adel / adel ( de (m) | znw | g.m.v. )
1貴族; 貴族の身分 [adelstand]
2心の気高さ; 高潔な心 [edele geaardheid]
Zie ook: adeldom
Zie ook: nobiliteit
Kruisverwijzing
adel
lemma | meaning |
---|---|
agemai-上米 | belastingheffing in rijst bij de krijgsadel (ter verlichting van de financiële nood tijdens de Tokugawa periode) |
akkōzōgon-悪口雑言 | gevloek; schelden; verbaal geweld; afgeven op; schadelijke roddels |
akuroporisu-アクロポリス | akropolis (hooggelegen burcht of citadel) |
akushotsuihō-悪書追放 | het verbieden van schadelijke publicaties |
an-鞍 | zadel |
anbu-鞍部 | zadel (lager gedeelte van een bergrug); pas ; col |
aori-障泥 | (paardrijden) een leren spatlap aan een zadel |
aporia-アポリア | aporie; besluiteloosheid; radeloosheid; onoplosbaar probleem |
arisutokurashī-アリストクラシー | aristocratie; de adel |
baishō-賠償 | compensatie; schadevergoeding; schadeloosstelling |
baron-バロン | baron (adellijke rang) |
benshō-弁償 | compensatie; herstelbetaling; schadeloosstelling |
benshōsuru-弁償する | compenseren; schadeloosstellen |
bujokuteki-侮辱的 | beledigend; kwetsend; aanstootgevend; smadelijk |
buke-武家 | krijgsadel; krijgselite; samoerai clan [familie] |
danshaku-男爵 | baron (5de rang in de Japanse adelstand) |
dējī-デージー | madeliefje; meizoentje |
den-殿 | paleis; huis [behuizing] van een adellijk persoon |
desuperēto-デスペレート | wanhopig; radeloos |
doku-毒 | vergif; gif; giftige [schadelijke] stof |
ekichō-益鳥 | vogels die nuttig zijn voor de landbouw (b.v. omdat ze schadelijke insecten opeten) |
fukassei-不活性 | inactiviteit; laksheid; dadeloosheid; inertie |
fune-船 | dood(s)kist (voor de krijgsadel) |
gaichō-害鳥 | vogels die schadelijk zijn voor de landbouw |
gaichū-害虫 | schadelijk insect; ongedierte |
gajō-牙城 | fort; burcht; citadel; bastion; bolwerk |
gekibutsu-劇物 | schadelijke [giftige] stoffen |
gorimuchū-五里霧中 | radeloosheid; verbijsterd [in de war; verdwaald; de kluts kwijt] zijn |
hedomodo-へどもど | de kluts kwijt; radeloos; in verwarring |
hidoi-酷い | wreed; gemeen; schandalig; genadeloos |
hinagiku-雛菊 | madeliefje; meizoentje |
hōshō-報償 | compensatie; (schade)vergoeding; schadeloosstelling |
hoshō-補償 | compensatie; schadevergoeding; schadeloosheidstelling |
hoshōsuru-補償する | compenseren; schadeloosstellen; goedmaken; (schuld) vereffenen |
īguru-イーグル | adelaar; arend |
ingō-因業 | hardvochtigheid; harteloosheid; genadeloosheid; meedogenloosheid |
itachigokko-鼬ごっこ | ratrace; felle jacht op [streven naar] een positie [resultaat]; genadeloze concurrentie; kat-en-muisspel |
itchōittan-一長一短 | voor- en nadelen; sterke en zwakke punten; de voors en tegens van iets |
jisha-侍者 | dienaar (bij vooraanstaande [adellijke] families) |
jōkaku-城郭 | kasteel met verdedigingswerk (slotgracht, etc.) en/of versterkingen; citadel |
jōrō-上﨟 | een adellijke dame; edelvrouw |
kariginu-狩衣 | informele kleding van de hofadel in de Heian periode (oorspronkelijk gedragen tijdens de jacht) |
kashoku-家職 | een familielid (van samoerai, van adel, of van een rijke familie), dat verantwoordelijk is voor huishoudelijke zaken |
