Kruisverwijzing
fig.
lemma | meaning |
---|---|
ageshio-上げ潮 | (fig.) een opleving; toename |
aitsugu-相次ぐ | een snelle opeenvolging; een stortvloed (fig.) |
ajikenai-味気ない | flauw; smakeloos (ook fig.); saai |
ajikinai-味気ない | flauw; smakeloos (ook fig.); saai |
amattarui-甘ったるい | (fig.) zoetig; vlieierig |
anchō-暗潮 | een onderstroom [tij] (fig.); nauwelijks waarneembare doch aanwezige kracht in de maatschappij [wereld] |
anchūmosakusuru-暗中模索する | in het duister tasten (fig.); in het wilde weg iets doen |
ankoku-暗黒 | (fig.) duisternis [het donker zijn] (vanwege het morele verval) |
ankoku-暗黒 | duister (fig.); geheimzinnig |
anmen-暗面 | (fig.) de donkere kant(en); de schaduwzijde |
anryū-暗流 | een onderstroom (fig.); een onzichtbare tendens (vaak in negatieve zin) |
an'un-暗雲 | donkere wolken (fig.) |
aogu-扇ぐ | (fig.) aanwakkeren; aanzetten tot |
aoshingō-青信号 | groen stoplicht; groen licht (ook fig.: toestemming) |
aranami-荒波 | (fig.) tegenslagen; zwaar weer |
arashi-嵐 | storm (fig.); commotie |
arau-洗う | informeren (naar); onderzoeken; openbare; blootleggen (fig.) |
atataka-暖か | warmte (fig., gevoel, etc.); hartelijkheid; vriendelijkheid |
atoaji-後味 | nasmaak (fig.); slecht gevoel achteraf |
bachirusu-バチルス | pest; plaag (fig.) |
bakkubōn-バックボーン | wilskracht; pit; ruggengraat (fig.) |
barasuto-バラスト | last; lading; bagage (ook fig.) |
bashauma-馬車馬 | (fig.) oogkleppen op hebben; iets onverstoorbaar doen zonder afgeleid te worden door bijzaken |
baton-バトン | (fig.) stokje; leiding |
baton・tatchi-バトン・タッチ | het doorgeven van het stokje (lett. of fig.) |
buki-武器 | wapen (fig.); sterke punt (van iemand) |
chibanare-乳離れ | (fig.) het volwassen worden |
chika-地下 | (fig.) ondergronds |
chimeishō-致命傷 | (fig.) fatale slag; onherstelbare schade |
chūken-中堅 | (fig.) kern; ruggengraat; steunpilaar; het middenkader |
dageki-打撃 | klap (fig.) |
dasu-出す | naar buiten brengen (fig.); verklaren; bekend maken; publiceren; uitgeven |
deru-出る | ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
dō-道 | (fig.) weg; pad; leer; doctrine |
dorubako-ドル箱 | geldkist; kluis; goudmijn (fig.) |
ennoshita-縁の下 | (fig.) op de achtergrond; uit het zicht; onopgemerkt |
fuka-負荷 | (fig.) last; grote verantwoordelijkheid [plicht] |
fukitobasu-吹き飛ばす | verdrijven (ook fig.) |
fukumaden-伏魔殿 | (fig.) broeinest; wespennest |
fumidasu-踏み出す | vooruitgaan; vooruitlopen; een stap naar voren doen; uitstappen; (fig.) een eerste stap zetten; beginnen; van start gaan |
fumikiri-踏み切り | (fig.) het een sprong wagen; een moedige [gedurfde] beslissing nemen |
fumikiru-踏み切る | (fig.) een sprong wagen; een moedige [gedurfde] beslissing nemen |
funtō-奮闘 | worsteling; gevecht (fig.); uiterste inspanning |
furaingu-フライング | (fig.) vliegende start; goede start; goed [snel] van start gaan |
furaingu・stāto-フライング・スタート | (fig.) vliegende start; goede start; goed [snel] van start gaan |
