dōjini-同時に | tegelijkertijd; gelijktijdig; tegelijk |
fugō-符合 | gelijktijdigheid; overeenstemming |
hei-併 | (in kanji combinaties) parallel; gelijktijdig; naast elkaar; op een rij; combinatie |
heikō-並行 | het gelijktijdig [parallel; naast elkaar] zijn [gaan] |
issei-一斉 | gelijktijdigheid |
nagara-ながら | (gevoegd achter een ww. geeft het aan een gelijktijdigheid van meerdere handelingen) terwijl; onder het...; al ...nde |
nagaraunten -ながら運転 | (wetsovertreding) autorijden gelijktijdig met een andere nevenactiviteit (telefoneren, sms-en e.d) |
seishō-斉唱 | in koor; gelijktijdigheid |
sukuranburukōsaten-スクランブル交差点 | schuine oversteekplaatsen; kruispunt waar voetgangers gelijktijdig in alle richtingen kunnen oversteken |