen (met de vijand); verraad (door het doorgeven van geheime informatie aan de vijand) |
naiyō-内用 | [内服; 薬を飲むこと] (med.) inwendig gebruik; het innemen (van medicijnen) |
naka-中 | (van)uit; onder; in het midden; de middelste; temidden; tussen; in; inclusief |
nakademo-中でも | vooral; in het bijzonder; met name; onder andere |
nakagiri-中限 | transactie waarvan de leveringsdatum is in de volgende maand na het sluiten van het verkoopcontract |
nakamairi-仲間入り | het zich aansluiten bij [toetreding tot] (een groep) |
nakanaka-中中 | halverwege; in het midden; neutraal |
nakanaori-仲直り | verzoening; herstel van de relatie; het (weer) goed maken |
nakaseru-泣かせる | (iemand) aan het huilen maken; laten huilen |
nakasu-泣かす | (iemand) aan het huilen maken; laten huilen |
nakenashi-なけなし | geringe hoeveelheid; het kleine beetje (weinige) dat men heeft |
naku-鳴く | (het geluid maken van dieren) piepen; zingen; tjilpen; huilen; krijsen |
nakuhanai-なくはない | (uitdrukking met een dubbele ontkenning) het is niet zo dat het er (helemaal) niet is; niet zonder zijn; wel zo moeten zijn; er zijn veel |
nakusu-無くす | geen wilskracht [zin] meer hebben; het opgeven |
namida-涙 | het huilen |
namidabashi-涙箸 | eetstokjes waar druppels afvallen (b.v. soep of saus) tijdens het eten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
namidagumashii-涙ぐましい | (lit.) pathetisch; aandoenlijk; ontroerend; deerniswekkend; erbarmelijk |
namidamajiri-涙混じり | het huilend iets doen; in tranen iets doen; huilend; in tranen |
namimakura-波枕 | het geluid van de golven bij nacht (als je in bed ligt) |
naminori-波乗り | het surfen (op het water) |
namusanbō-南無三宝 | geprezen zij de drie Juwelen [Schatten] van het boeddhisme (Boeddha, de Dharma (leer van de Boeddha) en de Sangha (de boeddhistische gemeenschap)) |
nana-七 | (het getal) zeven |
nanairo-七色 | de zeven kleuren van het spectrum [van de regenboog] |
nanako-魚子 | (afk. voor) keperbinding (weeftechniek, waarbij het oppervlak van de stof korrelig als een visei wordt) |
nanakoori-魚子織り | keperbinding (weeftechniek, waarbij het oppervlak van de stof korrelig als een visei wordt) |
nanakusagayu-七草粥 | rijstepap, traditioneel gekookt met 7 kruiden (op de zevende dag van het nieuwe jaar) |
nanakusagayu-七草粥 | pap, gekookt van 7 ingrediënten, zoals rijst, gierst, bonen, e.d. (gemaakt op de 15e dag van het nieuwe jaar; later vervangen door azukibonenpap) |
nanakusanosekku-七種の節句 | festival op de zevende dag van het nieuwe jaar (waarbij zeven soorten rijstepap worden gegeten) |
nanbu-南部 | het zuidelijk deel; het zuiden |
nanbyō-難病 | ziekten die door het Japanse Ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn zijn aangeduid als zeldzame en hardnekkige ziekten |
nandemo-何でも | het schijnt dat; men zegt dat; ik heb gehoord dat |
nanikato-何彼と | alles en nog wat; het een en ander; verscheidene |
naniyakaya-何や彼や | dit en [of] dat; het een of het ander; of zoiets |
nanka-南下 | het zuidwaarts [naar het zuiden] gaan |
nannantō-南南東 | het zuidzuidoosten |
nannanzai-南南西 | het zuidzuidwesten |
nanori-名乗り | naam na het bereiken van volwassenheid bij adelijke en samoerai families |
nanori-名乗り | (publieke) aankondiging van de koopwaar [handelswaar)]met de naam van het product of de producent, e.d. |
nanoru-名乗る | namen geven aan vogels en insecten naar het geluid dat ze maken |
nanpū-南風 | liedjes uit het zuiden |
nansei-南西 | het zuidwesten |
nantō-南東 | het zuidoosten |
nanushi-名主 | (in het Edo tijdperk) dorpshoofd; hoofdman van een dorp of plaats (voornamelijk in het Kantō gebied) |
nara-なら | als het zo is; in dat geval |
naraba-ならば | als het zo is; in dat geval |
naraba-ならば | als het ... is |
narai-習い | het leren; oefening; het oefenen |
narēshon-ナレーション | het vertellen; verteltrant |
naresome-馴れ初め | het begin van een romance [liefde] |
nari-鳴り | het klinken; de klank; het gerinkel; geluid; resonantie |
narimono-鳴り物 | de muziekinstrumenten in het Kabuki theater, behalve de samisen |
narimono-鳴り物 | het orkest in het Kabuki theater |
narōdoniki-ナロードニキ | Russische revolutionaire beweging (uit de tweede helft van de 19e en het begin van de 20e eeuw) |
narubeku-成るべく | zo mogelijk; indien mogelijk (dit woord is de klassiek Japanse shūshikei-vorm van het ww. naru) |
nasaru-為さる | (dit is een beleefdheidsvariant van het werkwoord suru) doen |
nasuriai-擦り合い | tegenbeschuldiging, recriminatie; wederzijdse beschuldigingen; het elkaar de schuld geven |
natsu-夏 | zomer (in Japan tegenwoordig van juni tot augustus, vroeger toen men uitging van de maankalender was het van april tot juni) |
natsuba-夏場 | zomertijd; het zomerseizoen |
natsubasho-夏場所 | het zomer sumotoernooi (sumo toernooi dat gehouden wordt in mei) |
natsubate-夏ばて | het afnemen [verlies] van lichamelijke krachten door de zomerhitte |
natsubiki-夏引き | het spinnen in de zomer van draden van de poppen van harugo (lenterupsen) |
natsudonari-夏隣 | het gevoel [besef] van de naderende zomer; seizoenwoord voor de late lente |
natsuge-夏毛 | de (okergele) haren van een hertenvacht, die gebruikt worden voor het maken van penselen |
natsuhaze-夏櫨 | een bladverliezende struik van de het plantengeslacht Azalea |
natsujikan-夏時間 | zomertijd (in de zomer wordt de klok 1 uur vooruitgezet om meer profijt te hebben van het lange licht) |
natsume-夏芽 | bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen; zomerknoppen |
natsumushi-夏虫 | (met name) insecten (zoals motten) die in het donker op licht af komen |
natsushirogiku-夏白菊 | witte zomerchrysant, een meerjarige plant van het plantengeslacht Matricaria |
natsutōdai-夏灯台 | een 2-jarige plant van het plantengeslacht Euphorbia |
natsuyase-夏痩せ | gewichtsverlies in de warme zomer (door gebrek aan eetlust, slaap, e.d.); afvallen in de zomer wanneer het warm [heet] is |
nawabari-縄張り | het gebied [invloedssfeer] (van iemand); territorium |
nawatobi-縄跳び | het touwtjespringen |
nda-んだ | aan het eind van een zin, geeft nadruk [mening; verklaring; conclusie; aanwijzing; aanbeveling] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
ndesu-んです | aan het eind van een zin, geeft nadruk [mening; verklaring; conclusie; aanwijzing; aanbeveling] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
ne-子 | het uur van de rat (23.00 - 01.00 uur) |
nebie-寝冷え | kou (gevat tijdens het slapen); koud geworden tijdens de slaap |
nebiesuru-寝冷えする | kou vatten tijdens het slapen; koud worden tijdens de slaap |
nebō-寝坊 | het laat opstaan; het zich verslapen |
nechigaeru-寝違える | kramp in de nek krijgen [een stijve nek krijgen] (tijdens het slapen) |
nedame-寝溜め | het inhalen van slaap; extra veel slapen |
neesankaburi-姉さん被り | handdoek om het hoofd gewikkeld |
negokochi-寝心地 | gevoel bij het slapen; slaapcomfort |
negoto-寝言 | het praten in je slaap |
negurekuto-ネグレクト | verzuim; ontkenning; het negeren |
neguse-寝癖 | (na het slapen) warrig [weerbarstig] haar; weerborstel |
nekkara-根っから | vanaf het begin; oorspronkelijk |
nekkara-根っから | (met ontkenning) niet in het minst; helemaal niet(s) |
neko-猫 | bijnaam van een shamisen (een muziekinstrument, zo genoemd omdat het vaak met kattenhuid is bekleed) |
nekokawaigari-猫可愛がり | het iemand verwennen [vertroetelen] (als een kat) |
nekonadegoe-猫撫で声 | het spinnen [gespin] van een kat |
nekosogi-根刮ぎ | ontworteling; het met wortel en al uit de grond trekken |
nekuzure-値崩れ | een plotselinge daling van prijzen; het kelderen van prijzen |
nemawashi-根回し | het voorbereidend werk; grondwerk; het leggen van de basis; het achter de schermen manoeuvreren; consensus bereiken om iets te kunnen verwezenlijken |
nemuri-眠り | slaap; het slapen |
nenbutsu-念仏 | invocatie [gebed; recitatie] voor Amida Boeddha (door het reciteren van zijn naam) |
nenbutsushū-念仏宗 | Nembutsu sekte (van het boeddhisme) |
nenbutsuzanmai-念仏三昧 | toewijding aan [het ijverig uitoefenen van] nenbutsu (invocatie, gebed voor Boeddha) |
nenbyakunenjū-年百年中 | het hele jaar door; altijd |
nengaranenjū-年がら年中 | het hele jaar door; altijd |
nenjū-年中 | het hele jaar (door) |
nenjūmukyū-年中無休 | elke dag van het jaar geopend; 24/7 geopend |
nenmatsu-年末 | het einde van het jaar; jaareinde |
nenmatsuchōsei-年末調整 | belastingcorrectie [belastingaanpassing] aan het einde van het jaar |
nennai-年内 | de periode binnen een jaar [voordat het jaar om is] |
nenne-ねんね | het zich als een baby [klein kind] gedragen; kinderachtig doen |
nenshi-年始 | Nieuwjaarsdag; het begin van het (nieuwe) jaar |
nensho-年初 | Nieuwjaarsdag; het begin van het (nieuwe) jaar |
neoki-寝起き | het ontwaken; opstaan |
neoki-寝起き | het dagelijkse bestaan [leven] |
neru-寝る | ziek in bed liggen; op het ziekbed liggen |
neru-寝る | slapen met; het bed delen met |
neru-練る | stof [weefsel] zacht maken door het te koken |
neshina-寝しな | (de tijd) net voor het naar bed gaan [voor het slapen gaan] |
neshōben-寝小便 | het bedplassen |
nessen-熱線 | hete metaaldraad |
nesshō-熱唱 | het hartstochtelijk [enthousiast; uit volle borst] zingen |
netabako-寝煙草 | het roken in bed; een sigaret die in bed wordt gerookt |
netsukikyū-熱気球 | heteluchtballon |
netsurui-熱涙 | hete tranen |
nettobōru-ネットボール | netservice (bal die het net raakt) |
nettotatchi-ネットタッチ | het aanraken van het net door een speler (tennis, volleybal, etc.) |
netto・purē-ネット・プレー | (tennis) dichtbij het net spelen |
nezumitori-ネズミ捕り | (politieterm) autoval (voor het registreren van snelheidsovertredingen) |
ni-に | (geeft aan het resultaat van een verandering) worden; veranderen in [tot] |
niage-荷揚げ | het lossen [uitladen] (van goederen) |
niai-似合い | het geschikt zijn; (goed) passend zijn |
nichibeianzenhoshōjōyaku-日米安全保障条約 | het Japans-Amerikaanse Veiligheidsverdrag |
nichibeichiikyōtei-日米地位協定 | Japans-Amerikaanse "Status-of-Forces" Overeenkomst (hierbij zijn in 1960 de condities vastgesteld voor het Amerikaanse leger gestationeerd in Japan) |
nichigintankan-日銀短観 | (afk. voor) Tankan onderzoek (economische kwartaal peiling van het ondernemersvertrouwen door de Japanse Bank) |
nichijōsahanji-日常茶飯事 | schering en inslag; de gewone [alledaagse] zaken (afgeleid van het dagelijks eten); een alledaagse gebeurtenis |
nichijōseikatsu-日常生活 | het dagelijkse leven |
nichirangakkai-日蘭学会 | het Japan-Nederland Instituut |
nichiyōdaiku-日曜大工 | doe-het-zelver; (weekend) klusser |
nigakkimatsushiken-二学期末試験 | (laatste) examen aan het einde van het tweede semester |
nigamushi-苦虫 | een insect waarvan je zou denken dat het bitter smaakt als je erin bijt |
nigaoe-似顔絵 | politieschets van een verdachte |
nigeashi-逃げ足 | het snel wegrennen; te voet wegvluchten [ontsnappen] |
nigekakure-逃げ隠れ | het vluchten [weglopen] en zich verbergen |
nigiribashi-握り箸 | het stevig met de vuist omklemmen van eetstokjes (meestal bij kinderen) |
nigiributo-握り太 | de handgreep van een boog dat met leer omwikkeld is om het dikker te maken |
nigirikawa-握り革 | het leer dat om het heft van een zwaard of de handgreep van een boog gewikkeld is |
nigiriono-握り斧 | een stenen handbijl (gebruiksvoorwerp uit het stenen tijdperk) |
nigoshirae-荷拵え | het inpakken (in kisten, dozen, etc.) |
nīhao-ニーハオ | (Chinese begroeting) hallo; goedendag; hoe gaat het? |
nihon-二本 | twee stuks (本 wordt gebruikt voor het tellen van lange dingen, boeken, etc.) |
nihonbōekishinkōkikō-日本貿易振興機構 | Japanse organisatie voor de bevordering van de handel met het buitenland (Japan External Trade Organization; JETRO, ジェトロ) |
nihondaihyō-日本代表 | (sport) het Japanse team |
nihongo-日本語 | het Japans; de Japanse taal |
nihyakuhatsuka-二百二十日 | de 220ste dag sinds het begin van de lente (maankalender) |
niibon-新盆 | het eerste Bon festival na iemand's overlijden |
niin-二院 | de twee kamers van de wetgevende macht (In Japan de Senaat en het Huis van Afgevaardigden) |
nikkōyoku-日光浴 | zonnebad; het zonnebaden |
niku-肉 | het postuur [de grootte; dikte; omvang] van iemand |
nikugan-肉眼 | het blote oog |
nikuhaku-肉薄 | het dichterbij komen; dicht benaderen; insluiten; achtervolgen; inhalen |
nikuhaku-肉薄 | het aandringen; pressie uitoefenen; onder druk zetten |
nikujiki-肉食 | het eten van vlees; carnivoor |
nikushoku-肉食 | het eten van vlees; carnivoor |
nikutai-肉体 | het lichaam (het vlees); het fysiek |
nikuyōshu-肉用種 | slachtvee; dier gefokt voor het vlees |
nikuzuki-肉付き | vlezig [vet] zijn; vlees aan het lichaam hebben |
nikuzure-煮崩れ | het inkoken [zacht koken] van voedsel; het uit elkaar vallen van voedsel tijdens het koken |
nikuzure-荷崩れ | het omvallen [verschuiven] van lading [vracht] (tijdens transport) |
nimono-煮物 | het koken van voedsel; gekookt voedsel |
nin-人 | wordt gebruikt voor het tellen van mensen |
ninchi-認知 | erkenning (het onder ogen zien) |
ningoku-任国 | het land waar je wordt benoemd als ambassadeur, gezant of consul |
ninja-忍者 | een ninja (geheime strijder in het feodale Japan) |
ninjō-刃傷 | het bloedvergieten; bloedbad |
ninjōbon-人情本 | (Japans literaar genre uit het begin van de 19de eeuw)) sociale roman die het liefdes- en familieleven van de burgers van Edo beschrijft |
ninjutsu-忍術 | (één van de tactieken van ninja's tijdens de samoerai periode) een vorm van spionage (door het gebruik van vermommingen, trucs, e.d.) |
ninoku-二の句 | de volgende [tweede] zin; het volgende woord |
nintei-人体 | het uiterlijk [de verschijning] (van een persoon) |
ninzū-人数 | het aantal personen |
nioibukuro-匂い袋 | reukzakje; sachet |
nippondaihyō-日本代表 | (sport) het Japanse team |
nise-二世 | (boeddhistische.) twee existenties: het heden en de toekomst |
nisei-二世 | tweede generatie Japanner (of Koreaan); kind van een Japanner die in het buitenland is geboren (en die nationaliteit heeft) |
nishi-西 | het westen |
nishi-西 | (de landen in) het Westen |
nishi-西 | (boeddh.) het Westelijk Paradijs |
nishibi-西日 | namiddagzon; ondergaande zon (in het westen) |
nishihankyū-西半球 | het westelijk halfrond; het Westen |
nishijin-西陣 | de naam van een wijk in Kyoto, vroeger het centrum van de zijdeweverij |
nishikita-西北 | het noordwesten |
nisokunowaraji-二足の草鞋 | (lett. twee paar strosandalen dragen) twee petten op hebben; twee ijzers in het vuur hebben |
nitchūkinmu-日中勤務 | het werken overdag; dagdienst |
niyaku-荷役 | het laden en lossen (van schepen) |
nizukuri-荷造り | het inpakken (van bagage, goederen, e.d.) |
no-の | (dit partikel geeft aan het verband tussen 2 woorden, waarbij het eerste woord een (bijv.) bepaling is van het woord dat na no staat) |
no-の | drukt uit het lijd.voorwerp in de bijzin |
no-の | als vraagpartikel aan het eind van de zin |
no-の | in de combinaties no da en no desu: het feit dat; het is zo dat |
nō-能 | het Nō-theater, onderdeel van Nōgaku |
noarashi-野荒らし | het vernietigen [stelen] van gewassen op de velden |
noarashi-野荒らし | de mens die [het dier dat} de gewassen vernielt of steelt |
nobanashi-野放し | het (koeien) weiden [buiten laten grazen]; dieren in het wild loslaten; honden los laten lopen |
nobe-野辺 | (op; rond) het veld |
nobeita-延べ板 | brede plank die wordt gebruikt om dingen op uit te rekken (b.v. voor het uitrollen van noedels) |
nobejin'in-延べ人員 | het totaal aantal mensen [personen] (dat nodig is om een taak te voltooien) |
nobeninzū-延べ人数 | het totaal aantal mensen [personen] (dat nodig is om een taak te voltooien) |
nobetsubo-延べ坪 | het totale vloeroppervlak van een gebouw (van alle verdiepingen) |
nobetsubosū-延べ坪数 | het totale vloeroppervlak van een gebouw (van alle verdiepingen) |
nobi-野火 | veldbrand; het afbranden van verdord gras op de velden (in het voorjaar) |
nobori-上り | klim; beklimming; bestijging; opstijgen; opgang; opkomst; het oprijzen; het omhooggaan; opvaart; opwaartse [oplopende] helling |
nobori-上り | naar een grotere stad gaan; naar Tokio gaan; naar het centrum van de stad gaan |
noboribune-上り船 | een schip dat stroomopwaarts vaart; de boot die vaart van het platteland richting de streek van Kyoto-Osaka |
noboseru-逆上せる | duizelig zijn; het stijgen van het bloed naar het hoofd |
nobushi-野武士 | helper van de topspeler (de mariashi) in de kemari balsport (gespeeld door hovelingen in het keizerlijk paleis) |
noda-のだ | aan het eind van een zin, geeft eigen nadruk [mening; verklaring; conclusie] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
node-ので | omdat; doordat; vanwege het feit dat |
nodesu-のです | aan het eind van een zin, geeft eigen nadruk [mening; verklaring; conclusie] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
nōdōkitsuen-能動喫煙 | het actief roken (de rook inhaleren van je eigen sigaret, sigaar of pijp) |
nōhonshugi-農本主義 | agrarisme (een politieke stroming die de landbouw en het platteland voorop stellen) |
nōkai-納会 | laatste vergadering (van het jaar, semester, etc.); eindejaarsbijeenkomst |
nōki-能記 | (taalkunde) de betekenaar; het betekenende; het concept (signifier) |
nokke-のっけ | de start; het begin |
nokkingu-ノッキング | het kloppen of pingelen van een motor |
nōkotsu-納骨 | het bijzetten van de as (van een overledene) in een graf of ossuarium |
nōkyō-納経 | het offeren in een tempel van een handmatig gekopieerde soetra |
nōkyō-納経 | het aanbieden van geld of rijst in een tempel in ruil voor soetra teksten |
norigokochi-乗り心地 | rijcomfort (comfort in een voertuig bij het rijden) |
norikakaru-乗りかかる (乗り掛かる) | op het punt staan in te stappen [aan boord te gaan] (bus, trein, boot, etc.) |
noriori-乗り降り | het in- en uitstappen |
norisugosu-乗り過ごす | vergeten uit (de trein, tram, e.d.) te stappen; het station dat reisdoel is passeren |
norizuke-糊付け | het plakken [lijmen]; het stijven (van kleding) |
nōsakugyō-農作業 | landbouw; het werken op het land |
nōsho-能書 | het vakkundig schrijven; bekwame schrijfkunst [kalligrafie] |
nōtatchi-ノータッチ | (honkbal) het niet aanraken met de bal van een honk of tegenstander door een veldspeler |
nozokaseru-覗かせる | kort [snel] laten zien; deels zichtbaar zijn [worden]; in het oog springen |
nozomu-臨む | geconfronteerd worden (met); tegenkomen; het hoofd bieden (aan); weerstaan |
nozue-野末 | uithoeken van het platteland; verafgelegen velden |
nue-鵺 | mythische vogel met het hoofd van een aap, het lichaam van een wasbeer, de staart van een slang, en de poten van een tijger |
nukabukuro-糠袋 | een stoffen zak gevuld met rijstzemelen om de huid mee te schrobben tijdens het baden |
nukamiso-糠味噌 | nuka-miso, een pasta van gezouten rijstzemelen (gebruikt voor het inmaken van groente) |
nukayorokobi-糠喜び | het te vroeg juichen; voorbarige vreugde |
nukeagaru-抜け上がる | terugtrekken van de haarlijn; kaal worden vanaf het voorhoofd |
nukegake-抜け駆け | het onverwacht [heimelijk] behalen van een voordeel; voorsprong |
nukeni-抜け荷 | het smokkelen; smokkelwaar |
nuki-抜き | het weglaten; overslaan; schrappen; achtereenvolgens verslaan |
nukiashi-抜き足 | het zachtjes [op de tenen] lopen |
nume-絖 | glanzende dunne zijde (gebruikt in de Japanse schilderkunst en bij het maken van kunstbloemen) |
nūn-ヌーン | het middaguur; 12 uur 's middags |
nunobiki-布引き | het uitrekken van stof |
nusumiashi-盗み足 | het zachtjes lopen [sluipen] |
nusumigui-盗み食い | het eten stelen; stiekem een hap nemen |
nusumu-盗む | ideëen [gedachten] stelen en imiteren; zich iets toeëigenen; afkijken; plagiaat plegen; in het geheim iets van iem. leren |
nusumu-盗む | in het geheim iets doen; in het geheim trouwen; iem. bedriegen |
nyōdōkatēteru-尿道カテーテル | blaaskatheterisatie |
nyōin-女院 | aan het keizerlijk hof de titel 'in' voor de moeder van de keizer, de keizerin of de prinses |
nyokinyoki-にょきにょき | (onomatopee) het plotseling (de een na de ander) opkomen [ontstaan; ontspruiten]; oprijzen; omhoog groeien] |
nyotai-女体 | vrouwenlichaam; het lichaam van een vrouw |
nyozegamon-如是我聞 | woorden aan het begin van een soetra: Aldus heb ik gehoord |
nyūbu-入部 | (hist.) aankomst [betreding] van het aanstellingsgebied voor de eerste keer door een landvoogd [gouverneur e.d.] |
nyūinkanja-入院患者 | een ziekenhuispatiënt (iemand die in het ziekenhuis ligt) |
nyūkaku-入閣 | toetreding tot het kabinet (van ministers) |
nyūkin-入金 | het (geld) storten op eigen rekening |
nyūkō-入港 | aankomst in een haven (van boten en schepen); (het) binnenvaren |
nyūmetsu-入滅 | het bereiken van het Nirvana; het overlijden van een Boeddha of heilige |
nyūnan-柔軟 | (boeddh.) kalmte; zachtheid; mild [soepel; flexibel] zijn (in ontwikkeling als spirituele kwaliteit in het trainingsproces) |
nyūseki-入籍 | inschrijving in het familieregister (b.v. bij huwelijk) |
nyūshitsu-入室 | het binnengaan [betreden] van een kamer |
nyūshitsu-入室 | (boeddh.) het betreden van de kamer van de leermeester om onderricht te ontvangen |
nyūshō-入賞 | het winnen van een prijs [hoge klassering] |
nyūsui-入水 | in het water gaan; zich te water begeven |
nyūtei-入廷 | het binnentreden in de rechtszaal (van de betrokkenen bij het proces) |
nyūtō-入党 | het zich aansluiten bij [toetreden tot] een politieke partij |
nyūtō-入湯 | het baden (in een warmwaterbron) |
ōbābaransu-オーバーバランス | onevenwichtigheid; het evenwicht verliezen |
ōbāfurō-オーバーフロー | (scheepvaart) overflow (wanneer een schip brandstof verliest bij het laden of lossen) |
ōbakushū-黄檗宗 | Ōbaku school van het Zen Boeddhisme |
ōbānetto-オーバーネット | (bij tennis, volleybal, e.d.) over het net reiken |
ōbāōru-オーバーオール | over het algemeen; in totaal; in het algemeen; globaal |
ōbāran-オーバーラン | het doorschieten van een vliegtuig op een landingsbaan |
ōbārōn-オーバーローン | overtollige lening, het verschijnsel dat banken in Japan meer uitleenden dan de som van hun kapitaal en deposito's |
ōbā・fensu-オーバー・フェンス | (honkbal) homerun, bal die over het hek [de omheining] is geslagen |
obibangumi-帯番組 | radio- of tv-programma dat op meerdere dagen per week op hetzelfde tijdstip wordt uitgezonden |
oboe-覚え | het (uit het hoofd) leren [onthouden] |
oboeru-覚える | (uit het hoofd) leren; onthouden |
obon-御盆 | Obon (festival) (waarbij men graven van overleden familieleden bezoekt, en papieren lantaarns ophangt of op het water laat drijven) |
ocha-御茶 | theepauze (op het werk) |
ochiba-落ち葉 | (af)gevallen [dode] bladeren; het vallen van de bladeren |
ōdarī・māketingu-オーダリー・マーケティング | het op ordelijke wijze exporteren van goederen zonder de markt van het andere land te verstoren |
odeko-おでこ | het voorhoofd |
odokasu-脅かす | (be)dreigen; bang maken; in het nauw drijven |
odori-踊り | dans; het dansen |
odoriba-踊り場 | (fig.) rustpauze (na het bereiken van een hoogtepunt) |
ofu-オフ | (afk. voor) buiten het seizoen |
ofurain-オフライン | offline (niet verbonden met het internet) |
ofu・shīzun-オフ・シーズン | buiten het seizoen |
ogori-奢り | traktatie; het trakteren |
ogushi-御髪 | (beleefd woord voor) het haar van iemand |
oikiri-追い切り | (bij paarden) een trainingsrace; testrit (om de conditie van het paard vast te stellen voor de echte race) |
oikomu-追い込む | in het nauw drijven; klemzetten |
ōin-押印 | het verzegelen; stempelen; aanbrengen van een zegel |
ōin-押韻 | rijm; het rijmen |
oitachi-生い立ち | groei; het opgroeien |
