Kruisverwijzing
elf
lemma | meaning |
---|---|
āchi-アーチ | boog; arcade; gewelf; triomfboog |
ai-相 | (in combinatie met een zelfs.n.w.) zelfde; mede-; gedeelde |
aibeya-相部屋 | een wedstrijd tussen sumoworstelaars van dezelfde stal |
aikidō-合気道 | aikido (Japanse geweldloze zelfverdedigingsvorm, vechtsport zonder competitie of extreme geweldpleging) |
aimochi-相持ち | de rekening opsplitsen waarbij ieder voor zichzelf betaalt |
aisatsusuru-挨拶する | iem. (be)groeten; zichzelf introduceren; feliciteren; een toespraak houden; aankondigen; bekendmaken; antwoord geven [sturen]; wraak nemen; bemiddelen |
aiuchi-相打ち | elkaar op het zelfde moment slaan [raken] (b.v. bij vechtsporten, zoals Kendo) |
aiyado-相宿 | in dezelfde kamer [dezelfde herberg; hetzelfde hotel] logeren [verblijven] |
aiyotsu-相四つ | (sumo) gevecht tussen twee worstelaars die beiden dezelfde hand bij voorkeur gebruiken (dus beiden rechtsaf beiden links) |
akeban-明け番 | de tweede helft van een nachtdienst; de werktijd vanaf het midden van een nachtdienst tot de ochtend |
akudamaka-悪玉化 | iem. anders als zondebok aanwijzen (van waar je zelf schuldig aan bent) |
amae-甘え | gebrek aan zelfredzaamheid; (emotionele) afhankelijkheid van anderen |
anda-安打 | (honkbal) een honkslag (die de slagman in staat stelt het eerste honk te bereiken, zelfs als er geen fout wordt gemaakt door de andere partij) |
anii-兄い | oudere broer; ouder iemand (dan jijzelf) |
aniki-兄貴 | oudere broer; man die ouder is dan jijzelf |
anoyō-彼の様 | op die (zelfde) manier; zoals dat |
atarimae-当たり前 | juist; geschikt; vanzelfsprekend; logisch; normaal |
atooishinjū-後追い心中 | zelfmoord gepleegd na de dood van de geliefde partner |
awasekagami-合わせ鏡 | Infinity spiegel; oneindige spiegel (twee of meerdere spiegels die steeds hetzelfde beeld weerkaatsen) |
ba-ば | zo (zeer) als; naarmate; in dezelfde mate als |
baimei-売名 | reclame maken voor jezelf; iets doen omwille van de publiciteit; publiciteit zoeken |
bamu-ばむ | (achtervoegsel achter zelfs.n.w., met de betekenis zoals, lijkend) -ig; -achtig |
banshoku-伴食 | eten met een belangrijke [hooggeplaatste] persoon; eten aan dezelfde tafel als de eregast |
bēkāpuran-ベーカープラン | Baker Plan (door Amerika in de VN voorgesteld plan voor zelfbeschikkingsrecht voor Westelijke Sahara) |
bekke-別家 | het zelfstandig worden van een werknemer (die een eigen zaak gaat runnen onder dezelfde naam) |
bengaku-勉学 | studie; het ijverig [hard] studeren (niet noodzakelijkerwijs bij educatieve instellingen; zelfontwikkeling met een meer persoonlijk studieprogramma) |
betā・hāfu-ベター・ハーフ | (betere) wederhelft; echtgenote; (vrouwelijke) partner; eega |
bōruto-ボールト | (stenen) gewelf |
bunbufuki-文武不岐 | literaire en militaire kunsten [de pen en het zwaard] volgen hetzelfde pad [zijn geen gescheiden paden] |
buōruto-ヴォールト | (stenen) gewelf |
bureikō-無礼講 | een ongedwongen [informeel] feestje [uitje] (waarbij iedereen zichzelf kan zijn zonder te letten op status of positie) |
chimayou-血迷う | de controle over zichzelf verliezen; in razernij ontsteken; door het lint gaan; gek worden |
chin-朕 | (gebruikt als keizerlijke zelfaanduiding) ik (of pluralis majestatis) wij |
chinchō-珍重 | (sloitregel bij correspondentie) blijf gezond en wel; pas goed op jezelf |
chōheneiga-長編映画 | langspeelfilm; hoofdfilm |
chokusen-勅撰 | keizer die zelf gedichten schrijft, of dichtbundels samenstelt |
chūshōmeishi-抽象名詞 | abstract (zelfstandig) naamwoord |
daburuheddā-ダブルヘッダー | (honkbal) twee wedstrijden na elkaar tegen dezelfde tegenstander |
daibubun-大部分 | meerderheid; meer dan de helft; het grootste deel |
daidōshōi-大同小異 | vrijwel hetzelfde; bijna identiek |
daihen-代返 | (op school) bij het afroepen van namen van een presentielijst bevestigend antwoorden t.b.v een andere persoon (die zelf niet aanwezig is) |
daino-大の | een zelfstandig iemand die zowel fysiek als mentaal volwassen is |
danjiki-断食 | de vasten (zelfonthouding van voedsel); vastenperiode |
dasanteki-打算的 | berekenend; uitgekookt; zelfzuchtig |
datsusara-脱サラ | het zich bevrijden uit de tredmolen van een kantoorbaan, en voor zichzelf beginnen om leuk en zinvol werk te gaan doen |
datte-だって | (partikel) zelfs; ook; blijkbaar; men zegt; ik denk; jij bedoelt |
demuku-出向く | zich begeven [op weg gaan] (naar); zelf [persoonlijk] een bezoek brengen (aan) |
