Kruisverwijzing
bloem
lemma | meaning |
---|---|
adabana-徒花 | bloemen die geen vrucht dragen |
akeppanashi-開けっ放し | openhartig; oprecht; onverbloemd; onomwonden |
akikusa-秋草 | herfstbloem; plant die bloeit in de herfst |
akinonanakusa-秋の七草 | de 7 herfstbloemen (Lespedeza, Misacanthus sinensis, Kudzu, Dianthus superbus, Patricia scabiosifolia, Eupatorium en Gomphocarpus physocarpus) |
amaririsu-アマリリス | amaryllis (bloem) |
amezaiku-飴細工 | van ame (snoep) gemaakte figuren (zoals poppetjes, dieren, en bloemen) |
anemone-アネモネ | anemoon (bloem) |
ankō-暗香 | een onbestemde [duistere] geur [parfum]; een aroma [geur] (van bloemen, e.d.) waarvan je niet weet waar die vandaan komt |
ansorojī-アンソロジー | anthologie; bloemlezing |
asagao-朝顔 | dagbloem; blauwe winde (Japanse Morning Glory; Ipomoea nil) |
asutā-アスター | aster (bloem) |
baikan-陪観 | het bekijken [bijwonen] van iets met een meerdere [een superieur]; aanwezigheid (bij een keizerlijk bloemenfeest) |
baikansuru-陪観する | iets bekijken [bijwonen] met een meerdere [een superieur]; (een keizerlijk bloemenfeest) bijwonen |
baimo-貝母 | kievietsbloem (Fritillaria thunbergii) |
baioretto-バイオレット | viooltje (bloem) |
bara-薔薇 | roos (bloem) |
bibun-美文 | mooi [bloemrijk] proza |
biji-美辞 | bloemrijke taal [retoriek] |
būke-ブーケ | boeket (bloemen) |
chirinokoru-散り残る | (van bloemen, bladeren) nog aan de takken blijven hangen |
chūbaika-虫媒花 | insectenbloemige plant (plant waarvan het stuifmeel door insecten wordt overgebracht) |
daria-ダリア | dahlia (bloem) |
dorai・furawā-ドライ・フラワー | droogbloem; gedroogde bloem |
fūbaika-風媒花 | windbloemige plant (plant waarbij het stuifmeel door de wind wordt overgebracht) |
fujinami-藤波 | de golfbeweging van de wisteria bloemtrossen (in de wind) |
fujinami-藤波 | bloemen van de wisteria [Blauweregen] |
fukanzenka-不完全花 | onvolledige [imperfecte] bloem (een bloem die niet alle bloemdelen heeft) |
fukinotō-蕗の薹 | (eetbare) jonge bloemstengel van het Japans hoefblad (Petasites japonicus) |
furawā-フラワー | bloem |
furījia-フリージア | fresia (bloem) |
fusa-房 | tros (bloemen, vruchten, e.d.) |
gābera-ガーベラ | gerbera (bloem) |
gibōshu-擬宝珠 | alliumbloem |
gogyō-御形 | droogbloem; zevenjaarsbloem (Gnaphalium affine) |
guren-紅蓮 | helderrode lotusbloem |
ha-葉 | een blad (van een plant, boom, of bloem) |
hana-花 | bloem; kersenbloesem |
hanabasami-花鋏 | bloemenschaar |
hanabatake-花畑 | bloementuin; bloembed; veld met bloemen |
hanabira-花弁 | bloemblaadje |
hanadai-花代 | geldbedrag voor bloemen |
hanafubuki-花吹雪 | bloemblaadjes die door de wind (geblazen) dwarrelen in de lucht (als sneeuw) |
hanagata-花形 | bloemendessin |
hanagoyomi-花暦 | bloemen kalender (waarop de bloemen zijn gerangschikt naar bloeitijd) |
hanagoza-花茣蓙 | een mat met een (ingeweven) bloemenpatroon |
hanahazukashii-花恥ずかしい | uitzonderlijk mooi (lett. zo mooi dat bloemen erdoor in verlegenheid gebracht worden) |
hanaike-花生け | (bloemen)vaas |
hanaire-花入れ | (bloemen)vaas |
hanairo-花色 | bloemkleur |
hanakago-花籠 | bloemenmand; mand met bloemen |
hanakanzashi-花簪 | een haarspeld (kanzashi) versierd met kunstbloemen |
