chin'utsu-沈鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; depressie; melancholie |
fukeiki-不景気 | financiële depressie; recessie; zakelijke inactiviteit; slappe markt |
fukyō-不況 | depressie; recessie; inzinking (economie) |
gogatsubyō-五月病 | voorjaarsmoeheid; depressie in mei (m.n. na een nieuwe baan of opleiding, die in april is gestart) |
ikishōchin-意気消沈 | ontmoedigd [depressief; down] zijn |
kusaru-腐る | depressief [moedeloos; neerslachtig] zijn [worden] |
nyū・dīru-ニュー・ディール | reeks economische maatregelen van de Amerikaanse president F. Roosevelt om de Grote Depressie van 1929 te overwinnen |
omoi-重い | moe; somber; depressief; zwaar op de hand |
shioreru-萎れる | depressief [somber; neerslachtig] zijn |
shizumu-沈む | zich depressief [down;miserabel] voelen |
shunshū-春愁 | lente melancholie [depressie] |
shunto-しゅんと | depressief; neerslachtig; terneergeslagen; somber |
shūshi-秋思 | herfstdepressie; najaarsdepressie |
sōkyokuseishōgai-双極性障害 | bipolaire stoornis; manisch-depressieve stoornis |
sōutsubyō-躁鬱病 | manisch-depressieve psychose |
taiwanbōzu-台湾坊主 | atmosferische depressie [cycloon] in de Oost-Chinese Zee |
uneri-うねり | golfslag; deining; hoge golven (als gevolg van een depressie) |
utsubyō-鬱病 | depressie; melancholie |
wabiru-侘びる | eenzaam [angstig; bezorgd; triest; depressief; pessimistisch; teleurgesteld; in de war] zijn |
yokuutsushō-抑鬱症 | depressie |
yūutsu-憂鬱 | melancholie; depressie; droefgeestigheid; zwaarmoedigheid |