dō-同 | hetzelfde zijn |
dōbyō-同病 | dezelfde ziekte |
dōchaku-同着 | het op hetzelfde moment aankomen; tegelijk arriveren, |
dōdan-同断 | hetzelfde als voorheen [eerder]; dito; idem |
dōdōmeguri-堂堂巡り | alsmaar maar weer op hetzelfde terugkomen (in gesprekken); in herhalingen vallen |
dōgaku-同学 | dezelfde opleiding [school; studie]; hetzelfde vakgebied |
dōgi-同義 | dezelfde betekenis; synoniem |
dōi-同位 | dezelfde rang [positie] |
dōi-同意 | dezelfde betekenis |
dōitsu-同一 | identiek; (één en) dezelfde |
dōitsushi-同一視 | identificatie; de identiteit vaststellen; als hetzelfde beschouwen |
dōitsushisuru-同一視する | identificeren; als hetzelfde [gelijk] beschouwen |
dōji-同時 | dezelfde tijd; hetzelfde tijdstip |
dōjin-同人 | dezelfde persoon; de persoon in kwestie |
dōjin-同人 | verwante geest; kameraad; persoon [personen] met dezelfde doelen [belangen]; kliek |
dōjitsu-同日 | dezelfde dag [datum] |
dōjitsuchaku-同日着 | aankomst op dezelfde dag |
dōjō-同上 | zoals hierboven; hetzelfde als hierboven; dito |
dōkaku-同格 | dezelfde rang [positie]; gelijke; equivalent |
dōkei-同型 | dezelfde vorm; hetzelfde type |
dōkin-同衾 | het bed delen; het slapen in hetzelfde bed |
dokkō-独行 | onafhankelijkheid; zelfredzaamheid |
dokkoidokkoi-どっこいどっこい | ongeveer hetzelfde [bijna gelijk; 50-50] zijn |
dōkō-同好 | dezelfde voorkeur [smaak; hobby] |
dōkō-同工 | dezelfde vakmanschap [bekwaamheid] |
dōkōikyoku-同工異曲 | dezelfde vakmanschap, maar met verschillende aanpak [stijl] |
dōkon-同根 | dezelfde wortels [afkomst; oorsprong] |
dokugaku-独学 | zelfstudie; zelfonderwijs |
dokugo-独語 | alleenspraak; monoloog; het tegen zichzelf praten |
dokuhaku-独白 | monoloog; alleenspraak; het tegen zichzelf praten |
dokuō-独往 | zelfstandig te werk gaan; je eigen weg gaan; op eigen houtje handelen |
dokuritsudoppo-独立独歩 | onafhankelijkheid, zelfredzaamheid |
dokuritsujison-独立自尊 | onafhankelijkheid en zelfrespect |
dokuritsusaisansei-独立採算制 | een zelfstandig [onafhankelijk] boekhoudingssysteem |
dokusensuru-独占する | monopoliseren; voor zich opeisen; voor zichzelf houden |
dokushaku-独酌 | het alleen [in je eentje] (alcohol) drinken; zichzelf inschenken |
dokushū-独習 | zelfstudie; zelfonderricht |
dokuzen-独善 | zelfingenomenheid; zelfgenoegzaamheid |
dōkyū-同級 | dezelfde (school)klas; hetzelfde niveau |
dōmei-同名 | dezelfde naam |
dōmeiijin-同名異人 | naamgenoot; iemand met dezelfde naam |
domo-ども | (achter een zelfst.nw.) geeft aan meervoud of nederigheid |
dōmyō-同名 | dezelfde naam |
dōnen-同年 | hetzelfde jaar |
dōnen-同年 | dezelfde leeftijd; even oud |
dōnen-同年 | jaargenoot; iemand die in hetzelfde jaar is geslaagd voor het Chinees keizerlijk examen (archaïsch) |
dōnin-同人 | dezelfde persoon; de persoon in kwestie |
dōnin-同人 | verwante geest; kameraad; persoon [personen] met dezelfde doelen [belangen]; kliek |
dōon-同温 | dezelfde temperatuur |
dōon-同音 | hetzelfde geluid; dezelfde klank; homofonie |
dōretsu-同列 | dezelfde rij [kolom] |
dōretsu-同列 | dezelfde rang [niveau; categorie] |
dōritsu-同率 | dezelfde verhouding; hetzelfde tarief [percentage] |
dōritsu-同率 | dezelfde score; een gelijkspel |
dōrui-同類 | dezelfde soort [categorie; klasse] |
dōryō-同量 | dezelfde hoeveelheid; gelijkwaardigheid |
dōseikekkon-同性結婚 | homohuwlijk; huwelijk tussen partners met dezelfde sekse |
dōsū-同数 | hetzelfde aantal |
dōyō-同様 | hetzelfde [vergelijkbaar; (net) als; gelijk] zijn |
dōzen-同然 | bijna hetzelfde zijn; praktisch [nagenoeg; vrijwel; zo goed als] zijn |
dōzoku-同族 | dezelfde familie [stam]; hetzelfde ras |
du・itto・yuaserufu-ドゥ・イット・ユアセルフ | doe-het-zelf |
eragaru-偉がる | verwaand zijn; een hoge dunk van jezelf hebben |
etekatte-得手勝手 | egoïsme; zelfzucht; eigenbelang |
fukasanmeishi-不可算名詞 | ontelbaar zelfstandig naamwoord |
fukushō-復唱 | het reciteren; het (voor zichzelf) herhalen wat er gezegd is |
fumitodomaru-踏み止まる | op dezelfde plek blijven; standhouden; zich staande houden |
funki-奮起 | zelfstimulering; zichzelf oppeppen |
funkisuru-奮起する | in actie komen; zichzelf oppeppen [stimuleren; vermannen] |
furihanasu-振り放す | (van zich) afschudden; zichzelf bevrijden; ontsnappen |
fuwaraidō-付和雷同 | (iemand) blindelings volgen (zonder zelf na te denken); afgaan op het oordeel van een ander |
fuzei-風情 | (in combinatie met een zelfst.naamwoord) in de hoedanigheid van; zoals |