oitsumeru-追い詰める | iem. in het nauw drijven; achtervolgen; opsporen |
oiwake-追分 | (afk. van oiwakebushi) een oud volksliedje (oorspronkelijk uit het dorpje Oiwake) |
oiwakebushi-追分節 | een oud volksliedje (dat werd gezongen door ruiters, oorspronkelijk uit het dorpje Oiwake, in de Nagano Prefectuur, in de Edo periode) |
ōji-往時 | het verleden; de vervlogen tijden |
ōjōgiwa-往生際 | op de rand van de dood; op het punt te overlijden |
okadochigai-お門違い | naar het verkeerde adres [huis; gebouw] gaan; het bij het verkeerde eind hebben |
okamehachimoku-岡目八目 | het (gunstige) uitkijkpunt van omstanders; toeschouwers kunnen een wedstrijd beter overzien dan de spelers zelf |
okashira-お頭 | het hoofd; de baas; de leider |
okeru-於ける | (in de uitdrukking: ni okeru) wat betreft; over; op het gebied van |
oki-沖 | de open zee (ver weg van de kust); de verte; het verschiet |
oki-置き | het opbergen; plaatsen |
okigake-起きがけ | direct na het opstaan [wakker worden] |
okinawakaihatsuchō-沖縄開発庁 | het Okinawa Ontwikkelingsbureau |
okizari-置き去り | het achterlaten (van iemand, iets, e.d.); in de steek laten; verlaten |
okizari-置き去り | het vertrekken van een echtgenoot die zijn vrouw verlaat |
ōkō-横行 | het doelloos rondlopen [zich verplaatsen; zich voortbewegen]; het zijwaarts zich verplaatsen [voortbewegen] |
ōkō-横行 | het woekeren; hoogtij vieren; wijdverspreid [veelvoorkomend] zijn |
okoshi-御越し | een beleefdheidsvorm voor: de komst; het komen; het gaan |
oku-奥 | (diep in) het binnenste; binnenin; achterin |
okuchi-奥地 | afgelegen gebied (ver weg van de zee en steden); het achterland |
okuchō-億兆 | de gehele bevolking [natie]; het hele land |
okugata-奥方 | bij krijgsadel het woongedeelte waar de vrouwen hun verblijf hebben |
okuin-奥印 | officieel stempel; stempelafdruk aan het eind van een tekst als goedkeuring [erkenning] van de inhoud |
okujō-屋上 | (op) het dak (van een gebouw) |
okuni-御国 | (formeel) het eigen land; het land van ander\ |
okunoin-奥の院 | het binnenste [heiligste] heiligdom |
okunoin-奥の院 | Oku-no-in, begraafplaats op Koyasan; laatste rustplaats van Kukai (de grondlegger van het Shingon boeddhisme) |
okuri-送り | het wegbrengen; sturen; zenden; overbrengen |
okuzuke-奥付 | colofon (mededelingen aan het slot van een uitgave) |
omachidoosama-お待ち遠様 | het spijt me dat ik u heb laten wachten; sorry [bedankt] voor het wachten |
omairi-御参り | het bezoeken van een heiligdom [tempel; graf] |
omega-オメガ | omega, de laatste letter van het Griekse alfabet (Ω, ω) |
omizutori-御水取り | het putten van water, een ceremonie in het Nigatsudō-heiligdom van het Tōdaiji tempelcomplex in Nara (op 12 maart) |
omochikaeri-お持ち帰り | afhaalmaaltijd; het afhalen (van eten en drinken) |
omotekata-表方 | (in het theater) personeel dat in direct in contact staat met de bezoekers (kaartverkopers, begeleiders etc) |
omotesaku-表作 | ((op het akker) hoofdgewas; belangrijkste gewas |
omotezata-表沙汰 | het aanspannen van een rechtszaak; het voor de rechter brengen |
omotezukai-面使い | één van de bewegingen in Nō theater (het hoofd naar links en rechts draaien om om je heen te kijken) |
omouzonbun-思う存分 | naar hartelust; naar volle tevredenheid; volop; met volle teugen; tot het uiterste; zonder zich in te houden |
omowakugai-思惑買い | speculatieve aankoop; het op prolongatie kopen |
omowasure-面忘れ | het iemand niet herkennen; vergeten zijn hoe iemand eruit ziet |
omoya-主屋 | het centrale deel van een woonhuis |
omozukai-主使い | (bunraku) de hoofdpoppenspeler die het hoofd en de rechterarm van een pop beweegt |
ōmugaeshi-鸚鵡返し | het (iemand) napraten; papegaaien |
onaji-同じ | hetzelfde; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
ōnatsu-押捺 | het verzegelen; stempelen |
onbu-負んぶ | het (iem.) op de rug dragen |
onbuzuman-オンブズマン | (uit het Zweeds: ombudsman) ombudsman (onafhankelijke ambtenaar voor klachten van burgers) |
ondo-音頭 | het voorgaan; de leiding [het voortouw] nemen |
ondoku-音読 | het hardop lezen; voorlezen |
onegai-御願い | verzoek; het vragen om een gunst |
onesho-おねしょ | (kindertaal) het bedplassen |
ongan-温顔 | vriendelijk gezicht; vriendelijke uitdrukking (op het gezicht) |
oniyarai-鬼遣らい | (het ritueel van) het uit het huis jagen van boze geesten op Oudejaarsavond |
onkochishin-温故知新 | lessen trekken uit het verleden; nieuwe ideeën krijgen door de geschiedenis te bestuderen |
onmun-諺文 | het hangul (Koreaans schrift) |
onnatarashi-女誑し | verleiding; het verleiden [versieren] van vrouwen |
onparēdo-オンパレード | te zien; in het zicht; in een stoet [défile] |
onten-温点 | warme plek; het warme (sensorische) punt |
on・za・jobu・torēningu-オン・ザ・ジョブ・トレーニング | praktijkopleiding; opleiding tijdens het werk |
ooban-大判 | ōban (Japanse gouden munt uit het Edo-tijdperk) |
oogiri-大切り | het laatste stuk (theater) |
oogui-大食い | het veel [gulzig] eten |
ookura-大蔵 | magazijn van het keizerlijk hof |
oomajime-大真面目 | het doodernstig [bloedserieus] zijn |
oomisoka-大晦日 | oudejaarsavond; oudejaarsdag; de laatste dag van het jaar (31 december) |
oomiya-大宮 | (respectvol woord voor) het keizerlijk paleis |
oomukashi-大昔 | het verre verleden; de oudheid; heel lang geleden |
oomukō-大向こう | het publiek; de mensenmassa |
oomune-概ね | over [in] het algemeen; grotendeels; meestal |
ooppira-大っぴら | het openhartig [ongeremd; niet ingetogen] zijn |
oosōji-大掃除 | grote schoonmaak aan het eind van jaar |
oosoto-大外 | (bij paardenraces) de buitenkant [buitenbocht] van het parcours |
ootsugomori-大晦 | oudejaarsavond; oudejaarsdag; de laatste dag van het jaar (31 december) |
oowaraisuru-大笑いする | schaterlachen; luid [bulderend] lachen; brullen van het lachen |
ooyoso-大凡 | basis; grondslag; (bij) benadering; in grote trekken; in het algemeen; ruwweg |
oozora-大空 | het zwerk; de wijde hemel, het hemelgewelf |
ōpun・dētingu・shisutemu-オープン・デーティング・システム | het systeem van het labelen van producten met de houdbaarheidsdatum en de productiedatum |
ōpun・pojishon-オープン・ポジション | valutapositie waarbij het saldo van de vorderingen en verplichtingen in vreemde valuta verschilt |
ōpun・sutansu-オープン・スタンス | (golf, honkbal) stand bij het slaan met de voeten uit elkaar |
ōrai-往来 | het verkeer; het komen en gaan |
oriento-オリエント | de Orient; het Oosten |
orihime-織り姫 | Wega (alpha Lyrae of Vega), een ster in het sterrenbeeld Lier |
orikaeshi-折り返し | revers; manchet; omslag; flap |
oroshi-下ろし | het raspen (van radijs, rettich, wasabi, e.d.) |
oroshi-下ろし | het (iets) laten zakken; omlaag laten gaan |
oroshi-下ろし | het gebruiken van nieuwe voorwerpen [gereedschappen; kleding] |
oroshi-下ろし | het verticaal langs de ruggengraat doorsnijden van een vis |
oroshitate-下ろしたて | het voor het eerst gebruiken [dragen] van een nieuw artikel |
orugu-オルグ | het organiseren; organisatie |
osae-押さえ | het naar beneden drukken; neerwaartse druk |
osaekomi-押さえ込み | het iemand (op de grond) neerdrukken; iemand (op de grond) vasthouden [vastpinnen] |
osagari-お下がり | term gebruikt voor de regen of sneeuw die valt tijdens de eerste drie dagen van het nieuwe jaar |
oshi-押し | duw; zet; het (in)drukken; duwen |
oshikiri-押し切り | het rietsnijden; hakselen |
oshikomi-押し込み | het induwen; inproppen |
oshimai-お仕舞い | het sluiten; beëindigen |
oshinabete-押し並べて | in het algemeen; over het geheel genomen; globaal |
oshite-押し手 | de linkerhand bij het bespelen van snaarinstrumenten zoals luit, citer, e.d. |
oshitsumaru-押し詰まる | het naderen van het einde van het jaar; het teneinde lopen van een jaar |
oshitsumaru-押し詰まる | urgent [dringend; penibel] worden; het naderen van een deadline |
oshitsumeru-押し詰める | proppen [stouwen; klemmen] in; in het nauw [een hoek] drijven |
oshō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Zen boeddhisme) |
ōshūtokkyochō-欧州特許庁 | het Europese Octrooibureau (EPO) |
osomaki-遅蒔き | het laat (in het seizoen) zaaien |
osomaki-遅蒔き | het dingen laat [niet op tijd] doen |
osoreirimasu-恐れ入ります | het spijt mij; sorry |
osusowake-お裾分け | het delen van iets met anderen; het samen delen |
otakara-御宝 | (erend) het kind van een ander |
otemori-お手盛り | de dingen doen zoals jezelf het beste uitkomt; ten gunste van jezelf dingen regelen |
ōten-横転 | rotatie; het omrollen [draaien; kantelen] (op een zijde) |
otokodate-男伊達 | het opkomen [strijden] voor de zwakkeren (in de samenleving) |
ōtorōdo-オートロード | het automatisch laden |
otoshi-落とし | het (iets of iemand) laten vallen |
otoshi-落とし | het einde van een verhaal |
otoshidama-御年玉 | (klein) geldgeschenk in het nieuwe jaar (aan kinderen, of aan personeel in familiebedrijven, e.d.) |
ototoshi-一昨年 | eerverleden jaar (het jaar voor het vorige jaar) |
ottsukattsu-おっつかっつ | bijna hetzelfde; bijna gelijk; zo goed als |
oyabune-親船 | moederschip (groot schip dat het middelpunt van een vloot vormt) |
oyaji-親字 | het eerste karakter [de basis kanji] van een lemma in een kanji woordenboek |
oyogi-泳ぎ | het zwemmen |
ōzappa-大雑把 | het globaal [algemeen; vaag] zijn |
ō・bī-オー・ビー | buiten het terrein (golf) |
pā-パー | par (golfterm: score die gelijk is aan het standaard aantal slagen) |
pā-パー | papier (in het steen-papier-schaar spelletje) |
paa-ぱあ | het gebaar (met wijdopen hand) van papier voor het spel steen-papier-schaar |
pachikuri-ぱちくり | het knipperen met de ogen |
pachipachi-ぱちぱち | geklik (het repeterende geluid van achter elkaar foto schieten) |
pachipachi-ぱちぱち | het herhaald knipperen met de ogen |
pāforēshon-パーフォレーション | perforatie; doorboring; het maken van gaatjes |
pai-牌 | steen van het Mahjong spel |
pākingu-パーキング | het parkeren; parkeergelegenheid |
pāma-パーマ | permanent (in het haar) |
pāmanento-パーマネント | permanent (in het haar) |
pāmanento・uēbu-パーマネント・ウェーブ | permanent (in het haar) |
pan-パン | brood (van het Portugese woord: pão) |
papakatsusuru-パパ活する | het suikerpapa zijn; het tegen betaling (of cadeaus) daten (van een oudere man) met een jonge vrouw |
paradaisu-パラダイス | het paradijs; de hemel |
parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
parunashian-パルナシアン | Parnassiens, een school van Franse esthetische dichters uit de late 19e eeuw |
pāsā-パーサー | hoofd van het cabinepersoneel (in een vliegtuig) |
passhon-パッション | de passie; het passieverhaal (over het lijden van Christus) |
peke-ペケ | een kruisje (markering dat het fout is) |
penanto・rēsu-ペナント・レース | kampioensvlag-race (de laatste wedstrijd om het kampioenschap van de competitie, met name in honkbal) |
pentagon-ペンタゴン | Pentagon, hoofdkwartier van het Amerikaans ministerie van Defensie (zo genoemd naar de vorm van het gebouw) |
pettingu-ペッティング | het strelen; aaien; liefkozen |
pettorosu-ペットロス | (het verdriet om) het verlies van een huisdier |
piasu-ピアス | (afk. van pierced earings) oorbellen die door een gaatje in het oor worden gedragen |
pieta-ピエタ | piëta (een voorstelling van Maria met het lichaam van de gestorven Jezus op haar schoot) |
pijin・ingurisshu-ピジン・イングリッシュ | Pidginengels (handelstaal op basis van het Engels) |
pikkingu-ピッキング | het opensteken [forceren] van een slot |
pikkuappu-ピックアップ | overtreding bij rugby (het oppakken van de bal in een scrum) |
pinhane-ピン撥ね | het zich toe-eigenen van een deel van geld of goederen van anderen |
pin・kāru-ピン・カール | het vastspelden van een haarkrul |
pirafu-ピラフ | pilav (rijstgerecht uit het Midden-Oosten) |
pitchi-ピッチ | het aantal keren dat de armen en benen bewegen tijdens het zwemmen |
pitchi-ピッチ | bij het bergbeklimmen de periode tussen het ene gezekerde punt en het volgende |
pitchi-ピッチ | het aantal roeislagen per minuut |
pitchingu-ピッチング | het werpen van de bal door de pitcher (honkbal) |
pitchingu-ピッチング | het rollen van een schip op de golven |
pochapocha-ぽちゃぽちゃ | (onomatopee) het geluid van opspattend water |
poisute-ポイ捨て | het weggooien van (klein) afval op de openbare weg (b.v. van sigarettenpeuken, e.d.) |
poketto-ポケット | bij langeafstandslopers een situatie waarin iemand omringd is door andere lopers (en niet de mogelijkheid heeft om zelf het pad te kiezen) |
pokkuri-ぽっくり | het geluid van de hoeven van een paard dat stapvoets loopt |
ponītēru-ポニーテール | paardenstaart (haardracht met het haar samengebonden in een staart) |
porikō-ポリ公 | (afgeleid van het Engels: police; informeel, ook beledigend) politieagent |
pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van het vallen van een druppel [traan] |
pōtā-ポーター | valet (iemand belast met het parkeren en ophalen van auto's van gasten van restaurants, hotels, vliegvelden, etc.) |
pōtto-ぽうっと | het bloed stijgt naar het hoofd |
pottode-ぽっと出 | voor het eerst van het platteland nar de grote stad gaan |
pottode-ぽっと出 | iemand die voor het eerst van het platteland nar de grote stad gaat |
puranto-プラント | plant; gewas; het planten |
purazagōi-プラザ合意 | het Plaza-akkoord (van de G5, 1985) |
purēofu-プレーオフ | een serie wedstrijden om het kampioenschap |
purē・bōru-プレー・ボール | (figuurlijk) beginnen; aan het werk gaan |
puroguramingu-プログラミング | het programmeren |
puromōshon-プロモーション | het promoten; reclame; promotie |
purotto-プロット | het in een grafiek uitdrukken van data |
puruōbā-プルオーバー | trui (zonder knopen of rits, die over het hoofd aangetrokken wordt) |
pūrusaido-プールサイド | de rand van het zwembad; naast [bij] het zwembad |
pyonpyon-ぴょんぴょん | (onomatopee voor) het (op-en-neer) springen; huppelen |
raden-螺鈿 | raden, de techniek van het inleggen van dunne lagen parelmoer (b.v. in lakwerk) |
rafu・suketchi-ラフ・スケッチ | ruwe schets; schets in grote lijnen |
raichō-来朝 | (hist. China, Japan) bezoek aan het hof van een buitenlandse delegatie |
raichō-来聴 | het bijwonen van (een lezing, muziek, etc.); aanwezigheid |
raido-ライド | een rit; het rijden (in een auto, etc); het berijden (van een paard, e.d.) |
raien-来演 | het komen optreden |
raiharu-来春 | het komend voorjaar; de volgende lente |
raii-来意 | het doel van het bezoek |
raikō-来航 | landing; aankomst per schip (vanuit het buitenland) |
rainen-来年 | volgend jaar; het komende jaar |
raiō-来王 | (arch.) bezoek van een koning van een ander volk aan het Chinese keizerlijk hof |
raise-来世 | (lett.: de komende wereld) het hiernamaals; het leven na de dood |
raiten-来店 | het komen naar [bezoeken van] een winkel [restaurant] |
raitingu-ライティング | verlichting; het verlichten |
raitingu-ライティング | het schrijven |
raitō-来島 | het komen naar [bezoeken van] een eiland |
rakudai-落第 | het zakken voor een examen; afgewezen worden |
rakugo-落伍 | het uitvallen; achterop raken; opgeven; niet meer mee kunnen doen |
rakugo-落語 | rakugo, de kunst van het vertellen van (komische) verhalen |
rakuhatsu-落髪 | het zich laten kaalscheren voor men in een (boeddhistisch) klooster gaat; tonsuur |
rakuseki-落籍 | een voorschot betaald aan de baas van een prostitué of geisha (met het doel haar vrij te kopen) |
rakusenundō-落選運動 | het campagne voeren met het doel een of meer specifieke kandidaten te laten verliezen |
rakushō-落掌 | het ontvangen van post of goederen |
rakushu-落手 | het ontvangen van post of goederen |
rakuyō-落葉 | (af)gevallen [dode] bladeren; het vallen van de bladeren |
ramu-らむ | oude vorm van het hulpwerkwoord ran (らん), met de betekenis: het zal zo zijn dat...; omdat |
ramuda-ラムダ | de 11de letter van het Griekse alfabet, lambda (Λ of λ) |
ran-らん | een hulpwerkwoord, met de betekenis: het zal zo zijn dat...; omdat |
ranbai-乱売 | het verkopen van goederen beneden de marktprijs |
ranbun-蘭文 | In het Nederlands geschreven tekst |
randa-乱打 | het wild [hevig] slaan; veel klappen geven |
randa-乱打 | (honkbal) het met de ene na de andere slag de werper raken |
randa-乱打 | (de bal) het herhaaldelijk slaan; heen en weer slaan |
randebū-ランデブー | (uit het Frans) rendez-vous; afspraak(je); (romantische) ontmoeting |
randoku-濫読 | het lezen van willekeurig gekozen [lectuur] boeken |
rangu-ラング | (uit het Frans: langue) taal |
rangu-ラング | (uit het Engels: lung) long |
ranjerī-ランジェリー | (uit het Frans) lingerie; ondergoed |
rannāzu・hai-ランナーズ・ハイ | runner's high ( een toestand tijdens het hardlopen waarbij ademhaling en snelheid voor het gevoel perfect op elkaar zijn afgestemd) |
ranpaku-卵白 | het wit van een ei; eiwit; albumine |
ranritsu-乱立 | het (ongeordend) naast [op] elkaar staan |
ransho-蘭書 | een Nederlands boek; een boek in het Nederlands |
ranyaku-蘭訳 | het naar het Nederlands vertalen |
rao-ラオ | bamboebuisje dat de ganzenhals van een kiseru (tabakspijp) verbindt met het mondstuk (oorspronkelijk werd hiervoor bamboe uit Laos gebruikt) |
rappanomi-喇叭飲み | het rechtstreeks uit een fles drinken |
rappingu-ラッピング | het inpakken; de verpakking |
rappingu-ラッピング | het lappen; leppen; slijpen |
rapukon-ラプコン | radar approach control (controleert aanvlieg- en vertrekroutes van het luchtverkeer) |
rarugetto-ラルゲット | larghetto (muziekterm) |
rau-ラウ | bamboebuisje dat de ganzenhals van een kiseru (tabakspijp) verbindt met het mondstuk (oorspronkelijk werd hiervoor bamboe uit Laos gebruikt) |
rei-例 | standaard; gewoon; altijd hetzelfde |
reika-零下 | onder nul; onder het vriespunt |
reikan-冷汗 | het koude [klamme] zweet |
reimawari-礼回り | een bedank-bezoek; het bij iemand langsgaan om te bedanken |
reimin-黎民 | het (gewone) volk; burgers |
reishu-黎首 | het (gewone) volk; de burgers; massa |
reison-令孫 | (beleefd) uw kleinkind (kleinzoon of kleindochter); het kleinkind van een ander |
reisui-冷水 | (fig.) een domper; een koude douche; het bekoelen [dempen] (van iemand's enthousiasme) |
reiten-冷点 | koude plek; het koude (sensorische) punt |
reitō-冷凍 | het bevriezen; invriezen |
reiwa-令和 | Reiwa, naam van het Japanse tijdperk dat is begonnen met de troonsbestijging van Keizer Naruhito (op 1 mei 2019) |
reizen-霊前 | voor (het altaar of graf van) een overledene |
rekiran-歴覧 | het rondkijken |
rekiran-歴覧 | het (dingen) een voor een (de een na de ander) bekijken [onderzoeken] |
rengai-簾外 | (lett.: buiten het scherm [de bamboejaloezieën]) buitenshuis |
renjō-蓮声 | doorlopende klank (in het japans en Chinees) |
rennai-簾内 | (lett. binnen het scherm [de bamboejaloezieën]) binnenshuis |
rensaku-連作 | gezamenlijk auteurschap (met meerdere auteurs die ieder een deel van het boek schrijven) |
renza-連座 | betrokkenheid; het betrokken zijn bij |
reppai-劣敗 | het verlies [verslagen worden] van een zwakkere (door een sterkere) |
reppaku-裂帛 | (het geluid van) scheuren of knippen van een stuk stof |
resseki-列席 | aanwezigheid; het bijwonen; aanwezig zijn |
resse・fēru-レッセ・フェール | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
resutoran・shiatā-レストラン・シアター | theaterrestaurant; een restaurant met een show [optreden] tijdens het diner |
retatchi-レタッチ | het retoucheren; bijwerken |
reten-レ点 | teken dat aangeeft dat de volgorde van karakters moet worden omgekeerd (bij het lezen van Chinese of klassiek Japanse teksten) |
reten-レ点 | vinkje (voor het aanmerken tekstregels) |
rēzā・disuku-レーザー・ディスク | laserdisk; Cd-video (een analoge optische schijf voor het bewaren van beeld en geluid) |
rezā・katto-レザー・カット | haarstijl, waarbij het haar niet met een schaar maar met een scheermes wordt geknipt |
rībe-リーベ | (naar het Duits: Liebe) liefde; geliefde; minnaar [minnares] |
ribyō-罹病 | besmetting; het oplopen (van een ziekte) |
ridatsu-離脱 | afscheiding; terugtrekking; onthouding; het afstand doen van |
rikan-罹患 | het oplopen [krijgen] van een ziekte; het ziek worden |
rikisō-力漕 | het stevig doorroeien; roeien met stevige slagen |
rikuage-陸揚げ | (van schepen) het landen; lossen |
rikufū-陸封 | het fenomeen dat zoutwatervissen door topografische veranderingen opgesloten worden in geheel door land omgeven water, en in zoet water verder leven |
rikusho-六書 | de zes categorieën van de samenstelling en het gebruik van Chinese karakters [kanji] |
rikyō-離京 | het vertrek uit [het verlaten van] de hoofdstad [Kyoto; Tokio] |
rimōto・senshingu-リモート・センシング | teledetectie; het op afstand detecteren |
rin-鈴 | boeddhistisch instrument gebruikt bij het oplezen van een soetra |
rinchi-リンチ | het lynchen; een lynchpartij |
rindoku-輪読 | het om beurten lezen (verschillende mensen lezen om de beurt hetzelfde boek) |
rinjikokkai-臨時国会 | buitengewone zitting van het parlement |
rinka-隣家 | aangrenzend huis; het huis hiernaast |
rinkaigakkō-臨海学校 | een school bij het strand die gebruikt word voor zomerschool activiteiten |
rinkaku-輪郭 | schets; ontwerp; samenvatting; overzicht |
rinkan-林間 | in het bos |
rinkiōhen-臨機応変 | zich aanpassen aan de omstandigheden; improviseren; op het gevoel afgaan |
rinritsu-林立 | het (als een woud van bomen) dicht op elkaar (recht overeind) staan |
rinsaku-輪作 | wisselbouw (het telen van verschillende gewassen na elkaar op dezelfde grond, om bodemziekten te voorkomen) |
rinsen-臨戦 | deelname aan de strijd [oorlog]; zich klaarmaken om te vechten [strijden]; het betreden van het slagveld |
rinsho-臨書 | het nauwkeurig overschrijven van kanji naar een (klassiek) schrijfmodel (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
rinsu-リンス | het (uit)spoelen |
rinyū-離乳 | het spenen; geleidelijk stoppen met borstvoeding (en overgaan op vast voedsel) |
rinzaishū-臨済宗 | (boeddh.) rinzai-school (een van de drie grote stromingen van het zen-boeddhisme in Japan) |
riseki-離籍 | het verwijderen van een naam uit het familieregister |
risen-離船 | het verlaten van een schip; van boord [aan wal] gaan |
risensuru-離船する | het schip verlaten; van boord gaan; aan wal gaan |
rishū-離愁 | pijn [verdriet] van het afscheid(nemen) [scheiden] |
risōka-理想化 | idealisering; het idealiseren (van iets of iemand) |
risshū-立秋 | het begin [de eerste dag] van de herfst (volgens de maankalender op 8 augustus) |
risshun-立春 | het begin van de lente; de dag waarop de lente begint (4 febr.) |
risui-離水 | het opstijgen uit [vanaf] het water (van een watervliegtuig, e.d.) |
risutora-リストラ | reorganisatie; herstructurering van een bedrijf; inkrimping van het personeel |
risutorakucharingu-リストラクチャリング | reorganisatie; herstructurering van een bedrijf; inkrimping van het personeel |
ritō-離党 | het zich afsplitsen van een politieke partij |
rittō-立冬 | het begin van de winter; de eerste winterdag (volgens de maankalender) |
riyō-理容 | het knippen en scheren |
rizayakasegi-利鞘稼ぎ | speculatie; het speculeren (met winstmarges) |
roakushumi-露悪趣味 | het leuk vinden om op te scheppen over hoe slecht je bent |
roban-路盤 | wegverharding (basislaag en onderste oppervlaktelaag, onder het wegdek) |
robu-ロブ | kapsel met halflang haar (nieuw woord dat onstaan is uit het woord voor lang haar ロング en kort haar ボブ) |
rōdōken-労働権 | het recht op werk [arbeid] |
rōdoku-朗読 | voordracht; het voorlezen [hardop oplezen] |
rōdōsaigai-労働災害 | arbeidsongeval; ongeluk op [tijdens] het werk |
rōei-朗詠 | voordracht [het voordragen] van een (klassiek) gedicht |
rōei-漏洩 | het uitlekken (van informatie); lek; openbaring |
rogosu-ロゴス | logos; (filosofie) de rede; (Bijbeltaal) het Woord |
roguauto-ログアウト | het uitloggen; afmelden |
roguin-ログイン | login; het inloggen; aanmelden |