furikaeru-振り返る | achterom kijken (fig.); terugzien; terugdenken (aan); zich herinneren |
fushi-節 | punt; item; sectie; keerpunt (fig.) |
gaishūisshoku-鎧袖一触 | de vijand gemakkelijk verslaan (lett. de vijand verslaan met één klap van een armstuk van een harnas); (fig.) winnen met één hand op de rug |
gakeppuchi-崖っ縁 | (fig.) de rand van de afgrond; een penibele situatie |
gasunuki-ガス抜き | (fig.) het stoom afblazen; afkoelen; (frustraties, e.d.) ventileren |
geki-撃 | (in kanji combinaties) (hard) slaan; (met kracht) aanvallen; schieten; hard raken (ook fig.) zien; voelen; tasten |
gendo-限度 | limiet; grens; begrenzing; (fig.) plafond |
gusagusa-ぐさぐさ | diep verwond [geraakt; gestoken] (ook fig.) |
gusarito-ぐさりと | diep snijdend [een diepe wond veroorzakend] als van een messteek (ook fig.) |
gyakufū-逆風 | tegenwind (ook fig.); ongunstige wind |
gyakugire-逆切れ | tegenaanval; tegenstoot; terugslaan (ook fig.) |
gyakusō-逆走 | het tegen de wind ingaan; (fig.) tegen de trend [verwachting] ingaan |
gyūjiru-牛耳る | controleren, aanvoeren; domineren; de leiding hebben; (fig.) aan het roer staan |
haikei-背景 | de achtergrond (fig.) |
hajikeru-弾ける | (fig.) zich laten gaan; afreageren; stoom afblazen |
hakkōsuru-発酵する | fermenteren; gisten; rijpen (ook fig. van gedachtenen of ideeën) |
hakkutsu-発掘 | (fig.) blootlegging; vondst; ontdekking |
hakubi-白眉 | (fig.) iets van weergaloze kwalitieit; toonbeeld |
hanamichi-花道 | (fig.) moment van een glorieuze terugtreding [aftreden; pensionering] |
hanamushiro-花筵 | (fig.) een bloemenkleed (een laag van op de grond gewaaide bloemblaadjes) |
hanatsu-放つ | schieten (ook fig.) |
hankyō-反響 | (fig.) echo; weerklank; repercussie; reactie |
hansūsuru-反芻する | herkauwen (fig.); lang nadenken (over iets) |
harikonotora-張り子の虎 | papieren tijger (fig., d.w.z. iem. of iets dat er sterk uitziet maar het niet is) |
hatoha-鳩派 | (fig.) duiven; gematigde groep [factie] |
hayashi-林 | (fig. in de betekenis van: heel veel) een bos; woud; bundel |
hiasobi-火遊び | het spelen met vuur (lett. en fig.) |
hibiku-響く | binnenkomen bij (fig.); zich herinneren; (iets) bij je blijven |
hidane-火種 | (fig.) vonk; oorzaak (van een ruzie, etc.) |
hikaru-光る | schijnen (fig.); opvallen; uitblinken |
hikigane-引き金 | (fig.) trigger; oorzaak; aanleiding; aanzet (tot) |
hikizuru-引き摺る | verlengen (fig.) |
hiku-引く | trekken (fig.: aandacht, etc.) |
hiyamizu-冷や水 | (fig.) een domper; een koude douche; het bekoelen [dempen] (van iemand's enthousiasme) |
hiyayaka-冷ややか | (fig.) kil [koel; koud; onbenaderbaar] zijn |
hokosaki-矛先 | (fig.) speerpunt; voorste legerspits |
hokosaki-矛先 | (fig.) speerpunt (leidend element) |
hōkōtenkan-方向転換 | verandering van richting [koers] (ook fig.); ommekeer; radicale verandering |
honegumi-骨組み | frame; skelet (fig.); raamwerk; constructie |