ga-我 | ego; het zelf; het eigen wezen |
gachi-勝ち | (als suffix achter zelfst.naamwoorden of de renyōkeivorm van werkwoorden) de neiging hebben om; iets frequent [vaak] doen |
gaibutsu-外物 | externe dingen; voorwerpen in de externe wereld (buiten jezelf) |
giseifurai-犠牲フライ | (honkbal) (Eng.: sacrifice fly) een opofferingsslag waarmee de slagman anderen laat scoren en zichzelf opoffert |
goetsudōshū-呉越同舟 | vijanden die in het hetzelfde schuitje zitten; (spreekwoord:) het zijn vrienden als Herodes en Pilatus |
gōshi-合祀 | de verering van eenzelfde god in meerdere shinto heiligdommen [schrijnen] |
gotoki-ごとき | (attributieve vorm van het hulpww. gotoshi) zoals; alsof; hetzelfde als |
gotoshi-如し | zoals; alsof; hetzelfde als |
gurō-愚老 | (nederig beleefde term waarmee ouderen naar zichzelf verwijzen, b.v.:) ik, oude man; deze oude vrouw |
gyokujo-玉女 | fee; elf; nimf |
hāfu-ハーフ | half; helft |
hāfu-ハーフ | (bij voetbal e.d.) speelperiode: (eerste of tweede) helft |
hāfutaimu-ハーフタイム | rust; pauze (tussen de eerste en de tweede helft van een wedstrijd) |
hāken-ハーケン | rotshaak (gereedschap dat door bergbeklimmers in spleten wordt geslagen om zichzelf te zekeren; Duits:Haken) |
hanashihanbun-話半分 | de helft van het verhaal |
hanbun-半分 | de helft |
hangeshō-半夏生 | de elfde dag na de zonnewende |
hanmi-半身 | een helft van een doormidden gesneden vis |
hanpo-半帆 | zeil dat maar voor de helft is opgetrokken vanaf het dek |
hansei-反省 | zelfonderzoek; zelfbeschouwing; bespiegeling; (her)overweging |
hanseisuru-反省する | heroverwegen; zelfonderzoek [gewetensonderzoek] doen |
hanshin-半身 | de helft van het lichaam (boven- of onderkant; linker- of rechterkant) |
hansō-半双 | de helft van een paar; de helft van een set van twee |
hansū-半数 | de helft van het (totale) aantal |
hantsuki-半月 | een halve maand; de helft van de maand |
harakiri-腹切り | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel seppuku genoemd) |
haridashi-張り出し | een sumoworstelaar die onder de twee hoogste worstelaars (van dezelfde rang) op de ranglijst staat |
hatamoto-旗本 | een directe vazal van de shogun (zelf) |
hausu・manukan-ハウス・マヌカン | verkoopster in een kledingzaak die zelf ook de kleding uit de winkel draagt |
heiki-平気 | kalmte; sereniteit; zelfbeheersing |
hi-鄙 | (in kanji combinaties) platteland; afgelegen plek; inferieur; ik [mijzelf] (nederig) |
hige-卑下 | zelfverachting; een lage dunk van jezelf hebben; nederigheid; onderdanigheid |
himatsubushi-暇潰し | vrijetijdsbesteding; tijddoder; tijd doelloos doorbrengen; jezelf bezig houden |
hitorigime-独り決め | (eigen) aanname [beslissing] zelf beslissen |
hitorimae-一人前 | volwassene; zelfstandige |
hitoriyogari-独りよがり | zelfingenomenheid; eigendunk; eigenwijsheid |
hitotsuya-一つ家 | een huis; hetzelfde huis |
hokusoemu-ほくそ笑む | in zichzelf grinniken; gniffelen; een binnenpretje hebben |
homeosutashisu-ホメオスタシス | (fysiologie) homeostase; zelfregulering (van organismen) |
hōmumēdo-ホームメード | eigengemaakt; zelf vervaardig [bereid] |
hōmu・sentā-ホーム・センター | doe-het-zelfzaak; bouwmarkt |
hon-本 | dit; deze; dezelfde; huidige |
honeoshimi-骨惜しみ | het zichzelf ontzien [sparen] |
honpō-本法 | (in juridische teksten een term die wordt gebruikt om naar de wet zelf te verwijzen) deze wet |
honrai-本来 | oorspronkelijk [intrinsiek; op zich zelf staand] zijn |
horāeiga-ホラー映画 | griezelfilm; horrorfilm |
hoshiimama-擅 | zelfzuchtig [eigenzinnig; koppig; eigenwijs] zijn |
hoshin-保身 | zelfbescherming |
ichimon-一門 | (behorend tot) een (zelfde) familie [clan] |
ichimon-一門 | (behorend tot) dezelfde boeddhistische orde [school; sekte] |
ichimon-一門 | leerlingen van dezelfde meester (van een school der kunsten, vechtsporten, e.d.) |
ichininmae-一人前 | volwassene; zelfstandige |
ichinotori-一の酉 | de eerste Dag van de Haan in de elfde maand; het festival van de Ōtori-schrijn gehouden op die dag |
ichiretsu-一列 | dezelfde vriendschapsband [vriendengroep] |
ichiretsu-一列 | dezelfde rang [graad; reikwijdte] |
iifurusu-言い古す | steeds hetzelfde zeggen; afgezaagde dingen zeggen; in clichés spreken |
ikarisō-碇草 | elfenbloem (Epimedium grandiflorum) |
ikiji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
ikitōgōsuru-意気投合する | goed met elkaar overweg kunnen; op dezelfde golflengte zitten |
