Kruisverwijzing
den
lemma | meaning |
---|---|
āban・dezain-アーバン・デザイン | stedenbouwkunde |
abaredasu-暴れ出す | onrustig [wild] (beginnen te) worden; beginnen tekeer te gaan |
abiru-浴びる | overspoeld worden; douchen; baden |
abiru-浴びる | ondergaan; over zich heen krijgen; lijden |
abisekakeru-浴びせかける | schelden |
abisetaoshi-浴びせ倒し | (sumo) de tegenstander naar beneden duwen door op hem te leunen |
abu-虻 | daas; paardenvlieg; horzel |
aburagiru-脂ぎる | vet(tig) worden |
aburajimiru-油染みる | vettig worden; olievlekken krijgen |
adenoido-アデノイド | (medisch) adenoïde (vegetatie) |
aegu-喘ぐ | lijden; te lijden hebben; het moeilijk hebben |
agaku-足掻く | (van paarden met hun voorpoten) het klauwen [krabben] over de grond |
agameru-崇める | hoogachten; bewonderen; verafgoden; aanbidden |
agapē-アガペー | agape (christelijk vriendenmaal) |
agari-上がり | (als achtervoegsel) geworden tot; veranderd in |
agarigamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
agarikamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
agarime-上がり目 | opwaartse tendens (handelsmarkt) |
agaru-上がる | toenemen; verbeteren; beter worden |
agaru-上がる | afronden; voltooiing |
agaru-上がる | ophouden; stoppen (met regenen, b.v.) |
agaru-上がる | nerveus [zenuwachtig] worden |
agaru-上がる | opkomen; verschijnen; genoemd worden |
agaru-上がる | ontstaan; geproduceerd worden |
agemai-上米 | belastingheffing in rijst bij de krijgsadel (ter verlichting van de financiële nood tijdens de Tokugawa periode) |
agemaki-揚巻 | ouderwetse traditionele haarstijl van jongens (met een scheiding in het midden) |
ageoroshi-上げ下ろし | laden en lossen |
ageru-上げる | tillen; omhoog doen [houden]; (op)rijzen; opstijgen; omhoog gaan |
ageuma-上げ馬 | strijdros met boogschutter tijdens ceremonieën in heiligdommen |
agumu-倦む | het moe [zat] worden; interesse verliezen; er genoeg van hebben; er geen zin meer in hebben |
aguneru-倦ねる | iets moe worden [zat zijn]; interesse verliezen; teveel zijn voor (iemand); buiten iemands controle liggen; niet weten wat te doen |
ahōbarai-阿呆払い | een straf voor een samoerai in de Edo periode: zijn 2 zwaarden werden afgepakt (of hij werd uitgekleed), waarna hij werd verjaagd |
ai-哀 | (in kanji combinaties) verdriet; leed; smart; medelijden |
aiba-愛馬 | van paarden houden; het liefdevol verzorgen van een paard |
aibo-愛慕 | liefde; genegenheid; verbondenheid |
aibosuru-愛慕する | liefhebben; verlangen naar; zich verbonden voelen met; gehecht zijn aan |
aibyō-愛猫 | het van katten houden; het liefkozen [liefdevol verzorgen] van katten |
aichi-愛知 | Aichi is de naam van een prefectuur in de regio Chūbu (midden Japan) |
aichō-愛重 | het van iets houden; iets koesteren |
aichō-愛鳥 | liefde voor vogels; het beschermen van (wilde) vogels; het houden van [dol zijn op; interesse hebben in] vogels (in het bijzonder wilde vogels) |
aichōshūkan-愛鳥週間 | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
aichōsuru-愛重する | houden van; koesteren |
aidea-アイデア | idee; denkbeeld; begrip |
aidentitī-アイデンティティー | identiteit |
aidentitī・kādo-アイデンティティー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
aideshi-相弟子 | medeleerling; medestudent; studiegenoot; jaargenoot |
aidia-アイディア | idee; denkbeeld; begrip |
aidīkādo-アイ・ディー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
aigansuru-愛玩する | belangrijk [lief; mooi; waardevol] vinden; liefhebben; liefkozen; aaien |
aigo-愛語 | (boeddh.) vriendelijke woorden (één van de 4 methoden die bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha) |