hanakanzashi-花簪 | een eenjarige plant uit de familie Asteraceae (ook gebruikt als droogbloem) |
hanakotoba-花言葉 | de taal der bloemen; (symbolische) betekenis van bloemen |
hanamatsuri-花祭り | bloemenfestival ter viering van de verjaardag van Boeddha (8 april) |
hanamatsuri-花祭り | bloemenfestival in het Kitashitara-district, in de prefectuur Aichi (aan het einde van het jaar tot nieuwjaar) |
hanami-花実 | bloemen en vruchten [fruit] |
hanami-花見 | (lett. bloemen kijken) Japanse traditie om in de lente gezamenlijk de (voorbijgaande) schoonheid van de kersen- en pruimenbloesems te gaan bewonderen |
hanamidō-花御堂 | een zaaltje versierd met bloemen voor de viering van de verjaardag van Boeddha (8 april) |
hanamoji-花文字 | hoofdletters; letters versierd met bloemdessins; bloemen geplant in de vorm van letters |
hanamori-花守 | het beschermen [bewaken] van bloemen (m.n. kersenbloesems) |
hanamori-花守 | iemand die bloemen beschermt [bewaakt] (m.n. kersenbloesems) |
hanamushiro-花筵 | een mat met een (ingeweven) bloemenpatroon |
hanamushiro-花筵 | (fig.) een bloemenkleed (een laag van op de grond gewaaide bloemblaadjes) |
hanaochi-花落ち | jonge vruchten zoals aubergines en komkommers, die worden geoogst kort nadat de bloemen zijn afgevallen |
hanataba-花束 | boeket (bloemen); bloemstuk |
hanauri-花売り | de bloemenverkoop; het verkopen van bloemen |
hanauri-花売り | de bloemenverkoper |
hanawa-花輪 | bloemkrans; guirlande; bloemenslinger |
hanaya-花屋 | bloemenwinkeltje; bloemenstalletje |
hanaya-花屋 | bloemenverkoper |
hanayasai-花椰菜 | bloemkool |
hanazono-花園 | bloementuin |
hanazukuri-花作り | bloemkwekerij; bloementeelt |
hanazukuri-花作り | bloemkweker |
higuruma-日車 | zonnebloem (Helianthus annuus) |
himawari-向日葵 | zonnebloem (Helianthus annuus) |
himawariyu-ヒマワリ油 | zonnebloemolie |
hohoemu-微笑む | (van bloemen) beginnen te bloeien; opengaan |
hōshin-芳信 | bericht over het bloeien van de bloemen [kersenbloesems] |
hotarubukuro-蛍袋 | klokjesbloem (Campanula punctata) |
hyakka-百花 | vele [allerlei (soorten)] bloemen |
ikarisō-碇草 | elfenbloem (Epimedium grandiflorum) |
ikebana-生け花 | bloemschikkunst; bloemstuk |
ikeru-生ける | (bloem)schikken; planten |
kaben-花弁 | bloemblaadje |
kabin-花瓶 | (bloemen)vaas |
kadan-花壇 | bloemperk; bloembed |
kadō-華道 | Japanse bloemsierkunst; Japans bloemschikken |
kaga-夏芽 | zomerknoppen (bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen) |
kahen-花片 | elk van de bloemblaadjes; kroonblad |
kaika-開花 | het ontluiken [tot bloei komen] van bloemen |
kajitsu-花実 | bloemen en vruchten [fruit] |
kakei-花茎 | bloemstengel; bloemsteel |
kakō-花梗 | bloemstengel; bloemsteel |
kamibana-紙花 | papieren bloem (vaak gebruikt bij begrafenissen) |
kanzenka-完全花 | volledige [perfecte] bloem |
karaage-唐揚げ | (met sojasaus en mirin) gemarineerde, in tarwebloem gerolde en daarna gefrituurde stukjes kip of vis |
karifurawā-カリフラワー | bloemkool |
kashin-花心 | het hart van een bloem (waar de stamper en meeldraden zitten) |
kataku-花托 | torus; bloembodem (de bovenkant van de bloemsteel waar bloemblaadjes, stampers, etc. aan vastzitten) |
