aseru-焦る | opgewonden [in paniek] raken; angstig worden |
buchiageru-打ち上げる | enthousiast [opgewonden] worden |
dogimagi-どぎまぎ | opgewonden; boos; nerveus |
dogimagisuru-どぎまぎする | opgewonden raken; boos zijn; nerveus worden; de tegenwoordigheid van geest verliezen |
dosei-怒声 | stemverheffing; kwade [boze; opgewonden] toon |
ekisaito-エキサイト | enthousiast; opgewonden |
fushōsha-負傷者 | gewonde; slachtoffer |
hansō-搬送 | vervoer per ambulance (van patiënten, gewonden, e.d.) |
harikiru-張り切る | (tot het uiterste) gespannen zijn; nerveus [opgewonden] zijn |
isoiso-いそいそ | (onomatopee) opgewekt; vrolijk; blij; luchthartig; opgewonden [huppelend] van blijdschap |
jūshōsha-重傷者 | een zwaargewonde (persoon) |
kandōsuru-感動する | ontroerd worden; geëmotioneerd [opgewonden] raken |
keganin-怪我人 | gewonde(n); gewonde mensen |
kiou-気負う | opgewonden [enthousiast; zenuwachtig] worden (alvorens iets te doen) |
kōfun-興奮 | opwinding; opgewondenheid; opschudding; opleving |
noboru-上る | opgewonden [geagiteerd] raken [worden] |
ōbāhīto-オーバーヒート | oververhit worden; opgewonden [opgehitst] raken |
shishōjiko-死傷事故 | ongeluk met doden en gewonden |
shishōsha-死傷者 | doden en gewonden; slachtoffers |
shōbyōhei-傷病兵 | gewonde en zieke soldaten; de gewonden en zieken |
sowasowa-そわそわ | onrustig; nerveus; opgewonden |
teoi-手負い | een gewonde; iemand die gewond is |
wakuwaku-わくわく | (onomatopee) nerveus [opgewonden] (over); trillend |