roguofu-ログオフ | het uitloggen; afmelden |
rohō-露鋒 | een techniek in de kalligrafie (waarbij de punt van het penseel plat op het papier wordt gezet) |
rōjinnohi-老人の日 | de dag van (het respect voor) de Ouderen (publieke feestdag in Japan op 3e maandag in september) |
rojisaibai-露地栽培 | het kweken [cultiveren] van gewassen buiten op het land [in de openlucht] |
rōjō-籠城 | het verdedigen van een kasteel (tijdens een belegering); verschansing |
rokehan-ロケハン | het zoeken naar de meest geschikte locaties voor film- of t.v. opnames |
rokēshon・hantingu-ロケーション・ハンティング | het zoeken naar de meest geschikte locaties voor film- of t.v. opnames |
roku-六 | (het cijfer) 6; zes |
rokuroseikei-ロクロ整形 | het (op de schijf) draaien [vormen] |
rōkyūka-老朽化 | verval; bederf; het verslijten; veroudering; (het) verouderen (van producten, e.d.) |
rōmakyōkōchō-ローマ教皇庁 | de Curia; het Vaticaan (in Rome) |
rōma・katorikkukyō-ローマ・カトリック教 | het Rooms-katholieke geloof |
romei-露命 | het vergankelijke leven |
romentōketsu-路面凍結 | het bevriezen van het wegdek |
rōnin-浪人 | iemand die het toelatingsexamen voor de universiteit niet heeft gehaald (en moet wachten op een volgende kans) |
ronpa-論破 | bestrijding van een theorie, opvatting e.d.; het met tegenargumenten komen |
ronten-論点 | de kern van een argument [betoog]; het onderwerp van een gesprek [discussie] |
rōrāsukēto-ローラースケート | rolschaats; het rolschaatsen |
rōren-老練 | het ervaren [geroutineerd; bekwaam] zijn |
rōringu-ローリング | het rollen [deinen} (van een schip op de golven) |
rōringu-ローリング | het op gang komen (van een project, e.d.) |
rōzuke-鑞付け | het solderen |
ruā-ルアー | lokaas; kunstaas (bij het vissen) |
ruikon-涙痕 | de sporen die tranen nalaten (op het gezicht) nadat men heeft gehuild |
ruisui-類推 | evenredigheid; redenering bij analogie; het afleiden door te vergelijken |
rusuban-留守番 | het op (iemand's) huis passen; thuis zitten [blijven] |
rusuban-留守番 | huisbewaarder; iemand die op het huis past |
rusui-留守居 | het op (iemand's) huis passen; thuis zitten [blijven] |
rusui-留守居 | huisbewaarder; iemand die op het huis past |
ryakki-略記 | samenvatting; korte beschrijving [schets] |
ryakuden-略伝 | korte biografie; biografische schets |
ryakuga-略画 | (ruwe) schets |
ryakuhuyūkaizai-略取誘拐罪 | de misdaad van het iemand ontvoeren [kidnappen] |
ryakuzu-略図 | ruwe schets; plattegrond (zonder details); eenvoudige tekening; contouren |
ryō-漁 | visserij; het vissen; visvangst |
ryōga-凌駕 | het overtreffen |
ryōgae-両替 | het geld wisselen |
ryōhada-両肌 | twee schouders ontbloot (bij het dragen van een kimono) |
ryojō-旅情 | gevoelens [stemming] tijdens het reizen |
ryōjō-領城 | districtskasteel (van een daimyo in de Edo periode), als zetel van het bestuur van een district (als een centrale overheid) |
ryōki-猟奇 | op zoek naar het vreemde [curieuze; bizarre; onwerkelijke] |
ryokō-旅行 | het reizen; reis; trip |
ryōkū-領空 | het luchtruim (boven het grondgebied) van een natie (en de territoriale wateren) |
ryōri-料理 | het koken; kookkunst; gerecht |
ryōritsu-両立 | co-existentie; verenigbaarheid; het goed samengaan |
ryōsho-猟書 | het zoeken naar boeken van uitzonderlijke waarde en beperkte oplage |
ryoshū-旅愁 | weemoedigheid [melancholie] tijdens het reizen |
ryōshū-領収 | ontvangst; het ontvangen |
ryōtō-両刀 | set Japanse zwaarden (het lange en het korte zwaard) |
ryōtō-両刀 | (afk. voor) het met twee zwaarden tegelijk vechten |
ryōtō-両刀 | het houden van zowel alcohol als snoep |
ryōtōzukai-両刀遣い | het houden van zowel alcohol als snoep; iemand die zowel van sake houdt als van zoetigheid |
ryūgaku-留学 | het studeren in het buitenland |
ryūgakusuru-留学する | in het buitenland studeren |
ryūgū-竜宮 | het drakenpaleis op de bodem van een diepe zee (zoals in het verhaal over Urashima Tarō) |
ryūjin-流人 | iemand die rondzwerft [rondtrekt] buiten het geboorteland; zwerver |
ryūkyūōkoku-琉球王国 | het koninkrijk Riukiu; het Riukiu-koninkrijk |
ryūō-竜王 | (in shōgi, Japans schaakspel) een schaakstuk (toren) dat in het spel drakenkoning kan worden |
ryūtō-竜灯 | (lett. drakenlicht) het lichten [fosforescentie] op de zee |
sabaku-佐幕 | aanhankelijkheid [trouw] aan het shogunaat |
sābisu・saizu-サービス・サイズ | het formaat van een foto [kleurendruk)] (die goedkoop kan worden aangeboden door in grote hoeveelheden machinaal af te drukken) |
sābu-サーブ | het opdienen [serveren] (van voedsel) |
sae-さえ | (さえ...ば)als het maar (zo was dat)…; zo lang... |
saekaeru-冴え返る | het terugkeren van de kou in de lente |
sage-下げ | verlaging; het naar beneden brengen; laten zakken |
sage-下げ | (in rakugo) de pointe [clou] van het verhaal |
sagekaji-下げ舵 | het omlaag duwen van de stuurknuppel van een vliegtuig |
saiai-最愛 | het geliefd zijn |
saiaku-最悪 | het ergste |
saichū-最中 | het (precieze) midden; midden in; in de loop van |
saidai-最大 | het grootste; meeste; maximum |
saigo-最後 | de laatste; het einde |
saigoppe-最後っ屁 | laatste wanhopige poging [toevlucht; tactiek; redmiddel] (zoals van een wezel in het nauw, die een vieze geur uitstoot om de vijand te verjagen) |
saihai-采配 | een staf [scepter] als teken van rang (zoals van die van de samoerai-commandanten in het feodale Japan) |
saihitsu-載筆 | het opschrijven van aantekeningen, verslagen, e.d. |
saihōjōdo-西方浄土 | (boeddh.) het westelijke pure land van Amitabha |
saiiki-西域 | gebieden van het Midden-Oosten aan de westelijke grenzen van China |
saiketsu-採決 | stemming; het stemmen; het uitbrengen van een stem |
saikō-最高 | het hoogste; beste; maximum |
saikōkensatsuchō-最高検察庁 | bureau van de openbare aanklager van de Hoge Raad [het hooggerechtshof] |
saikuru・hitto-サイクル・ヒット | (hitting for the cycle) een cycle slaan (bij honkbal, het slaan van een honkslag, een dubbeslag, een driehonkslag en een homerun in één wedstrijd) |
sainen-再燃 | het opnieuw vlamvatten [oplaaien] (van ruzie, brand, liefde, e.d.) |
sainen-再燃 | het opvlammen; terugkomen; zich opnieuw voordoen; verergering (van ziektesymptomen) |
sairyō-宰領 | het organiseren [verzorgen; begeleiden] van groepsreizen; reisleider; gids |
saiseki-採石 | steenhouwerij; het delven van steen |
saisentan-最先端 | het allernieuwste; toonaangevende; avant-garde |
saishiki-彩色 | het kleuren; polychroom [veelkleurig] zijn |
saisho-最初 | het begin; de start; aanvang; het eerst; de eerste |
saishō-最小 | het kleinste; minste; minimum |
saishō-最少 | de kleinste hoeveelheid; het kleinste aantal |
saishokukenbi-才色兼備 | het zowel intelligent als mooi zijn (van vrouwen) |
saishu-採取 | het verzamelen; plukken; oogsten |
saisun-採寸 | het aanmeten; de maat nemen |
saita-最多 | de grootste hoeveelheid; het grootste aantal |
saitansai-歳旦祭 | nieuwjaarsfeest (een Shinto ritueel om het nieuwe jaar in te wijden, gevolgd door een sake (rijstwijn) ceremonie en mochi (gestampte rijst) ceremonie |
saitei-最低 | het laagste; minste; slechtste; minimum |
saiwa-再話 | het opnieuw vertellen (van een legende, oud verhaal, e.d.); een nieuwe [eigentijdse] versie van een oud verhaal |
sakadachi-逆立ち | handstand; op de handen [het hoofd] staan |
sakazuki-杯 | een drinkgelag; banket; huwelijksdronk (het drinken uit elkaars glazen door bruid en bruidegom op hun huwelijk) |
sakezuki-酒好き | het houden van (sake; sterke drank) drinken; iemand die graag (sake; sterke drank) drinkt |
sakigari-先借り | het krijgen van een voorschot |
sakimonogai-先物買い | het kopen van futures [termijncontracten] |
sakimonogai-先物買い | het speculeren (bij beleggen) |
sakizaki-先先 | het verleden |
sakoku-鎖国 | afsluiting van het land (duidt op de periode dat Japan zich had afgesloten van de rest van de wereld, met uitzondering van Nederland en China) |
saku-朔 | de kalender voor het nieuwe jaar die de keizer in China (in vroegere tijden) aan het eind van het jaar aan vorsten gaf |
sakubun-作文 | (het schrijven van) een opstel; essay; verhandeling |
sakugen-遡源 | het teruggaan naar de bron [de oorsprong; het begin] |
sakui-作為 | het begaan [bedrijven] (van een misdaad); doen; uitvoeren |
sakunyū-搾乳 | het melken (van dieren) |
sakurei-作例 | praktisch voorbeeld voor het schrijven van poëzie, essays, etc. |
sakurei-作例 | (lexicografie) voorbeeld in een woordenboek om het woordgebruik te tonen |
sakushi-作詞 | het schrijven van songteksten |
sakushi-作詞 | het schrijven van poëzie |
sakutei-策定 | het opstellen van een plan [strategie; beleid] |
sakuyu-搾油 | olie-extractie, (het persen van zaden, vruchten of planten om olie te verkrijgen) |
sakuzuke-作付け | het planten [aanplanten; zaaien] van gewassen |
samoarabaare-遮莫 | als dat het geval is; in ieder geval; wat er ook gebeurt; zo is het nu eenmaal |
samugari-寒がり | het koud hebben; koukleumen; kouwelijk zijn |
samugari-寒がり | een koukleum; iemand die het gauw koud heeft |
samugariya-寒がりや | een koukleum; iemand die het gauw koud heeft |
san-算 | het tellen; rekenen |
sanaka-最中 | middenin; in het midden |
sanbō-三宝 | de drie Juwelen [Schatten] van het boeddhisme (Boeddha, de Dharma (leer van de Boeddha) en de Sangha (de boeddhistische gemeenschap)) |
sandai-参内 | bezoek aan het keizerlijk paleis |
sandawara-桟俵 | ronde deksel van stro (werd gebruikt voor het afdichten van een baal rijst) |
sangaku-参学 | bestudering van het boeddhisme (door zen-meditatie) |
sangaku-参学 | intreding tot het zen-boeddhisme |
sangiin-参議院 | het Japanse Hogerhuis (vanaf 1947) |
sangiingiin-参議院議員 | lid van het (Japanse) Hogerhuis |
sangun-三軍 | het gehele leger; de gezamenlijke strijdkrachten (landmacht, marine en luchtmacht) |
sankaiki-三回忌 | derde sterfdag; derde herdenkingsdag (in het tweede jaar) van een overlijden |
sankan-三冠 | (Eng.: Triple Crown) bij honkbal, de speler met het beste slaggemiddelde, de meeste homeruns en de meeste punten gescoord met een goede hit |
sankan-三冠 | (Eng.: Triple Crown) het paard dat de drie belangrijkste paardenrennen in Japan wint |
sankan-参観 | het bezoeken; inspecteren; rondkijken |
sankanba-三冠馬 | (Eng.: Triple Crown) het paard dat de drie belangrijkste paardenrennen in Japan wint |
sankan'ō-三冠王 | (Eng.: Triple Crown) bij honkbal, de speler met het beste slaggemiddelde, de meeste homeruns en de meeste punten gescoord met een goede hit |
sanke-産気 | signalen in de laatste fase van bevalling dat het kind geboren gaat worden |
sankō-鑽孔 | het iets doorboren; aanboren |
sanmai-三昧 | volledige inzet (bij het doen van iets); opgaan kun wat men doet |
sanmai-三枚 | keukenmes voor het schoonmaken van (vooral) vis in drie lagen (top, midden (graten e.d.), en onder) |
sanmai-三枚 | (afk. voor) het dragen van een draagstoel door drie dragers |
sanmaigata-三枚肩 | het dragen van een draagstoel door drie dragers |
sanminshugi-三民主義 | (Chinese politieke filosofie bedacht door Sun Yat-sen) san-min-doctrine, de drie principes van het volk |
sanmon-三門 | driedelige toegangspoort bij een tempel (m.n. een grote in het midden met twee kleine ernaast) |
sanmon-三門 | hoofdpoort in het hart van een boeddhistisch (Zen) tempelcomplex (meestal tussen de buitenpoort en de Hal van Boeddha) |
sanpatsu-散発 | het sporadisch [met tussenposen] voorkomen |
sanpatsu-散髪 | het knippen van het haar |
sanpatsudattōrei -散髪脱刀令 | (Meiji) proclamatie in 1871, ter afschaffing van de klassieke haardracht van de samoerai en een verbod op het publiekelijk dragen van zwaarden |
sanpu-産婦 | kraamvrouw; een vrouw die gaat bevallen [op het punt staat te bevallen; net bevallen is] |
sanretsu-参列 | het bijwonen van [het deelnemen] aan een ceremonie [plechtigheid e.d.] |
sanriku-三陸 | (algemene term voor) de 3 oude gebiedsdelen Rikuzen, Rikuchu en Mutsu (in het noordoosten van Honshu, nu de prefecturen Aomori, Iwate en Miyagi) |
sanrō-参籠 | het zich terugtrekken in een tempel of schrijn (om zich te wijden aan gebed en contemplatie) |
sansai-三才 | alles in het universum |
sansan-潸潸 | alsmaar huilen; het stromen van tranen |
sansan-潸潸 | het onophoudelijk zacht regenen; het motregenen [miezeren]; het druppelen van de regen |
sansankudo-三三九度 | (bij Shinto-huwelijksritueel) het drinken van kopjes sake door het bruidspaar (eerst de man 3, dan de vrouw 3, dan de man weer 3 kopjes, totaal 9) |
sansei-三聖 | de drie mensen die het beste zijn in hun vakgebied (b.v. kalligrafie) |
sansei-参政 | lid van het Edo-shogunaat |
sanseisuru-賛成する | het eens zijn; instemmen |
sansen-三遷 | (afk. voor) het belang van het creëren van een goede leeromgeving voor een kind |
sansen-参戦 | deelname aan een oorlog; het ten strijde gaan [trekken] |
sansennooshie-三遷の教え | (afk. voor) het belang van het creëren van een goede leeromgeving voor een kind |
sanshin-三振 | (honkbal) het uitgooien van de slagman met 3 slag |
sanshūki-三周忌 | derde sterfdag; derde herdenkingsdag (in het tweede jaar) van een overlijden |
sansuru-賛する | het eens zijn; akkoord gaan; goedkeuren |
santa・maria-サンタ・マリア | Santa María (het schip van Christoffel Columbus, die in 1492 Amerika ontdekte) |
santoku-三徳 | de drie deugden van Boeddha (het redden van de levende wezens, het afsnijden van wereldse verlangens, en wijsheid) |
santōseiji-三頭政治 | driemanschap; triumviraat (ten tijde van het Romeinse Rijk) |
sanze-三世 | derde generatie Japanner (in het buitenland) |
sanzō-三蔵 | Tripitaka (of Tipitaka) (verwijst naar drie dingen in het boeddhisme: Ritsuzo, Kyozo en Ronzo) |
sanzuru-参ずる | het beoefenen van Zen-meditatie |
sanzuru-参ずる | toetreden tot het Zen-boeddhisme |
san'in-参院 | het Japanse Hogerhuis (vanaf 1947) |
san'ya-山野 | het platteland |
san・baizā-サン・バイザー | zonneklep (in auto); zonneklep (met band om het hoofd, b.v. tijdens het sporten) |
saodachi-竿立ち | (van paarden, e.d.) het recht overeind staan; op de achterpoten staan; steigeren |
sarani-更に | (met ontkenning) niet in het minst |
sarashi-晒し | het weken; bleken |
sasagaki-笹掻き | het snijden [schaven] (van groenten, e.d.) in lange, dunne repen |
sashiashi-差し足 | het zachtjes op je tenen lopen |
sashibashi-刺し箸 | eetstokjes gebruikt om in eten te prikken en het daarna in de mond te stoppen (onjuist gebruik van eetstokjes) |
sashichigaeru-差し違える | een fout maken bij het bepalen van de winnaar (b.v. bij sumo) |
sashikuru-差し繰る | aanpassen van een rooster, schema of tijd, zodat het je goed uit komt |
satsu-冊 | (boek)deel [band, blad, etc.] (woord voor het tellen van boeken, tijdschriften) |
satsukibare-五月晴れ | mooi weer in mei (tijdens het regenseizoen) |
sawayaka-爽やか | het verfrissend [koel; helder] zijn |
sawayaka-爽やか | het welbespraakt zijn |
sayatori-鞘取り | arbitrage; transactie die wordt uitgevoerd om te profiteren van het prijsverschil tussen verschillende leverdata en markten) |
sayōnara-さようなら | tot (weer)ziens; dag; doeg; doei, gegroet; het ga je goed; tot kijk; tot; vaarwel; adieu; ajuus |
sayonara-さよなら | tot (weer)ziens; dag; doeg; doei, gegroet; het ga je goed; tot kijk; tot; vaarwel; adieu; ajuus |
sēbingu-セービング | het redden (van iemand) |
sēbingu-セービング | (balsporten) het stoppen van de bal (door een keeper) |
segyō-施行 | (boeddh.) liefdadigheid; het geven van aalmoezen aan (bedel)monniken |
sei-生 | het leven |
sei-西 | het westen |
sei-西 | landen van het Westen; Europa |
seibaisūsei-正倍数性 | euploïdie (het hebben van een complete set chromosomen) |
seibu-西部 | het westelijk deel; het westen |
seibun-成文 | het schriftelijk vastleggen; op schrift stellen; neerschrijven |
seichi-生地 | onbekende plek; plaats waar iemand voor het eerst komt |
seichi-聖地 | (Christendom) het Heilige Land; Palestina; Jerusalem; het Vaticaan |
seichijunrei-聖地巡礼 | bedevaart naar een heilige plaats [het heilige Land] |
seichō-整調 | het stemmen van een muziekinstrument |
seichō-清聴 | het aandachtig beluisteren; respectvolle aandacht |
seichō-静聴 | het rustig [aandachtig] luisteren |
seido-西土 | landen in het westen (vanuit het perspectief van Japan, b.v. China of India) |
seidoku-精読 | het zorgvuldig (door)lezen |
seifu-政府 | de regering; het kabinet |
seigō-正号 | plus; het plus (+) symbool (bij rekenen) |
seiha-制覇 | (het winnen van) een kampioenschap |
seihatsu-整髪 | het kappen [knippen] van haar |
seihen-正編 | het belangrijkste deel van een boek ; hoofdverhaal |
seihen-正編 | het eerste boekdeel van een serie |
seihō-西方 | het westen; de westelijke richting |
seihō-西方 | (boeddh.) het westelijke pure land van Amitabha |
seihoku-西北 | het noordwesten |
seihokusei-西北西 | het westnoordwesten |
seihon-製本 | het boekbinden |
seiiki-西域 | gebieden van het Midden-Oosten aan de westelijke grenzen van China |
seiin-成因 | factor [oorzaak] (voor het ontstaan van een fenomeen of gebeurtenis) |
seiitaishōgun-征夷大将軍 | generaal die in de Heian-periode naar het noordelijke territorium uitgezonden werd om tegen niet-Japanse volken te strijden |
seiitaishōgun-征夷大将軍 | titel gegeven aan het opperhoofd van de regerende militaire macht in de Kamakura, Muromchi en Edo perioden |
seijū-西戎 | Xirong, een term die in het oude China werd gebruikt voor verschillende etnische groepen in het westen, zoals Turken en Tibetanen |
seika-正課 | (vak uit) het reguliere leerplan [curriculum) |
seika-製靴 | het vervaardigen van schoenen; het schoenmaken |
seikan-生還 | het overleven; het er heelhuids afbrengen |
seikan-静観 | het kalm afwachten; berusting |
seikatanden-臍下丹田 | het midden [centrum] van het lichaam, vlak onder de navel (gezien als de bron van spirituele levenskracht in Oosterse filosofie) |
seikatsu-生活 | het (dagelijks) leven; bestaan |
seikeihishisū-生計費指数 | kosten voor het levensonderhoud index |
seikōtōtei-西高東低 | hoge barometerdruk in het westen, lage druk in het oosten |
seikōudoku-晴耕雨読 | op het land werken als de zon schijnt en thuis een boek lezen als het regent (verwijst naar het stille [geïsoleerde] leven op het platteland) |
seikurabe-背比べ | het met de ruggen tegen elkaar aan gaan staan om te kijken wie het grootste [langste] is |
seikyō-聖教 | de christelijke [orthodoxe] leer; het Christendom |
seimai-精米 | het pellen [polijsten] van rijst |
seimei-生命 | het leven; het bestaan |
seimen-製麺 | het maken van noedels |
seimoku-井目 | (bij het go-spel, als er een groot verschil in vaardigheid is) het vooraf plaatsen van 9 stenen op het bord door de slechtste speler |
seimoku-星目 | (bij het go-spel) sterpunten (aangegeven met een stip op het bord) |
seimoku-星目 | (bij het go-spel) een handicap (voor een betere speler) van negen zwarte stenen op de sterpunten |
seinan-西南 | het zuidwesten |
seinansei-西南西 | het westzuidwesten |
seiran-清覧 | (respectvol woord in een brief voor) het kijken |
seiretsu-整列 | het in een rij gaan staan; een rij vormen |
seiretsujōsha-整列乗車 | op een ordelijke manier in een rij gaan staan, voor het instappen in een trein |
seiri-整理 | het reguleren; op orde brengen |
seiritsu-成立 | vestiging; formalisatie; verwezelijking; het onstaan |
seiryūtō-青竜刀 | Chinees slagzwaard [kromzwaard] (met op het uiteinde van het handvat een blauwe draak als versiering) |
seisan-聖餐 | heilige communie; het Laatste Avondmaal; Eucharistie |
seisanki-精算機 | automaat waarmee je het te weinig of teveel betaalde bedrag van je treinkaartje kunt verrekenen |
seisanshabeika-生産者米価 | de prijs die de overheid aan de boeren betaalt voor hun rijst (in het kader van de wet op de voedselcontrole) |
seishi-製紙 | (het proces van) het vervaardigen [maken] van papier |
seisho-清書 | het netjes overschrijven (van aantekeningen, e.d.); een goede [nette] kopie (m.n. in schoonschrift) |
seishoku-声色 | het genieten van muziek en vrouwelijk gezelschap; van wijntje en trijntje houden |
seishoku-聖職 | de geestelijkheid; het ordinaat; de geestelijken |
seisoku-棲息 | het leven; bewonen (van dieren) |
seisoku-生息 | het leven; bewonen; bevolken (van mensen) |
seitai-聖体 | het (heilige) lichaam van Christus; Corpus Christi; hostie |
seitai-聖体 | de persoon [het lichaam] van de keizer, de keizer in persoon |
seitan-製炭 | het maken van houtskool; houtskoolproductie |
seitsū-精通 | het goed bekend [geïnformeerd] zijn; diepgaande kennis hebben (van) |
seiun-青雲 | onthechting van de wereld [van het aardse bestaan] |
seiyaku-成約 | het afsluiten van een contract |
seiyō-整容 | het corrigeren van iemands houding [voorkomen] |
seiyō-西洋 | het Westen; Occident |
seiza-聖座 | de Heilige Stoel (het pauselijk gezag) |
seizai-製材 | het zagen; hout kappen |
seizen-西漸 | westwaartse beweging; het naar het westen gaan [trekken] |
seizon-生存 | het leven; bestaan; overleving |
seizonken-生存権 | het recht op leven |
seizonkyōsō-生存競争 | de strijd om het bestaan |
seizoroi-勢揃い | samenkomst; het bijeenkomen; zich verzamelen |
seizu-製図 | ontwerp; schets |
sejin-世人 | het volk; de mensen (in de wereld) |
seken-世間 | de wereld; de toestand in de wereld; hoe het er in de wereld aan toegaat; de mensen (in de wereld) |
seki-昔 | (in kanji combinaties) vroeger; in het verleden; lang geleden |
sekibetsu-惜別 | het verdriet [leedwezen] bij het afscheid nemen; met tegenzin afscheid nemen |
sekigun-赤軍 | Het Rode Leger (Rusland) |
sekihai-惜敗 | een nipte nederlaag; het met een kleine marge verliezen |
sekijūji-赤十字 | het Rode Kruis (hulporganisatie) |
sekijūjisha-赤十字社 | het Rode Kruis (hulporganisatie) |
sekimonshingaku-石門心学 | moraalfilosofie, die het confucianisme, boeddhisme en shintoïsme combineerde, gesticht door Ishida Baigan (1685-1744) |
sekininnogare-責任逃れ | het vermijden [ontduiken] van verantwoordelijkheid |
sekkeisuru-設計する | ontwerpen; plannen; schetsen |
sekkijidai-石器時代 | het steentijdperk; de steentijd |
sekkusu・kaunseringu-セックス・カウンセリング | counseling [hulpverlening] op het gebied van seks |
semakimon-狭き門 | (fig.) hoge drempel; hindernis; obstakel (voor het te bereiken doel) |
sen-撰 | het selecteren; een selectie |
sen-撰 | het redigeren [selecteren; compileren] van poëzie [teksten] |
sen-撰 | het maken [componeren] van poëzie |
senbun-撰文 | het schrijven van een inscriptie [opschrift]; een inscriptie [opschrift] |
senbyōshi-戦病死 | aan het front overlijden door ziekte |
senbyōshisha-戦病死者 | iemand die door ziekte aan het front overlijdt |
senchaku-先着 | het als eerste aankomen |
sendeki-洗滌 | schoonmaak; reiniging; het wassen |
senju-専修 | bestudering [beoefening] van de boeddhistische leer; het reciteren van de nenbutsu |
senjutsu-撰述 | het samenstellen; schrijven; redigeren |
senka-泉下 | het hiernamaals; de onderwereld; Hades |
senka-船架 | scheepshelling; dok; lier om kleine boten op het land te trekken |
senkō-先行 | het vooruitgaan; voorgaan; voorafgaan |
senkō-専行 | eigengereidheid; het handelen op eigen gezag [naar eigen goeddunken]; het willekeurig handelen |
senkō-潜航 | het onder water varen; een onderzeereis |
senkō-潜行 | het onderduiken; onder water gaan |
senkō-潜行 | (fig.) het ondergronds gaan; onderduiken |
senkotsu-仙骨 | kluizenaarsbestaan; het uiterlijk van een kluizenaar |
sennai-船内 | binnenboord; aan boord; binnen in het schip |
sennyū-潜入 | insluiping; infiltratie; het heimelijk binnengaan |
sennyū-潜入 | het duiken (onder de oppervlakte van het water) |