kazoku-華族 | adel; aristocratie |
kifujin-貴婦人 | een adellijke vrouw; edelvrouw |
kikōshi-貴公子 | een jongeman met een adellijk [edel; nobel] voorkomen [gelaat] |
kizokuseiji-貴族政治 | aristocratie; de adel |
kōki-高貴 | hoge rang [klasse]; adel |
korogaki-枯露柿 | gedroogde dadelpruim |
kōshaku-侯爵 | (adellijke titel) markies; markiezin |
kuge-公家 | hofadel; edele |
kura-鞍 | zadel |
kyōsai-恐妻 | onderdanigheid van een man aan zijn bazige [genadeloze) vrouw [echtgenote] |
kyōsaibentō-恐妻弁当 | (semi-humoristisch) de lunchbox (al dan niet met vergif) klaargemaakt door een bazige [genadeloze) vrouw [echtgenote] |
meika-名家 | een adelijke familie |
midai-御台 | hofbestek (artikelen in gebruik aan het keizerlijk hof en bij de adel) |
mugai-無害 | onschadelijkheid; onschuld |
mugoi-惨い | wreed; genadeloos; meedogenloos; gruwelijk |
mujihi-無慈悲 | genadeloosheid; meedogenloosheid; wreedheid |
nanori-名乗り | naam na het bereiken van volwassenheid bij adelijke en samoerai families |
nasakeshirazu-情け知らず | genadeloosheid; harteloosheid |
nasakeshirazu-情け知らず | een genadeloos [harteloos] iemand |
natsume-棗 | jujube (een vrucht, soort rode dadel) |
natsumeyashi-棗椰子 | dadel (vrucht) |
natsumeyashi-棗椰子 | dadelpalm (Phoenix dactylifera) |
nejiro-根城 | vesting; fort; bolwerk; citadel |
nomitorimanako-蚤取り眼 | scherpe blik [ogen]; adelaarsblik; arendsblik; arendsogen |
okami-御上 | aanspreektitel voor iemand van adel |
okugata-奥方 | bij krijgsadel het woongedeelte waar de vrouwen hun verblijf hebben |
okugata-奥方 | (erend) de vrouw [echtgenote] van iemand hoog in rang binnen de hofadel, krijgsadel, e.d. |
ootono-大殿 | edelman; hoofd van een adellijke familie |
sadoru-サドル | zadel (voor paard, fiets, etc.) |
shakui-爵位 | adel(stand); adellijke rang |
sokonau-損なう | schadelijk zijn; schaden; beschadigen; kwetsen; schenden |
sokoneru-損ねる | schadelijk zijn; schaden; beschadigen; kwetsen; schenden |
songaibaishō-損害賠償 | schadevergoeding; schadeloosstelling; tegemoetkoming [vergoeding; compensatie] voor geleden schade |
tehidoi-手酷い | streng; strikt; hard; genadeloos; hardvochtig |
tono-殿 | huis [behuizing] van een adellijk persoon |
tsuma-端 | een driehoekige muur aan de zijkant van een gevel of een zadeldak |
tsutsushimi-慎み | (Edo periode) strafmaatregel in de vorm van huisarrest bij de hofadel en krijgsadel |
warabi-蕨 | adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) |
washi-鷲 | adelaar; arend |
washizukami-鷲掴み | het stevig [ruw] beetpakken [grijpen] (zoals een adelaar zijn prooi grijpt) |
yakata-屋形 | paleis; herenhuis; residentie (van de adel) |
yūgai-有害 | schadelijk zijn |
yūhitsu-右筆 | (bij de krijgsadel) iemand die belast is met het schrijven van documenten in adelijke families |
yūshō-有償 | compensatie; schadeloosstelling |
zankoku-残酷 | wreedheid; bruutheid; genadeloosheid |
zehi-是非 | goed en fout; plussen en minnen; voor- en nadelen |
zetsubōteki-絶望的 | wanhopig; radeloos; vertwijfeld |