hart / hart ( het (o) | znw | harten )
1心臓 [(orgaan)]
Dat is slecht voor je hart.
それは心臓に悪い。
それは心臓に悪い。
2心 [(fig., gemoed)]
Kruisverwijzing
hart
lemma | meaning |
---|---|
ai-愛 | liefde; verliefdheid; passie; hartstocht |
ai-愛 | barmhartigheid; erbarmen |
akami-赤身 | kernhout; hout in het hart van een boom |
akarasama-あからさま | op een openhartige [eerlijke; directe] manier |
akeppanashi-開けっ放し | openhartig; oprecht; onverbloemd; onomwonden |
akeppiroge-開けっ広げ | oprechtheid; openhartigheid |
akesuke-明け透け | eerlijk [oprecht; openhartig] zijn |
an'i-安易 | luchthartigheid; gemakkelijk in de omgang zijn |
atataka-暖か | warmte (fig., gevoel, etc.); hartelijkheid; vriendelijkheid |
atatakai-暖かい | vriendelijk; teder; liefhebbend; hartelijk |
atsuatsu-熱熱 | hartstochtelijke liefde [verliefdheid] |
atsui-厚い | vriendelijk; hartelijk; zorgzaam; meelevend |
atsui-熱い | hartstochtelijk; vurig |
attakai-暖かい | vriendelijk; teder; liefhebbend; hartelijk |
aware-哀れ | (arch.) iets dat geliefd [dierbaar] is; iets dat na aan het hart ligt |
awaremu-哀れむ | goedhartig [vriendelijk; welwillend] zijn (jegens iem.) |
benmaku-弁膜 | klep (van hart, bloedvaten) |
chātā-チャーター | het charteren; huur |
chijō-痴情 | blinde hartstocht; waanzinnige [dwaze] verliefdheid |
chishio-血潮 | warmbloedigheid; hartstochtelijkheid |
chisō-馳走 | gastvrijheid; hartelijkheid; gulheid |
chokugen-直言 | het openhartig [ronduit; ongezouten] spreken |
chūkaku-中核 | kern; hart; middelpunt |
chūō-中央 | centrum; kern; hart; midden |
chūshin-忠臣 | (vanaf de Heian periode, een ander woord voor 准大臣) iemand die de taken van de hoofdstaatsdienaar kan behartigen |
chūshinbu-中心部 | middelpunt; hart; centrale deel; centrum |
daihi-大悲 | grote barmhartigheid [compassie} van Boeddha's en Bodhisattva's |
daijidaihi-大慈大悲 | (boeddh.) groot mededogen en grote genade; grote compassie en barmhartigheid |
daijōdan-大上段 | hooghartige houding |
danchō-断腸 | hartzeer; innig leed; smart; ziek van verdriet |
danshō-談笑 | een prettig [vriendelijk; luchthartig] gesprek |
dōki-動悸 | palpitatie; hartklopping |
doryō-度量 | grootmoedigheid, ruimhartigheid, tolerantie, generositeit, vrijgevigheid |
egui-蘞い | hard; harteloos |
fukuchū-腹中 | in je hart; van binnen; in de buik |
funinjō-不人情 | onvriendelijkheid; gebrek aan medeleven; harteloosheid |
funzorikaeru-ふんぞり返る | hooghartig [uit de hoogte] doen |
furanku-フランク | eerlijk; oprecht; openhartig |
furippu-フリップ | flipchart; flip-over (presentatiebord met kladbord) |
furippuchāto-フリップチャート | flipchart; flip-over (presentatiebord met kladbord) |
furōchāto-フロー・チャート | stroomschema; stroomdiagram; flowchart |
furyūmonji-不立文字 | (Zen boeddhisme) spirituele bewustwording (overgebracht van hart naar hart, zonder woorden of letters) |
fuseimyaku-不整脈 | onregelmatige polsslag [hartslag] |
gekijō-激情 | hevige emotie; hartstocht; passie; drift |
gekiteki-劇的 | dramatisch; drastisch; ontroerend; hartverscheurend |
guchoku-愚直 | simpele [ongecompliceerde] eerlijkheid [openhartigheid] |
hakudō-拍動 | polsslag; hartslag |