sennyū-潜入 | (astronomie) het verschijnsel dat een vaste ster of planeet zich achter de maan begeeft |
senpatsu-先発 | het als eerste vertrekken [starten; beginnen; deelnemen]; voor(af)gaan |
senpatsu-洗髪 | het haar wassen |
senpuku-潜伏 | onderduik; schuilhouding; het zich verbergen [verstoppen] |
senpuku-船幅 | het breedste gedeelte [de grootste breedte] van (de romp van) een schip |
sensen-戦線 | het front; de frontlinie; oorlogslinie |
sensha-洗車 | het wassen van autos, treinstellen, etc. |
senshi-戦死 | het sneuvelen in een strijd [gevecht; oorlog] van een militair [soldaat] |
senshō-僭称 | het zich een titel aanmeten; (onterecht) een troon opeisen; zich iets toe-eigenen |
senshō-先勝 | het scoren van het eerste punt; het winnen van de eerste wedstrijd [partij] |
senshoku-染色 | kleuring; het verven; kleuren |
sensōgokko-戦争ごっこ | het soldaatje [oorlogje] spelen |
sentaringu-センタリング | centreren; in het midden plaatsen |
sentaringu-センタリング | tekst in een document uitlijnen vanaf het midden |
senzurutokoro-詮ずる所 | uiteindelijk; tenslotte; als het puntje bij het paaltje komt |
seoi-背負い | het op de rug [op zijn schouders] nemen [dragen] |
seppitsu-拙筆 | (in bescheidenheid over) het eigen handschrift |
seriotosu-競り落とす | een succesvol [het winnende] bod uitbrengen (op een artikel) |
seseribashi-せせり箸 | eetstokjes die worden gebruikt om een beetje te spelen met eten [in het eten zitten te zoeken of prikken] (onjuist gebruik van eetstokjes) |
sessaku-切削 | het snijden (van metaal en andere materialen) |
sessatakuma-切磋琢磨 | toewijding; wederzijdse aanmoediging(en); elkaar stimuleren (om het beter te doen) |
sessen-雪山 | de Himalaya; het Himalaya gebergte |
sesshoku-節食 | matigheid; het weinig eten |
setsubun-節分 | Setsubun festival (laatste dag van de winter in de maankalender, 3 a 4 febr.; met het ritueel van bonen strooien om boze geesten weg te jagen) |
setsudan-切断 | het afsnijden; doorsnijden; ontkoppelen |
setsurin-節臨 | het overschrijven van een passage [versregel] van een originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
setsuzan-雪山 | de Himalaya; het Himalaya gebergte |
setsuzeisuru-節税する | het betalen van belasting ontwijken; proberen zo min mogelijk belasting te betalen |
settingu-セッティング | instelling; het instellen; kader; achtergrond; omlijsting |
setto-セット | het instellen |
setto・sukuramu-セット・スクラム | (rugby) scrum (na het commando: set, mogen de spelers inkomen) |
seyo-施与 | liefdadigheid; het geven van een aalmoes; dispensatie; genade |
sezoku-世俗 | wereldse zaken; het gewone leven; gewoonten en gebruiken |
shā-シャー | het (geluid van) blazen; sissen (b.v. van een kat) |
shaba-娑婆 | (boeddh.) het aardse leven; de wereld van de stervelingen |
shachihoko-鯱 | Japanse mythologisch dier met het hoofd van een tijger en het lichaam van een karper |
shafutsu-煮沸 | het koken; kooksel |
shageki-射撃 | het schieten; de schietsport |
shaji-写字 | transcriptie; het overschrijven; in handschrift kopiëren |
shajō-射場 | oefenterrein voor het boogschieten |
shakaikōgaku-社会工学 | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
shakka-借家 | het huren van een huis; gehuurd huis; huurhuis |
shakkei-借景 | tuinarchitectuur waarbij men het omringende, natuurlijke landschap gebruikt als onderdeel van de tuin |
shakuma-借間 | gehuurde kamer; het huren van een kamer |
shakuryō-酌量 | afweging; overweging; het rekening houden met |
shakuya-借家 | het huren van een huis; gehuurd huis; huurhuis |
shakyō-写経 | het overschrijven [kopiëren] van een soetra (voor studie, ter nagedachtenis van een overledene, e.d.) |
shanai-社内 | intern; binnen het bedrijf |
shāpu-シャープ | hashtag, het symbool ♯ |
shāringu-シャーリング | het scheren; scheerbeurt (schapen) |
shāshī-シャーシー | een behuizing waarin het moederbord, geheugen, diskettes en andere onderdelen van een computer zijn gemonteerd |
shashō-社章 | badge [insigne; speld(je)] met het logo van een bedrijf |
shashutsu-射出 | het afschieten (van een pijl, kogel, e.d); (uit)spuiten; uitstralen |
shataku-社宅 | bedrijfswoning; huis dat eigendom is van het bedrijf waar men werkt |
shea-シェア | deel; aandeel; het delen (met elkaar) |
shi-四 | het getal [het cijfer] vier; 4 |
shīaha-シーア派 | het sjiisme (een van de twee grote ideologische stromingen binnen de islam, waarvan de andere het soennisme is) |
shiatsu-指圧 | shiatsu; acupressuur (een massagetherapie waarbij men met vingers en handpalmen druk uitoefent op bepaalde plekken van het lichaam) |
shibakari-柴刈り | het sprokkelen van brandhout |
shibakari-芝刈り | het maaien van een gazon; grasmaaien |
shibireru-痺れる | gevoelloos worden; het slapen van ledematen (tintelend gevoel door beknelling) |
shibirian・kontorōru-シビリアン・コントロール | civiele [burgerlijke] controle over het leger |
shibōjikoku-死亡時刻 | het tijdstip van overlijden |
shibori-絞り | het knoopverven (samenknopen van stof en dan zo verven) |
shiborizome-絞り染め | tie-dye (techniek waarmee men textiel van een patroon voorziet, door de stof te knopen voor het verven) |
shibotsu-死没 | het sterven [overlijden; doodgaan] (van mensen) |
shibugami-渋紙 | Japans papier behandeld met gefermenteerd sap van onrijpe kaki's waardoor het bruin, waterbestendig en stevig wordt |
shibun-斯文 | deze studie; dit onderzoeksgebied (met name van het Confucianisme) |
shichaku-試着 | het kleren passen |
shichidō-七道 | de 7 districten van het oude Japan (Tōkaidō, Tōsandō, Hokurikudō, San'yōdō, San'indō, Nankaidō en Saikaidō) |
shichiire-質入れ | verpanding; belening; het iets verpanden [belenen] |
shichikaiki-七回忌 | zevende sterfdag; zevende herdenkingsdag (in het zesde jaar) van een overlijden |
shichikaiki-七回忌 | boeddhistische herdenkingsdienst die wordt gehouden in het zesde jaar sinds het overlijden |
shichishoku-七色 | de zeven kleuren van het spectrum [van de regenboog] |
shichiya-七夜 | de avond van de zevende dag na de geboorte van het kind |
shichō-思潮 | gedachtengang in de samenleving; hoe er in het algemeen (over iets) gedacht wordt; de trend in de publieke opinie |
shichō-視聴 | het beluisteren en bekijken (film, video, e.d.) |
shichō-試聴 | het beluisteren van muziek (b.v. cd's) voor het te kopen |
shidai-四大 | het menselijk lichaam |
shidan-指弾 | het met de vingers knippen [tikken] |
shidashi-仕出し | catering (het leveren van gerechten op bestelling) |
shiden-師伝 | het onderricht van de meester aan zijn leerlingen [volgelingen]; onderricht [les] krijgen van de meester zelf |
shidō-始動 | start; activering, het starten [opstarten] van iets (motor; machine, etc.) |
shidō-師道 | het juiste pad [gedrag] van de meester [leraar] |
shidō-斯道 | het goede [rechtvaardige] pad; de menselijke manier [aanpak] |
shidō-私道 | (fig.) de eigen weg [het eigen pad] (kiezen) |
shidōshuji-指導主事 | begeleider in het (school)onderwijs; docenten begeleider [adviseur] |
shigan-志願 | het iets op eigen initiatief [vrijwillig] doen; zich inschrijven; zijn diensten aanbieden; solliciteren |
shigokinshi-私語禁止 | verbod op privégesprekken op het werk |
shigyaku-弑逆 | het doden (door iemand) van zijn vader [meester; heer] |
shihatsu-始発 | de eerste trein [bus] die vertrekt (van het station; de halte) |
shiigyaku-弑逆 | het doden (door iemand) van zijn vader [meester; heer] |
shiiku-飼育 | het houden (van dieren); fokken; kweken |
shiin-試飲 | het proeven van een drankje |
shiisuru-弑する | het vermoorden van de vader [heer; vorst] |
shikai-志怪 | Zhiguai, verhalen over het miraculeuze (genre in de Chinese literatuur vanaf de 3e eeuw) |
shikakeru-仕掛ける | (iem.) uitdagen; initiëren; het initiatief nemen; in werking zetten |
shikantaza-只管打座 | het volledig (geconcentreerd) zitten in zen-meditatie (zonder overige gedachten daarbuiten) |
shikatabanashi-仕方話 | gesticulatie; het praten en tegelijk gebaren maken; spreken met veel lichaamstaal |
shikataganai-仕方がない | er is niets aan te doen; het helpt niets; het is onvermijdelijk |
shikatanai-仕方ない | er is niets aan te doen; het helpt niets; het is onvermijdelijk |
shikinseki-試金石 | toetssteen (steen gebruikt om het gehalte van edelmetalen vast te stellen) |
shikinsenjō-資金洗浄 | het witwassen (van geld) |
shikkō-失効 | ongeldigheid; verlies van effectiviteit [geldigheid]; het verlopen [vervallen] |
shikkō-膝行 | het voortbewegen [lopen] op de knieën |
shiko-四顧 | het kijken in alle (vier) richtingen [naar alle kanten]; in de buurt [omgeving] |
shiko-指呼 | het wenken (en roepen) |
shikuhakku-四苦八苦 | (Boeddh.) het lijden van de mensen (ondervonden in de 4 stadia van geboorte, ouderdom, ziekte en dood) |
shikyo-死去 | het overlijden |
shikyō-詩境 | poëtische gemoedstoestand (bij het componeren, lezen of reciteren van een gedicht) |
shimadai-島台 | decoraties (van dennentakken, bamboe, etc., symboliserend het eiland van de eeuwige jeugd) bij een huwelijk of andere ceremonie |
shimau-仕舞う | (voorafgegaan door een werkwoord in de te-vorm) (iets) afronden [helemaal afmaken] (vaak met de connotatie dat het helaas niet meer |
shimau-仕舞う | (arch.) het afbetalen van rekeningen aan het eind van het jaar |
shimayama-島山 | berg op een eiland; eiland dat voor het grootste deel wordt gevormd door een berg |
shime-締め | bundeling; het (vast)binden |
shime-締め | het totaal; de totale som |
shimin-士民 | de samoerai (klasse) en het gewone volk [de burgerbevolking] |
shimogare-霜枯れ | het verwelken en verschrompelen van planten door vorst |
shimogare-霜枯れ | (af. voor) het gure [kale] winterseizoen |
shimogaredoki-霜枯れ時 | het gure [kale] winterseizoen |
shimogaredoki-霜枯れ時 | een slappe tijd voor zakendoen (aan het eind van het jaar) |
shimohanki-下半期 | het tweede halfjaar; de tweede helft van het (fiscale) jaar |
shimojimo-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
shimote-下手 | het onderste deel; stroomafwaarts (rivier) |
shimote-下手 | de rechterkant van het toneel [podium] |
shina-しな | (achtervoegsel) op het moment; na; toen |
shinadama-品玉 | het jongleren (met ballen, messen, etc.) |
shinansha-指南車 | oud Chinees rijtuig (met een kompas waarvan de naald altijd het Zuiden aangeeft) |
shinbi-審美 | gevoel voor schoonheid; esthetisch gevoel voor het onderscheiden van schoonheid |
shinboku-神木 | heilige boom; boom op het terrein van een heiligdom |
shincha-新茶 | nieuwe, vers geplukte thee; eerste thee van het seizoen |
shinchō-伸張 | (computer) het decomprimeren; unzippen |
shindenzukuri-寝殿造り | een stijl van aristocratische residenties in de Heian-periode, met het slaapzaalgebouw in het midden van het complex |
shindoku-真読 | het reciteren van een volledige soetra (bij boeddhistische ceremonies e.d.) |
shingaku-心学 | moraalfilosofie, die het confucianisme, boeddhisme en shintoïsme combineerde, gesticht door Ishida Baigan (1685-1744) |
shingaku-進学 | het gaan [doorstromen] naar een hogere school [universiteit] |
shingaku-進学 | het een academische studie volgen |
shingōmachi-信号待ち | het wachten [wachtend verkeer] voor het stoplicht |
shingonshū-真言宗 | shingon school [stroming] (binnen het boeddhisme) |
shingun-進軍 | opmars; het oprukken (van een leger) |
shinibana-死に花 | postume eer; eer [erkenning] op het einde van het leven |
shinifian-シニフィアン | (taalkunde) de betekenaar; het betekenende; het concept (signifier) |
shinigao-死に顔 | het gezicht van een dode (mens) |
shinigiwa-死に際 | op het randje van de dood; op het punt van overlijden |
shinime-死に目 | het moment van overlijden |
shinimizu-死に水 | het laatste (slokje) water dat men geeft aan een stervende |
shinji-新字 | kanji die voor het eerst in lesboeken worden gegeven |
shinjū-心中 | (figuurlijk) je verplicht voelen je lot te verbinden aan een ander (of aan het bedrijf of de organisatie waar je werkt) |
shinka-深化 | verdieping; het verdiepen; dieper worden |
shinkanazukai-新仮名遣い | de nieuwe kana schrijfwijze [spelling]; de nieuwe regels voor het gebruik van kana, met name de regels zoals vastgesteld door het kabinet in 1964 |
shinken-神剣 | het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
shinken-神権 | het goddelijk recht |
shinkenzai-新建材 | synthetisch bouwmateriaal (plastic, vinyl, etc.) |
shinkisannyū-新規参入 | nieuwe (markt)toetreding; voor het eerst toetreden tot (de markt of een beroep) |
shinkō-振興 | promotie; het bevorderen |
shinkō-新興 | nieuwe ontwikkeling; het opnieuw opbloeien [opkomen; herrijzen] |
shinkoku-深刻 | het ernstig [serieus; kritisch; acuut] zijn |
shinkui-身口意 | (in Boeddhisme) een woord voor het menselijk handelen, n.l. doen, spreken en denken (lett. lichaam, mond en geest) |
shinmai-新米 | nieuwe rijst, de eerste rijst(oogst) van het jaar |
shinmakuen-心膜炎 | pericarditis (ontsteking van het hartzakje)) |
shinnāchūdoku-シンナー中毒 | vergiftiging door het inademen van verfverdunner |
shinnaimaku-心内膜 | endocardium; endocarp (binnenbekleding van het hart) |
shinnen-新年 | Nieuwjaar; het nieuwe jaar |
shinnyū-新入 | het nieuw intreden [binnenkomen] |
shinobiashi-忍び足 | zachte voetstappen; het sluipend [op de tenen] lopen |
shinobinai-忍びない | het niet kunnen opbrengen om; met tegenzin iets doen; (iets) niet kunnen verdragen |
shinobinaki-忍び泣き | het stilletjes [zacht; onderdrukt] snikken [huilen] |
shinpin-神品 | (christelijk-orthodoxe kerk) het priesterschap |
shinpitsu-宸筆 | handtekening van de keizer; het eigen handschrift van de keizer; keizerlijke handtekening; keizerlijke brief [keizerlijk schrijven] |
shinpuku-心腹 | het vertrouwen; iemand die je volledig vertrouwt |
shinrabanshō-森羅万象 | de Natuur; alles in de natuur; de Schepping; het Universum |
shinrei-振鈴 | het geluid [het luiden] van een bel [klok] |
shinrinyoku-森林浴 | (lett. bos baden) tot rust komen [relaxen] in het bos |
shinrui-進塁 | (honkbal) het doorlopen naar het volgende honk |
shinryō-新涼 | de nieuwe (eerste) koelte van het begin van de herfst |
shinshi-進士 | (Nara-Heian periode in Japan) iemand die na een overheidsexamen in het Ministerie van Riten en Ceremoniën wordt toegelaten |
shinsho-新書 | paperback uitgave van een (m.n. non-fiction) boek (in het B6 shinsho-formaat) |
shinshōhitsubatsu-信賞必罰 | het expliciet belonen of bestraffen van gedrag |
shinshun-新春 | Nieuwjaar; het nieuwe jaar |
shinshutsu-新出 | het voor het eerst voorkomen [verschijnen] (b.v. van een woord of kanji in een studieboek) |
shinsō-深層 | diep (verborgen) in het bewustzijn [het hart; de ziel] |
shintaihappu-身体髪膚 | het hele (menselijk) lichaam (kop tot teen; huid en haar) |
shintairiku-新大陸 | het nieuwe continent; de Nieuwe Wereld (Amerika) |
shintei-心底 | (uit) de grond van het hart; het diepste innerlijk |
shintei-進呈 | het overhandigen [aanbieden] van iets (een gift, e.d.); presentatie |
shinwajidai-神話時代 | het tijdperk van de goden; het mythische tijdperk |
shinzai-心材 | kernhout; hout in het hart van een boom |
shinzen-神前 | voor God; voor het altaar |
shin'ō-心奥 | het diepste van het hart; de grond van mijn hart |
shin'yakuseisho-新約聖書 | het Nieuwe Testament |
shio-潮 | het (zoute; zilte) zeewater; stroming |
shiohigari-潮干狩り | het schelpdieren zoeken [vangen] bij eb [laag water] |
shiokemuri-塩煙 | rook die opstijgt bij het indampen van zout water |
shiomushi-塩蒸し | het stomen met zout; voedsel dat is gestoomd met zout |
shiori-撓り | (één van de basisprincipes van haiku) het doordringen van de geest [ziel] bij het beschouwen van de natuur |
shippāzu・yūzansu-シッパーズ・ユーザンス | een handelstransactie, waarbij de verzender de koper een uitstel van betaling geeft totdat het product is verkocht |
shippitsu-執筆 | het (handmatig) schrijven; het schrijven van zinnen, verslagen, e.d. |
shirajira-白白 | het (geleidelijk) licht [helder] worden (van de nacht naar de dageraad) |
shiranui-不知火 | bioluminescentie, het uitstralen van licht door organismen in zee |
shirayaki-白焼き | het bakken van vis zonder kruiden; vis gebakken zonder kruiden |
shirayaki-白焼き | het keramiek bakken zonder glazuur; biscuitaardewerk |
shirikakushi-尻隠し | het verbergen van je eigen fouten [mislukkelingen] |
shirikire-尻切れ | iets dat abrupt (voor het einde) stopt [afgebroken wordt] |
shirisubomari-尻窄まり | het (van breed naar smal) uitlopen; spits toelopen |
shirome-白目 | oogwit; het wit van de ogen |
shirozumi-白炭 | witte steenkool (gefabriceerd door het drogen van gehakt hout boven een vuur, zonder carboniseren) |
shīrudokōhō-シールド工法 | schild methode (constructiemethode voor het boren van tunnels, met een tunnelboormachine) |
shisaku-詩作 | het componeren van gedichten; dichtkunst |
shisei-四声 | de vier traditionele tonen [toonklassen] in het Chinees |
shishagonyū-四捨五入 | het afronden (van getallen) |
shishasū-死者数 | dodental; het aantal doden |
shishisonson-子子孫孫 | de nakomelingen; het nageslacht |
shishō-死傷 | het overlijden of gewond raken |
shishō-私傷 | persoonlijk letsel; blessure opgelopen buiten het werk |
shisō-志操 | beginselvastheid; integriteit; standvastigheid; het vasthouden aan je principes |
shisō-死相 | het gezicht van een dode |
shissanshō-失算症 | acalculie (het onvermogen om cijfers en wiskundige symbolen te herkennen) |
shisshinsuru-失神する | flauwvallen; het bewustzijn verliezen |
shitaaji-下味 | het vooraf (voor het koken, braden, etc.) kruiden van voedsel |
shitabi-下火 | het (langzaam) uitgaan [onder controle komen] van vuur; minder hard branden |
shitae-下絵 | (ruwe) schets; ontwerp |
shitagari-下刈り | het (onkruid) wieden |
shitagoshirae-下拵え | ingrediënten klaarmaken voor het eten; voorbereidingen voor het koken; het voorkoken |
shitai-四諦 | de vier grote waarheden in het Boeddhisme |
shitajiki-下敷き | onderlegger (die je onder het papier legt om te kunnen schrijven) |
shitajiki-下敷き | het ergens onder vastzitten |
shitajita-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
shitamachi-下町 | benedenstad; het lagergelegen deel van een stad |
shitamae-下前 | binnenste pand van een kledingstuk dat om het lichaam wordt gewikkeld (b.v. kimono) |
shitame-下目 | het op iemand neerkijken; verachting |
shitanamezuri-舌舐めずり | het likkebaarden |
shitanui-下縫い | het los [tijdelijk] aan elkaar naaien; rijgsteken |
shitasaki-舌先 | het puntje van de tong |
shitatari-滴り | het druppelen [sijpelen] van water |
shitatsuzumi-舌鼓 | het smakken (bij eten) |
shitauchi-舌打ち | gesmak (tijdens het eten) |
shitazu-下図 | (ruwe) schets; ontwerp; concept; klad |
shite-仕手 | hoofdrolspeler in het Nō theater |
shitekiyuibutsuron-史的唯物論 | het historisch materialisme |
shitī-シティー | het (financieel) centrum van Londen |
shitsuji-執事 | (Kamakura periode) regent in het shogunaat |
shitsuji-執事 | (Tokugawa periode) benaming voor een jongeling in het shogunaat |
shitsumu-執務 | de uitoefening van de (officiële) functie [taken]; het vervullen van een ambt; het werken |
shitsunai-室内 | binnen; binnenskamers; binnenshuis; het interieur van een kamer [gebouw] |
shitsunen-失念 | vergeetachtigheid; het vergeten |
shittakaburi-知ったかぶり | het veinzen [voorwenden] (dat men alles weet of helemaal op de hoogte is) |
shittsui-失墜 | verlies; neergang; val; het verliezen [verbeuren; verspelen] |
shiwabara-皺腹 | het seppuku plegen; een oude man die seppuku pleegt |
shiyōganai-仕様が無い | het is wat het is; er is niets aan te doen |
shizā・katto-シザー・カット | een knip [het knippen] met een schaar |
shīzun・ofu-シーズン・オフ | (off-season) buiten het seizoen |
shī・ō・ī-シー・オー・イー | (centre of excellence) een excellent onderzoekscentrum (zoals, o.a. Massachusetts Institute of Technology, het Max Planck Instituut in Duitsland) |
shī・tī・bī・tī-シー・ティー・ビー・ティー | (Comprehensive Nuclear Test Ban Treaty) Het alomvattend kernstopverdrag |
sho-暑 | warmste tijd (van het jaar); hete zomer; hondsdagen |
sho-書 | (afk. voor) het Boek der Documenten (Chinees historisch werk) |
shō-頌 | Chinese dichtvorm in Het Boek der Liederen [Boek der Oden] (Shijing) |
shōbō-消防 | het blussen van branden; de brand bestrijden |
shobun-処分 | het afstand doen [zich ontdoen] van; (uit)verkopen; opruimen; weggooien; verwijderen |
shochū-暑中 | midden in de zomer; in het heetst van de zomer |
shōdābijon-ショーダービジョン | shore radar television (televisieontvangst via radarapparatuur op het vasteland) |
shōden-承伝 | overlevering; het erven en doorgeven [overnemen]; traditie |
shōden-正伝 | één van de Jōruri scholen van het traditionele poppentheater in Japan |
shodōsōsa-初動捜査 | het eerste onderzoek; initieel onderzoek (door de politie); vooronderzoek |
shoen-初演 | de eerste uitvoering; het eerste optreden; première |
shōfū-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
shogaku-初学 | iemand die voor het eerst studeert; iemand die begint met leren |
shōgatsu-正月 | nieuwjaar; het nieuwe jaar; januari |
shogyō-諸行 | alle andere goede daden t.o.v. het nenbutsu (aanroeping van Boeddha) |
shohan-初犯 | de eerste overtreding [misdaad]; het eerste vergrijp |
shoho-初歩 | de basis; de grondbeginselen; het beginstadium; de eerste stappen; het ABC (van) |
shohō-書法 | compositieleer van het schrijven; schrijfstijl |
shōin-勝因 | de oorzaak van [sleutel tot] het succes [de overwinning] |
shoji-所持 | bezit; het (iets) bij zich dragen [hebben] |
shoji-書字 | het schrijven (van karakters of letters) |
shōjin-焼尽 | het opbranden; verbranden; afbranden; in rook opgaan |
shōjō-小乗 | (stroming in het boeddhisme) Hinayana (het mindere voertuig) |
shoka-初夏 | vroege zomer; vroeg in de zomer; in het begin van de zomer |
shōka-唱歌 | het zingen; gezang; zang |
shōka-消化 | het opnemen [verwerken] van informatie; absorptie; voltooiing |
shokai-初会 | eerste ontmoeting; het voor de eerste keer bijeenkomen |
shokan-書簡 | het schrijven (van letters, kanji); schrijfwerk |
shōkeisuru-小計する | het subtotaal berekenen |
shoken-初見 | iets voor het eerst [de eerste keer] zien |
shoken-初見 | muziek (voor het eerst) spelen direct van bladmuziek |
shoken-書見 | het lezen (van boeken) |
shōkendaikō-証券代行 | effectenbureau (doet administratief werk voor het bedrijf dat de aandelen heeft uitgegeven) |
shoki-初期 | de beginfase; het beginstadium; de eerste periode |
shōki-将器 | (een persoon met) het vermogen [de capaciteiten] om generaal te kunnen zijn |
shokishōjō-初期症状 | het eerste symptoom |
shōkō-将校 | officier (in het leger, de marine of de luchtmacht) |
shōkō-小康 | een (tijdelijke) verbetering in het ziekteverloop |
shōkō-昇降 | het omhoog [op] en omlaag [neer] gaan; stijgen en dalen |
shōkō-昇降 | het floreren [vooruitgaan] en achteruitgaan |
shōkō-消光 | het doorbrengen van tijd |
shōkō-消耗 | uitputting; slijtage; het opraken; opgebruiken |
shōkō-焼香 | het branden van wierook |
shokō-諸公 | (term voor het respectvol aanspreken van een aantal mensen) dames en heren; hooggeëerd publiek |
shokon-初婚 | het eerste huwelijk |
shōkotsuban-小骨盤 | het kleine bekken (pelvis minor) |
shokubutsusei-植物性 | het vegetatief [plantaardig] zijn |
shokugo-食後 | na de maaltijd; na het eten |
shokuhi-食費 | de prijs [kosten] voor het eten [de maaltijden] |
shokuju-植樹 | het planten van bomen |
shokun-諸君 | (term voor het beleefd aanspreken van een aantal mensen, vaak m.b.t. een geheel mannelijk gezelschap) geachte aanwezigen |
shokuniku-食肉 | het eten van vlees |
shokuzen-食前 | voor de maaltijd; voor het eten |