honenashi-骨無し | slapheid; zonder ruggengraat (fig.); een slap iemand; iem. zonder ruggengraat |
honoo-炎 | vlam (fig.); passie; vuur |
hōretsu-放列 | (fig.) batterij; groep; rij |
ingaōhō-因果応報 | straf; vergelding; karma; zijn verdiende loon (fig.); boontje komt om zijn loontje |
inochibiroi-命拾い | het nippertje; het oog van de naald (fig.) |
inochitori-命取り | fataal (fig.); noodlottig |
ippo-一歩 | (fig.) stap; niveau; fase; stadium |
izu-出づ | (opnieuw) verschijnen; opkomen; ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
jiku-軸 | (fig.) kern; centrale punt; hoofdpunt |
jimansuru-自慢する | opscheppen (fig.); pochen; prat gaan op |
jōho-譲歩 | concessie; compromis; stap terug (fig.) |
jōhosuru-譲歩する | inbinden; concessie(s) doen; stap terug doen (fig.) |
jūden-充電 | (fig.) (mentale, spirituele) oplading (door een rusttijd in te lassen) |
jukusu-熟す | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
jukusuru-熟する | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
kachū-渦中 | draaikolk; maalstroom (ook fig.) |
kajitori-舵取り | (lett. of fig.) het sturen (in een bepaalde richting); aan het roer staan; leiderschap; leiding |
kakaeru-抱える | iets in je armen houden [dragen]; ergens mee zitten; bezorgd zijn; (een last) op de schouders hebben (fig.) |
kakehashi-懸け橋 | (fig.) brug [verbinding] (tussen twee partijen, e.d.); tussenpersoon |
kamereon-カメレオン | kameleon (ook fig.) |
kanashibari-金縛り | (fig.) vastzitten [gebonden] zijn aan; door de macht van het geld beperkt zijn |
kanban-看板 | woordvoerder; aanspreekpunt; boegbeeld (fig.) |
kansen-感染 | besmetting (fig.); aangestoken zijn (door slechte ideeën, etc.) |
kao-顔 | gezicht (fig.); representant; vertegenwoordiger |
katachi-形 | vorm (ook fig.); figuur; gedaante; gestalte |
katai-固い | star; rigide; onbuigzaam (fig.) |
katamen-片面 | (fig.) één kant |
kī-キー | sleutel (van een slot); sleutel (fig.: aanwijzing; oplossing) |
kikan-旗艦 | vlaggenschip (fig.); paradepaardje |
kikaseru-聞かせる | (iemand iets) aan het verstand brengen; (fig.) het erin stampen |
kinakusai-きな臭い | dreigende [gespannen] sfeer (fig. de geur van buskruit, doet denken aan oorlog) |
kinshigan-近視眼 | (fig.) kortzichtigheid |
kinshiganteki-近視眼的 | (fig.) kortzichtig |
kiro-岐路 | (fig.) keerpunt; kruispunt |
kizutsukeru-傷つける | (iem.) kwetsen; bezeren; verwonden; pijn doen (ook fig.) |
koatari-小当たり | het uithoren; (fig.) peilen; poolshoogte nemen |
kodō-鼓動 | (fig.) hartslag |
koe-声 | stem (fig.); mening; opinie |
kōhō-高峰 | (fig.) toppunt; hoogtepunt |
kubi-首 | nek (ook fig.) |
kuitsuku-食いつく | (vast)bijten (in); je tanden zetten in (ook fig.) |
kurai-暗い | donker (fig.); somber; hopeloos; wanhopig |
kusai-臭い | verdacht; er zit een luchtje aan (fig.) |
kusuburu-燻る | (fig.) smeulen (b.v. van een ruzie) |
kuzusu-崩す | slopen; afbreken; breken (ook fig.) |
kyōai-狭隘 | (fig.) bekrompenheid |