hanafukashi-春深し | hartje lente; midden in de lente |
hāto-ハート | harten (in kaartspel) |
hātobureiku-ハートブレイク | liefdesverdriet; hartzeer |
hatsu-ハツ | hart (van dieren, als ingrediënt in grillgerechten of spiesjes, zoals b.v. yakiniku en yakitori) |
horeru-惚れる | verliefd worden op; je hart verliezen |
ichiisenshin-一意専心 | volmondig; toegewijd; van ganser harte |
ingō-因業 | hardvochtigheid; harteloosheid; genadeloosheid; meedogenloosheid |
isoiso-いそいそ | (onomatopee) opgewekt; vrolijk; blij; luchthartig; opgewonden [huppelend] van blijdschap |
isshindōtai-一心同体 | hart en ziel zijn één; twee harten kloppen als één; twee zielen, één gedachte |
isshinfuran-一心不乱 | met hart en ziel; doelbewust; vastberaden |
isshōkenmei-一生懸命 | met hart en ziel, intens; vol overgave; uit alle macht; met de volle inzet |
itawashii-労しい | hartverscheurend; zielig; beklagenswaardig; meelijwekkend |
jihi-慈悲 | mededogen; barmhartigheid; genade |
jōnen-情念 | emotie; hartstocht; gevoelens |
jundaijin-准大臣 | (Heian periode) iemand die de taken van de hoofdstaatsdienaar kan behartigen |
junkanki-循環器 | hart- en bloedvatenstelsel |
jūōmujin-縦横無尽 | zonder remmingen; onbelemmerd [onbeperkt] zijn; naar hartenlust |
kantai-款待 | vriendelijke bejegening; gastvrijheid; hartelijkheid |
karui-軽い | makkelijk; luchthartig; ongedwongen |
kashikiru-貸し切る | reserveren; boeken; afhuren; charteren |
kashin-花心 | het hart van een bloem (waar de stamper en meeldraden zitten) |
kemansō-華鬘草 | (plant) gebroken hartje; tranend hartje (Dicentra spectabilis) |
kenshō-憲章 | handvest; pact; charter |
kigaru-気軽 | luchthartigheid; zorgeloosheid |
kigurai-気位 | hooghartigheid; arrogantie; trots |
kihai-気配 | attentie; hartelijkheid |
kiraku-気楽 | relaxed [zorgeloos; luchthartig] zijn |
kisaku-気さく | spontaan; hartelijk; vriendelijk; oprecht zijn |
kisshu-キッシュ | quiche (hartige taart) |
koa-コア | wezen; essentie; hart; ziel |
kodō-鼓動 | hartslag; polsslag; hartklopping; palpitatie |
kodō-鼓動 | (fig.) hartslag |
kodomogokoro-子供心 | kinderziel; het (onschuldige) gemoed [hart; gevoel] (als) van een kind |
koi-恋 | liefde; hartstocht; passie |
koinegau-希う | (hartstochtelijk) verlangen; wensen; hopen; smeken; verzoeken |
koiniochiru-恋に落ちる | verliefd worden (op); zijn hart verliezen (aan) |
koisuru-恋する | verliefd zijn [worden] (op); zijn hart verliezen (aan); |
kokoro-心 | hart; ziel; geest; gevoelens; mentaliteit; karakter; aard; persoonlijkheid |
kokoroatatamaru-心温まる | hartverwarmend zijn |
kokorohisokani-心密かに | innerlijk; inwendig; van binnen; geheim; diep in het hart |
kokorokara-心から | van harte |
kokoronai-心ない | harteloos; gevoelloos; wreed; hardvochtig |
kokoroyuku-心ゆく | volledig; ten volle; naar hartenlust; tot volle tevredenheid |
konsho-懇書 | een [uw] vriendelijke [hartelijke] brief |
kontoku-懇篤 | vriendelijkheid; hartelijkheid |
kyōchū-胸中 | zijn hart [gemoed; gevoelens; binnenste] |
kyōkai-胸懐 | gevoelens; gedachten; (in je) hart; van binnen |
kyōri-胸裏 | in het hart; gevoelens |