ikuji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
imadani-未だに | nog (steeds); zelfs nu |
indakutansu-インダクタンス | zelfinductie |
inu-戌 | de Hond (elfde van de twaalf tekens van de Chinese dierenriem) |
ippan-一半 | een helft; een half deel |
ippitsu-一筆 | handschrift van één en dezelfde persoon |
irebun-イレブン | elf; 11 |
irebun-イレブン | (sport) elftal |
irebun・nain-イレブン・ナイン | elf-negen, verwijst naar een stof-zuiverheid van 99,999999999% |
isamiashi-勇み足 | bij sumo(worstelen) een tegenstander naar de rand van de ring brengen maar dan per ongeluk zelf uit de ring stappen |
ishi-縊死 | zelfmoord door ophanging |
isho-遺書 | afscheidsbericht [afscheidbrief] van een overledene; zelfmoordbrief |
isshi-一紙 | hetzelfde papier |
isshitsu-一室 | dezelfde kamer |
issho-一緒 | één (passend) geheel; bij elkaar; dezelfde categorie |
iwazumogana-言わずもがな | het spreekt vanzelf [hoeft niet gezegd te worden] |
jiai-自愛 | het (goed) voor zichzelf zorgen |
jibaku-自爆 | het zichzelf opblazen; zelfmoordaanslag met een bom |
jibun-自分 | (zich)zelf; ik |
jibunjishin-自分自身 | (versterkende vorm met nadruk) ik; zelf; ikzelf; mijzelf |
jibunkatte-自分勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
jichi-自治 | zelfbestuur; autonomie |
jichiku-自治区 | autonoom [zelfbesturend] gebied; gebied [regio; wijk] met autonomie |
jiei-自営 | zelfstandig een bedrijf runnen; eigen baas zijn |
jifu-自負 | trots; zelfverzekerdheid |
jiga-自我 | het ego; (zich)zelf |
jigai-自害 | zelfmoord; zelfdoding |
jigajisan-自画自賛 | zijn eigen lof zingen; zichzelf ophemelen; opschepperij |
jigazō-自画像 | zelfportret |
jihishuppan-自費出版 | zelfpublicatie; publicatie op eigen kosten |
jii-自慰 | masturbatie; zelfbevrediging |
jiishiki-自意識 | zelfbewustzijn |
jijin-自刃 | zelfdoding met een zwaard [mes] |
jijin-自尽 | zelfdoding; zelfmoord |
jikaku-自覚 | zelfbewustzijn; zelfbewustwording; zelfrealisatie; zelfbesef |
jikasei-自家製 | eigengemaakt; zelf vervaardigd [bereid] zijn |
jikatsu-自活 | zelfstandig levensonderhoud; het voorzien in eigen levensonderhoud |
jiketsu-自決 | zelfbeschikking |
jiketsu-自決 | zelfdoding (bij het op zich nemen van verantwoordelijkheid) |
jikisho-直書 | zelf geschreven verklaring met ondertekening [handtekening] |
jiko-自己 | (zich)zelf; ego |
jikoanji-自己暗示 | (psychologie) autosuggestie; zelfsuggestie |
jikobengo-自己弁護 | zelfrechtvaardiging, zelfverdediging; excuus |
jikobōei-自己防衛 | zelfbescherming |
jikogisei-自己犠牲 | zelfopoffering |
jikohakai-自己破壊 | zelfdestructie |
jikohihan-自己批判 | zelfkritiek |
jikohoden-自己放電 | zelfontlading |
jikohōki-自己放棄 | zelfverloochening; zelfovergave |
jikohozon-自己保存 | zelfbehoud |
jikokenji-自己顕示 | het de aandacht trekken; aandacht op zichzelf vestigen; proberen op te vallen |
jikoken'etsu-自己検閲 | zelfcensuur |
jikoken'o-自己嫌悪 | zelfhaat; zelfverachting |
jikomanzoku-自己満足 | zelfgenoegzaamheid; eigendunk; zelfbehagen; zelfingenomenheid |
jikonōshuku-自己濃縮 | zelfverrijking |
jikoshōkai-自己紹介 | zelfintroductie; het zichzelf (aan iemand) voorstellen |
jikoshuchō-自己主張 | zelfbewustheid; aanmatiging |
jikosogai-自己疎外 | zelfvervreemding |
jikyū-自給 | zelfstandigheid; zelfvoorziening |
jikyūjisoku-自給自足 | zelfvoorzienigheid |
jikyūsuru-自給する | in zijn eigen onderhoud voorzien; zelfstandig iets uitvoeren; zelfvoorzienend zijn |
jiman-自慢 | trots; zelfwaardering; verwaandheid; arrogantie |
jimei-自明 | vanzelfsprekendheid; duidelijkheid |
jimon-自問 | vragen aan zichzelf; het zich afvragen |
jiritsu-自律 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
jiritsu-自立 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; zelfvoorziening |
jiritsusuru-自立する | zelfstandig [onafhankelijk] worden |
jisaku-自作 | (iemands) eigen werk; iets dat men zelf maakte |
jisatsu-自殺 | zelfmoord; suïcide; zelfdoding |
jisatsuhōjo-自殺幇助 | hulp bij zelfdoding [zelfmoord] |
jisatsukōgeki-自殺攻撃 | zelfmoordaanslag |
jisatsumisui-自殺未遂 | zelfmoordpoging |
jisatsusuru-自殺する | zelfmoord plegen |
jisei-自制 | zelfbeheersing |
jisei-自生 | autogenese; abiogenese; zelfwording |
jisei-自省 | zelfreflectie; zelfbeoordeling |
jisei-自製 | het (iets) zelf maken |
jisei-自製 | een zelfgemaakt [eigengemaakt] voorwerp [artikel] |
jiseki-自責 | zelfverwijt |
jisen-自薦 | het zichzelf aanbevelen [nomineren; voordragen] (b.v. voor een bepaalde positie of functie) |