kyodan-巨弾 | (fig.) grote [zware] aanval; zwaar geschut |
kyokujitsu-旭日 | rijzende [opkomende] zon (ook fig.); ochtendzon |
kyōtōho-橋頭堡 | (fig.) speerpunt; uitgangspunt |
kyūbutsu-旧物 | (fig.) anachronisme; iets dat tot een andere tijd behoort |
kyūketsuki-吸血鬼 | (fig.) bloedzuiger; uitzuiger; uitbuiter |
magarikado-曲がり角 | keerpunt (fig.) |
mageru-曲げる | verdraaien (ook fig.: feiten, etc.); veranderen (van mening b.v.) |
makkōkusai-抹香臭い | (fig.) het ruiken naar religie; erg religieus [vroom] zijn |
makuake-幕開け | (fig.) het begin van iets |
makuaki-幕開き | (fig.) het begin van iets |
me-目 | oog (fig.); opinie; gezichtspunt; inzicht |
medama-目玉 | pronkstuk; hoofdattractie; paradepaardje (fig.); meest belangrijke item; kernpunt |
meijiru-銘じる | (lett. en fig.) graveren; griffen; een inscriptie maken |
meizuru-銘ずる | (lett. en fig.) graveren; griffen; een inscriptie maken |
mekka-メッカ | (fig.) mekka; paradijs; eldorado |
metsukeyaku-目付役 | waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
mezameru-目覚める | (fig.) wakker worden; zich bewust worden (van) ; beseffen |
momikesu-揉み消す | (fig.) n de doofpot stoppen; verdoezelen |
mōmoku-盲目 | blindheid; blind zijn (ook fig.) |
mōmokuteki-盲目的 | blindelings; blind (fig.) |
monosashi-物差し | meetlat; maatstaf (ook fig.); standaard; toets(steen) |
morasu-漏らす | lekken (fig.); verraden; een geheim verklappen; onthullen |
mōten-盲点 | (fig.) een blinde vlek; iets dat men vaak over het hoofd ziet |
mushibamu-蝕む | (fig.) knagen aan; kwellen; ondermijnen; schrijnen |
myaku-脈 | (fig.) hoop |
nagare-流れ | (fig.) stroom; loop; gang; passage; het voorbijgaan |
nagusamimono-慰み者 | speelbal (een persoon); iemand waarmee gespeeld wordt (fig.) |
namikaze-波風 | (fig.) zwaar weer; tegenspoed; ontberingen |
ne-根 | wortel (fig.); bron, oorsprong |
nebaru-粘る | volhouden; vasthouden aan; lang blijven; blijven plakken (fig.) |
nemuraseru-眠らせる | (fig.) in slaap brengen; doden; vermoorden |
nemurasu-眠らす | (fig.) in slaap brengen; doden; vermoorden |
nibui-鈍い | bot (fig.); gevoelloos; traag van begrip |
ninaite-担い手 | hoofdverantwoordelijke; (fig.) steunpilaar |
ningyō-人形 | een marionet (fig.: iem. die zich als een marionet laat manipuleren) |
ningyōtsukai-人形遣い | (fig.) degene die aan de touwtjes trekt; degene die (achter de schermen) de touwtjes in handen heeft |
niyasu-煮やす | (fig.) koken van binnen; koken van woede |
noboru-上る | aan de orde komen; naar boven komen (fig.) |
nomikomu-飲み込む | onderdrukken; (fig.) inslikken; je inhouden |
noppo-のっぽ | een lange, magere persoon; een bonenstaak (fig.) |
nozoku-除く | uitzonderen; uitsluiten; weglaten; overslaan; (fig.) aan de kant zetten |
nuguu-拭う | uitwissen (ook fig.) |
nuku-貫く | (fig.) vasthouden (aan) (b.v. principes) |
oboreru-溺れる | totaal bezeten zijn; zwelgen in; zich ergens op storten (fig.) |
ochiru-落ちる | zinken; zakken (ook fig.); afnemen; verminderen |