aigyō-愛楽 | ergens veel van houden [dol op zijn] |
aigyōsuru-愛楽する | nastreven; wensen; veel houden van [geven om] |
aiiku-愛育 | liefdevolle opvoeding; het opvoeden met liefde en zorg |
aiikusuru-愛育する | liefdevol opvoeden [grootbrengen]; verwennen; vertroetelen |
aijin-愛人 | het houden van mensen; mensenliefde |
aijirushi-合印 | merkteken; identificatieteken |
aijirushi-合印 | (kleermakerij) markering op stof om aan te geven waar de delen aan elkaar worden genaaid |
aijitsu-愛日 | tijd belangrijk [kostbaar] vinden |
aiken-愛犬 | het zeer goed verzorgen [vertroetelen] van een hond; het dol zijn op honden |
aikenka-愛犬家 | hondenliefhebber; iem. die van honden houdt |
aikō-愛校 | houden van de Alma Mater (eigen school of universiteit) |
aikōsuru-愛好する | houden van; mooi [goed] vinden |
aikyōgen-間狂言 | deel van een no-toneelstuk waarin de kyogen-acteur de leidende rol heeft |
aikyōzuku-愛嬌付く | aantrekkelijk [schattig; lieflijk] worden |
aimamieru-相見える | oog in oog staan met; (recht) tegenover staan; tegemoet treden |
ainaru-相成る | (formele vorm van) worden |
ainori-相乗り | het met iemand meerijden; een gedeelde rit (in een taxi b.v.) |
airen-哀憐 | mededogen; medelijden |
airen-愛憐 | liefde; affectie; genegenheid; tederheid; mededogen; medelijden |
airensuru-愛憐する | liefde [tederheid; medelijden] hebben [voelen] |
aisan-愛餐 | agapē, de gezamenlijke maaltijd ter nagedachtenis aan het laatste avondmaal van Jezus; een vriendenmaal |
aisatsusuru-挨拶する | iem. (be)groeten; zichzelf introduceren; feliciteren; een toespraak houden; aankondigen; bekendmaken; antwoord geven [sturen]; wraak nemen; bemiddelen |
aishi-哀史 | droevige geschiedenis |
aishiau-愛し合う | van elkaar houden; elkaar liefhebben |
aishō-哀傷 | bedroefdheid; smart (vooral na het overlijden van iemand) |
aisho-愛書 | van boeken houden |
aisu-愛す | liefhebben; houden van; beminnen; leuk [aardig; fijn] vinden; dol zijn op; geïnteresseerd zijn in |
aisuru-愛する | liefhebben; houden van; leuk [aardig; fijn] vinden; dol zijn op; geïnteresseerd zijn in; belangrijk [waardevol] vinden; hoogachten; respect [bewonderi |
aitsugunau-相償う | compenseren; goedmaken; vergoeden; het goede en het slechte brengen elkaar in balans |
aiwa-哀話 | een droevig [triest] verhaal; een tragische episode [geschiedenis]; een zielig [deerniswekkend] verhaal |
aiyotsu-相四つ | (sumo) gevecht tussen twee worstelaars die beiden dezelfde hand bij voorkeur gebruiken (dus beiden rechtsaf beiden links) |
aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
ai・dī・kādo-アイ・ディー・カード | identiteitsbewijs; legitimatiebewijs |
ai・tān-アイ・ターン | het verschijnsel dat werknemers uit het platteland in grote steden gaan werken |
ajiro-網代 | vlechtwerk (manden, e.d.) |
aka-赤 | iets roods; iets dat sterk met de kleur rood verbonden is |
akachakeru-赤茶ける | roodbruin worden; verkleuren |
akagami-赤紙 | (roodgekleurde) oproep voor dienstplicht (in Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog) |
akaji-赤字 | rode cijfers; het rood staan; schulden |
akajimiru-垢染みる | vuil [vies] worden; bevuild raken |
akamatsu-赤松 | de Japanese rode den (Pinus densiflora) |
akameru-赤める | rood worden; blozen |
akamon-赤門 | bijnaam voor de Universiteit van Tokio, waar de oude rode poort (de Goshudenpoort 御守殿門 uit de Edo periode) zich nu bevindt |
akanbē-あかんべえ | gezichtsuitdrukking waarbij men het onderste ooglid met een vinger naar beneden drukt en het rode gedeelte zichtbaar maakt (minachtend of afkeurend) |