shokyō-書経 | het Boek der Documenten (Chinees historisch werk) |
shokyū-初級 | het beginnersniveau; de introductiecursus |
shōma-消磨 | slijtage; het verslijten; wegslijten; afslijten |
shōmanshippu-ショーマンシップ | propagandistisch talent; gave voor het publiekstrekken |
shomin-庶民 | het (gewone) volk; de gewone mensen |
shōmyō-声明 | het zingen van boeddhistische teksten (in het Sanskriet of Chinees; m.n. in Tendai- en Shingon boeddhisme) |
shōmyō-称名 | het reciteren van de naam van de Boeddha (b.v. Namu Amida Butsu) |
shonanoka-初七日 | de herdenkingsdienst gehouden op de zevende dag na het overlijden van iemand |
shonen-初年 | het eerste jaar; de eerste jaren; de beginjaren |
shōnenba-正念場 | het moment van de waarheid; een keerpunt (in het leven); alles-of-niets [erop-of-eronder] situatie |
shōnenhō-少年法 | het jeugdrecht; de jeugdwet |
shōnetsujigoku-焦熱地獄 | inferno; brandende hel (de zesde hel van de acht in het Boeddhisme) |
shonin-初任 | eerste benoeming [functie]; het voor het eerst in dienst zijn |
shōninkanmon-証人喚問 | dagvaarding; het oproepen van getuige |
shoninkyū-初任給 | het beginsalaris; startsalaris |
shoppana-初っ端 | het begin; de (aller)eerste |
shoppingu-ショッピング | het winkelen; boodschappen doen |
shōrai-招来 | het veroorzaken [teweeg brengen] |
shōrai-松籟 | het geluid van de wind die waait door pijnbomen |
shōrai-松籟 | het geluid van een kokende theeketel |
shōran-照覧 | een duidelijk beeld (van iets); het helder zien |
shosaku-初作 | het eerste geproduceerde item [product] |
shosaku-初作 | het eerste werk van een kunstenaar [schrijver] |
shosanpu-初産婦 | primipara; vrouw die voor het eerst een kind heeft gebaard; vrouw die in verwachting is van haar eerste kind |
shosen-初戦 | de eerste wedstrijd; het eerste treffen; de eerste slag [strijd] |
shōsen-省線 | nationale spoorweg (onder het beheer van het spoorweg ministerie van 1920 tot 1943) |
shosen-緒戦 | het begin van een oorlog [strijd] |
shōshaku-焼灼 | het schroeien; cauteriseren |
shōshaku-照尺 | het vizier (van een geweer) |
shōshi-小子 | (onder het Ritsuryo-systeem) een jongen in de leeftijd van 4 tot 16 jaar |
shōshi-抄紙 | (het proces van) het maken van papier |
shoshi-諸子 | (afk. voor) de Honderd Scholen van het denken (China, voor 220 v.Chr. ) |
shoshihyakka-諸子百家 | de Honderd Scholen van het denken (China, voor 220 v.Chr. ) |
shōshika-少子化 | daling van het geboortecijfer; vermindering van het aantal kinderen |
shoshin-初審 | het eerste proces; de eerste hoorzitting |
shoshin-初診 | het eerste medisch onderzoek |
shoshinryō-初診料 | de vergoeding voor het eerste consult (van een patiënt) |
shōsho-小暑 | het (milde) begin van de steeds warmer wordende zomerperiode (rond 7 juli) |
shōshoku-少食 | het weinig eten; kleien porties [hapjes] eten |
shoshū-初秋 | de vroege herfst; het begin van de herfst |
shoshun-初春 | de vroege lente; het begin van de lente |
shoshun-初春 | het begin [de eerste maand] van het jaar; Nieuwjaar |
shoshutsu-庶出 | geboorte buiten het huwelijk; |
shōso-勝訴 | het winnen van een rechtszaak [proces] |
shōsō-聖僧 | boeddhistisch beeld (m.n. van Manjushri) in de monnikenhal (Zenboeddhisme), of aan het hoofd van de eetzaal |
shōtai-招待 | invitatie; uitnodiging; het uitnodigen |
shote-初手 | het begin; de start; de eerste zet (bij schaken, go, etc.) |
shōto-ショート | (short selling) het verkopen van effecten die men niet in eigen bezit heeft (om snel te kunnen anticiperen op koerswisselingen) |
shotō-初冬 | de vroege winter; het begin van de winter |
shotō-初等 | elementair onderdeel; het beginnersniveau |
shotō-初頭 | het begin; de start |
shōtsukimeinichi-祥月命日 | sterfdag van een persoon; gedenkdag van het overlijden van een persoon |
shōwa-唱和 | het in koor zingen [zeggen; juichen; roepen; antwoorden] |
shōyō-逍遥 | wandeling; het wandelen [slenteren] |
shu-狩 | (in kanji combinaties) de jacht; het jagen |
shūbansen-終盤戦 | eindstrijd; het einde [de laatste fase] (van een verkiezingscampagne, wedstrijd, e.d.) |
shubi-首尾 | begin en einde; van het begin tot het einde |
shubu-主部 | het hoofdonderdeel [belangrijkste deel] van een zin |
shubu-主部 | (grammatica) het onderwerp |
shūbunnohi-秋分の日 | herfstnachtevening, Japanse nationale feestdag voor de viering van het begin van de herfst (op 22 of 23 september) |
shūchū-集中 | centralisatie; het bijeenbrengen [verzamelen] |
shūdantekijieiken-集団的自衛権 | het recht op collectieve verdediging |
shuga-主我 | het ik; de ego |
shūgaku-修学 | het leren [studeren]; scholing |
shūgaku-就学 | het naar school gaan; onderwijs volgen |
shūgiin-衆議院 | het (Japanse) Lagerhuis; Kamer van volksvertegenwoordigers; Tweede Kamer (der Staten-Generaal) |
shūgiingiin-衆議院議員 | lid van het (Japanse) Lagerhuis |
shūgu-衆愚 | de domme massa; het gepeupel |
shūgyō-就業 | werk; werkgelegenheid; het aan het werk gaan |
shūgyō-終業 | het einde van een semester [schooljaar] |
shūgyo-集魚 | het lokken van vissen naar de vissersboot [vissersnetten] |
shūhai-集配 | het ophalen en afleveren [bezorgen] (van iets) |
shūhitsu-収筆 | eindpunt van een penseelstreek (bij het kalligraferen) |
shuhō-主砲 | het grootste kaliber kanon (van een oorlogsschip) |
shuin-朱印 | rood zegel; rode stempelafdruk (vanaf de Muromachi periode tot de Edo-periode voor officiële documenten van het shogunaat) |
shūin-衆院 | het (Japanse) Lagerhuis; Kamer van volksvertegenwoordigers |
shuinsen-朱印船 | (Edo periode) handelsschip met permissie om naar het buitenland te varen |
shuji-種子 | (shingon boeddhisme) sanskriet letter (het zaad, dat een boeddha of bodhisattva vertegenwoordigt) (ook 種子-しゅうじ) |
shujō-拄杖 | rekwisiet in het No theater (lange bamboestaf) |
shūju-収受 | ontvangst; het ontvangen |
shūkai-周回 | het iets omgeven [omcirkelen]; ergens omheen gaan\ |
shukaku-主格 | het nominatief; de eerste naamval |
shukan-主観 | subject; het (beschouwende) ik; ik-heid |
shūketsu-集結 | het (op één plek) samenkomen [verzamelen; bijeenkomen] |
shūki-秋期 | de herfstperiode; het herfstseizoen |
shūki-終期 | het einde van een bepaalde periode; einddatum |
shūkin-集金 | het ophalen van geld; het innen van een rekening; incasso |
shukka-出火 | het begin [uitbreken] van een brand; branduitbraak |
shukke-出家 | toetreding tot het boeddhisme (uittreding uit de mondaine wereld) |
shukkin-出勤 | aanwezigheid [presentie] op het werk; het naar het werk gaan; op het werk komen; inklokken |
shukkin-出金 | het opnemen [afhalen] van geld van eigen rekening |
shukkinsuru-出勤する | naar het werk gaan |
shukkō-出校 | het naar school gaan; het schoolgaan |
shukkō-出校 | het uitbrengen van een proefdruk; een proefdruk leveren |
shukkō-出港 | vertrek uit een haven (van boten en schepen); (het) uitvaren |
shukkoku-出国 | uitreis naar het buitenland; het land verlaten om naar het buitenland te gaan |
shukkyō-出京 | het (van het platteland) naar de hoofdstad gaan [verhuizen] |
shukkyō-出京 | het de hoofdstad verlaten (en naar een andere plaats gaan) |
shūkō-秋耕 | het zaaien in de herfst |
shukō-首肯 | (een knik met het hoofd als) toestemming; instemmend knikken |
shukuaku-宿悪 | misdaad [misdrijf] in het verleden gepleegd |
shukugō-宿業 | karma (het resultaat van goede en slechte daden in een vorig leven) |
shukuyū-祝融 | (in China) de god van het vuur |
shūkyoku-終曲 | (van een concert, etc.) het slotstuk; slotdeel; eindstuk |
shūkyoku-終極 | het einde; allerlaatste; slot |
shūmaku-終幕 | het einde van iets (van een voorstelling, show, zaak, etc.) |
shun-旬 | seizoen; hoogseizoen; het seizoen voor... |
shunbunnohi-春分の日 | lentenachtevening, Japanse nationale feestdag voor de viering van het begin van de lente (op 20 of 21 maart) |
shunkashūtō-春夏秋冬 | de 4 seizoenen; het hele jaar (door) |
shunō-首脳 | het hoofd; de leider |
shunsetsu-浚渫 | het baggeren |
shuppatsugakari-出発係 | starter (bij een wedstrijd, degene die het startschot geeft) |
shuppei-出兵 | het sturen van troepen; mobilisatie van het leger |
shuppin-出品 | het tentoonstellen [laten zien]; expositie; uitstalling |
shura-修羅 | Asura (krijgshaftige halfgod in het Boeddhisme en in het Hindoeïsme) |
shūroku-収録 | het publiceren; noteren; samenstelling; drukken |
shūroku-収録 | het opnemen (muziek); vastleggen; filmen |
shuryō-狩猟 | de jacht; het jagen |
shuseki-主席 | de voorzitter; het hoofd; de leider |
shūsenkinenbi-終戦記念日 | herdenkingsdag voor het einde van de oorlog (in Japan op 15 aug.) |
shūshi-終始 | het einde en het begin; de hele tijd |
shūshin-就寝 | het naar bed gaan; gaan slapen |
shūshin-終身 | het hele leven; levenslang |
shūshinkoyōseido-終身雇用制度 | Japans systeem dat werknemers hun hele (werkzame) leven bij hetzelfde bedrijf werken |
shūsho-秋暑 | aanhoudende (zomer)warmte in (het begin van) de herfst |
shūshoku-就職 | het vinden van werk [een baan] |
shūshokukatsudō-就職活動 | het zoeken naar een baan |
shussatsu-出札 | kaartverkoop; het verkopen van toegangskaarten [kaartjes] |
shussha-出社 | het naar [aan] het werk gaan; inklokken (aanmelden per prikklok) |
shusshi-出仕 | naar kantoor [het werk] gaan (vooral gebruikt door ambtenaren) |
shusshisuru-出仕する | naar kantoor [het werk] gaan |
shutchin-出陳 | inzending voor een tentoonstelling; het exposeren |
shutchōkyōju-出張教授 | het lesgeven bij een leerling thuis |
shūto-シュート | het schieten (van een geweer, een bal, een foto, etc.); schroefbal (bij honkbal); jachtpartij; schietoefening |
shūtoku-拾得 | het vinden; oprapen (van iets dat verloren is) |
shūtoku-習得 | scholing; het verkrijgen van kennis [bekwaamheid] |
shutsuba-出馬 | (te paard) eropuit gaan [vertrekken] (b.v. naar het slagveld) |
shutsubotsu-出没 | frequente [wisselende] verschijningen; het rondwaren |
shutsudo-出土 | opgraving; het opgraven |
shutsugan-出願 | (het doen van) een aanvraag |
shutsujin-出陣 | vertrek naar het slagveld [oorlogsgebied; front]; het ten strijde trekken |
shutsujinshiki-出陣式 | ceremonie voorafgaand aan het vertrek naar een slagveld [oorlogsfront] |
shutsujō-出場 | (op het toneel, e.d.) opkomst; verschijning; optreden |
shutsurui-出塁 | (honkbal) het eerste honk bereiken na een honkslag |
shuttei-出廷 | verschijning voor de rechter; voorkomen voor het gerecht |
shuttō-出頭 | het verschijnen [voorkomen] (voor het gerecht of een rechtbank) |
shuttōsuru-出頭する | (voor het gerecht of een rechtbank) verschijnen [voorkomen] |
shūya-庄屋 | (in het Edo tijdperk) dorpshoofd; hoofdman van een dorp of plaats (voornamelijk in het Kantō gebied) |
shuzō-酒造 | het produceren [brouwen] van sake [wijn]; distilleren; stoken |
sō-壮 | een woord dat wordt gebruikt om het aantal keren te tellen van moxibustie (behandeling met brandende moxa op de huid) |
sō-艘 | woord gebruikt bij het tellen van vaartuigen |
sōbetsu-総別 | over het algemeen; in het algemeen; meestal |
sōbi-装備 | uitrusting; het uitrusten |
sobyō-素描 | (ruwe) schets |
sōda-そうだ | (bevestiging aan het einde van een zin) dat is zo; dat klopt; blijkbaar |
sodai-粗大 | lomp [massief; grof; ruw; schetsmatig; globaal] zijn |
sodetsuke-袖付け | een mouw aan een kledingstuk naaien; het armsgat; de mouwnaad |
sodoku-素読 | het hardop lezen van een tekst (zonder na te denken over de betekenis van de woorden) |
sofuto・fōkasu-ソフト・フォーカス | softfocus (techniek uit de fotografie waarbij het beeld opzettelijk enigszins onscherp wordt gemaakt) |
sogai-疎外 | het negeren [op afstand houden] van iemand; iemand koeltjes behandelen |
sōgai-窓外 | (hetgeen zich bevindt) buiten het raam |
sōgakari-総掛かり | het met vereende krachten ergens aan werken |
sōgaku-総額 | de totale som; het totaalbedrag |
sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
sogeki-狙撃 | het scherpschieten; sluipschieten; schieten vanuit een hinderlaag |
sogen-遡源 | het teruggaan naar de bron [de oorsprong; het begin] |
sōhaku-湊泊 | het afmeren (van schepen in een haven) |
sōhitsu-走筆 | het snelschrijven; snelschrift met schrijfpenseel |
sōhitsu-送筆 | penseelstreek interim beginpunt en eindpunt (bij het kalligraferen) |
sōin-総員 | al het personeel (van een kantoor, bedrijf, etc.); de gehele bemanning (van een schip e.d.) |
sōji-掃除 | schoonmaak; het schoonmaken [vegen; schrobben; boenen] |
sōjō-奏上 | het uitbrengen van verslag aan de Keizer |
sōjū-操縦 | het hantering; bediening; controle; besturing (van vliegtuigen, machines, e.d.) |
sōjū-操縦 | het (sociaal) manoeuvreren; manipuleren |
sōkaiya-総会屋 | type Japanse mafia (yakuza), dat bedrijven onder druk zet d.m.v (dreigen met) het verstoren van aandeelhoudersvergadering |
sōkei-総計 | het totaal; totaalbedrag; totale som |
sōken-総見 | het bezoeken van een wedstrijd [voorstelling] met een grote groep ter aanmoediging [ondersteuning] |
sōken-送検 | doorsturing [verwijzing; renvooiering] van een strafzaak naar het Openbaar Ministerie door een gerechtsdienaar (politie) |
sōkenbutsu-総見物 | excursies [het bezoeken van bezienswaardigheden; sightseeing] |
sokkan-速乾 | het snel (op)drogen |
sokkin-側近 | het dichtbij een machthebber [hoog geplaatste persoon] staan |
sokkyo-卒去 | de dood [het overlijden] van een hooggeplaatste persoon |
sōko-操觚 | het schrijven; poëzie componeren; dichten |
sōkō-走行 | het rijden [voortbewegen] van voertuigen |
sōku-走狗 | (fig.) marionet; speelbal; dupe; werktuig (iemand die het (vuile) werk moet opknappen) |
sokudoku-速読 | het snellezen |
sokuga-側芽 | laterale knop; okselknop (bevindt zich op de kruising van het blad en de stengel van een plant) |
sokuryō-測量 | het (op)meten; het landmeten; het peilen (van waterdiepte). |
sokutō-即答 | een direct antwoord; het meteen antwoorden |
sokuza-即座 | het bereid zijn; het klaar [op het punt] staan |
some-染め | het verven |
somemono-染め物 | het verven; geverfde producten |
somenuki-染め抜き | het verven van een patroon [wapen] op een achtergrond |
sometsuke-染め付け | het verven; drukken; verf aanbrengen |
somewake-染め分け | het verven in verschillende kleuren |
sōmi-総身 | (iemands) hele lichaam; het hele lijf; ten voeten uit |
somo-抑 | voor het eerst; de eerste keer |
sondō-尊堂 | (schrijftaal, m.n. in brieven, voor het huis van een ander) uw huis |
sōnen-壮年 | de bloei van het leven; de beste jaren van het leven |
songan-尊顔 | (respectvol woord voor het gezicht van iemand anders) uw gezicht [gelaat; voorkomen] |
sonka-尊家 | (respectvol woord voor het huis of de familie van iemand anders) uw huis; uw familie |
sonnaha-スンナ派 | het soennisme (een van de twee grote stromingen binnen de islam, waarvan de andere het sjiisme is) |
sonohigurashi-其の日暮らし | een onzeker [sober] bestaan leiden; (financieel) de eindjes aan elkaar knopen; van dag tot dag leven; het leven nemen zoals het komt |
sonoseika-そのせいか | kwam het daardoor?; is dat vanwege …? |
sonosetsu-其の節 | dan; op het moment (toekomst) |
sonzai-存在 | het bestaan; het leven; de aanwezigheid |
son'yō-尊容 | het gelaat [gezicht] van een Boeddhabeeld |
sōon-宋音 | Song-lezing (de Japanse uitspraak van Chinese karakters uit de Song dynastie; vooral van woorden gerelateerd aan het Zen Boeddhisme) |
sopurano-ソプラノ | een muziekinstrument met het hoogste toonbereik (b.v. sopraansaxofoon) |
sōpuresu・sōpu-ソープレス・ソープ | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
soraai-空合い | het weer; atmosferische conditie |
sorame-空目 | het naar boven kijken |
soramoyō-空模様 | hoe de lucht eruit ziet; het weer |
soranjiru-諳んじる | uit het hoofd leren |
soraoboe-空覚え | het uit het hoofd leren |
sorarizēshon-ソラリゼーション | solarisatie (fotografische inversie, waarbij zwart-wit in fotografisch werk wordt omgekeerd door tijdens het ontwikkelen enigszins te overbelichten) |
soratobokeru-空惚ける | zich van de domme houden; net doen alsof je het niet weet |
sōrā・shisutemu-ソーラー・システム | het zonnestelsel |
sore-其れ | dat; het; toen; daar; dan |
soregoran-それご覧 | zie je nu wel?; nu zie je het zelf! |
soremitakotoka-それ見たことか | zie je nu wel?; nu zie je het zelf! |
sōri-総理 | het beheer [de coördinatie] van administratieve taken |
soriddo・sutēto-ソリッド・ステート | (elektronica) vaste stof (gebruikmakend van het elektronisch fenomeen van de stof zelf) |
sorikaeru-反り返る | achterover buigen; het hoofd naar achter buigen |
soro-候 | gebruikt als hulpwerkwoord, voegt het beleefdheid toe van de spreker voor de toehoorder |
sōseki-僧籍 | (Boeddh.) het ambt van priester of monnik |
sōseki-送籍 | (door huwelijk of adoptie) overdracht van het familieregister [huishouden-registratie] van het ene naar het andere huishouden [gezin] |
sōsha-操車 | het rangeren (van treinstellen) |
soshaku-咀嚼 | het kauwen |
soshaku-咀嚼 | het verteren; in zich opnemen; begrijpen |
sōsharu・bukkumāku-ソーシャル・ブックマーク | sociale bladwijzer; een (gedeelde) referentie naar een bron [website] op het internet (Engels: social bookmark) |
sōsharu・danpingu-ソーシャル・ダンピング | lagere productiekosten door het werken met zeer goedkope arbeidskrachten |
sōsharu・enjiniaringu-ソーシャル・エンジニアリング | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
sōsharu・hakkingu-ソーシャル・ハッキング | sociaal hacken; het op grote schaal beïnvloeden van het gedrag en standpunten van mensen (zonder dat ze het door hebben) (Engels: social hacking) |
sōsharu・kurakkingu-ソーシャル・クラッキング | sociaal kraken; het achter iemands wachtwoord proberen te komen [een wachtwoord kraken] buiten de computerwereld om (Engels: social cracking) |
sōsharu・uea-ソーシャル・ウエア | kleding die gedragen wordt buiten het kantoor indien men persoonlijk met het publiek moet communiceren (Engels: social wear) |
soshi-阻止 | blokkering; obstructie; versperring; het tegenhouden; voorkomen |
soshikihyō-組織票 | het stemmen in blok; blokvorming (b.v. bij verkiezingen of vakbonden) |
soshikitōchi-組織統治 | corporate governance (gericht op verbeteren van het management) |
sōshin-瘦身 | het afvallen; afslanken |
sōshin-総身 | het hele lichaam |
sōshitsu-喪失 | verlies; het kwijtraken |
soshōkeizoku-訴訟係属 | het in behandeling [hangende; onbeslist] zijn |
sōshun-早春 | vroeg in de lente; in het vroege voorjaar |
sōshutsu-創出 | creatie; het creëren van iets nieuws |
sossensuihan-率先垂範 | het initiatief [de leiding] nemen om een goed voorbeeld te stellen |
sōtai-僧体 | de gestalte [het uiterlijk] van een (boeddhistische) monnik |
sōtai-総体 | het geheel; alles |
sōtai-草体 | cursieve stijl [grasstijl] voor het schrijven van kanji |
sotchinoke-其方退け | het verwaarlozen; negeren; veronachtzamen |
sōtei-装丁 | het boekbinden; boeken inbinden |
sotoberi-外耗 | de verhouding tussen het verlies van de hoeveelheid graan bij vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
sōtōshū-曹洞宗 | Sōtō Zen (een stroming binnen het Japanse Zen-Boeddhisme, ooit vanuit China geïntroduceerd door de monnik Dōgen) |
sotoumi-外海 | open zee; de volle zee (ver van het vaste land) |
sotsugyō-卒業 | het afstuderen |
sotsugyōsuru-卒業する | afstuderen; het diploma behalen |
sozaisangyō-素材産業 | industriesector die zich bezighoudt met het winnen en raffineren van onbewerkte grondstoffen (b.v. staal, olie, kool, hout, etc.) |
sōzarai-総浚い | repeteren [herhalen; opnieuw bestuderen] (hetgeen men geleerd heeft) |
suberi-滑り | het glijden; slippen |
suberidome-滑り止め | tweede keuze school [universiteit e.d.] (als men is gezakt voor het toelatingsexamen van de eerste keuze) |
suberu-滑る | glijden (ski's, schaatsen, boot op het water, etc.) |
suboshi-素干し | het drogen in de schaduw (van zeewier, vissen, schelpdieren, etc.) |
sudatsu-巣立つ | het nest verlaten (ook fig.) |
suehiro-末広 | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
suehiro-末広 | het steeds welvarender worden |
suehirogari-末広がり | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
suehirogari-末広がり | het steeds welvarender worden |
sueki-須恵器 | Sue aardewerk, Japans blauwgrijs aardewerk (geproduceerd vanaf het late Kofun-tijdperk tot de Heian-periode) |
suekko-末っ子 | het jongste kind; het laatstgeboren kind |
suenoyo-末の世 | de laatste dagen (van het leven) |
sueoku-据え置く | iets onveranderd laten; iets laten zoals het is |
sugame-眇 | een scheel oog; het scheelzien [loensen] |
sui-粋 | de essentie; het beste; het belangrijkste |
suichoku-垂直 | het loodrecht zijn; rechtstandigheid; loodrechte stand |
suichū-水中 | onderwater; in het water |
suien-垂涎 | het kwijlen; watertanden |
suien-水煙 | mist [nevel] die boven het water hangt |
suien-炊煙 | kooklucht; rookwalm tijdens het koken [uit de keuken] |
suiheisen-水平線 | horizon (vanaf het water) |
suijin-水神 | de god van het water; de watergod |
suimei-吹鳴 | (het) fluiten; blazen op een fluit, e.d. |
suimin-睡眠 | slaap; het slapen |
suisen-水洗 | doorspoeling; het afspoelen; met water wassen |
suishitsu-水質 | waterkwaliteit; kwaliteit van het water |
suisho-水書 | waterkalligrafie (het schrijven met een penseel met water i.p.v. inkt, op een speciale ondergrond) |
suisho-水書 | het Sui-schrift, een logografisch schrijfsysteem van de Sui-taal |
suishōtai-水晶体 | de kristallijne lens (van het oog) |
suisō-吹奏 | het bespelen van een blaasinstrumenten |
suitai-推戴 | onder de leiding [het voorzitterschap] van; (iemand) laten voorzitten; iemand de leiding geven |
suitchi・torēdo-スイッチ・トレード | handelswijze waarbij het ene bedrijf zijn verplichting om een aankoop te doen in een bepaald land aan een ander bedrijf verkoopt |
suiyōeki-水様液 | waterig oogvocht (vloeistof in het oog die de ruimte tussen het hoornvlies en de lens (en rondom de lens) opvult) |
suiyōeki-水溶液 | waterige oplossing (oplossing waarbij water het oplosmiddel is) |
suiyoku-水浴 | het baden |
suizen-垂涎 | het kwijlen; watertanden |
sujihiki-筋引 | het trekken van een lijn |
suketchi-スケッチ | schets; ontwerp |
suketchibukku-スケッチブック | schetsboek |
sukoaringu・pojishon-スコアリング・ポジション | (honkbal) scoringspositie (d.w.z. een loper op het tweede of derde honk) |
sukoshimo-少しも | (met een ontkenning) niet in het minst; geenszins; helemaal niet |
sukui-掬い | het lepelen; scheppen; een schep |
sukuizu-スクイズ | (honkbal) een opofferingsslag met een loper op het derde honk |
sukuizu・purē-スクイズ・プレー | (honkbal) een opofferingsslag met een loper op het derde honk |
sukuranburu-スクランブル | het verstoren van radiogolven |
sukurappu・ando・birudo-スクラップ・アンド・ビルド | methode bij het maken van een nieuwe begroting van een organisatie (inefficiënte onderdelen worden geschrapt en vervangen door nieuwe) |
sukurōru-スクロール | het scrollen door een document (op een scherm) |
sukyaningu-スキャニング | het scannen; onderzoeken |
sukyatto-スキャット | scat, het zingen van betekenisloze lettergrepen (zoals bv. doo-bee-doo-bee, meestal improviserend in jazz) |
sumai-住まい | het wonen; leven; bestaan |
sumaki-簀巻き | het iets in een bamboemat wikkelen |
sumaki-簀巻き | het iemand in een bamboemat wikkelen en in een rivier gooien (straf in de Edo-periode) |
sumaki-簀巻き | een hek in het ondiepe water van een meer of rivier om vis te vangen |
sumanai-済まない | het spijt mij; vergeef (het) mij; dank u |
sumibiyaki-炭火焼き | het grillen op een houtskoolvuur |
sumimasen-済みません | het spijt mij; vergeef (het) mij; dank u |
suminareru-住み慣れる | gewend zijn aan het inwonen |
sumiyaki-炭焼き | het maken [branden] van houtskool; iemand die houtskool maakt |
sumiyaki-炭焼き | het grillen op een houtskoolvuur |