jisensuru-自薦する | zichzelf aanbevelen [nomineren; voordragen] (b.v. voor een bepaalde positie of functie) |
jishin-自信 | zelfvertrouwen |
jishin-自身 | (zich)zelf; ik |
jishinkajō-自信過剰 | overmoedigheid; zelfoverschatting; arrogantie |
jishō-自称 | zelfbenoemde; zelfverklaarde; zelf beschrevene |
jishu-自主 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
jishu-自首 | zelf-aangifte (bij de politie); jezelf aangeven |
jishuteki-自主的 | zelftstandig; autonoom; onafhankelijk |
jisoku-自足 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; op eigen benen kunnen staan; autarkie |
jison-自尊 | zelfrespect; eigenwaarde; zelfachting |
jisonshin-自尊心 | (gevoel van) eigenwaarde; zelfrespect; trots |
jita-自他 | zichzelf en anderen; (filosofie) subject en object |
jitai-自体 | zelf; zichzelf; het eigen lichaam |
jitai-自体 | zelf; op zich; alleen dat al; van nature |
jiyūgyō-自由業 | zelfstandig [vrij; onafhankelijk] beroep |
jōji-畳字 | herhaling van dezelfde kanji of kana (in combinaties) |
jōki-上気 | teveel worden; controle verliezen over jezelf |
jōkisuru-上気する | controle verliezen over jezelf |
jōshūhan-常習犯 | veelpleger; recidivist; iemand die steeds dezelfde fouten maakt |
jōshūhan-常習犯 | recidive; herhaling van strafbare feiten; het opnieuw vervallen in dezelfde zonde [fouten] |
jūgen-重言 | kanji-combinatie waarin hetzelfde teken wordt herhaald |
jūichi-じゅういち | 11 (elf) |
junnan-殉難 | zichzelf opofferen voor land of religie; martelaarschap |
jūrokumiri-十六ミリ | 16mm-film of een camera gebruikmakend van hetzelfde filmformaat |
jusui-入水 | zelfverdrinking; zelfmoord [zelfdoding] door verdrinking |
kahan-過半 | het grootste deel; de meerderheid; meer dan de helft |
kaitenzushi-回転寿司 | restaurant waar sushi op kleine bordjes op een lopende band langs de klanten gaan (de klanten nemen dan de sushi die ze willen eten zelf van de band) |
kakekotoba-掛け詞 | een woordspeling; dubbelzinnigheid; woorden met dezelfde uitspraak maar verschillende betekenissen |
kakioki-書き置き | (achtergelaten) brief (bij zelfmoord); testament |
kamihanki-上半期 | het eerste halfjaar; de eerste helft van het (fiscale) jaar |
kankō-敢行 | zelfverzekerde [vastberaden] actie |
kantō-完投 | (honkbal) dezelfde werper gedurende de hele wedstrijd |
karatoitte-からと言って | (alleen) omdat; zelfs al; ook al; ondanks |
karatote-からとて | (alleen) omdat; zelfs al; ook al; ondanks |
karatte-からって | (alleen) omdat; zelfs al; ook al; ondanks |
kasseki-滑石 | (delfstof) talk |
katamen-片面 | de helft van het gezicht |
katami-片身 | één kant [de helft] van een lichaam (b.v. van een vis) |
katami-片身 | één kant [de helft] van een kledingstuk |
keiyōdōshi-形容動詞 | zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord; Japans na-adjectief |
kenba-犬馬 | (bescheiden term om naar zichzelf te verwijzen) ik; (uw) dienaar |
kenjinkai-県人会 | prefectuur-vereniging; vereniging [bijeenkomst] van mensen die uit dezelfde prefectuur afkomstig zijn |
kenshin-献身 | toewijding; overgave; zelfopoffering |
kibaru-気張る | zichzelf trakteren |
kīman-キーマン | sleutelfiguur; spil; centrale figuur |
kimekomu-決め込む | zich inbeelden; een hoge dunk van zichzelf hebben; doen alsof |
kinji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
kinjiru-禁じる | (met negatie) niet te bedwingen; (zichzelf) niet in bedwang kunnen houden: |
kinshin-謹慎 | zelfdiscipline; zelfbeheersing |
kinzoku-勤続 | lange termijn dienstverlening; lang op dezelfde werkplek werken |
kiokure-気後れ | verlegenheid; gêne; schroom; gebrek aan zelfvertrouwen |
kīpāson-キー・パーソン | sleutelfiguur; spil; centrale figuur |
kōbutsu-鉱物 | delfstof; mineraal |
kōbutsugaku-鉱物学 | mineralogie; delfstofkunde |
koga-個我 | het ik; het zelf; het ego |
kōhan-後半 | tweede helft; laatste deel (van twee) |
kōhansei-後半生 | tweede helft [laatste deel] van iemand's leven |
kōhansen-後半戦 | tweede helft van een wedstrijd [gevecht] |
kojinshugi-個人主義 | individualisme; zelfzuchtigheid; egotisme |
kōjōsei-恒常性 | (fysiologie) homeostase; zelfregulering (van organismen) |
komoru-籠る | zichzelf opsluiten [afzonderen]; binnen blijven |
koritsu-孤立 | geïsoleerdheid; alleen(staand) zijn; op zichzelf aangewezen zijn; eenzaamheid |
kōseki-鉱石 | erts; delfstof; mineraal |
kubikukuri-首縊り | het zich(zelf) ophangen [verhangen; opknopen] |
kubitsuri-首吊り | het zich(zelf) ophangen [verhangen; opknopen] |
