Kruisverwijzing
geloof
lemma | meaning |
---|---|
akujiki-悪食 | het eten van vlees, hetgeen volgens het Boeddhistische geloof verboden is |
akuma-悪魔 | Satan [de duivel] (in het christelijke geloof) |
akumonogui-悪物食い | het eten van vlees, hetgeen volgens het Boeddhistische geloof verboden is |
bateren-バテレン | Christendom; Christelijk geloof; Christen |
dansonjohi-男尊女卑 | mannelijk chauvinisme; (geloof in) de superioriteit van mannen over vrouwen (lett. de man is geëerd, de vrouw nederig) |
fēsu-フェース | geloof; geloofsovertuiging; religie |
fumie-踏み絵 | een christelijke afbeelding, waar men op moest lopen om te bewijzen geen aanhanger te zijn van het verboden christelijke geloof (Edo-periode) |
fushin-不審 | twijfel; ongeloof; wantrouwen; verdenking |
haikyō-背教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
ishigami-石神 | een heilige steen [rots] (waarvan men gelooft dat er een godheid in woont)) |
isshinkyō-一神教 | monotheïsme (geloof in één god) |
josondanpi-女尊男卑 | vrouwelijk chauvinisme; (het geloof in) de superioriteit van vrouwen over mannen (lett. de vrouw is geëerd, de man nederig) |
kakushin-確信 | overtuiging; vertrouwen; vast geloof |
kie-帰衣 | aanvaarding van een geloof (shinto, boeddhisme, e.d.) |
kikyō-棄教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
kisōtengai-奇想天外 | fantastisch [bizar; ongelooflijk; uitzonderlijk] zijn; niet van deze wereld zijn |
makotoshiyaka-真しやか | aannemelijk (maar niet waar) zijn; geloofwaardig zijn (b.v. van een leugen) |
meishin-迷信 | bijgeloof |
minkanshinkō-民間信仰 | volksgeloof |
mottomorashii-尤もらしい | geloofwaardig; serieus |
nakibokuro-泣き黒子 | een moedervlek onder een oog (volgens een Japans volksgeloof een teken dat iemand gevoelig is voor huilen) |
oshie-教え | leer; leerstelling; doctrine; geloof; filosofie |
rōma・katorikkukyō-ローマ・カトリック教 | het Rooms-katholieke geloof |
shinkō-信仰 | geloof; geloofsovertuiging; religie |
shinkyō-信教 | geloof; religie; godsdienst |
shinnen-信念 | overtuiging; geloof |
shinninjō-信任状 | geloofsbrief; referentie |
shinpōsha-信奉者 | volgeling; gelovige; belijder (van een geloof of godsdienst) |
shinpuku-信服 | geloof; overtuiging |
shinpyō-信憑 | vertrouwen; geloof |
shinpyōsei-信憑性 | geloofwaardigheid; betrouwbaarheid |
shinrai-信頼 | vertrouwen; geloof |
shin'yō-信用 | vertrouwen; geloof |
shoshin-所信 | (iemands) geloof; overtuiging |
shūgi-宗義 | fundamentele doctrine van een geloofsgemeenschap [sekte] |
taigimeibun-大義名分 | een goede [geloofwaardige] reden, rechtvaardiging |
tenkō-転向 | omslag; verschuiving; omschakeling; bekering (geloof, e.d.) |
tenshukyō-天主教 | het Rooms-katholieke geloof |
tōtemizumu-トーテミズム | totemisme (het geloof aan en verering van totems) |
yaso-ヤソ | het Christelijk geloof; Christendom; christenen |
zokuden-俗伝 | populaire legende; algemeen gezegde; volksgeloof |