odoriba-踊り場 | (fig.) rustpauze (na het bereiken van een hoogtepunt) |
okaeshi-お返し | vergelding; wraak; (fig.) terugbetaling (in gelijke munt); een quid pro quo |
okimono-置物 | (fig.) hoofd [leider] alleen in naam; stroman; zetbaas |
okuyuki-奥行き | (fig.) diepgang (van iemands persoonlijkheid, gedachten, e.d.) |
ometsukeyaku-お目付役 | (beleefd) waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
onshō-温床 | broeinest (lett. en fig.) |
oriru-下りる | opgeven; (zich) terugtrekken; stoppen (met); vallen (fig.) |
paradaisu-パラダイス | (fig.) een paradijs (op aarde) |
reimeiki-黎明期 | (fig.) dageraad; eerste begin; geboorte |
reisui-冷水 | (fig.) een domper; een koude douche; het bekoelen [dempen] (van iemand's enthousiasme) |
ryōbun-領分 | (fig.) gebied; invloedssfeer |
sakibashiru-先走る | op de zaken vooruit lopen; te snel handelen; te vroeg starten; voor de troepen uitlopen (fig.) |
samasu-冷ます | ontmoedigen; temperen (fig.) |
sannen-三年 | (fig.) lange tijdsperiode |
sashideru-差し出る | opdringerig zijn; zijn neus ergens in steken (fig.); zich ergens mee bemoeien |
sattō-殺到 | gedrang; plotselinge drukte; grote toeloop; stroom (fig.) |
seika-成果 | resultaat; prestatie; uitkomst; vruchten (fig.) |
seiryōzai-清涼剤 | (fig.) iets dat verfrissend is; een verademing |
semakimon-狭き門 | (fig.) hoge drempel; hindernis; obstakel (voor het te bereiken doel) |
sen-線 | lijn (fig.); benadering |
senkō-潜行 | (fig.) het ondergronds gaan; onderduiken |
senpū-旋風 | (fig.) sensatie; opschudding |
sensō-戦争 | hevige competitie; (fig.) veldslag; gevecht |
shichū-支柱 | (lett. of fig.) steunpilaar; pijler; stut; steunpunt |
shidō-私道 | (fig.) de eigen weg [het eigen pad] (kiezen) |
shikō-試行 | (fig.) beproeving |
shinbashira-心柱 | (fig. een persoon) steunpilaar |
shinketsu-心血 | (fig.) hartenbloed; levensvocht; hart en ziel |
shinro-進路 | (fig.) koers; richting; keuze (voor de toekomst) |
shōkafuryō-消化不良 | onbegrijpelijkheid; (fig.) moeilijk te verteren; moeilijk te begrijpen |
shōkō-小康 | (fig.) een korte adempauze; stabiele [rustige] periode (in de wereld) |
shūkaku-収穫 | (fig.) oogst; opbrengst; vruchten; goed resultaat; prestatie |
shunken-峻険 | (fig.) strikt [streng] en ontoegankelijk zijn |
shuryū-主流 | (fig.) hoofdstroom; heersende stroming; voornaamste trend [richting] (in kunst, cultuur, e.d.) |
sōga-爪牙 | klauwen en snijtanden [slagtanden] (ook fig.) |
sōga-爪牙 | een (trouwe) dienaar die zijn meester beschermt; iemands rechterhand (fig.) |
sōku-走狗 | (fig.) marionet; speelbal; dupe; werktuig (iemand die het (vuile) werk moet opknappen) |
sudatsu-巣立つ | het nest verlaten (ook fig.) |
suisai-水際 | waterkant; oever; strand; kust; (fig.) landgrens |
supuringubōdo-スプリングボード | gelegenheid; kans; springplank (fig.) |
suteru-捨てる | afdanken; afzweren; afstand doen (van); opgeven; loslaten (fig.) |