maguna・karuta-マグナ・カルタ | Magna Charta (oorkonde uit 1215, die de grondslag is van de Engelse staatsinrichting) |
makoto-誠 | eerlijkheid; oprechtheid; trouw(hartig)heid; toewijding |
makotoni-誠に | oprecht; van harte |
manatsu-真夏 | midzomer; hartje zomer |
mi-身 | gevoel; hart |
monjayaki-もんじゃ焼き | hartige pannenkoek met een verscheidenheid aan ingrediënten (groente, vis, vlees, e.d.) |
mujō-無情 | harteloosheid; hardvochtigheid; wreedheid\ |
mune-胸 | hart; longen; maag |
musumegokoro-娘心 | meisjesachtige geest [hart; aard]; meisjesachtige onschuld |
myaku-脈 | polsslag; hartslag |
nagarezu-流れ図 | stroomschema; stroomdiagram; flowchart |
nagatachō-永田町 | het politieke hart van Japan |
naiō-内奥 | diep van binnen; diep in je hart [ziel] |
naishin-内心 | innerlijke gedachten; ware bedoeling; hart en ziel; diep vanbinnen |
nakamutsumajii-仲睦まじい | intiem; hartelijk; harmonieus |
nasakebukai-情け深い | meelevend; sympathiek; welwillend; goedhartig |
nasakeshirazu-情け知らず | genadeloosheid; harteloosheid |
nasakeshirazu-情け知らず | een genadeloos [harteloos] iemand |
nehan-涅槃 | nirwana; verlichting; (geestelijke) bevrijding van slechte hartstochten en de kringloop van wedergeboortes |
nekkara-根っから | van nature; door en door; in hart en nieren |
nesshō-熱唱 | het hartstochtelijk [enthousiast; uit volle borst] zingen |
netsui-熱意 | vurig enthousiasme; ijver; hartstocht |
netsujō-熱情 | hartstocht; vurige passie |
ninmenjūshin-人面獣心 | bruut; monster; wreed [harteloos; beestachtig] persoon |
nōkō-濃厚 | gepassioneerd [vol passie; hartstochtelijk] zijn |
ōgi-奥義 | essentie; hart; diepste niveau |
ogori-驕り | arrogantie; hooghartigheid; verwaandheid |
ogoru-驕る | arrogant [hooghartig] zijn; pochen; opscheppen; zich uitsloven |
ōhei-横柄 | hooghartigheid; trots; hoogmoed |
omousama-思うさま | naar hartelust |
omouzonbun-思う存分 | naar hartelust; naar volle tevredenheid; volop; met volle teugen; tot het uiterste; zonder zich in te houden |
ooppira-大っぴら | het openhartig [ongeremd; niet ingetogen] zijn |
ōpun-オープン | open; openhartig; oprecht |
pakupaku-ぱくぱく | (onomatopee) verorberend; naar hartelust etend; opslokkend; verslindend; |
parusu-パルス | pols(slag); hartslag |
passhon-パッション | passie; hartstocht |
pēsumēkā-ペースメーカー | (medisch) pacemaker; hartsimulator |
purusu-プルス | pols(slag); hartslag |
reiketsu-冷血 | harteloosheid; ongevoeligheid |
reikoku-冷酷 | wreedheid; meedogenloosheid; harteloosheid |
sanmon-三門 | hoofdpoort in het hart van een boeddhistisch (Zen) tempelcomplex (meestal tussen de buitenpoort en de Hal van Boeddha) |
sapparishita-さっぱりした | opgelucht; opgefrist; openhartig |
seishinseii-誠心誠意 | oprecht; van ganser harte |
sekishin-赤心 | oprechtheid; openhartigheid; toewijding |
setsunai-切ない | pijnlijk; hartverscheurend; verstikkend |
shaka-釈迦 | Shakyamuni; Siddhartha Gautama; Boeddha |
shinbō-心房 | hartkamer; atrium |
shinchū-心中 | je ware inborst; innerlijk; hart; geest |
shindenzu-心電図 | elektrocardiogram; ECG; hartfilmpje |
shinfuzen-心不全 | hartfalen |
shinkara-心から | van nature; oprecht; uit de grond van mijn hart; van harte |