kenka-献花 | bloemenoffer; het offeren van bloemen |
kenka-県花 | bloem als embleem van een prefectuur |
kenran-絢爛 | pracht; bloemrijkheid; oogverblindendheid |
kenzan-剣山 | bloemenprikker (gebruikt bij ikebana (bloemschikken) |
kikka-菊花 | chrysantenbloem; bloem(en) van een chrysant |
kikka-菊花 | chrysantenbloem patroon |
kinpōge-金鳳花 | boterbloem (Ranunculus japonicus) |
kinsenka-金盞花 | goudsbloem (Calendula officinalis) |
kirengeshōma-黄蓮華升麻 | Japanse wasbloem (Kirengeshoma palmata) |
kiribana-切り花 | snijbloem(en) |
kisumire-黄菫 | Viola orientalis (bloem) |
kokka-国花 | nationale bloem (die symbool staat voor een land) |
kokonmeikasen-古今名歌選 | een bloemlezing van oude en nieuwe gedichten |
komugiko-小麦粉 | tarwebloem; tarwemeel |
kosāju-コサージュ | corsage (bloemendecoratie gedragen op kleding) |
koto-糊塗 | het verdoezelen; wegpoetsen; verhullen; verbloemen |
kotosuru-糊塗する | verdoezelen; wegpoetsen; verhullen; verbloemen |
kuki-茎 | de stengel [steel] (van een plant of bloem) |
kurinsō-九輪草 | Japanse sleutelbloem (Primula japonica) |
kuroyuri-黒百合 | (Kamchatka) kievitsbloem (Fritillaria camschatcensis) |
kusabana-草花 | boeiende plant; bloem |
kusaichi-草市 | bloemenmarkt tijdens het Obon festival |
kyōka-供花 | bloemenoffer |
kyōkasuigetsu-鏡花水月 | iets dat mooi en zichtbaar is maar niet aangeraakt kan worden, zoals de reflectie van bloemen in een spiegel of die van de maan in het water |
kyūkei-球茎 | (plantk.) knol; (bloem)bol |
matsuyoigusa-待宵草 | teunisbloem (Oenothera stricta) |
mebana-雌花 | vrouwelijke bloem; stamperbloem (bloem met alleen een stamper) |
merikenko-メリケン粉 | tarwebloem; tarwemeel (m.n. van Amerikaanse tarwe) |
mikai-未開 | een bloem die nog niet bloeit |
misumisō-三角草 | leverbloempje (Hepatica) |
mononome-物の芽 | de bloemknoppen die in de lente uitkomen |
moribana-盛り花 | een bepaalde ikebana-stijl; bloemenarrangement |
mudabana-無駄花 | een bloem die geen vrucht draagt |
mugiko-麦粉 | tarwebloem; tarwemeel |
munieru-ムニエル | (voor het bakken) in bloem gewenteld ingrediënt (zoals vis b.v.) |
murozaki-室咲き | kasbloem(en); in kassen geteelde bloemen |
murozaki-室咲き | de teelt [het kweken] van bloemen in de kas |
nageire-投げ入れ | vrije stijl ikebana (bloemschikken) arrangement |
nanakusa-七草 | de zeven herfstbloemen |
nanohana-菜の花 | koolzaad bloemen |
natsume-夏芽 | bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen; zomerknoppen |
nichirinsō-日輪草 | zonnebloem (Helianthus annuus) |
nogusa-野草 | wilde grassen [planten; bloemen] |
nōzenkazura-凌霄花 | trompetbloem; trompetklimmer (Campsis grandiflora) |
nume-絖 | glanzende dunne zijde (gebruikt in de Japanse schilderkunst en bij het maken van kunstbloemen) |
obana-雄花 | mannelijke bloem; bloem met alleen meeldraden |
ogyō-御形 | droogbloem; zevenjaarsbloem (Gnaphalium affine) |
ohanabatake-お花畑 | een veld met alpenbloemen |
oshiba-押し葉 | gedroogd [droog-geperst] blad [bloem] (voor herbarium) |
popuri-ポプリ | potpourri (geurig mengsel van gedroogde bloemen) |
purantā-プランター | bloembak; plantenbak; bloempot |
purimura-プリムラ | primula (sleutelbloem) |
rakka-落花 | vallende [gevallen] bloesems [bloemblaadjes] |