sumizome-墨染め | het verven met (Aziatische) zwarte inkt |
sumōkingu-スモーキング | het roken |
sun-駿 | het oude Suruga domein [gebied] |
sunappu-スナップ | snelle polsbeweging bij het gooien of slaan van een bal (honkbal, golf) |
sunatchi-スナッチ | (gewichtheffen) het trekken |
sunekajiri-脛齧り | (lett. bijten in het onderbeen) het klaplopen; parasiteren; profiteren (van iem.); teren op |
sūpā-スーパー | superheterodyne (soort radio-ontvangst) |
supagetti-スパゲッティ | spaghetti |
supagettī-スパゲッティー | spaghetti |
sūpāheterodain-スーパーヘテロダイン | superheterodyne (soort radio-ontvangst) |
supāringu-スパーリング | het sparren; oefenen met een tegenstander (b.v. bij boksen) |
supea-スペア | (bowlen) spare (het omvergooien van alle kegels met de eerste twee worpen) |
supeingo-スペイン語 | het Spaans; de Spaans taal |
supekyurēshon-スペキュレーション | speculatie; het speculeren |
superu-スペル | het spellen; spelling |
supēsu-スペース | de ruimte; het heelal |
supirohēta-スピロヘータ | spirocheten (bacteriën) |
supoiruzu・shisutemu-スポイルズ・システム | vriendjespolitiek; het uitdelen van baantjes aan partijgenoten |
surabu-スラブ | Slavisch; Slaaf (iem. van het Slavische volk) |
suraidingu-スライディング | het schuiven; glijden |
suraido-スライド | het glijden; glijbeweging; schuiven |
suri-刷り | drukwerk; het gedrukt worden |
surikogi-擂り粉木 | een scheldwoord voor iemand die langzaam aan het aftakelen is (net zoals het afslijten van een houten stamper) |
surippu-スリップ | slip (het glijden van een voertuig) |
suritto・kamera-スリット・カメラ | een camera zonder sluiter, maar met een smalle spleet waar het licht doorheen valt (stripfotografie of spleetfotografie) |
surī・futto・rain-スリー・フット・ライン | (honkbal) drie-voet-lijn, de lijn die het slagveld verbindt met het eerste honk |
surōingu-スローイング | het gooien; werpen |
suruga-駿河 | het oude Suruga domein [gebied] |
suso-裾 | (van kleding) zoom; manchet |
susokukan-数息観 | (zen-meditatie) een trainingsmethode om de geest te concentreren door het tellen van de in- en uitademingen |
susuharai-煤払い | het huis schoonmaken op oudjaar (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
susuharai-煤払い | verwijdering van roet van heiligdommen in december (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
sutando・purē-スタンド・プレー | (sport) spectaculair [mooi] spel om het publiek enthousiast te krijgen |
sutando・purē-スタンド・プレー | (theater) het op het publiek spelen |
sutāringu・burokku-スターリング・ブロック | een groep landen (voornamelijk uit het Britse Gemenebest) die hun munteenheid aan het pond sterling koppelden |
sutātā-スターター | starter (persoon die het startsein geeft, bij sportwedstrijden) |
sutātingu・menbā-スターティング・メンバー | (sport) deelnemer die meedoet aan het begin van een wedstrijd (in de startopstelling) |
suteoku-捨て置く | iets laten zoals het is; door de vingers zien; negeren |
suterusu-ステルス | (Eng. stealth) heimelijkheid; stiekem; in het geheim |
sutoraiku-ストライク | (bowlen) strike (het omverwerpen van alle kegels met een bal) |
sutoretchingu-ストレッチング | rekoefeningen; het rekken van spieren |
sutorīkingu-ストリーキング | het blootflitsen; naaktflitsen (buiten naakt rondrennen) |
sutorippu-ストリップ | strip; strook; het strippen [afpellen] |
sutōru-ストール | overtrokken vlucht van een vliegtuig (door vergroting van de invalshoek van een vleugel); het afslaan van een motor |
suttenkorori-すってんころり | plotselinge val [buiteling]; het ineens onderuit gaan |
suwappingu-スワッピング | het omruilen; verwisselen |
suwari-座り | het zitten |
suwaridako-座り胼胝 | eelt op de voeten door het zitten in seiza positie |
suyaki-素焼き | het keramiek bakken zonder glazuur; biscuitaardewerk |
suyomi-素読み | het (hardop) voorlezen |
suyomi-素読み | het doorlezen; proeflezen |
tabaneru-束ねる | (samen)bundelen; bij elkaar binden; (het haar) in een staart doen |
tabesugi-食べ過ぎ | het overeten; teveel eten |
tabezugirai-食べず嫌い | een (instinctieve) hekel hebben aan een bepaald soort voedsel; iets niet lusten zonder het ooit geproefd te hebben |
tabi-足袋 | tabi, Japanese sok (met een split tussen de tenen voor het dragen van geta sandalen of teenslippers) |
tabigokoro-旅心 | reislust; de wens [het verlangen] om veel te reizen |
tabigokoro-旅心 | de gevoelens [stemming] tijdens het reizen |
tabihadashi-足袋跣 | het buiten lopen op tabi-sokken (zonder geta sandalen, of teenslippers) |
tabimawari-旅回り | rondreis; het rondreizen |
tabiyatsure-旅窶れ | het verreisd [moe van het reizen] zijn |
tabusa-髻 | knotje (van haar op het hoofd) |
tachiban-立ち番 | wake; het op wacht [op de uitkijk) staan |
tachibanashi-立ち話 | het staan te praten [kletsen] |
tachidooshi-立ち通し | het lang (moeten) staan (in trein, bus, etc.) |
tachifusagaru-立ち塞がる | het in de weg [voor iemand] gaan staan; met gespreide handen staan; iem. blokkeren [tegenhouden] |
tachigare-立ち枯れ | het staand verwelken [verdorren] (van planten) |
tachigie-立ち消え | (vuur, kaars, etc.) het uitgaan voordat het goed brandt; uitgaan als een nachtkaars |
tachigiki-立ち聞き | het afluisteren; toevallig horen [opvangen] |
tachigui-立ち食い | het staande eten |
tachigusare-立ち腐れ | het (staande) vergaan [verrotten] |
tachiitaru-立ち至る | bereiken; op het punt komen (dat) |
tachikaze-太刀風 | het zoevende geluid [geruis] van een zwaardslag; de wind veroorzaakt door een zwaardslag |
tachimono-断ち物 | het vasten [weigeren te eten] voor een periode als middel om iets gedaan te krijgen van anderen |
tachiōjō-立ち往生 | het al vechtend ten ondergaan; in het harnas sterven |
tachioyogi-立ち泳ぎ | het watertrappelen |
tachisabaki-太刀捌き | (de wijze van) het hanteren van een zwaard; hoe iemand zijn zwaard hanteert; schermkunst |
tachishōben-立ち小便 | het buiten (op de openbare weg) urineren |
tachishon-立ちション | het wildplassen |
tachiuchi-太刀打ち | gevecht; strijd; het duelleren; de degens kruisen (met) |
tachiyomi-立ち読み | het staande lezen (b.v. in een boekenwinkel of bibliotheek) |
tadanaka-直中 | precies in het midden |
tadanori-只乗り | het zwartrijden (met een bus, trein, etc. rijden zonder te betalen) |
tadoku-多読 | het veel [uitgebreid] lezen |
tagaeshi-耕し | het ploegen [land bewerken] |
tagayasu-耕す | ploegen; het land bewerken |
taiatari-体当たり | het met het volle gewicht er tegenaan gaan; zich storten op |
taidan-退団 | het weggaan [verlaten] van een groep [team; organisatie; bedrijf] |
taiden-帯電 | elektrificatie; elektrisering; het onder spanning [stroom] zetten |
taidō-胎動 | het bewegen van een foetus in de baarmoeder |
taieki-退役 | het op non-actief stellen van machines, vaartuigen, e.d. (na lang gebruik) |
taigaku-退学 | het vroegtijdig de school [universiteit] verlaten (de opleiding niet afmaken) |
taigaku-退学 | het van school gestuurd zijn [worden] |
taigyō-大業 | het werk de zaken] van de keizer |
taigyō-大業 | het slagen voor het eindexamen van het officiële promotie-examen in het Ritsuryo-systeem; ook de persoon die dat bereikt |
taihan-大半 | meerderheid; het grootste deel |
taii-大意 | de kern; essentie; (hoofd)strekking; het algemene idee; een korte samenvatting |
taiin-退院 | het ontslag [vertrek] van een patiēnt uit het ziekenhuis |
taiinsuru-退院する | ontslagen worden uit het ziekenhuis |
taiji-対峙 | het tegenover elkaar staan; confrontatie |
taijisuru-対峙する | tegenover elkaar staan; het hoofd bieden aan; niet wijken voor |
taikai-体解 | (in het oude China) doodstraf door het afhakken van ledematen |
taiken-帯剣 | het dragen van een zwaard |
taiki-待機 | het een kans afwachten; paraat [stand-by] zijn; zich verdekt opstellen; in hinderlaag liggen |
taikin-退勤 | het naar huis gaan (na een werkdag); uitklokken |
taikun-大君 | andere naam voor de shogun die tijdens de Edo-periode voor het buitenland werd gebruikt |
taikyoku-大局 | algemene [globale] situatie [omstandigheid]; algemene [globale] toestand; breder geheel; het grote beeld; het algehele overzicht |
taikyoku-大局 | een algemene situatie van een Go-partij; het momentum van een Go-partij |
taimenkōtsū-対面交通 | met het gezicht naar [aan de kant van de weg van] tegemoetkomend verkeer lopen |
taimingu-タイミング | timing (op het juiste moment doen) |
tainai-体内 | binnen [in] het lichaam |
tainō-怠納 | (het hebben van) een betalingsachterstand; achterstallige betaling; het in gebreke blijven |
taipu-タイプ | het typen |
taisabaki-体捌き | (judo) draaiende beweging van het lichaam |
taisei-体制 | de gevestigde orde; de autoriteiten; het regime; het bewind |
taisha-代謝 | het oude vervangen door het nieuwe |
taisha-退社 | het stoppen met werken; van het werk naar huis gaan; uitklokken (afmelden per prikklok) |
taishitsu-退室 | het verlaten van een vertrek [kamer] |
taisho-大暑 | de heetste tijd van het jaar (rond 23 juli van de zonnekalender) |
taishoku-大食 | vraatzucht; gulzigheid; grote eetlust; het veel eten; zich volproppen |
taishokudaikō-退職代行 | het ontslag regelen (voor iemand); ontslaghulp |
taishū-大衆 | de massa; het grote publiek |
taishūka-大衆化 | popularisatie; het populair [algemeen begrijpelijk] maken (van wetenschap b.v.) |
taitei-大抵 | het merendeel; grootste deel |
taitei-退廷 | het gerechtshof [de rechtbank] verlaten |
taiten-大典 | (historisch) overheidsambt in het ritsuryō rechtssysteem van Japan |
taitō-帯刀 | het dragen van een zwaard |
taitorōpu-タイトロープ | (fig.) (dansen op) het slappe koord (risicovolle onderneming) |
taiyōkei-太陽系 | het zonnestelsel |
taiyōkokuten-太陽黒点 | zonnevlek (donkere vlek op het oppervlak van de zon) |
taiyōnetsuhatsuden-太陽熱発電 | het produceren [opwekken] van zonnewarmte |
taiza-対座 | het tegenover elkaar zitten |
taizaichū-滞在中 | tijdens het verblijf |
taizaikikan-滞在期間 | verblijfsduur; duur [lengte] van het verblijf |
taizen-大全 | verzamelbundel; verzamelwerk; het complete werk |
taizō-退蔵 | het opslaan [bewaren; opsparen] |
taji-多事 | drukte (op het werk); werkdruk |
tajitatan-多事多端 | het erg druk hebben; veel werk hebben; veelbewogenheid |
takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
take-竹 | de middelste [tweede] rang (van het 3-rangen systeem, waarbij 1= matsu (den), en 3 = ume (pruim) ) |
takeochiba-竹落葉 | het (af)vallen van (oude) bamboebladeren (in de zomer wanneer er nieuwe jonge bladeren komen) |
takishimeru-焚き染める | (kleding, etc.) parfumeren door het branden van wierook |
takkuru-タックル | (sport) het stoppen en onderuithalen van de tegenstander |
takkuru-タックル | (sport) het onderscheppen van de bal [puck] |
takkuru-タックル | techniek in het worstelen |
takuhatsu-托鉢 | (boeddh.) bedeltocht van een monnik; rondgang voor het vragen van aalmoezen) |
tamamoku-玉目 | een (mooie) ronde houtnerf in het hout van een boom (zoals b.v. bij de Zelkova boom) |
tamanori-玉乗り | het balanceren [voortbewegen] op een grote bal |
tamatebako-玉手箱 | een mysterieuze doos (die niet geopend had mogen worden) uit het Japanse volksverhaal Urashima Tarō |
tameshigiri-試し斬り | het testen van de scherpte van een zwaard (op mensen of dieren) |
tanaage-棚上げ | het op de plank houden [tijdelijk niet verkopen] (van producten) |
tanaage-棚上げ | (fig.) het op de plank houden; in de wacht zetten; uitstellen (van plannen, e.d.) |
tanabata-七夕 | Tanabata, het Sterren festival (7 juli volgens de maankalender) |
tanabatamatsuri-七夕祭り | Tanabata festival, het Sterren festival (7 juli volgens de maankalender) |
tanbetsu-反別 | het verdelen van een veld in tan |
tanbishugi-耽美主義 | estheticisme |
tanda-単打 | (honkbal) (korte) honkslag (waarmee de slagman alleen het eerste honk bereikt) |
tanda-短打 | (honkbal) (korte) honkslag (waarmee de slagman alleen het eerste honk bereikt) |
tanemaki-種蒔き | het zaaien; zaad (over een akker) strooien |
tanetsuke-種付け | het fokken [paren] met het beste mannetje en vrouwtje (bij dieren) |
tanigawa-谷川 | bergbeek; rivier die door het dal stroomt |
tankan-短観 | (afk. voor) Tankan onderzoek (economische kwartaal peiling van het ondernemersvertrouwen door de Japanse Bank) |
tanki-単記 | (het schrijven van) een enkele vermelding [naam; onderwerp] (op een apart blad) |
tankitōhyō-単記投票 | het stemmen op één enkele persoon |
tanomo-田の面 | het oppervlak van een rijstveld |
tanren-鍛練 | het smeden (van metaal); smeedwerk |
tanshō-探勝 | sightseeing; het bezoeken van bezienswaardigheden (mooie landstreken, e.d.) |
tantō-担当 | het de leiding hebben; verantwoordelijk zijn |
tanzaku-短冊 | een smalle strook papier voor het schrijven van Japanse (waka) gedichten (verticaal) |
tanzaku-短冊 | een strook papier voor het maken van lijsten |
tataki-叩き | het hakken; slaan; kloppen |
tatchi-タッチ | aanraking; het aantikken |
tatchi・futtobōru-タッチ・フットボール | eenvoudigere variant van het American Football |
tatchi・netto-タッチ・ネット | het aanraken van het net door een speler (tennis, volleybal, etc.) |
tatetoosu-立て通す | (tot het einde) voortduren [blijven bestaan] |
tateyaku-立て役 | het spelen van een hoofdrol |
tatsumi-辰巳 | het zuidoosten |
tauchi-田打ち | het bewerking [omploegen] van de rijstvelden |
taue-田植え | het planten van rijst |
tayō-多用 | het druk hebben; veel dingen te doen hebben |
tayō-多用 | het veel [vaak] gebruikmaken van |
tayori-頼り | het vertrouwen [steunen; rekenen; zich verlaten op]; betrouwbaarheid; steunpilaar |
tayū-大夫 | het hoofd van een No school; een topacteur in het No theater |
teatarishidai-手当たり次第 | lukraak; in het wilde weg; van de hak op de tak |
teba-てば | (als introductie aan het begin van een zin) nu we het daar toch over hebben; wat betreft |
tebanare-手離れ | (van een kind) het niet meer constante zorg van de moeder nodig hebben |
tebineri-手びねり | het met de hand vormen |
tēburu・sentā-テーブル・センター | tafelkleedje (als decoratie op het midden van de tafel) |
tedori-手取り | het handmatig spinnen (van draden) |
tegara-手絡 | mooi zijden stuk stof om het haar van een vrouw op te binden |
tegire-手切れ | het verbreken van relaties [verbindingen] |
teguri-手繰り | het met de hand (draden) spinnen |
tehaishashin-手配写真 | foto van een verdachte in het opsporingsregister |
tei-帝 | (in kanji combinaties) keizer (zoon van het hemelse rijk) |
teigaku-停学 | (tijdelijke) schorsing voor het volgen van klassen [colleges] |
teigin-低吟 | het neuriën; geneurie |
teihaku-停泊 | ankering; verankering; het uitwerpen van het anker |
teihakusuru-停泊する | ankeren; verankeren; het anker uitwerpen; aanmeren |
teiji-提示 | vertoning; presentatie; het tonen; laten zien |
teikijōshaken-定期乗車券 | OV-kaart; trajectkaart; een abonnement voor het openbaar vervoer |
teikuauto-テイクアウト | afhaalmaaltijd; het afhalen (van eten en drinken) |
teikuofu-テイクオフ | het opstijgen (vliegtuig) |
teikyō-提供 | het aanbieden; aanbod; levering; verschaffing |
teimei-低迷 | het laag zijn [hangen] (van bewolking) |
teinai-邸内 | binnen huis en erf; binnen het landgoed [domein; herenhuis] |
teinentaishoku-定年退職 | pensionering; het met pensioen gaan vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd |
teiryū-停留 | het stoppen; halt houden |
teisen-停戦 | wapenstilstand; staakt-het-vuren |
teisen-停船 | (van vaartuigen) het stoppen; bijdraaien |
teisengōi-停戦合意 | overeenkomst voor een staakt-het-vuren [wapenstilstand] |
teisenmeirei-停戦命令 | een opdracht [order] tot een staakt-het-vuren |
teisenrain-停戦ライン | een staakt-het-vuren linie |
teisensengen-停戦宣言 | een verklaring van staakt-het-vuren |
teisha-停車 | het (tijdelijk) stoppen van een voertuig (voor een stoplicht, halte, station, etc.) |
teishi-停止 | het stoppen; stilstand; buiten werking (van apparaten of mechanismen) |
teishi-底止 | het tot een einde komen; de bodem [het laatste punt; de grens; de limiet] bereiken |
teishin-挺身 | vrijwilliger; het zich als vrijwilliger aanbieden |
teishinsuru-挺身する | zich als vrijwilliger aanbieden; het voortouw nemen |
teishisuru-底止する | tot een einde komen; de bodem [het laatste punt; de grens; de limiet] bereiken |
teishoku-停職 | schorsing van de dienstverband; tijdelijke verwijdering uit het ambt |
teisuru-挺する | het voortouw [initiatief] nemen; voorop gaan; zich inzetten voor; zich opofferen |
teitō-低頭 | diepe buiging van het hoofd en bovenlichaam (als begroeting) |
tekiseigo-敵性語 | de taal van de vijand [tegenpartij] (m.n. het Engels tijdens WOII) |
tekishin-摘心 | het dieven [weghalen] van takken [knoppen] van een plant (om de groei van vruchten te bevorderen) |
tekiteki-滴滴 | gedruppel; het langzaam druppelen |
tekiyaku-適薬 | het juiste [specifieke] medicijn; passende remedie (voor een bepaalde ziekte) |
tekiyō-適用 | toepassing; het toepassen |
tekketsu-剔抉 | een fraudegeval [schandaal] aan het licht brengen. |
tekkijidai-鉄器時代 | het ijzertijdperk; de ijzertijd |
tekkusu-テックス | tex (eenheid voor lineaire massa, voor het meten van de fijnheid van garen of vezels) |
tekozuru-手子摺る | het moeilijk hebben; in de problemen zitten; niet weten hoe te doen |
tekunosutorakuchā-テクノストラクチャー | (van het Engelse technostructure) een netwerk van vakbekame personen die grip houden; controle houden over de economie binnen de eigen organisatie |
tekunosutoresu-テクノストレス | technostress (de negatieve invloed die het gebruik van computers heeft op de mens) |
tekuragari-手暗がり | (een donkere plek door) de schaduw van je hand (b.v. bij het schrijven) |
temizu-手水 | water om je handen te bevochtigen (bij het maken van mochi (Japanse rijstcakes)) |
temori-手盛り | de dingen doen zoals jezelf het beste uitkomt; ten gunste van jezelf dingen regelen |
ten-天 | de lucht; de hemel; het firmament |
ten-天 | God; de Hemel; het hemelrijk |
ten-天 | de voorzienigheid; het lot; de lotsbestemming |
ten-展 | (in kanji combinaties) het tentoonstellen; tentoonstelling |
tenarashi-手慣らし | oefening; training; warming-up; het (iets) uitproberen |
tenbin-天秤 | (vistuig) metalen fitting die wordt gebruikt om te voorkomen dat een vislijn verstrikt raakt (onder het wateroppervlak) |
tenbyō-点描 | een (ruwe) schets |
tenbyō-点描 | de schildertechniek van het pointillisme |
tencha-点茶 | het bereiden van groene (poeder)thee (tijdens de theeceremonie) |
tenchi-天地 | hemel en aarde; het universum; de wereld |
tenchikaibyaku-天地開闢 | de schepping [het ontstaan] van hemel en aarde |
tenchō-天朝 | het keizerlijk hof |
tendoku-転読 | het reciteren van een (klein) deel van een soetra (b.v. alleen de titel of een paar zinnen) |
tendoku-転読 | het lezen en reciteren van soetra's |
tengan-点眼 | het toedienen van oogdruppels |
tenji-展示 | het tentoonstellen |
tenjō-天壌 | hemel en aarde; de hele wereld; het universum |
tenjō-殿上 | in [binnen] het paleis |
tenjō-殿上 | het keizerlijk hof |
tenjō-殿上 | (afk. voor) ruimtes [vertrekken] in het paleis |
tenjō-纏繞 | het verstrikt [verstrengeld] raken |
tenjōnoma-殿上の間 | ruimtes [vertrekken] in het paleis |
tenjōshirazu-天井知らず | het snel stijgen [omhoogschieten] van marktprijzen |
tenka-天下 | het hele land; de natie |
tenkai-転回 | omwenteling; rotatie; het ronddraaien |
tenkara-てんから | vanaf het begin |
tenkei-典型 | standaardvorm; (standaard)model; typisch voorbeeld (van); archetype |
tenki-天機 | het welzijn [de stemming] van de Keizer |
tenki-天気 | het weer (weersgesteldheid) |
tenki-転帰 | het resultaat [gevolg] van een ziekte; de laatste fase van een ziekteproces |
tenkō-天候 | het weer; weersomstandigheden |
tenkō-天功 | hemels werk; werk [prestatie; gave] van de hemel [de natuur; het universum] (of van de keizer als plaatsvervanger van de hemel) |
tenkū-天空 | de hemel; de lucht; het firmament |
tenmado-天窓 | dakraam; een opening in het dak of het plafond (om bijv. licht binnen te laten of rook te laten ontsnappen) |
tenmetsu-点滅 | het knipperen; aan en uit gaan (van licht) |
tennin-天人 | (jargon) het stelen van wasgoed dat buiten hangt te drogen |
tennōsei-天皇制 | het (Japanse) keizersysteem |
tennyo-天女 | nimf van het hemelrijk; engel; hemelgeest (v) |
tenpon-点本 | uitgave van een Chinese tekst om via leestekens het als een Japanse tekst te lezen |
tenpu-貼付 | het vastplakken [aanhechten] (van iets) |
tenpuku-転覆 | kanteling; omverwerping; het kapseizen (van een schip) |
tenrai-天籟 | het geluid van de natuur [van de wind} |
tenryō-天領 | grondgebied onder directe controle van de keizer en het keizerlijk hof |
tenryō-天領 | grondgebied onder directe controle van het Edo-shogunaat |
tensaku-添削 | correctie; verbetering; het bijwerken van tekst |
tenshi-展翅 | het spreiden van de vleugels van een insect (voor het tentoonstellen van een dood exemplaar) |
tenshō-天象 | het weer |
tenshukyō-天主教 | het Rooms-katholieke geloof |
tenshutsu-点出 | omlijning; schets; afbeelding |
tensoku-纏足 | het inbinden van voeten; ingebonden voeten; lotusvoeten |
tentei-点綴 | het zich vastklampen; verbinden; combineren |
tentekisenseki-点滴穿石 | beetje voor beetje; stap voor stap op je doel af gaan (lett. het constant druppelen van water boort een gat in een steen) |
tentetsu-点綴 | het zich vastklampen; verbinden; combineren |
tentō-点灯 | het aandoen [inschakelen] van licht [lampen] (b.v. van autolampen) |
tentō-転倒 | val; tuimeling; het vallen |
teodori-手踊り | ritmische dans (zonder toneelrekwisieten) in het Kabuki theater |
teori-手織り | het weven op een handweefgetouw |
tēpingu-テーピング | het intapen (van gewrichten, e.d.) |
terekakushi-照れ隠し | het verbergen van schaamte [verlegenheid] |
tesaguri-手探り | het (met de handen) tasten; voelen |
tesaki-手先 | loopjongen; stroman; iemand die het vuile werk opknapt voor anderen |
tesshū-撤収 | verwijdering; terugtrekking; evacuatie; het opbreken [afbreken] (van een kamp, tent) |
tetsuya-徹夜 | het een hele nacht opblijven [wakker blijven; waken; doorhalen; doorwerken] |
teuchi-手打ち | het eigenhandig maken van soba, udon, e.d. (zonder machinale hulp) |
teuchi-手打ち | het met de blote handen doden |
tezawari-手触り | het (aan)voelen [aanraken] |
tezukami-手掴み | het grijpen; vastpakken; beetpakken; vangen |
tīchingu・mashin-ティーチング・マシン | oorspronkelijk mechanische apparaat dat lesmateriaal presenteerde aan studenten (was de basis voor het latere computerondersteunend onderwijs) |
tī・guraundo-ティー・グラウンド | de afslagplaats (voor het begin van een hole bij golf) |
tō-当 | (als voorvoegsel) deze; dit; de [het]... in kwestie |
tō-頭 | (woord voor het tellen van grotere dieren) |
tōbaku-倒幕 | het omverwerpen van het shogunaat (regering van de shogun) |
tōbaku-討幕 | aanval [overwinning] op het shogunaat |
tobaku-賭博 | gokkerij; het gokken; gokspel |
tōbakuundō-倒幕運動 | beweging die streefde naar het omverwerpen van het shogunaat |
tōbatsu-盗伐 | illegale houtkap; het illegaal kappen en stelen van bomen |
tobei-渡米 | het naar Amerika [de Verenigde Staten] gaan |
tobiagari-飛び上がり | sprong; het opspringen; opstijgen; opvliegen; start (van vliegtuig) |
tobiiri-飛び入り | het inspringen; op het laatste moment [onverwacht] meedoen |
tobikomi-飛び込み | duik; het duiken |
tobikyū-飛び級 | het (een klas) overslaan |
tobiokiru-飛び起きる | uit het bed springen; (snel) opstaan; overeind springen |
tobishoku-鳶職 | het bouwvak werken (op hoge steigers) |
tōbu-東部 | het oostelijk deel; het oosten |
tōbuhogo-頭部保護 | hoofdbeschermer; kap [helm] om het hoofd te beschermen |
tōbun-当分 | voorlopig; op het ogenblik |
tōbun-等分 | (het verdelen in) gelijke delen [stukken; mate]; gelijke verdeling |
tōbyō-投錨 | het voor anker gaan [liggen]; het ankeren |
