banryoku-蛮力 | fysieke [lichamelijke] kracht |
buttai-仏体 | Boeddha's fysieke lichaam |
buttekishōko-物的証拠 | fysiek [tastbaar] bewijsmateriaal |
chikaradameshi-力試し | test van fysieke kracht [vaardigheden]; proeve van bekwaamheid |
daino-大の | een zelfstandig iemand die zowel fysiek als mentaal volwassen is |
fijikaru-フィジカル | fysiek; lichamelijk |
futeishūso-不定愁訴 | psychosomatische symptomen; fysieke klachten (zonder aanwijsbare medisch-wetenschappelijke diagnose) |
gaikai-外界 | de buitenwereld; het uiterlijke; het fysieke |
ikenai-いけない | fysiek niet tegen alcohol kunnen |
jisshō-実証 | (in de traditionele Chinese (kruiden)geneeskunde) een constitutie met een fysieke kracht en sterke weerstand tegen ziekte |
keijika-形而下 | het fysische; het fysieke (overeenkomend met de natuur) |
ken'an-検案 | verkenning; oriënterend onderzoek (ter plaatse, van fysiek bewijsmateriaal, zoals (voet)sporen, e.d.) |
kinkotsu-筋骨 | fysieke kracht; gespierd zijn |
kojinsa-個人差 | individuele verschillen; verschillen tussen individuen op basis van hun mentale en fysieke kenmerken |
nikutai-肉体 | het lichaam (het vlees); het fysiek |
nikutairōdō-肉体労働 | fysieke [lichamelijke] arbeid |
nikutaiteki-肉体的 | fysiek; lichamelijk |
ryoryoku-膂力 | spierkracht; fysieke kracht |
seiriteki-生理的 | lichamelijk; fysiek; fysiologisch; instinctief |
shintai-身体 | lichaam; gestel; fysiek |
shintaikatsudō-身体活動 | lichamelijke [fysieke] activiteit |
shōyū-小勇 | fysieke [brute] moed |
sujibone-筋骨 | fysieke kracht |
taikaku-体格 | lichaamsbouw; constitutie; fysiek gestel |
tairyoku-体力 | lichaamskracht; fysieke kracht; uithoudingsvermogen |
taishitsu-体質 | fysieke [lichamelijke] gesteldheid |
tashinameru-窘める | (iem.) fysiek of mentaal pijnigen |
udedate-腕立て | pronken met je fysieke kracht; vertrouwen op je fysieke kracht (in een gevecht, b.v.) |