kuniku-苦肉 | wanhopige poging [maatregel]; zichzelf kwellen om de vijand te misleiden |
kusuburu-燻る | ongewijzigd [op hetzelfde niveau] blijven (status, omstandigheden, etc.) |
kyōji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
kyōkei-恭敬 | gedrag met zelfbeheersing en aandacht; respectvol gedrag |
kyūpora-キューポラ | koepel; koepeldak; gewelf; koepeloven |
made-まで | ook: zelfs; slechts |
maindo・kontorōru-マインド・コントロール | zelfbeheersing; controle over de geest van iemand anders; hersenspoeling |
maneku-招く | veroorzaken; (onheil, etc.) over zichzelf afroepen |
marude-丸で | (precies) zoals; bijna hetzelfde als; zo goed als; bij wijze van spreken |
marutenjō-丸天井 | koepel; gewelfd plafond |
masutābēshon-マスターベーション | masturbatie; zelfbevrediging |
matsugaku-末学 | (bescheiden zelf-aanduiding van een) wetenschapper [geleerde] |
meishi-名詞 | zelfstandig naamwoord |
mi-身 | (zich)zelf |
migatte-身勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
mihakarau-見計らう | iets naar eigen inzicht doen; naar eigen goeddunken iets doen; zelf beslissen over iets |
mihakarau-見計らう | zelf de tijd inschatten [indelen] |
mīizumu-ミーイズム | zelfzuchtigheid; egoïsme |
minage-身投げ | zelfmoord door (van hoogte) in water, of van een gebouw of steile rots, te springen |
mineraru-ミネラル | mineraal; delfstof; erts |
mochiron-勿論 | natuurlijk; zeker; vanzelfsprekend |
modoki-擬き | (als achtervoegsel bij een zelfst. naamwoord) -achtig; pseudo-; imitatie-; nep- |
mononomigotoni-物の見事に | duidelijk; vanzelfsprekend; levendig |
moyoi-催い | (in combinatie met een zelfst. n.w.) lijken; eruitzien als |
moyoi-催い | (in combinatie met een zelfst. n.w.) voorbereiding |
muchiuchi-鞭打ち | zweepslag; stokslag (soms lijfstraf of zelfkastijding) |
muga-無我 | zelfopoffering; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; altruïsme |
mugamuchū-無我夢中 | zichzelf verliezen [helemaal opgaan] in; totaal in beslag genomen door |
mukishitsu-無機質 | anorganisch materiaal; mineraal; delfstof |
murishinjū-無理心中 | moord-zelfmoord; gedwongen zelfmoordpact |
muron-無論 | zeker; natuurlijk; ongetwijfeld; vanzelfsprekend |
mushi-無私 | onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid |
naiyōgo-内容語 | (taalkunde) woorden, zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, die de semantische betekenis in een zin aanduiden |
namida-涙 | (in combinatie met een zelfstandig naamwoord) een kleine hoeveelheid; een beetje; licht(elijk) |
nanbā・wan-ナンバー・ワン | ik; mijzelf |
nanoru-名乗る | zichzelf introduceren [voorstellen] (met naam); zichzelf identificeren [aankondigen; bekendmaken] als (met titel, beroep, etc.) |
nanoru-名乗る | in de derde persoon (met naam) spreken over zichzelf |
narōdoniki-ナロードニキ | Russische revolutionaire beweging (uit de tweede helft van de 19e en het begin van de 20e eeuw) |
naruhodo-成る程 | (een uitroep ter instemming van wat een ander zegt) jazeker; inderdaad; vanzelfsprekend; natuurlijk |
nigera-ニゲラ | Nigelle (plant, Ranonkelfamilie) |
ninmari-にんまり | zelfvoldane [zelfingenomen] glimlach |
ninomai-二の舞 | in klassiek Japans theater dezelfde dans van een andere acteur imiteren [nadoen] |
niseyo-にせよ | zelfs al; ook al; hoewel |
noa-ノア | Noach (Bijbelfiguur) |
noriawaseru-乗り合わせる | (toevallig) met iemand samen reizen [in dezelfde auto, trein, boot, etc.) |
nyūsui-入水 | zelfverdrinking; zelfmoord [zelfdoding] door verdrinking |
oboe-覚え | zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid |
ochitsuita-落着いた | rustig; kalm; zelfverzekerd; beheerst |
oibara-追い腹 | zelfmoord [seppuku] van een dienaar na de dood van zijn meester [heer] |
okamehachimoku-岡目八目 | het (gunstige) uitkijkpunt van omstanders; toeschouwers kunnen een wedstrijd beter overzien dan de spelers zelf |
omoiagaru-思い上がる | verwaand zijn; een (te) hoge dunk van zichzelf hebben |
onagare-お流れ | beleefde zegswijze waarbij de gastheer aan de eregast om diens sakekopje vraagt (om zelf uit te drinken) |
onaidoshi-同い年 | (van) dezelfde leeftijd |
onaji-同じ | hetzelfde; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
onajiku-同じく | op dezelfde manier; net zo; evenzo; evenzeer |
onanī-オナニー | masturbatie; zelfbevrediging; onanie |
onore-己 | zichzelf; zelf |
oozora-大空 | het zwerk; de wijde hemel, het hemelgewelf |
oresama-俺様 | (nogal pompeuze, arrogante duiding van zichzelf) ik |