akanukeru-垢抜ける | verfijnd [stijlvol; wereldwijs] zijn [worden] |
akaramu-明らむ | licht worden; oplichten |
akaramu-赤らむ | rood worden; blozen |
akarumu-明るむ | dagen; licht worden |
akasu-飽かす | tijd noch moeite sparen; veel tijd besteden aan |
akeban-明け番 | de tweede helft van een nachtdienst; de werktijd vanaf het midden van een nachtdienst tot de ochtend |
akehanareru-明け離れる | dag worden; licht worden |
akeppanashi-開けっ放し | openhartig; oprecht; onverbloemd; onomwonden |
akeru-明ける | dag [ochtend; licht] worden |
akewataru-明け渡る | (klaarlichte) dag worden |
akiaki-飽き飽き | ergens genoeg van hebben; het zat worden |
akimeku-秋めく | herfstig worden |
akiru-飽きる | genoeg hebben [krijgen] van; iets beu worden |
akitainu-秋田犬 | Akita hond (hondenras uit Akita) |
akitaken-秋田犬 | Akita hond (hondenras uit Akita) |
akkō-悪口 | scheldwoorden; beledigingen; verwensingen |
akkō-悪口 | één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
akkōzōgon-悪口雑言 | gevloek; schelden; verbaal geweld; afgeven op; schadelijke roddels |
akku-悪口 | (boeddh.) één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
aku-開く | opengaan; geopend worden; beginnen |
aku-開く | leeg [geleegd] worden; ontruimd worden |
aku-飽く | ergens genoeg van hebben; het zat worden; er moe [ziek] van worden |
aku-飽く | tevreden [verzadigd] zijn |
akubun-悪文 | een slechte (schrijf)stijl (dit woord wordt vaak gebruikt als uiting van bescheidenheid over een eigen brief, e.d.) |
akubyōdō-悪平等 | gelijke behandeling van mensen ongeacht hun kwaliteiten; op valse [verkeerde] gronden gebaseerde gelijkheid |
akugō-悪業 | (boeddh.) slechte daden; slecht gedrag; zonde |
akugyaku-悪逆 | in oude tijden één van de acht misdaden (zoals b.v. een poging tot moord op een vorst) |
akugyō-悪業 | slechte daden; slecht gedrag; zonde |
akuhensuru-悪変する | slechter worden |
akuhō-悪報 | (boeddh.) straf [ongeluk; pech] als gevolg van slechte daden |
akui-悪意 | kwaaddenkendheid; wantrouwen |
akujiki-悪食 | het eten van vlees, hetgeen volgens het Boeddhistische geloof verboden is |
akujin-悪神 | kwade [ongeluk brengende] goden |
akujōken-悪条件 | ongunstige omstandigheden |
akumade-飽くまで | tot het bittere einde; tot het uiterste; volhardend |
akume-悪目 | pech; slechte omstandigheden [situatie] |
akumonogui-悪物食い | het eten van vlees, hetgeen volgens het Boeddhistische geloof verboden is |
akunaki-飽くなき | onverzadigbaar; onvermoeibaar; volhardend |
akunenriki-悪念力 | algehele toewijding aan [gericht zijn op] slechte daden |
akuseku-齷齪 | het zich bezig houden (met); druk in de weer zijn (met) |
akusekusuru-齷齪する | zich bezig houden (met); druk in de weer zijn (met) |
akusen-悪戦 | het vechten onder ongunstige omstandigheden; zware gevechten; een wanhopige strijd |
akusenkutō-悪戦苦闘 | een verwoed [wanhopig] gevecht met de rug tegen de muur (tegen een sterke tegenstander); een zware strijd onder moeilijke omstandigheden |
akushōdokoro-悪性所 | een plaats van slechte zeden; een bordeel |
akushootoshi-悪所落し | (op een paard) over een steile weg naar beneden rijden |
akushotsuihō-悪書追放 | het verbieden van schadelijke publicaties |
akushu-握手 | het handen schudden; een handdruk |
akutaimatsuri-悪態祭 | het festival waar de tempelbezoekers elkaar grove verwensingen toeroepen, en de winnaar van het woordengevecht geluk in de toekomst voorspeld wordt |
amacha-甘茶 | een Japanse kruidenthee gemaakt van gefermenteerde bladeren van Hydrangea macrophylla |
amaeru-甘える | verwend willen worden; zich gedragen als een verwend kind |