tōchakuhōmu-到着ホーム | het perron waar de trein aankomt |
tōchō-登頂 | beklimming tot aan de bergtop; het bereiken van de top |
tōchō-盗聴 | het elektronisch afluisteren; aftappen; telefoontap |
tochō-都庁 | (afk. voor) het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
todokede-届け出 | aangifte (bij het stadhuis e.d.) |
tōgekō-登下校 | het van en naar school gaan (met het huis als beginpunt of eindpunt) |
togikai-都議会 | hoofdstedelijke vergadering (het besluitvormende orgaan van het stadsbestuur van Tokio) |
tōgo-倒語 | (fonetisch) omgekeerd woord; een woord waarbij de volgorde van de lettergrepen van het oorspronkelijke woord is omgekeerd |
tōgoku-東国 | het Kantō-gebied |
tōgū-東宮 | (het paleis van) de kroonprins |
togu-研ぐ | wassen van rijst (voor het koken) |
toguro-蜷局 | het oprollen (van b.v. een slang) |
toguro-蜷局 | het stil zitten [rondhangen] |
tōgyū-闘牛 | stierengevecht; het stierenvechten |
tōha-踏破 | het reizen te voet |
tōhan-登坂 | het beklimmen van een heuvel |
tōhan-登攀 | beklimming; het klimmen [klauteren; stijgen] |
tōhatsu-頭髪 | hoofdhaar; haar (op het hoofd) |
toho-徒歩 | het lopen; te voet gaan |
tōhō-東方 | het oosten; oostelijke richting |
tōhoku-東北 | het noordoosten |
tōhoku-東北 | de noordoostelijke regio van (het hoofdeiland) Honshu in Japan |
tōhokutō-東北東 | het oostnoordoosten |
tōhonseisō-東奔西走 | het constant rondrennen; druk bezig zijn |
tōin-登院 | het bijwonen van een zitting van het parlement |
toiuto-と言うと | als het gaat om; wanneer met spreekt van; als je het hebt over; als je ... zegt, bedoel je ... |
toji-賭事 | weddenschap; gokkerij; het gokken |
tojimari-戸締まり | (af)sluiting; vergrendeling; het sluiten; op slot doen |
tojiru-綴じる | het binden van (voedings)ingrediënten (o.a. met geklopte eieren) |
tōjō-登場 | (op het podium, scherm, etc.) opkomst; verschijning; optreden; (op de markt) intrede |
tōkai-韜晦 | verberging; het verborgen houden; verzwijgen; bescheidenheid |
tōki-投機 | het speculeren (op de financiële markt); speculatie |
tokiarai-解き洗い | het wassen van een kimono in delen (na het loshalen van de stiknaden) |
tokimeku-ときめく | snel kloppen van het hart (van geluk, opwinding of vreugde) |
tokinashi-時無し | (afk. voor 時無し大根) een soort daikon [rettich] (die het hele jaar door beschikbaar is) |
tokinashidaikon-時無し大根 | een soort daikon [rettich] (die het hele jaar door beschikbaar is) |
tokinoujigami-時の氏神 | iemand die precies op het juiste moment komt om te helpen |
tokkotsu-突兀 | het verheven zijn; uitsteken boven |
tokkyochō-特許庁 | het Japanse Octrooibureau (JPO) |
tōkō-登校 | schoolgang; het naar school gaan |
tokobanare-床離れ | het opstaan (uit bed) |
tokobanare-床離れ | het weer beter [hersteld] zijn (van een ziekte) |
tokobanare-床離れ | het apart gaan slapen (van een stel met relatieproblemen) |
tokoharu-常春 | eeuwige lente; lente het hele jaar door |
tōkōkyohi-登校拒否 | het verzuimen; spijbelen |
tokoton-とことん | (onomatopee) tot het (bittere) einde; tot het uiterste; ten volle; grondig |
tokoyonokuni-常世の国 | het dodenrijk |
toku-特 | in het bijzonder |
tokubetsukokkai-特別国会 | speciale zitting van het parlement binnen 30 dagen na de verkiezingen |
tokuhitsu-禿筆 | (bescheiden term voor) het eigen schrijfwerk |
tokuhitsutaisho-特筆大書 | groot [duidelijk] schrift (dat goed in het oog valt) |
tokuni-特に | met name; in het bijzonder; speciaal; vooral; voornamelijk |
tokusen-特選 | het maken van een speciale selectie; speciaal geselecteerde zaken [goederen] |
tokusetsu-特設 | het speciaal opzetten (instellen; installeren) |
tokusha-特写 | (het maken van) een exclusieve foto |
tokutenken-得点圏 | (honkbal) scoringspositie (d.w.z. een loper op het tweede of derde honk) |
tōkyōtochō-東京都庁 | het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
ton-トン | tonnage; ton (eenheid van massa en gewicht in het metrieke stelsel) |
tōnan-東南 | het zuidoosten |
tōnantō-東南東 | het oostzuidoosten |
tonboro-トンボロ | tombolo; schoorwal (smalle verbindingsstrook tussen een eiland en het vaste land) |
tontonbyōshi-とんとん拍子 | het zonder problemen [soepel; vlot] zijn |
tōnyū-投入 | het (iets ergens) indoen; insteken; ingooien; inbrengen |
tōnyū-投入 | het investeren |
toorima-通り魔 | een crimineel die in het wilde weg [blindelings] passanten aanvalt en vernielingen aanricht |
toppa-突破 | het overtreffen; overschrijden; te boven gaan |
toppa-突破 | het doorstaan; bereiken |
toppana-突端 | de punt; de top; het uiteinde |
toppana-突端 | het begin |
toraedokoro-捕らえ所 | het belangrijkste punt [argument]; de kern (van een discussie, theorie, e.d.) |
torai-渡来 | introductie; het importeren; binnenbrengen |
toranoana-虎の穴 | het hol van de tijger |
torappu-トラップ | bij voetbal, het stoppen van de bal (met de voet of borst) |
tōri-党利 | het partijbelang; de belangen van een partij |
tori-取り | het nemen; degene die neemt |
tori-取り | de laatste (en belangrijkste) persoon die opkomt op het toneel |
torifuda-取り札 | een kaart die een speler van de tafel pakt (b.v. bij het Japanse kaartspel hyakunin isshu) |
toriire-取り入れ | inname; het binnenhalen [verzamelen]; overnemen; aannemen |
toriire-取り入れ | oogst; het oogsten |
toriiru-取り入る | bij iemand in de gratie [in het gevlij] proberen te komen; zich aan iemand opdringen |
torikakaru-取りかかる | beginnen; starten; gaan doen; aan het werk gaan |
toriko-取り粉 | rijstmeel, dat (tegen het vastkleven) op het werkblad wordt gestrooid bij het maken van mochi (kleefrijstbolletjes) |
torinaosu-取り直す | (bij sumo) de partij [het gevecht] overdoen |
toriokonau-執り行う | het uitvoeren van een ritueel [plechtigheid] |
torippingu-トリッピング | (sportterm) tripping (het laten struikelen van een tegenstander) |
toritate-取り立て | het innen (van een schuld, de huur, etc.); aanmaning |
toritsuku-取り付く | bezeten [geobsedeerd] zijn; ten prooi vallen aan; het slachtoffer worden van (een ziekte, etc.) |
toriwake-取り分け | in het bijzonder; vooral; bovenal |
toro-とろ | het (halfvette) vlees van de blauwvintonijn |
toru-執る | doen; uitvoeren; zich inzetten voor; het bevel [de leiding] nemen |
tōryō-投了 | (sport of spel) opgave; het opgeven; zich gewonnen geven |
tōsandō-東山道 | Tōsandō, een van de zeven oude wegen in het gebied tussen de Tōkaidō en de Hokurikudō, en onderdeel van de Gokishichidō (五畿七道) |
tosatsu-塗擦 | het (op de huid) inwrijven van een zalf |
tosatsu-屠殺 | het slachten van dieren (voor vlees) |
tōsatsu-盗撮 | het heimelijk [stiekem; zonder toestemming] nemen van foto's; het fotograferen met een verborgen camera |
tose-年 | het telwoord voor het tellen van kalenderjaren of leeftijden |
tōseki-投石 | steenworp; het stenigen |
tōshi-凍死 | dood door onderkoeling; het doodvriezen |
toshikasa-年嵩 | het ouder zijn; oudere leeftijd |
toshikoshi-年越し | oudejaarsavond; oudejaarsnacht; einde van het oude jaar en begin van het nieuwe jaar |
tōshin-刀心 | het onscherpe gedeelte van de kling in de handgreep (van een zwaard) |
toshinami-年波 | leeftijd; het ouder worden; op leeftijd raken |
toshinokure-年の暮れ | het einde van het jaar |
toshinose-年の瀬 | einde van het jaar; de laatste dagen van het jaar |
toshionna-年女 | een vrouw in hetzelfde dierenriem-jaar (in de cyclus van 12) als van haar geboorte |
toshiotoko-年男 | een man in hetzelfde dierenriem-jaar (in de cyclus van 12) als van zijn geboorte |
toshitori-年取り | het ritueel van verwelkoming van het nieuwe jaar (op oudejaarsavond) |
toshiwasure-年忘れ | eindejaarsborrel (om de ontberingen van het afgelopen jaar te vergeten) |
toshiyowa-年弱 | geboren in de tweede helft van het jaar |
toshizuyo-年強 | geboren in de eerste helft van het jaar |
tōshu-当主 | de huidige eigenaar; het huidige hoofd (van een familie, stam, e.d.) |
tōshū-踏襲 | het volgen; naleven (van traditionele voorbeelden of gewoonten) |
tōshuku-投宿 | hotelinschrijving; registratie [het inchecken] in een hotel |
tōsui-透水 | het doorsijpelen van water; water doorlaten; percoleren |
totan-途端 | het juiste [precieze] moment [ogenblik] |
tōtaru-トータル | het totaal (volledige hoeveelheid) |
tōtaru・purodakuto-トータル・プロダクト | het totale product; totaalproduct |
tōtatsu-到達 | aankomst; het arriveren; aankomen; het bereiken van de bestemming |
tōtemizumu-トーテミズム | totemisme (het geloof aan en verering van totems) |
tōyō-東洋 | het Oosten; de Oriënt |
tōzai-東西 | oost en west; het Oosten en het Westen |
tozan-登山 | het bergbeklimmen; alpinisme; bergsport |
tsū-通 | brief [document, etc.] (woord voor het tellen van brieven, documenten, telegrammen, etc.) |
tsuchigoroshi-土殺し | het centreren van klei |
tsuchineri-土練り | het walken (kneden) |
tsugaruben-津軽弁 | het Tsugaru-dialect |
tsugumu-噤む | zwijgen; stil zijn; het zwijgen ertoe doen; je mond (dicht)houden; zich stil houden |
tsuikyū-追求 | het streven; najagen; de jacht (fig.) op |
tsūin-通院 | regelmatig naar het ziekenhuis gaan (voor een behandeling) |
tsuina-追儺 | (het ritueel van) het uit het huis jagen van boze geesten op Oudejaarsavond |
tsuinō-追納 | (het doen van) een extra betaling [storting] |
tsuizui-追随 | het in de voetsporen volgen (van); inhalen; op gelijke hoogte komen (met) |
tsūji-通事 | vertaler, tolk (meer specifiek voor het Nederlands in Nagasaki tijdens de Edo periode) |
tsūjōkokkai-通常国会 | normale [reguliere] sessie van het Parlement |
tsukaeru-支える | (knielend) je handen voor je op de grond leggen (als groet, of voor het betonen van eer of spijt) |
tsukaiaruki-使い歩き | het boodschappen rondbrengen |
tsukaibashiri-使い走り | het boodschappen rondbrengen |
tsukaikomu-使い込む | gewend raken aan het gebruik (van); inlopen (van schoenen); langdurig gebruiken |
tsukaisute-使い捨て | het eenmalig gebruiken van iets (en dan weggooien); wegwerp product |
tsukamaseru-摑ませる | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsukamasu-摑ます | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsukedasu-付け出す | (in het grootboek) boeken; invoeren in de boekhouding |
tsukegeiki-付け景気 | het voorwenden [doen voorkomen] dat de economie goed is |
tsukihi-月日 | (het verstrijken van) de tijd |
tsukikage-月影 | de weerspiegeling van het maanlicht |
tsukimi-月見 | (genieten van) het kijken naar de maan |
tsūkin-通勤 | het forenzen; pendelen (woon-werkverkeer) |
tsūkinsuru-通勤する | naar het werk gaan [reizen]; forenzen; pendelen |
tsukubai-蹲い | stenen wasbak [wasbassin] (in theetuinen of bij tempels voor het ritueel de handen wassen) |
tsukurou-繕う | het behandelen van een wond [ziekte] |
tsuma-妻 | (arch.) het mannetje of vrouwtje van een dierenpaar |
tsumabiki-爪弾き | het tokkelen (op een muziekinstrument) |
tsumadoikon-妻問婚 | een (matrilokaal) huwelijk waarbij het echtpaar bij de familie van de vrouw woont |
tsumagake-爪掛け | een hoesje over het uiteinde van geta (houten sandalen), om de tenen te beschermen tegen regen en sneeuw |
tsumahajiki-爪弾き | het knippen (met de vingers) |
tsumamiarai-摘み洗い | alleen het vuile gedeelte (van een kledingstuk) wassen |
tsumeshōgi-詰め将棋 | een shogi-probleem (een gegeven schaakstelling waarbij het doel is de koning van de tegenstander schaakmat te zetten) |
tsumikusa-摘み草 | het plukken van (wilde) planten, kruiden en bloemen |
tsumitate-積み立て | het sparen; geld verzamelen [reserveren] |
tsumitateyokin-積立預金 | het periodiek sparen |
tsumitsukuri-罪作り | handelingen die in strijd zijn met de boeddhistische leer (zoals het doden of verwonden van levende wezens) |
tsunahiki-綱引き | het touwtrekken |
tsunawatari-綱渡り | het koorddansen; balanceren; risico's nemen |
tsunbo-聾 | het verstopt zitten van een kiseru (pijp) |
tsunbosajiki-聾桟敷 | de dovengalerij (bovenste rijen stoelen in de schouwburg waar de verstaanbaarheid van het toneel slecht is) |
tsuno-角 | pin; speld (in het haar of op een hoofddeksel) |
tsuri-釣り | het vissen; hengelen (ook fig.) |
tsurubeotoshi-釣瓶落とし | het snel vallen van de avond (als een dalende putemmer) |
tsūsanshō-通産省 | (afk. voor) het voormalige Ministerie van Internationale Handel en Industrie (MITI) (tot 2001) |
tsūshōsangyōshō-通商産業省 | het voormalige Ministerie van Internationale Handel en Industrie (MITI) (tot 2001) |
tsutankāmen-ツタンカーメン | Toetanchamon (of: Toetankhamon, een farao in het oude Egypte) |
tsūyaku-通訳 | (mondelinge) vertaling; het tolken |
tsuyuake-梅雨明け | na (afloop van) het regenseizoen |
tsuyubare-梅雨晴れ | zonnige periode tijdens het regenseizoen |
tsuyubie-梅雨冷え | koud weer [koudegolf] tijdens het regenseizoen |
tsuyuiri-梅雨入り | begin van de regentijd; begin van het regenseizoen |
tsuyuzamu-梅雨寒 | kou tijdens het regenseizoen |
tsūzokushōsetsu-通俗小説 | lichte roman; stuiversroman; sensatieroman; roman voor het grote publiek |
tsuzurikata-綴り方 | het schrijven [de compositie] van een opstel [essay] |
tteba-ってば | (als introductie aan het begin van een zin) nu we het daar toch over hebben; wat betreft |
ubasuteyama-姥捨山 | een legende over het achterlaten van oude mensen (om te sterven) op de berg Obasute |
ubugoe-産声 | iets dat voor het eerst gedaan wordt (door een organisatie, systeem, e.d.) |
ubuyu-産湯 | het eerste bad van een pasgeboren baby |
uchi-内 | (mijn) huis; het huis waar ik woon |
uchi-内 | (mijn) gezin; het gezin waar ik toe behoor |
uchichigai-打ち違い | het kruisen van draden |
uchidashi-打ち出し | het einde (van een optreden, voorstelling, etc.) |
uchijini-討ち死に | dood in de strijd; dood op het slagveld |
uchijūde-家中で | met het hele gezin; met de hele familie |
uchikaesu-打ち返す | het herhaaldelijk breken (van golven op het strand) |
uchimata-内股 | de binnenkant van het dijbeen |
uchimata-内股 | judoworp (het omverwerpen van je tegenstander door je been tussen zijn benen te steken) |
uchimizu-打ち水 | het water geven; bewateren; begieten |
uchimomo-内股 | de binnenkant van het dijbeen |
uchini-内に | tijdens, onder het...; voordat (met ontkenning) |
uchitsukeru-打ち付ける | (het hoofd) stoten |
uchiwata-打ち綿 | het opkloppen van stoffen |
udezumō-腕相撲 | het armworstelen |
ue-筌 | cylindrische bamboe mand voor het vangen van vis |
uēbu-ウエーブ | golf in het haar; golvend haar |
uēbu-ウエーブ | golfbeweging; wave (van het publiek in stadions tijdens sportwedstrijden of concerten) |
ueitorifutingu-ウエイトリフティング | het gewichtheffen |
uesuto・bōru-ウエスト・ボール | (Eng.: waste ball) waste pitch; (met opzet) verspilde worp (buiten het slagveld bij honkbal) |
uētingu・sākuru-ウエーティング・サークル | in honkbal, het gedeelte van het veld (schuin achter de thuisplaat) waar de volgende slagman wacht |
uhatsu-有髪 | een boeddhistische monnik of non die niet is kaalgeschoren; het niet kaalgeschoren zijn |
uindō・doresshingu-ウインドー・ドレッシング | etalage-inrichting; het etaleren |
ukai-鵜飼い | het vissen met aalscholvers (ze worden gebruikt om vissen te vangen, met een ring om hun hals zodat ze alleen kleine vissen zelf kunnen doorslikken) |
uke-筌 | cylindrische bamboe mand voor het vangen van vis |
ukeuri-受け売り | het napraten; doorvertellen [herhalen] wat anderen zeggen |
uki-浮き | het drijven; drijfvermogen |
uki-雨季 | het regenseizoen |
ukiagaru-浮き上がる | het contact verliezen; uit het oog verliezen; vervreemden |
ukimi-浮き身 | (tijdens het zwemmen) het op de rug in het water drijven |
ukine-浮き寝 | het slapen op een boot; het slapen van watervolgels drijvende op het water |
ukine-浮き寝 | het slapen bij wisselende partners |
ukiuo-浮き魚 | oppervlaktevis; een vis die nabij het wateroppervlak leeft |
ukiyo-浮き世 | deze vergankelijke wereld (waarin wij leven); het vergankelijke [voorbijgaande; mondaine] leven |
ukiyobanare-浮き世離れ | wereldvreemdheid; het los van [onverschillig voor] de werkelijkheid [realiteit] zijn |
uma-午 | (oude tijd notatie) uur van het paard (rond het middaguur) |
uma-午 | (windrichting) het zuiden |
umagaeshi-馬返し | het punt op een bergpas waar het te steil wordt, waardoor een paard niet meer verder kan en moet omkeren |
umanori-馬乗り | het paardrijden |
umi-海 | het uitgeholde diepe gedeelte van een inktsteen |
umibiraki-海開き | opening [begin] van het strandseizoen |
umigiwa-海際 | aan zee; op het strand |
umizuri-海釣り | het vissen op zee |
unagasu-促す | aandringen; aansporen; bespoedigen; dringend verzoeken; op het hart drukken |
unaginobori-鰻登り | (lett. een paling die verticaal omhoog (in het water) klimt) het snel stijgen [omhoogklimmen]; omhoogschieten (van prijzen, populariteit, e.d.) |
undameshi-運試し | het beproeven van het geluk; je geluk beproeven |
uneri-うねり | het golven; heen en weer bewegen; slingeren; omwentelen (ook figuurlijk) |
unmei-運命 | het lot; het noodlot |
unomi-鵜呑み | het iets in zijn geheel doorslikken [inslikken] |
unsōchingin-運送賃銀 | gage [betaling, loon] voor het vervoer van passagiers, goederen, e.d. |
unten-運転 | het autorijden; (een auto) besturen |
unzarisuru-うんざりする | (onomatopee) ziek [moe] worden van; het zat zijn; tegenstaan; een aversie hebben tegen; tegen de borst stuiten; vervelen |
uraba-末葉 | een blad (dat groeit) aan het uiteinde van de tak [stengel] |
urabanashi-裏話 | het verhaal achter iets; inside story |
uradana-裏店 | een winkelpand [handelshuis] met het woonhuis aan de achterkant |
uraha-末葉 | een blad (dat groeit) aan het uiteinde van de tak [stengel] |
urahara-裏腹 | het tegendeel; tegen(over)gestelde; omgekeerde |
urakata-裏方 | (in het theater) personeel dat achter de schermen werkt |
uranari-末生り | vrucht die groeit aan het uiteinde van een tak of stengel (en daardoor onvolgroeid en onrijp is) |
ureshinaki-嬉し泣き | het huilen van blijdschap [geluk]; tranen van vreugde [geluk] |
urikehai-売り気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
usei-雨声 | het geluid van regen |
ushirogami-後ろ髪 | haar op de achterkant van het hoofd |
ushirokizu-後ろ傷 | verwonding aan de rug opgelopen tijdens het vluchten (in het oude Japan een beschamend eerverlies) |
ushirokizu-後ろ傷 | verborgen wond of beschadiging (uit het verleden) |
usu-臼 | usu, grote Japanse vijzel (o.a. gebruikt om het deeg te stampen voor mochi, Japanse balletjes van kleefrijst) |
utai-謡 | (het reciteren) van een Nō gezang |
utakai-歌会 | dichtwedstrijd; wedstrijd [bijeenkomst] voor het maken van Japanse gedichten |
utakaihajime-歌会始 | de eerste poëziebijeenkomst van het nieuwe jaar (in het Keizerlijk Paleis) |
utayomi-歌詠み | het componeren [reciteren] van waka (gedichten) |
utsushi-写し | het natrekken [overtrekken] (vanaf een model) |
uwagaki-上書き | (het bewaren van) een nieuwe tekstversie na herschrijving (op een computer) |
uwanori-上乗り | het begeleiden [de begeleider; opzichter] van goederen [vracht; lading] tijdens transport |
uwanuri-上塗り | het herhalen van (slechte) dingen |
uwasa-噂 | nieuws; het rondbrieven [rondvertellen; openbaren] |
vachikan-ヴァチカン | het Vaticaan |
wa-羽 | (woord voor het tellen van vogels, kippen, konijnen) |
wabisabi-侘寂 | wabisabi, een Japans esthetisch concept waarin de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie centraal staat |
wagaya-我が家 | het eigen huis; thuis |
wagei-話芸 | de kunst van het verhalen vertellen |
wagyū-和牛 | Japans runderras (gefokt voor het vlees) |
waipu-ワイプ | het wissen van gegevens van opnamebanden en hardeschijven |
waji-和字 | het Japanse fonetisch schrift (hiragana en katakana); Japanse karakters (karakters die in Japan zijn ontwikkeld) |
wajō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Shingon boeddhisme) |
wajutsu-話術 | vertelkunst; de kunst van het vertellen |
wakachigaki-分かち書き | het scheiden van (Japanse) woorden door spaties |
wakamizu-若水 | het eerste verse water op Nieuwjaarsdag |
waki-脇 | ondersteunende rol [bijrol] in het Nō theater |
wakimi-脇見 | het opzij kijken; onoplettend zijn |
wākingu・horidē-ワーキング・ホリデー | werkvakantie; vakantiereis met werkvergunning (waarbij reizigers mogen werken in het land dat ze bezoeken) |
wakizashi-脇差 | (afk. voor) kort zwaard (in de obi gestoken naast het lange zwaard) |
wakōdōjin-和光同塵 | het niet overmatig tonen van kennis en daardoor met anderen in goede verhouding kunnen staan |
wakugai-枠外 | extra; overschrijding van de grens [het kader; de limiet] |
wan-ワン | woef (het geluid van blaffen van een hond) |
wanori-輪乗り | het paardrijden in een cirkel |
wanwan-わんわん | (onomatopee) woef-woef (het blaffen van een hond) |
wan・pointo-ワン・ポイント | het belangrijkste punt |
waraikokeru-笑い転ける | op de grond rollen van het lachen |
warawasu-笑わす | iemand laten lachen; aan het lachen maken; iemand uitlachen |
waregachini-我勝ちに | het streven [dringen] om de eerste te zijn; ieder voor zich |
waresakini-我先に | het streven [dringen] om de eerste te zijn; ieder voor zich |
warikan-割り勘 | het splitsen [delen] van een rekening |
warishita-割り下 | bouillon gemengd met sojasaus en suiker (voor het gerecht sukiyaki) |
waruba-悪場 | (een term uit het bergbeklimmen) een gevaarlijke plek (die moeilijk te beklimmen is) in de bergen |
warufuzake-悪ふざけ | het iem. voor de gek houden; een grap uithalen terwijl iem. dat niet leuk vindt |
warukuchimatsuri-悪口祭 | het festival waar de tempelbezoekers elkaar grove verwensingen toeroepen, en de winnaar van het woordengevecht geluk in de toekomst voorspeld wordt |
warukusuruto-悪くすると | in het slechtste geval |
wasai-和裁 | Japanse kleermakerij; het maken van Japanse kleding [kimono] |
wasan-和讃 | Boeddhistische (lof)gezangen in het Japans |
washizukami-鷲掴み | het stevig [ruw] beetpakken [grijpen] (zoals een adelaar zijn prooi grijpt) |
washo-和書 | boek geschreven in het Japans |
wasō-和装 | Japanse kleding; kimono; het dragen van Japanse kleding |
wasurejimo-忘れ霜 | late vorst; vorst aan het einde van de lente |
wataribashi-渡り箸 | eetstokjes waarmee iets uit het ene na het andere gerecht wordt gepakt zonder tussendoor wat rijst te eten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
watauchi-綿打ち | het katoen-kloppen (waarbij katoen zacht (en schoon) wordt gemaakt door erop te kloppen) |
watauchiyumi-綿打ち弓 | gereedschap voor het slaan van katoen |
wayaku-和訳 | Japanse vertaling; vertaling in het Japans |
wayō-和洋 | Japan en het westen; Japanse stijl en westerse stijl |
webu-ウェブ | het web ; internet |
webuhōsō-ウェブ放送 | (live) uitzending via het web |
webukōkoku-ウェブ広告 | webvertising; adverteren op het (world wide) web |
webukyasuto-ウェブキャスト | webcast; (live) uitzending via het web |
weburajio-ウェブラジオ | webradio; radio via het web |
webu・fōramu-ウェブ・フォーラム | webforum; forum op het web |
wezā-ウェザー | het weer |
windouzu-ウィンドウズ | Windows (het computerbesturingssysteem van Microsoft) |
wo-を | o is het partikel dat een lijdend voorwerp aanduidt |
wotchingu-ウオッチング | het bekijken; toekijken; de wacht houden |
yabai-やばい | (bij jongeren) geweldig; het beste; te gek |
yabudatami-藪畳 | plek waar een struikgewas het hele gebied bedekt |
yabuhebi-藪蛇 | (lett. slang in het struikgewas) lastige [netelige] situatie; onverwachte problemen |
yabusame-流鏑馬 | het boogschieten te paard; een boogschutter te paard |
yachōkansatsu-野鳥観察 | het vogelen; vogels observeren [bestuderen] |
yadowari-宿割り | het toewijzen [verdelen] van huizen |
yaei-夜営 | het 's nachts opzetten van een (leger)kamp; het 's nachts opgezette kamp |
yaei-野営 | bivak; het kamperen; kampeerterrein; camping |