oresama-俺様 | (ook gebruikt als zelfstandig naamwoord voor) een egoïst; egocentrische [arrogante] man |
orimoto-織り元 | textielfabrikant; stoffenfabrikant |
oshikakeru-押しかける | (onuitgenodigd) binnenvallen; zichzelf uitnodigen |
otemori-お手盛り | de dingen doen zoals jezelf het beste uitkomt; ten gunste van jezelf dingen regelen |
ottsukattsu-おっつかっつ | bijna hetzelfde; bijna gelijk; zo goed als |
oyakodenwa-親子電話 | extra telefoontoestel (op dezelfde lijn) |
raidō-雷同 | volgzaamheid (zonder zelf na te denken blind navolgen wat anderen doen) |
rei-例 | standaard; gewoon; altijd hetzelfde |
rensaku-連作 | herhaalde teelt van dezelfde gewassen op dezelfde grond |
renzokuwaza-連続技 | (judo) combinatietechnieken (in dezelfde richting) |
riko-利己 | eigenbelang; zelfzucht; egoïsme |
rikoteki-利己的 | zelfzuchtig; egoïstisch |
rimu-リム | (auto) velg; wielframe |
rindoku-輪読 | het om beurten lezen (verschillende mensen lezen om de beurt hetzelfde boek) |
rinsaku-輪作 | wisselbouw (het telen van verschillende gewassen na elkaar op dezelfde grond, om bodemziekten te voorkomen) |
roaku-露悪 | opscheppen over eigen ondeugden; zelfspot |
rōsō-老僧 | (woord dat door een oude monnik werd gebruikt om naar zichzelf te verwijzen) ik |
sae-さえ | zelfs |
saibōyūgō-細胞融合 | celfusie; celsamensmelting |
saifon-サイフォン | sifon; hevelfles (voor spuitwater) |
saihon-サイホン | sifon; hevelfles (voor spuitwater) |
sairon-再論 | nogmaals een discussie [bespreking] houden (over dezelfde kwestie) |
samoshii-さもしい | gemeen; laag; verachtelijk; egoïstisch; zelfzuchtig |
sanakidani-然なきだに | zelfs als dat niet zo is; zelfs als alleen |
sashichigaeru-刺し違える | zichzelf opofferen om een ander schade toe te brengen |
seitōbōei-正当防衛 | (gerechtvaardigde; gewettigde) zelfverdediging |
sekkyokuteki-積極的 | positief; constructief; zelfverzekerd; zelfbewust; ambitieus; ondernemend |
senjo-仙女 | fee; elfje; nimf |
sennyo-仙女 | fee; elfje; nimf |
seppuku-切腹 | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel harakiri genoemd) |
serimochi-迫り持ち | (architectuur) stenen gewelf (ter ondersteuning van een boog) |
serufu-セルフ | zelfbediening |
serufukea-セルフケア | zelfzorg; voor je eigen gezondheid [geluk] zorgen |
serufusābisu-セルフサービス | zelfbediening; selfservice; een zelfbedieningswinkel |
serufu・kontorōru-セルフ・コントロール | zelfbeheersing |
serufu・taimā-セルフ・タイマー | zelfontspanner (camera) |
shashin-捨身 | (boeddh.) jezelf opofferen voor een hoger doel |
shiden-師伝 | het onderricht van de meester aan zijn leerlingen [volgelingen]; onderricht [les] krijgen van de meester zelf |
shii-私意 | eigenzinnigheid; egoïsme; zelfzuchtigheid |
shimohanki-下半期 | het tweede halfjaar; de tweede helft van het (fiscale) jaar |
shinjū-心中 | de zelfmoord van twee geliefden |
shinjū-心中 | de zelfmoord van twee of meer familieleden |
shitekaraga-してからが | zelfs |
shoppu・in・shoppu-ショップ・イン・ショップ | winkel-in-winkel; shop-in-shop (kleine zelfstandige winkels in een grotere winkel of warenhuis) |
shuin-手淫 | masturbatie; zelfbevrediging |
shuki-手記 | (voor zichzelf opgeschreven) notities [aantekeningen]; herinneringen; memoires |
shūshinkoyōseido-終身雇用制度 | Japans systeem dat werknemers hun hele (werkzame) leven bij hetzelfde bedrijf werken |
shutsuba-出馬 | zelf op pad gaan; persoonlijk iemand bezoeken |
sokujitsu-即日 | dezelfde dag (nog); direct |
sokuya-即夜 | vanavond; op dezelfde avond |
sonohi-其の日 | op die dag; dezelfde dag |
soregoran-それご覧 | zie je nu wel?; nu zie je het zelf! |
soremitakotoka-それ見たことか | zie je nu wel?; nu zie je het zelf! |
soriddo・sutēto-ソリッド・ステート | (elektronica) vaste stof (gebruikmakend van het elektronisch fenomeen van de stof zelf) |
suezen-据え膳 | anderen laten werken en zelf niets doen |
sukēpugōto-スケープゴート | iem. anders als zondebok aanwijzen (van waar je zelf schuldig aan bent) |
sukyūba-スキューバ | duikuitrusting (self-contained underwater breathing apparatus) |
sura-すら | zelfs |
sutandoarōn-スタンドアローン | losstaand; zelfstandig werkend (computer) |
sutemi-捨て身 | zelfopoffering |
tai-タイ | (muziek) boogje dat noten met dezelfde toonhoogte verbindt |
taimā-タイマー | zelfontspanner (camera) |
taizen-泰然 | kalmte; ingetogenheid; zelfbeheersing |
tanechigai-種違い | halfbroer; halfzus (met dezelfde moeder maar verschillende vaders) |