amagoi-雨乞い | ceremonie om te bidden [dansen] voor regen |
amakuchi-甘口 | van zoet houden; een zoetekauw zijn |
amakuchi-甘口 | vleierij; zoete woorden |
amanjiru-甘んじる | tevreden zijn met; genoegen nemen met; berusten in |
amanzuru-甘んずる | tevreden zijn met; genoegen nemen met; berusten in |
amattareru-甘ったれる | je kinderachtig gedragen; je gedragen als een verwend kind; je vastklampen aan iemand; krampachtig [kruiperig] proberen vrienden te maken |
amayami-雨止み | het ophouden [stoppen] van de regen |
amazarashi-雨曝し | verweerd; aangetast [kaal geworden] door de regen |
amenomurakumonotsurugi-天叢雲剣 | Ama-no-Murakumo no Tsurugi, het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan, spiegel, zwaard en juwelen) |
ametsuzuki-雨続き | aanhoudende [voortdurende] regen |
ameyu-飴湯 | zoete moutstroop gekookt met kaneel en andere kruiden tot een drank (medicijn of zomerdrankje) |
amidasu-編み出す | ontwerpen; bedenken; uitvinden |
an-按 | (in kanji combinaties) nadenken; vasthouden; in de hand houden; onderzoeken |
an-諳 | (in kanji combinaties) uit het hoofd leren; onthouden |
anbai-塩梅 | situatie; toestand; omstandigheden |
anchaku-安着 | veilige [behouden] aankomst |
anchakusuru-安着する | veilig [behouden] aankomen |
anchi-安置 | het opbaren (van een overledene) |
anchisuru-安置する | opbaren (van een overledene) |
angō-暗合 | dingen die toevallig met elkaar overeenkomen; een toevallige samenloop van omstandigheden |
anguro・sakuson-アングロ・サクソン | (taal) Angelsaksisch; Oudengels |
anideshi-兄弟子 | ouderejaars; leerling [student] in hogere klas |
animaru・serapī-アニマル・セラピー | therapeutische inzet van huisdieren (therapie waarbij huisdieren worden betrokken bij de behandeling) |
animaru・supōtsu-アニマル・スポーツ | diersporten; sport met dieren (zoals paardrijden, hondensleeën, etc.) |
anjiru-按じる | bedenken; plannen |
anjiru-案じる | denken; plannen maken; uitdenken; uitvinden |
anjisuru-暗示する | een suggestie [voorstel] doen; suggereren; verwijzen (naar); impliceren; aanraden |
anjū-安住 | tevreden zijn met je leven |
ankake-餡掛け | gerechten die worden gemaakt met zetmeel (kudzu-zetmeel, o.a.) |
ankatto-アンカット | ongesneden [onopengesneden] (boek) |
anna-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
annai-案内 | iem. de weg wijzen [wegwijs maken]; iem. rondleiden; rondleiding |
annaisuru-案内する | (iem.) de weg wijzen; rondleiden; uitnodigen; te zien vragen (voor iem. anders); bemiddelen voor een ontmoeting; mededelen; laten weten |
annonzoku-アンノン族 | een term die rond 1970-1980 werd gebruikt voor jonge vrouwen die alleen of in kleine groepen reisden (met modetijdschriften en reisgidsen in de hand) |
annyon・haseyo-アンニョン・ハセヨ | goedenavond |
annyon・hashimunika-アンニョン・ハシムニカ | goedendag; hallo |
anoyo-彼の世 | de andere wereld; de wereld van de doden; het hiernamaals |
anryū-暗流 | een onderstroom (fig.); een onzichtbare tendens (vaak in negatieve zin) |
ansatsusha-暗殺者 | moordenaar |
ansatsusuru-暗殺する | een (politieke) moord begaan; iem. vermoorden |
anshō-暗証 | een geheime letter- [cijfer] combinatie voor toegang tot bepaalde gegevens, of voor identificatie van een persoon |
anshō-暗証 | (Boeddh.) zich wijden aan alleen maar ascetische oefeningen en meditatie (zonder de theorie en dogma) |
anshutsusuru-案出する | uitvinden; bedenken |
antaido・rōn-アンタイド・ローン | een lening waarbij niet vastgelegd is waarvoor die gebruikt mag worden |
anteihaitō-安定配当 | stabiel dividend |
antena・shoppu-アンテナ・ショップ | een winkel waar producenten en lokale overheden nieuwe producten verkopen om uit te proberen hoe de trends zich ontwikkelen bij consumenten |