rangiku-乱菊 | patroon van chrysanten met ongeordende bloemblaadjes (m.n. op familiewapens) |
rantana-ランタナ | wisselbloem (Lantana camara) |
renge-蓮華 | lotusbloem |
rīsu-リース | bloemenkrans; grafkrans; lauwerkrans |
sakurasō-桜草 | sleutelbloem (Primula sieboldii) |
seika-生花 | bloemstuk; bloemschikking |
seika-生花 | verse bloem(en) |
senka-選歌 | selectie gedichten; bloemlezing; een geselecteerd gedicht |
setsugetsuka-雪月花 | de maan, sneeuw, en bloemen (de schoonheid van alle seizoenen) |
shichihenge-七変化 | (andere naam voor) de wisselbloem (Lantana camara) |
shika-雌花 | vrouwelijke bloem; stamperbloem (bloem met alleen een stamper) |
shikashū-詞華集 | anthologie; bloemlezing |
shikonnobotan-紫紺野牡丹 | Tibouchina; Spinnenbloem (Tibouchina urvilleana) |
shion-紫苑 | purperaster (bloem: Aster tataricus) |
shisō-詞藻 | poëtisch [bloemrijk] taalgebruik; stijlfiguur; poëtische uitdrukking [retoriek] |
shungiku-春菊 | gekroonde ganzenbloem (Chrysanthemum coronarium) |
soreiyu-ソレイユ | zonnebloem |
suiban-水盤 | schaal voor ikebana (bloemschikken) arrangement |
sutemu-ステム | stengel (van een bloem) |
takanenohana-高嶺の花 | (lett. een bloem op een hoge bergtop) iets dat buiten je bereik is; iets waar je naar verlangt maar niet kunt bereiken |
tamasudare-玉簾 | Witte westenwindbloem (Zephyranthes candida) |
tanpopo-蒲公英 | paardenbloem (Taraxacum) |
teike-手生け | eigen bloemschikcompositie; zelf een bloemstuk maken |
tōga-冬芽 | bloem- of (blad)knoppen die gedurende de late zomer tot aan de herfst onstaan, de winter in dormante staat doorbrengen, om uiteindelijk in de lente op |
tōjōka-頭状花 | bloemhoofdje; korfje (bloeiwijze) |
toritsukurou-取り繕う | gladstrijken; effenen; verbloemen |
tsukimisō-月見草 | (soort) teunisbloem (Oenothera tetraptera) |
tsukiyukihana-月雪花 | maan, sneeuw, en bloemen (schoonheid in alle seizoenen) |
tsumikusa-摘み草 | het plukken van (wilde) planten, kruiden en bloemen |
tsuribune-釣り船 | een bootvormige bloemenvaas [bloempot] |
uekibachi-植木鉢 | bloempot; plantenpot |
unohana-卯の花 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
utena-台 | (plantkunde) (bloem)kelk |
utsugi-空木 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
wabisuke-侘助 | Wabisuke camelia (een variëteit van de Camellia Japonica, met kleine enkele bloemen; vanwege hun eenvoud vaak gebruikt bij theeceremonies) |
yae-八重 | achtvoud; meerlaags [meerlagig]; dubbel (bloem) |
yasatsu-野冊 | plantenpers (twee bamboe plankjes waartussen bladeren en bloemen geperst worden om ze te drogen) |
yasō-野草 | wilde grassen [planten; bloemen] |
yoimachigusa-宵待草 | teunisbloem (Oenothera) |
yōka-妖花 | een betoverend mooie bloem [schoonheid] |
yūgao-夕顔 | maanbloem (Ipomoea alba) |
yugeshō-夕化粧 | teunisbloem (Onoethera stricta) |
yūka-雄花 | mannelijke bloem; bloem met alleen meeldraden |
yukiwarisō-雪割草 | leverbloempje (Hepatica) |
yurine-百合根 | leliewortel; lelie bloembol |
zanka-残花 | de laatste bloemen die nog bloeien |
zōka-造花 | kunstbloem; namaakbloem |
zukezuke-ずけずけ | (onomatopee) openhartig; (onaangenaam) oprecht; onverbloemd; er geen doekjes om winden |