yainoyaino-やいのやいの | het lastig vallen; fel aandringen; dwingen |
yajin-野人 | een (eenvoudig) iemand van het platteland |
yajirobee-弥次郎兵衛 | één van de twee hoofdpersonen uit het boek Tōkaidōchū Hizakurige (Jippensha Ikku, gepubliceerd 1802-1822) |
yaka-やか | gekoppeld aan een zelfstandige naamwoord vormt het een bijvoeglijk naamwoord (met な) |
yakazu-矢数 | het aantal pijlen |
yakazu-矢数 | het aantal raakgeschoten pijlen |
yakazuhaikai-矢数俳諧 | een vorm van haikai waarbij de deelnemers proberen zoveel mogelijk haiku te componeren in 24 uur (in navolging van het pijl-en-boogschieten) |
yake-焼け | het branden; vuren; schieten |
yakeishi-焼け石 | een gloeiendhete [verhitte] steen |
yakenokoru-焼け残る | ontsnappen aan de vlammen [het vuur]; onverbrand blijven |
yakenomi-自棄飲み | het drinken uit wanhoop; zijn verdriet verdrinken |
yaki-焼き | het bakken; grillen; roosteren; braden |
yakiire-焼き入れ | het afharden [temperen] (van metaal in water) |
yakinamashi-焼き鈍し | het temperen [ontharden] (van glas of metaal) |
yakinaoshi-焼き直し | het opnieuw bakken [braden; smeden] |
yakinaoshi-焼き直し | het herschrijven; reconstrueren; opnieuw maken; een nieuwe versie maken |
yakitsuke-焼き付け | het (foto) printen; emailleren; pottenbakken; vergulden [verzilveren]; sinteren |
yakitsuku-焼き付く | in het geheugen gegrift zijn; een diepe indruk achterlaten |
yakuharai-厄払い | exorcisme; ritueel om boze geesten uit te drijven; ceremoniële reiniging van het kwaad |
yakumae-厄前 | (psychologie) het jaar voorafgaand aan de kritieke leeftijd [periode]; het jaar voor het ongeluksjaar |
yakusatsu-扼殺 | wurging (het dichtknijpen van de keel) |
yamabiraki-山開き | het begin [de opening] van het klimseizoen (in de bergen) |
yamadome-山留め | stutsel; schoorpalen; het stutten [schragen] |
yamafutokoro-山懐 | middenin de bergen; in het hart van de bergen |
yamagoe-山越え | de oversteek [het oversteken] van een berg |
yamanari-山鳴り | het rommelend geluid van een berg [vulkaan] |
yamanosachi-山の幸 | voedselproducten van het land [uit de bergen] |
yamaoku-山奥 | diep in de bergen; in het hart van het berggebied |
yamasuso-山裾 | de voet van de berg(en) [van het gebergte] |
yamatominzoku-大和民族 | het Yamato-volk; het Yamato-ras |
yamatoshimane-大和島根 | het eilandenrijk Japan (arch.) |
yamayaki-山焼き | het verbranden van (dor) gras op de berghellingen (in de lente) |
yami-闇 | duisternis; het donker zijn |
yamiji-闇路 | een donkere weg; een weg in het donker |
yamijiai-闇仕合 | (een scène op het toneel van) een gevecht in het donker |
yamijiru-闇汁 | een winters vermaak, waarbij een nabe-soep wordt gemaakt met ingrediënten die bezoekers hebben meegenomen, en die soep wordt in het donker opgegeten |
yaminabe-闇鍋 | een winters vermaak, waarbij een nabe-soep wordt gemaakt met ingrediënten die bezoekers hebben meegenomen, en die soep wordt in het donker opgegeten |
yaminagashi-闇流し | het verkopen van iets buiten de wettige kanalen om |
yaminoutsutsu-闇の現 | de werkelijkheid in het duister; onduidelijkheid; iets waarvan je niet zeker bent of het werkelijkheid is of niet |
yaminoyononishiki-闇の夜の錦 | iets dat geen effect [succes] heeft; (lett.: in het donker valt zelfs het schitterendste brokaat niet op) |
yamishōgun-闇将軍 | iemand die de macht heeft in de onderwereld; de baas van de gangsters; iemand die in het geheim (achter de schermen) de macht in handen heeft |
yamitorihiki-闇取引 | in het geheim handelen |
yamitsuki-病み付き | het verslaafd [geobsedeerd; bezeten] zijn |
yamitsuki-病み付き | het ziek worden |
yamiuchi-闇討ち | een aanval in het donker |
yanagiba-柳刃 | smal keukenmes met toelopende punt voor het snijden van m.n. sashimi, e.d. |
yanari-家鳴り | het (geluid van) gerommel [gekraak] (van een huis b.v. door het krimpen van houten bouwmaterialen door temperatuurverschillen) |
yannurukana-已んぬるかな | alles is afgelopen; dit is het einde; er is niets meer aan te doen |
yarikehai-ヤリ気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
yarikuri-遣り繰り | het erdoorheen komen; zich behelpen; toch voor elkaar krijgen |
yarinage-槍投げ | het speerwerpen |
yasakebi-矢叫び | het geschreeuw van twee legers die op elkaar schieten |
yase-瘦せ | het afvallen; dunner worden |
yasegaman-瘦せ我慢 | het (met moeite) doorstaan [verdragen] |
yasei-野生 | wildernis; in het wild |
yaso-ヤソ | het Christelijk geloof; Christendom; christenen |
yasokyō-ヤソ教 | het Christendom |
yasukikurai-安き位 | (term van Zeami) de hoge graad van perfectie die een acteur van het Nō-theater kan bereiken, waardoor hij ontspannen zijn rol kan spelen |
yasume-安め | een verliezende worp bij het dobbelspel |
yasurai-休らい | (lit.) het uitrusten; rust; ontspanning; pauze |
yatake-弥猛 | het branden van verlangen; ongeduld |
yazukuri-家造り | het bouwen van een huis\ |
yō-よう | (vervoeging van klassiek Japanse hulpwerkwoorden) om het vermoeden of de wil van de spreker uit te drukken) laten we; ik denk; zou het zo zijn |
yō-庸 | belasting in natura i.p.v. arbeid (in het Ritsuryō-systeem) |
yō-洋 | (afk. voor) het Westen; Occident |
yō-陽 | yang; het licht; de zon; het positieve; de positieve [lichte] kant |
yōan-溶暗 | fade-out; (beeld) het vervagen [uitvloeien]; in het donker verdwijnen |
yoasobi-夜遊び | het uitgaansleven; nachtleven |
yobawari-呼ばわり | het bestempelen; noemen |
yobijio-呼び塩 | het ontzouten (van zout voedsel door mengen met water; hierbij wordt een beetje speciaal zout toegevoegd om te voorkomen dat het waterig wordt) |
yobijio-呼び塩 | speciaal zout dat wordt gebruikt bij het ontzouten |
yobikō-予備校 | een school voor voorbereiding op (het toelatingsexamen van) een universiteit |
yōderu-ヨーデル | het jodelen |
yofukashi-夜更かし | het nachtbraken |
yōgin-洋銀 | buitenlandse zilveren munten geïmporteerd in Japan vanaf het einde van de Edo-periode |
yōgukyōka-用具教科 | de instrumentvakken, vakken zoals taal en wiskunde, waarvan de kennis als instrument kan dienen bij het bestuderen van de inhoudsvakken |
yohodo-余程 | op het punt staan (om te) |
yōhon-洋本 | een westers boek; boek gepubliceerd in het Westen |
yoi-宵 | de vroege avond; het begin van de avond (net na zonsondergang) |
yoi-酔い | dronkenschap; het dronken [onder invloed van alcohol] zijn |
yōjinbō-用心棒 | (deur)grendel; staaf voor het vergrendelen van deur of poort |
yojō-余剰 | rest; restant; overschot; hetgeen overblijft |
yōka-沃化 | behandeling met jodium; het joderen |
yokkai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
yōkō-洋行 | (studie)reis (vanuit Japan) naar het buitenland [het Westen] |
yokodori-横取り | het (zijdelings) weggrijpen; wegpakken van iemands goederen of kennis (en die als eigen bevindingen doen voorkomen, b.v. in een werksituatie) |
yokomichi-横道 | de verkeerde kant; het verkeerde pad; afdwaling; uitweiding |
yokoyure-横揺れ | het slingeren [rollen] (van een schip, vliegtuig, e.d.) |
yokoyure-横揺れ | het heen-en-weer bewegen (van gebouwen, e.d. bij aardbevingen) |
yokukai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
yokumo-善くも | hoe kan het dat ...; hoe is het mogelijk dat ... |
yokunen-翌年 | het volgende jaar |
yokuryūseikatsu-抑留生活 | het leven in een interneringskamp |
yokutoshi-翌年 | het volgende jaar |
yōkyū-洋弓 | het (westers) boogschieten |
yome-夜目 | in het donker; in duisternis; bij nacht |
yōmei-溶明 | (beeld) het invloeien; verschijnen; lichter [helderder] worden |
yomeiribune-嫁入り舟 | boot(je) om een bruid (pasgetrouwde echtgenote) te vervoeren (naar het huis van de echtgenoot) |
yometoome-夜目遠目 | (gezegde) Bij duisternis kan men geen onderscheid maken tussen mooi en lelijk. (lett. een vrouw in het donker, in de verte) |
yomi-読み | het lezen; inzage |
yomiayamari-読み誤り | het verkeerd lezen; misinterpretatie |
yomichigai-読み違い | het verkeerd lezen; misinterpretatie |
yomifukeru-読み耽る | aandachtig [geconcentreerd] lezen; verdiept zijn in het lezen |
yomigotae-読み応え | het lezen waard zijn |
yomikiri-読み切り | het stoppen met lezen |
yomikudasu-読み下す | Chinese tekst in het Japans overzetten |
yomoyamabanashi-四方山話 | babbeltje over het een of ander |
yonige-夜逃げ | het in de nacht (alles in de steek laten en) op de vlucht slaan |
yōnisuru-ようにする | proberen; het zo doen; ervoor zorgen dat |
yononaka-世の中 | de wereld; het leven |
yoppodo-余っ程 | op het punt staan (om te) |
yoromeku-蹌踉めく | zich misdragen; het slechte pad opgaan; overspel plegen |
yōsetsu-溶接 | het lassen |
yōshiengumi-養子縁組 | adoptie; het adopteren van een kind |
yōshikibi-様式美 | schoonheid van vorm; esthetiek van stijl |
yōtashi-用足し | het boodschappen doen |
yōten-要点 | hoofdpunt; kernpunt; het essentiële [voornaamste; cruciale] punt; de essentie |
yowatari-世渡り | het de kost verdienen; levensonderhoud |
yoyo-代代 | (boeddh.) levenstijd [tijdperk; wereld] in het verleden, heden en toekomst |
yozakura-夜桜 | (het kijken naar) kersenbloesems in de nacht |
yubiori-指折り | het tellen op de vingers |
yūbun-右文 | respect [waardering] voor het geschreven woord [geschriften; literatuur] |
yudaki-湯炊き | rijst koken door het direct in kokend water te doen |
yudan-油断 | onoplettendheid; onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn (etymologie: het licht gaat uit door het niet op tijd bijvullen van de lampolie) |
yudayakyō-ユダヤ教 | judaïsme; de joodse leer; het jodendom |
yūdō-有道 | (het volgen van) de juiste weg; deugdzaam levenspad |
yudono-湯殿 | (arch.) het baden |
yudooshi-湯通し | het weken van stof [kleding] in lauw water (om zacht te maken) |
yudooshi-湯通し | het blancheren [voorkoken] van voedsel |
yūei-遊泳 | (het) zwemmen; baden |
yūgake-裕掛け | het glazuren |
yūgaku-遊学 | studie in het buitenland |
yūgen-幽玄 | diepzinnigheid; geheimzinnigheid; het occulte |
yugeshō-湯化粧 | make-up na het baden |
yūhitsu-右筆 | het schrijven van documenten met een schrijfpenseel |
yūhitsu-右筆 | (bij de krijgsadel) iemand die belast is met het schrijven van documenten in adelijke families |
yūhitsu-右筆 | (hist.) (overheids)dienaar belast met het schrijven van documenten |
yuibishugi-唯美主義 | estheticisme |
yūkage-夕影 | het licht van de ondergaande zon |
yukagen-湯加減 | de warmte [temperatuur] van het badwater |
yūkai-幽界 | de onderwereld; het hiernamaals |
yūkan-有閑 | het veel vrije tijd [ontspanning] hebben |
yukan-湯灌 | lijkwassing; het wassen van het lichaam van een overledene (voor de begrafenis) |
yūkemuri-夕煙 | rook die opstijgt uit de kamado bij het bereiden van het avondeten |
yuki-裄 | bij een kimono, de afstand van de rugnaad tot de manchet |
yukiau-行き合う | iemand (toevallig) tegenkomen [tegen het lijf lopen; ontmoeten] |
yukichigai-行き違い | het elkaar voorbij lopen [passeren] (zonder ontmoeting; contact) |
yukidoke-雪解け | dooi; het smelten van de sneeuw |
yukikaki-雪搔き | het sneeuwruimen |
yukima-雪間 | terwijl het sneeuwt; tijdens de sneeuwval |
yukimi-雪見 | het kijken naar de sneeuw; het genieten van een besneeuwd landschap |
yukinohate-雪の果て | sneeuw die aan het einde van de winter valt; sneeuw die is blijven liggen |
yukiore-雪折れ | het (door)breken [doorzakken] (van iets) onder het gewicht van een pak sneeuw |
yukioresuru-雪折れする | (door)breken [doorzakken] (van iets) onder het gewicht van een pak sneeuw |
yukioroshi-雪下ろし | het verwijderen van sneeuw van daken |
yukishina-行きしな | onderweg; en route; op weg; in het voorbijgaan |
yukizumaru-行き詰まる | een grens bereiken; in een doodlopende weg komen; in een impasse komen; aan het einde zijn [haar] vermogen komen |
yūkōkyūjinbairitsu-有効求人倍率 | verhouding tussen het aantal vacatures en het aantal sollicitanten |
yukuaki-行く秋 | de late herfst; het einde van de herfst |
yukue-行方 | toekomst; waar het heengaat; resultaat |
yukuharu-行く春 | het einde van de lente; de voorbijgaande lente |
yukutoshi-行く年 | het oude jaar; het voorbijgaande jaar |
yumemi-夢見 | het dromen, het zien [beleven] van een droom |
yumesara-夢更 | ten minste; zelfs een klein beetje; (gevolgd door een ontkenning) niet in het minst; helemaal niet |
yūmeshi-夕飯 | het avondeten |
yumi-弓 | het boogschieten |
yumitori-弓取り | de boog-ceremonie; degene die boog-ceremonie doet (aan het einde van een dag sumoworstelen) |
yumitorishiki-弓取り式 | boog-ceremonie (aan het einde van een dag sumoworstelen) |
yunibāsu-ユニバース | het universum; heelal; de kosmos |
yunion・jakku-ユニオン・ジャック | (de naam van) de vlag van het Verenigd Koninkrijk; de Engelse vlag |
yunisefu-ユニセフ | UNICEF, het Kinderfonds van de Verenigde Naties (United Nations International Children's Emergency Fund, nu genoemd: United Nations Children's Fund) |
yūran-遊覧 | (toeristische) excursie; pleziertochtje; uitstapje; het bezoeken van bezienswaardigheden |
yūryō-遊猟 | de jacht; het jagen |
yushi-油紙 | oliepapier; geolied papier (papier gedrenkt in paraffineolie waardoor het vochtwerend is) |
yushi-諭旨 | het meedelen van beweegredenen (achtergronden) |
yūshōreppai-優勝劣敗 | het recht van de sterkste; natuurlijke selectie (overleving van degenen die het best aan de omgeving aangepast zijn) |
yutan-油単 | geoliede stof (om het waterdicht te maken); wasdoek; zeildoek |
yūten-融点 | het smeltpunt |
yutōyomi-湯桶読み | gemengde leeswijze binnen één woord, waarbij het eerste karakter de kun'yomi (Japanse lezing) heeft en het tweede de on'yomi (Chinese lezing) |
yū・etchi・efu-ユー・エッチ・エフ | ultra-hoge frequenties (tussen 300 en 3000 MHz in het radiospectrum) |
yū・kē-ユー・ケー | VK, het Verenigd Koninkrijk (Engeland) |
yū・tān-ユー・ターン | het verschijnsel dat werknemers afkomstig van het platteland die in de grote steden waren gaan werken teruggaan naar hun geboorteplaats |
zagashira-座頭 | het hoofd [de leider] van een (toneel)gezelschap |
zaichū-在中 | bevattende; hetgeen erin zit |
zaifu-在府 | (Edo-periode) het verplichte verblijf in de hoofdstad van een leenheer en zijn vazallen |
zaigai-在外 | overzee; in het buitenland |
zaigō-在郷 | het verblijven [wonen] in je geboorteplaats |
zaigō-在郷 | het platteland |
zaigyō-在郷 | het verblijven [wonen] in je geboorteplaats |
zaijōninpi-罪状認否 | voorgeleiding met het schuldig of onschuldig pleiten (van de tenlastelegging) |
zaike-在家 | huis in privébezit (op het platteland) |
zainichi-在日 | het verblijven [wonen] (van buitenlanders) in Japan |
zaisū-罪数 | het aantal misdaden [misdrijven] |
zaitai-罪体 | het voorwerp waarmee het misdrijf is gepleegd |
zaitaku-在宅 | het thuis zijn |
zaitakukinmu-在宅勤務 | thuiswerk; telewerk; het thuiswerken; telewerken |
zanmai-三昧 | volledige inzet (bij het doen van iets); opgaan kun wat men doet |
zanrui-残塁 | (honkbal) honklopers die nog op een honk staan (zonder te scoren) aan het einde van een inning |
zanryū-残留 | het resteren; overblijven; achterblijven |
zansatsu-斬殺 | het (iem.) doden met een zwaard [aan het aan het zwaard rijgen] |
zanshi-慙死 | het zich dood schamen; sterven van schaamte |
zanshin-残心 | (in vechtsporten) de mentale houding van het blijven opletten (ook na de actie) |
zanshitai-惨死体 | het (verminkte) lichaam van iemand die op brute wijze is vermoord |
zansho-残暑 | aanhoudende (zomer)hitte (aan het begin van de herfst) |
zanteki-残敵 | de overgebleven vijand; het resterende vijandelijke leger |
zasetsu-挫折 | het falen; mislukking; instorting |
zashi-座視 | het onbezorgd [lui; onverschillig; werkeloos] toekijken (zonder iets te doen) |
zashikirō-座敷牢 | (hist.) een cel [kamer] (bedekt met tatami matten) voor het opsluiten van een krankzinnige persoon |
zatsuki-座付き | het (exclusief) werken voor een bepaald theater(gezelschap) (als auteur of acteur) |
zāzā-ざーざー | (onomatopee) (het geluid van) gekletter van harde regen |
zekku-絶句 | het stoppen met praten; geen woorden (ervoor) hebben; met de mond vol tanden staan |
zekkyō-絶叫 | een schreeuw; het schreeuwen [gillen] |
zen-善 | het goede; goedheid; deugd |
zenbō-全貌 | het geheel; totaal beeld (van iets); (fig.) voorstelling |
zenbu-前部 | het voorste deel |
zendo-全土 | het hele land [gebied] |
zeneraru・sutaffu-ゼネラル・スタッフ | generale staf (officieren van het leger) |
zengaku-全額 | het totaal; het volledig bedrag; de totale som |
zengaku-前額 | het voorhoofd |
zengaku-禅学 | de leer [doctrines] en training van het zenboeddhisme |
zengakufutan-全額負担 | verplichting tot het betalen van het volledige bedrag |
zengo-善後 | het zorgvuldig [correct} regelen [afhandelen] |
zengun-全軍 | het hele leger; alle troepen |
zenji-禅師 | (in China en Japan) erenaam door het keizerlijk hof toegekend aan een zenpriester met een hoog niveau van geleerdheid, wijsheid en deugdzaamheid |
zenjō-禅定 | het zich concentreren op iets via mentale rust |
zenjutsu-前述 | het eerder genoemde [vermelde] |
zenka-全科 | het hele curriculum; de hele cursus; alle lessen |
zenkai-全開 | het volledig openen [opendoen] |
zenkan-全巻 | het hele boek(deel); de volledige set [serie]; alle delen |
zenkan-全館 | het hele gebouw; alle gebouwen |
zenkei-前傾 | het vooroverbuigen; anteversie |
zenkikurikoshirieki-前期繰越利益 | ingehouden winsten aan het begin van een periode |
zenkoku-全国 | het hele land; overal in het land |
zenkokukigyōtankikeizaikansokuchōsa-全国企業短期経済観測調査 | Tankan onderzoek (economische kwartaal peiling van het ondernemersvertrouwen door de Japanse Bank) |
zenmen-全面 | het gehele oppervlak; de hele kant |
zenmen-前面 | voorop; vooraan; aan het hoofd [front] |
zenmon-禅門 | iemand die formeel boeddhist wordt (inclusief scheren van het hoofdhaar en voorgeschreven kleding) |
zennin-前任 | het voorgaande; de vorige |
zenrin-全臨 | het overschrijven van een gehele originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
zenrin-禅林 | zentempel; plaats (b.v. in een bos) waar volgelingen van het zenboeddhisme bijeenkomen |
zenryaku-前略 | inkorting van een citaat aan het begin; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het begin weggelaten worden |
zenryōsei-全寮制 | een systeem waarin alle stafleden en studenten verplicht op het universiteitsterrein wonen |
zensen-全線 | (tijdens een oorlog); het hele front; alle frontlinies |
zensha-全社 | het hele bedrijf; alle bedrijven |
zenshin-全身 | het hele lichaam; ten voeten uit |
zenshō-全勝 | alle wedstrijden gewonnen hebben; het behalen van een volledige overwinning zonder verliespunten |
zensho-前書 | het vorige boek; het eerder geschreven [gepubliceerde] boek |
zensho-善処 | passende maatregelen; het beste (doen); de beste manier |
zensho-善書 | mooi handschrift; het vakkundig schrijven; bekwame schrijfkunst [kalligrafie] |
zenshū-全州 | de hele staat [regio]; het hele gebied; alle staten [regio's; gebieden] |
zenshutsu-前出 | het bovengenoemde [bovenstaande; eerdergenoemde] |
zensū-全数 | het totale aantal |
zentai-全体 | het geheel; totaliteit; van begin tot eind |
zentei-前庭 | vestibulum; voorhof (medisch, b.v. van het oor) |
zentō-全島 | het hele eiland |
zentō-漸騰 | het geleidelijk oplopen van de (markt)prijs |
zentoryōen-前途遼遠 | een lange weg (te gaan); het doel [de bestemming] is ver weg |
zentsū-全通 | (her)opening van het volledige traject (spoorlijn) |
zenwa-禅話 | dialoog [gesprek; verhandeling] in het Zen Boeddhisme |
zen'iki-全域 | het hele gebied; overal |
zen'in-全員 | alle mensen [leden]; de hele bemanning; al het personeel |
zen'yō-全容 | het volledige beeld [verhaal] |
zen'yō-善用 | het goed gebruik maken van |
zeppitsu-絶筆 | beëindiging van het schrijverschap; stoppen met schrijven |
zetsesshon-ゼツェッション | Sezession of Secession, (een benaming voor verschillende kunstbewegingen aan het eind van de 19e eeuw) |
zetsumei-絶命 | het sterven; levenseinde |
zettan-舌端 | het puntje van de tong |
zettō-絶倒 | het in lachen uitbarsten; schaterlachen |
zettō-絶倒 | het overmand worden door hevige emoties |
zōbō-像法 | (in het boeddhisme, een van de 3 perioden na de dood van Shakyamuni) de volgende 500 of 1000 jaar na de officiële Dharma |
zōchi-増置 | het vestigen van meer bedrijven [kantoren; organisaties] |
zōchō-増長 | het steeds erger [brutaler; arroganter] worden |
zōhai-増配 | verhoogd dividend; verhoging van het dividend |
zōhei-増兵 | versterking; vergroting van het leger [de troepen] |
zōhei-造幣 | aanmunting; het munten; geldslaan |
zōhō-蔵鋒 | een techniek in de kalligrafie (waarbij de punt van het penseel rond op het papier wordt gedraaid) |
zōketsu-増結 | het toevoegen [aankoppelen] van treinwagons aan een trein |
zokkai-俗界 | de seculiere maatschappij [samenleving]; de wereld van alledag; de wereld om ons heen; het leven van alledag |
zokkan-俗間 | de wereld; het (grote) publiek; het volk |
zokuji-俗耳 | de aandacht [het gehoor] van het grote publiek |
zokujin-俗人 | een leek; seculier persoon; gewone mensen; het gewone volk |
zokujinshugi-属人主義 | het principe dat het strafrecht van het land van herkomst van de dader moet worden toegepast, ongeacht waar het misdrijf heeft plaatsgevonden |
zokumyō-俗名 | lekennaam; naam voordat men intreedt in het boeddhisme |
zokuni-俗に | in het algemeen; gewoonlijk |
zokuryū-俗流 | de massa; het gewone volk; het gepeupel |
zokusei-簇生 | het (dicht) bij [door] elkaar groeien (bv. van planten, bomen, maar ook van tanden en kiezen) |
zokuseken-俗世間 | het dagelijkse bestaan |
zokutai-俗体 | de gestalte [het uiterlijk] van een leek [niet-geestelijke] |
zokutō-続投 | honkbal) het blijven pitchen [werpen] (van dezelfde pitcher, zonder wisseling van werper) |
zokutō-続投 | het blijven doorwerken (zonder eindtijd of aflossing) |
zokutō-続投 | het aanblijven in een openbare functie (ondanks verkiezingsnederlaag, kritiek etc.) |
zokuzoku-続続 | het doorgaan [voortzetten] zonder ophouden |
zonchi-存知 | het kennis hebben van; goed weten |
zonji-存じ | het kennis hebben van; goed weten |
zonjō-存生 | het leven; in leven zijn |
zōn・fōkasu-ゾーン・フォーカス | zone focus (het punt waarop men met een camera scherp stelt) |
zōshu-造酒 | het produceren [brouwen] van sake [wijn]; distilleren; stoken |
zōsui-増水 | het stijgen [toenemen] van water; hoge waterstand (van een rivier); overstroming |
zōtei-贈呈 | het aanbieden (van een gift, etc.); toekenning |
zuan-図案 | ontwerp; schets |
zuba-ずば | (achtervoegsel) als het niet...; zo niet |
zudai-図題 | het onderwerp van een schilderij [tekening] |
zudori-図取り | een schets; tekening; het schetsen; tekenen |
zuga-図画 | tekening; schets |
zuhō-図法 | projectie (b.v. van het aardoppervlak) op een kaart |
zui-随 | (in kanji combinaties) het volgen; navolgen; begeleiden |
zuiheishikō-水平思考 | het lateraal denken (het anders ordenen van bestaande informatie om zo tot nieuwe informatie te komen) |
zuikō-随行 | het begeleiden; vergezellen |
zujō-頭上 | boven het hoofd |
zukansokunetsu-頭寒足熱 | het hoofd koel en de voeten warm houden |
zukyō-誦経 | het reciteren [hardop lezen] van een (boeddhistische) soetra |
zukyō-誦経 | gift ter betaling voor het reciteren van een soetra |
zukyōmono-誦経物 | gift ter betaling voor het reciteren van een soetra |
zūmingu-ズーミング | het zoomen |
zūmu・auto-ズーム・アウト | (fotografie) het uitzoomen |
zūmu・in-ズーム・イン | (fotografie) het inzoomen |
zunba-ずんば | (achtervoegsel om de betekenis te versterken) als het niet zo is dat...; ware het niet dat... |
zushi-図示 | het illustreren; grafisch weergeven; diagram [grafiek; tekening; schema] maken |