antigua・bābūda-アンティグア・バーブーダ | Antigua en Barbuda (eilandengroep in de Caribische Zee) |
anwa-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
anza-安座 | in rust [tevreden; ontspannen] zijn |
anzuru-按ずる | denken; plannen maken; uitdenken; uitvinden |
anzuru-案ずる | denken; plannen maken; uitdenken; uitvinden |
anzuruni-案ずるに | wat ik denk...; als we daar goed over nadenken dan.... |
an・tsū・kā-アン・ツー・カー | all-weather wegdek [oppervlak]; (kunststof) baan die bestand is tegen alle weersinvloeden |
aomi-青み | groentegarnering (bij maaltijden) |
aori-煽り | het bumperkleven (te dicht rijden achter) |
aori-障泥 | (paardrijden) een leren spatlap aan een zadel |
aoru-煽る | bumperkleven (dicht achter iemand rijden) |
aotagai-青田買い | studenten een baan aanbieden al voordat zij afgestudeerd zijn |
aoyagi-青柳 | de naam van een kleurschema van verschillende kimono lagen die over elkaar gedragen worden (voor de lente) |
aozameru-蒼褪める | bleek worden |
aperitifu-アペリティフ | aperitief(je) ((alcoholhoudend) drankje voor de maaltijd) |
appugurēdosuru-アップグレードする | upgraden |
appurōdosuru-アップロードする | uploaden |
arabotoke-新仏 | iem. die kort geleden overleden is |
aradateru-荒立てる | verheffen; boos worden; opvoeren; opsteken |
aradatsu-荒立つ | erger [lastiger] worden |
araebisu-荒夷 | wildeman; barbaar (denigrerende term die door mensen in de hoofdstad wordt gebruikt om te verwijzen naar mensen uit het oosten van Japan) |
aragau-抗う | vechten tegen; weerstand [het hoofd] bieden aan; trotseren |
aragimo-荒肝 | ingewanden |
arajotai-新所帯 | nieuw huishouden (na huwelijk); nieuw gezin |
arakabe-粗壁 | een muur die (na de eerste laag) nogmaals geschilderd moet worden |
ararageru-荒らげる | zijn stem verheffen; agressief worden |
arare-霰 | (gesneden) kleine blokjes [dobbelsteentjes] |
arareru-あられる | (erende vorm van aru) zijn; worden |
arasou-争う | strijden; vechten; wedijveren; ruzie maken |
arasou-争う | bestrijden; betwisten |
aratamaru-改まる | zich wijzigen; veranderen; veranderd worden |
aratamaru-改まる | zich verbeteren; verbeterd worden |
aratamaru-改まる | zich vernieuwen; vernieuwd worden |
arawareru-現れる | verschijnen; zich vertonen; zichtbaar worden |
arekashi-有れかし | (de gebiedende wijs van het werkwoord ある, drukt uit: hoop; wens; graag willen |
arekuruu-荒れ狂う | woedend zijn; razen; tekeer gaan |
ariawase-有り合わせ | wat voorhanden [verkrijgbaar; klaar; gereed] is |
arigane-有り金 | beschikbaar geld; geld dat er voorhanden is |
arisama-有様 | stand van zaken; omstandigheden; situatie |
ariyō-有り様 | stand van zaken; omstandigheden; situatie |
aru-有る | zijn; zich bevinden |
aru-有る | gebeuren; plaatsvinden |
arumajiki-有るまじき | ongepast; onbetamelijk; beneden peil |
asadora-朝ドラ | Japans televisieserie (drama) uitgezonden in ochtend |
asagake-朝駆け | het paardrijden vroeg in de ochtend |
asagakesuru-朝駆けする | paardrijden vroeg in de ochtend |
asai-浅い | oppervlakkig; onbeduidend |
asean-アセアン | Associatie van landen in Zuidoost Azië (Association of Southeast Asian Nations) |
aseru-焦る | opgewonden [in paniek] raken; angstig worden |
ashige-葦毛 | grijs (vachtkleur van paarden) |
ashikari-葦刈 | het snijden van riet |
asobigokoro-遊び心 | liefde voor muziek; het houden van muziek |
asshuku-圧縮 | het samenvatten [inkorten; condenseren; comprimeren] |
asshukusuru-圧縮する | samenpersen; condenseren; inkorten; comprimeren |
assuru-圧する | (naar beneden) drukken; indrukken |
