Kruisverwijzing
verlaten
lemma | meaning |
---|---|
akewatasu-明け渡す | evacueren; (een kamer) verlaten; zich overgeven |
akisu-空き巣 | een leeg [verlaten] huis |
amasu-余す | iets overlaten [bewaren] |
anatamakase-貴方任せ | het van anderen afhankelijk zijn; iets aan anderen overlaten |
asaji-浅茅 | (afk. van) de plek met schaarse begroeiing van Japans gras (ook als metafoor voor een verlaten veld of gebied) |
asajiu-浅茅生 | de plek met schaarse begroeiing van Japans gras (ook als metafoor voor een verlaten veld of gebied) |
azukeru-預ける | (iem.) vragen iets te doen; aan iemand's zorg toevertrouwen; iets aan iemand overlaten |
chūtai-中退 | voortijdig de school verlaten; de schoolopleiding niet afmaken |
dappan-脱藩 | het verlaten van een clan door een samoerai (die daarna een rōnin (samoerai zonder heer) werd) |
deharau-出払う | verlaten [zonder mensen] zijn; niemand thuis zijn |
furusu-古巣 | oud (en verlaten) nest [hol; huis; verblijfplaats] |
fuyuzare-冬ざれ | verlaten [somber] winterlandschap |
gejō-下城 | het verlaten van een kasteel |
haien-廃園 | een verlaten [verwaarloosde] tuin |
haika-廃家 | verlaten huis; huis zonder bewoners (en in verval) |
haizan-廃山 | sluiting van een mijn; een verlaten mijn |
haizansuru-廃山する | een mijn sluiten [verlaten] |
harau-払う | (een plek, gebouw e.d.) verlaten; vertrekken [wegtrekken] (uit) |
hazusu-外す | verlaten; weggaan; zich verwijderen |
hitomakase-人任せ | het aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
hitomakasesuru-人任せする | (iets) aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
hōchi-放置 | achterlating; het achterlaten; overlaten; loslaten; laten rusten |
ichinin-一任 | het iets overlaten [toevertrouwen] aan (iemand anders) |
ichininsuru-一任する | iets toevertrouwen [overlaten] aan (iemand anders) |
iede-家出 | het (voorgoed) het huis verlaten [van huis weglopen] |
ikiryō-生き霊 | een levende (lichaamsloze) geest die zijn eigen lichaam heeft verlaten om wraak te nemen op iemand; een wraakzuchtige geest |
ikyosuru-依拠する | afhankelijk zijn van; gebaseerd zijn op; steunen op; zich toeverlaten op |
in'in-陰陰 | eenzaam; verlaten; troosteloos |
kadode-門出 | je huis verlaten en op reis gaan |
kareno-枯れ野 | verlaten [verdroogd] veld |
kishō-起床 | het opstaan; het bed verlaten |
kōdan-降壇 | het podium afstappen; het spreekgestoelte verlaten |
kojōrakujitsu-孤城落日 | het zich helemaal [hopeloos] alleen en verlaten voelen |
kūkoku-空谷 | een verlaten dal; een onbewoonde vallei |
makaseru-任せる | overlaten; toevertrouwen |
marudori-丸取り | het nemen [opeisen] van alles (niets overlatend); totaal in beslag nemen |
migoroshi-見殺し | het iemand aan zijn lot overlaten; iemand laten sterven zonder te helpen |
misuteru-見捨てる | (het) opgeven; verlaten; in de steek laten; afstaan |
mitsushukkoku-密出国 | heimelijk [stiekem; illegaal] het land verlaten |
miyakoochi-都落ち | de hoofdstad (Tokio) verlaten [ontvluchten]; overgeplaatst worden van Tokio naar de provincie [naar een plek buiten de hoofdstad] |
monosabiru-物寂びる | zich verlaten [eenzaam; verwaarloosd; troosteloos] voelen |
monosabishii-物寂しい | eenzaam; verlaten; troosteloos |
monukenokara-蛻の殻 | verlaten (huis, bed, e.d.); totale leegte |
nukeru-抜ける | verlaten; opgeven; terugtrekken; ontvluchten |
nyūin-入院 | in een tempel of klooster gaan (wonen) als monnik (en zijn huis verlaten) |
okizari-置き去り | het achterlaten (van iemand, iets, e.d.); in de steek laten; verlaten |
rikyō-離京 | het vertrek uit [het verlaten van] de hoofdstad [Kyoto; Tokio] |
rikyōsuru-離京する | vertrekken uit de hoofdstad [Kyoto; Tokio]; de hoofdstad verlaten |
risen-離船 | het verlaten van een schip; van boord [aan wal] gaan |
risensuru-離船する | het schip verlaten; van boord gaan; aan wal gaan |
sabishii-寂しい | eenzaam; alleen; verlaten |
samishii-寂しい | eenzaam; alleen; verlaten |
sekibaku-寂寞 | eenzaam [verlaten] zijn |
sekiryō-寂寥 | eenzaamheid; verlatenheid |
shukkoku-出国 | uitreis naar het buitenland; het land verlaten om naar het buitenland te gaan |
shukkyō-出京 | het de hoofdstad verlaten (en naar een andere plaats gaan) |
sudatsu-巣立つ | het nest verlaten (ook fig.) |
tachinoku-立ち退く | weggaan; verlaten; evacueren |
taidan-退団 | het weggaan [verlaten] van een groep [team; organisatie; bedrijf] |
taigaku-退学 | het vroegtijdig de school [universiteit] verlaten (de opleiding niet afmaken) |
taishitsu-退室 | het verlaten van een vertrek [kamer] |
taitei-退廷 | het gerechtshof [de rechtbank] verlaten |
tayori-頼り | het vertrouwen [steunen; rekenen; zich verlaten op]; betrouwbaarheid; steunpilaar |
tayoru-頼る | vertrouwen; steunen; rekenen; zich verlaten op |
yakedasareru-焼け出される | door brand zijn huis (moeten) verlaten [verliezen] |
yudaneru-委ねる | toevertrouwen (aan); overlaten (aan) |
yushitaigaku-諭旨退学 | de school verlaten na een officieel advies |