tankōbon-単行本 | een los boek (als zelfstandig werk gepubliceerd, in tegenstelling tot een boek dat deel uitmaakt van een serie) |
taruku-タルク | (delfstof) talk |
tatakiageru-叩き上げる | zichzelf opwerken; van onderaf beginnen |
tateyakusha-立て役者 | hoofdrolspeler; leidende figuur; sleutelfiguur |
tatsu-立つ | zichzelf staande houden |
teike-手生け | eigen bloemschikcompositie; zelf een bloemstuk maken |
tejaku-手酌 | sake inschenken voor jezelf; zelf inschenken |
temaegatte-手前勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
temaemiso-手前味噌 | zelfverheerlijking; zelfingenomenheid; opschepperij |
temo-ても | toch; evenwel; zelfs als; hoe dan ook; hoewel; maar; toch |
temori-手盛り | zelfservice; zichzelf opscheppen; zichzelf bedienen |
temori-手盛り | de dingen doen zoals jezelf het beste uitkomt; ten gunste van jezelf dingen regelen |
tenjiku-天竺 | (gekoppeld aan zelfstandig naamwoord met de betekenis:) ver weg; ingevoerd; geïmporteerd |
tenzen-恬然 | kalmte; sereniteit; bedaardheid; zelfbeheersing |
teodori-手踊り | een dans waarbij een aantal mensen tegelijk dezelfde bewegingen maken |
teue-手植え | zelf [persoonlijk; handmatig] planten (van bomen en planten) |
tōatsusen-等圧線 | isobaar (lijn op een kaart die punten met dezelfde luchtdruk verbindt) |
tobikomijisatsu-飛び込み自殺 | zelfmoord door voor een rijdende trein te springen |
tokkō-特攻 | zelfmoordaanslag |
tokui-得意 | trots; zelfgenoegzaamheid |
torishikiru-取り仕切る | een zaak runnen; alles zelf regelen; alles onder controle hebben |
torisumasu-取り澄ます | zich onbezorgd [zelfverzekerd] voordoen; zich een zelfverzekerde houding geven |
toritsukeru-取り付ける | frequenteren; vaak naar dezelfde winkel gaan |
toshionna-年女 | een vrouw in hetzelfde dierenriem-jaar (in de cyclus van 12) als van haar geboorte |
toshiotoko-年男 | een man in hetzelfde dierenriem-jaar (in de cyclus van 12) als van zijn geboorte |
toshiyowa-年弱 | geboren in de tweede helft van het jaar |
toshizuyo-年強 | geboren in de eerste helft van het jaar |
tōzen-当然 | vanzelfsprekend; natuurlijk |
tsuchifumazu-土踏まず | voetboog; voetgewelf (welving van de voetzool) |
tsūkā-つうかあ | elkaar geheel [compleet; volkomen; snel] begrijpen; op dezelfde golflengte zitten |
tsuma-妻 | (arch.) liefkozende naam bij een echtpaar: mijn lief; schat; wederhelft; echtgenoot [echtgenote] |
tsūtoiebakā-つうと言えばかあ | elkaar snel begrijpen; op één lijn [op dezelfde golflengte] zitten |
tsuyoki-強気 | kracht; zelfvertrouwen |
ukai-鵜飼い | het vissen met aalscholvers (ze worden gebruikt om vissen te vangen, met een ring om hun hals zodat ze alleen kleine vissen zelf kunnen doorslikken) |
unu-汝 | ikzelf; mijzelf |
wagamama-我が儘 | egoïsme; zelfzuchtigheid; ongehoorzaamheid |
wagami-我が身 | mijzelf; zichzelf |
wagamonogao-我が物顔 | arrogante [zelfverzekerde] houding |
ware-我 | ik; mijzelf; zichzelf |
waribashi-割り箸 | wegwerp eetstokjes (die je zelf splijt) |
warizerifu-割り台詞 | in Kabuki, twee acteurs die (in een monoloog) dezelfde gedachten uiten onafhankelijk [onbewust] van elkaar |
yaburekabure-破れかぶれ | wanhoop; verlies aan zelfbeheersing |
yaka-やか | gekoppeld aan een zelfstandige naamwoord vormt het een bijvoeglijk naamwoord (met な) |
yaminoyononishiki-闇の夜の錦 | iets dat geen effect [succes] heeft; (lett.: in het donker valt zelfs het schitterendste brokaat niet op) |
yasei-野生 | (een nederige term om naar zichzelf te verwijzen) ik; mij |
yōjinbō-用心棒 | stok gebruikt voor zelfverdediging |
yokutoku-欲得 | eigenbelang; zelfzucht |
yōsei-妖精 | fee; elf |
yumesara-夢更 | ten minste; zelfs een klein beetje; (gevolgd door een ontkenning) niet in het minst; helemaal niet |
yunitto-ユニット | eenheid; zelfstandig onderdeel; afdeling |
zenhan-前半 | eerste helft; eerste deel (van twee) |
zenhansei-前半生 | de eerste helft van iemand's leven |
zenhansen-前半戦 | eerste helft van een wedstrijd [gevecht] |
zesshoku-絶食 | de vasten; zelfonthouding van voedsel |
zokutō-続投 | honkbal) het blijven pitchen [werpen] (van dezelfde pitcher, zonder wisseling van werper) |
zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zugaikotsukossetsu-頭蓋骨骨折 | schedelfractuur; schedelbreuk; schedelbasisfractuur |
zukkokeru-ずっこける | zichzelf belachelijk maken; domme dingen doen |
zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zuto-ずと | (werkwoordsuitgang -zu + to) zelfs zonder te... |
zutomo-ずとも | zelfs zonder te (hoeven) ... |