shinkekkanshikkan-心血管疾患 | cardiovasculaire aandoeningen; hart- en vaatziekten |
shinketsu-心血 | (fig.) hartenbloed; levensvocht; hart en ziel |
shinki-心悸 | hartkloppingen |
shinkikōshin-心悸亢進 | hartkloppingen |
shinkin-心筋 | hartspier; myocardium |
shinkinkōsoku-心筋梗塞 | hartinfarct |
shinkinō-心機能 | hartfunctie |
shinkinōfuzen-心機能不全 | hartinsufficiëntie |
shinmaku-心膜 | pericardium; pericard; hartzakje |
shinmakuen-心膜炎 | pericarditis (ontsteking van het hartzakje)) |
shinnaimaku-心内膜 | endocardium; endocarp (binnenbekleding van het hart) |
shinnō-心嚢 | hartzakje; pericardium |
shinpaku-心拍 | hartslag |
shinshitsu-心室 | hartkamer |
shinshitsukan-心疾患 | hartaandoening |
shinshitsusaidō-心室細動 | hartkamerfibrileren |
shinsō-深層 | diep (verborgen) in het bewustzijn [het hart; de ziel] |
shintan-心胆 | hart; durf; lef; moed |
shintei-心底 | (uit) de grond van het hart; het diepste innerlijk |
shinteishi-心停止 | hartstilstand; hartverlamming |
shinzai-心材 | kernhout; hout in het hart van een boom |
shinzatsuon-心雑音 | hartgeruis |
shinzō-心臓 | hart (orgaan) |
shinzōbenmaku-心臓弁膜 | hartklep |
shinzōbyō-心臓病 | hartziekte; hartaandoening |
shinzōgeka-心臓外科 | hartchirurgie |
shinzōhossa-心臓発作 | hartaanval |
shinzōishoku-心臓移植 | harttransplantatie |
shinzōmahi-心臓麻痺 | hartaanval; hartinfarct |
shinzōmassāji-心臓マッサージ | hartmassage |
shinzōsenmon'i-心臓専門医 | cardioloog; hartspecialist |
shinzōshinkeishō-心臓神経症 | hartneurose; neurotische hartaandoening |
shinzōteishi-心臓停止 | hartstilstand; hartverlamming |
shin'ō-心奥 | het diepste van het hart; de grond van mijn hart |
shin'yū-心友 | boezemvriend; boezemvriendin; hartsvriendin |
shoppai-塩っぱい | zout; zoutig; zilt; hartig |
sokusoku-惻惻 | hartverscheurend [fel; bijtend] zijn |
tajō-多情 | passie; hartstocht |
takabisha-高飛車 | hooghartigheid; hoogmoedigheid; hoogdravendheid |
takaburu-高ぶる | zich hooghartig [bazig; trots] gedragen; uit de hoogte doen |
tantōchokunyū-単刀直入 | direct ter zake komen; rechtdoorzee; openhartig |
teatsui-手厚い | hartelijk; warm; gastvrij; attent |
tokimeku-ときめく | snel kloppen van het hart (van geluk, opwinding of vreugde) |
tsuntsun-つんつん | (onomatopee) trots; hooghartig; afstandelijk; onaangenaam; onvriendelijk |
tsurai-辛い | pijnlijk; moeilijk; zwaar; hartverscheurend; wreed |
uchitokeru-打ち解ける | openhartig [eerlijk] zijn |
ukiuki-うきうき | vrolijk; opgewekt; luchthartig |
unagasu-促す | aandringen; aansporen; bespoedigen; dringend verzoeken; op het hart drukken |
uwatchōshi-上っ調子 | luchthartigheid; oppervlakkigheid; op spottende toon [manier] |
yamafutokoro-山懐 | middenin de bergen; in het hart van de bergen |
yamaoku-山奥 | diep in de bergen; in het hart van het berggebied |
yōshanai-容赦ない | meedogenloos; onbarmhartig |
zatsuon-雑音 | geruis; geluid; ruis (van harttonen, frequenties, e.d.) |
zokkon-ぞっこん | geheel; uit de grond van je hart |
zukezuke-ずけずけ | (onomatopee) openhartig; (onaangenaam) oprecht; onverbloemd; er geen doekjes om winden |
zukizuki-ずきずき | (onomatopee) kloppend (pijn); hartenpijn; pijn van een gebroken hart |