tachikaeru-立ち返る | terugkomen (ook fig.) |
tachimodoru-立ち戻る | teruggaan (ook fig.) |
tadareru-爛れる | (fig.) verdorven; ontaard |
taguru-手繰る | (fig.) ophalen; ontrafelen |
taitorōpu-タイトロープ | (fig.) (dansen op) het slappe koord (risicovolle onderneming) |
taiyō-太陽 | bron van geluk [vreugde; hoop]; licht (fig.) |
tanaage-棚上げ | (fig.) het op de plank houden; in de wacht zetten; uitstellen (van plannen, e.d.) |
tasukebune-助け舟 | (fig.) helpende hand; bijstand; toeverlaat; helper |
tazuna-手綱 | (fig.) teugels; toom; controle; beteugeling; bedwang |
tejun-手順 | procedure; proces; stappen (fig.); maatregelen |
tekuse-手癖 | diefachtig zijn; lange vingers hebben (fig.) |
tobihi-飛び火 | (fig.) vonken die overspringen; zich verspreidende gevolgen [effecten] |
tobikosu-飛び越す | (fig.) vooruitspringen; met sprongen vooruitgaan |
tobinukeru-飛び抜ける | de beste zijn; boven iedereen uitsteken (fig.); uitmunten |
tōketsusuru-凍結する | (fig.) bevriezen (b.v. van tegoeden); iets in de wachtstand zetten |
tokoro-所 | punt (fig.); kenmerk |
toranoko-虎の子 | (fig.) schat; waardevol voorwerp |
toriko-虜 | slaaf (fig.); verslaafde |
tosshutsu-突出 | iets dat ergens bovenuit steekt (fig.); opvallend (beter) zijn |
tosshutsusuru-突出する | ergens bovenuit steken (fig.); opvallend (goed; beter) zijn |
tōtetsu-透徹 | helderheid (fig.); duidelijkheid |
tsue-杖 | stok; wandelstok; staf; (fig.) steun |
tsuikyū-追求 | het streven; najagen; de jacht (fig.) op |
tsukisasu-突き刺す | (fig.) steken; prikken; priemen |
tsuri-釣り | het vissen; hengelen (ook fig.) |
umarekawaru-生まれ変わる | (fig.) herboren zijn; totaal veranderd zijn; een nieuwe start maken; zich rehabiliteren |
umi-海 | (fig.) een zee (van); een grote hoeveelheid |
umisen'yamasen-海千山千 | (fig.) een geslepen persoon; een oude rot; een sluwe vos |
uraguchi-裏口 | (fig.) achterdeur; illegaal binnenkomen; op frauduleuze wijze doen; toegang (tot universiteit, bedrijf, e.d.) zonder te voldoen aan toelatingseisen |
uyoku-羽翼 | hulp; assistent; trouwe medewerker; (iemands) rechterhand (fig.) |
yabureru-破れる | verscheurd [gebroken] worden (fig.); verslagen worden |
yama-山 | stapel; hoop; veel; berg (fig.) |
yamakuzure-山崩れ | grondverschuiving; grondverzakking; aardverschuiving (ook fig.) |
yamazumi-山積み | een hoge [grote] stapel; een berg (ook fig.) |
yariba-遣り場 | vluchtoord; schuilplaats; uitlaatklep (fig.) |
yasuyasu-易易 | (vaak gebruikt in combinatie met to) heel gemakkelijk, eenvoudig, simpel; met groot gemak; erg toegankelijk (fig.) |
yattsukeru-やっつける | aanvallen (fig.); bekritiseren |
yokka-翼下 | (fig.) bescherming; onder zijn vleugels [hoede] (nemen) |
yokusuru-浴する | (fig.) baden; zich blootstellen aan; de eer krijgen |
yūhi-雄飛 | een (goede) start; (fig.) een (grote) sprong voorwaarts |
zenbō-全貌 | het geheel; totaal beeld (van iets); (fig.) voorstelling |
zuruzuru-ずるずる | lang doorgaand; slepend (fig.) |