asutorotāfingu-アストロターフィング | astroturfing (het door overheden of bedrijven in scène zetten van burgerinitiatieven om de indruk te wekken dat het spontane acties zijn) |
atarashigariya-新しがり屋 | trendsetter; nieuwtjesjager; iemand die dol is op nieuwigheden |
atarashigaru-新しがる | op nieuwigheden jagen; van nieuwigheden houden |
atarazusawarazu-当たらず障らず | zich op de vlakte houden; zich niet blootgeven; zich diplomatiek gedragen |
ataru-当たる | geraakt [getroffen] worden |
ataru-当たる | confronteren; het hoofd bieden (aan); tegemoet treden |
ataru-当たる | aangedaan [ziek] worden (door) |
atatamaru-暖まる | warm worden |
ate-当て | het raden; gissen; loterij |
ategau-宛てがう | (stevig) vasthouden; houden [drukken] (tegen) |
atekko-当てっこ | het (spel van het ) raden [gissen; gokken]; een quiz |
atekkosuru-当てっこする | (proberen te) zien wie er het beste kan raden [gissen] |
atekoto-当て事 | het raden [gissen; schatten] |
atemono-当て物 | het raden; gissen; schatten wat er verborgen zit |
atenige-当て逃げ | het doorrijden [wegvluchten] na een aanrijding te hebben veroorzaakt |
aterareru-当てられる | geraakt [getroffen] worden; schade oplopen; geraakt [gekwetst; beledigd] worden |
ateru-当てる | getroffen [geraakt] worden door |
atezuiryō-当て推量 | een gok; schatting; het raden [gissen] |
atochi-跡地 | braakliggend land [kavel; perceel] (na afbraak van de gebouwen die erop stonden) |
atojisari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atozusari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atsuyaki-厚焼き | het braden of bakken van een dikke plak |
attamaru-暖まる | warm worden |
au-会う | de confrontatie aangaan; tegenstand bieden |
auto・obu・baunzu-アウト・オブ・バウンズ | buiten de grenzen [perken] (fig); verboden terrein; taboe |
awaremi-哀れみ | medelijden; mededogen |
awaremu-哀れむ | medelijden hebben met; zielig vinden |
awaremu-哀れむ | bewonderen; waarderen; houden van; gevoelig [ontvankelijk] zijn (voor) |
awayokuba-あわよくば | indien mogelijk; als de omstandigheden het toelaten; als ik geluk heb |
ayamaru-誤る | (iem.) misleiden |
ayamaru-謝る | zich verontschuldigen; excuses aanbieden; zich excuseren (bij iemand voor iets) |
ayamatta-誤った | fout; verkeerd; vals; misleidend |
ayatori-綾取り | afneemspel (het vormen van figuren met een touwtje om de vingers, waarvan de lussen telkens worden doorgegeven aan anderen) |
azamuku-欺く | bedriegen; misleiden |
a'nekumēne-アネクメーネ | gebieden op aarde die door extreme omstandigheden (droogte, hitte, hoogte, etc.) niet permanent door mensen bewoond kunnen worden |
ba-ば | (in klassiek Japans drukt het uit: reden, oorzaak) omdat; doordat |
ba-罵 | (in kanji-combinaties) beledigen; uitschelden |
baai-場合 | omstandigheden; situatie |
baba-馬場 | paardenrenbaan |
bachi-罰 | straf van de goden; goddelijke vergelding |
bādo・wīku-バード・ウィーク | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
bafun-馬糞 | paardenvijg; paardenmest; paardendrek |
bagu-馬具 | paardentuig |
bahitsu-馬匹 | paarden |
baiasu-バイアス | neiging; tendens; aanleg |
bainburakku-バインブラック | het zwarte pigment dat wordt verkregen door wijnstokken te verbranden |
baindingu-バインディング | het (in)binden |
baisen-媒染 | het beitsen van stoffen [weefsels] (met een bijtmiddel behandelen voordat ze worden geverfd) |
baisen-焙煎 | het branden, roosteren (b.v. van koffie) |
baishakusuru-媒酌する | koppelen; een huwelijk tot stand brengen; als tussenpersoon optreden |
baisupurejidento-バイスプレジデント | vicepresident |
bajō-馬上 | het paardrijden |
bakasu-化かす | betoveren; beheksen; misleiden; bedriegen |
baken-馬券 | weddenschapskaart voor paardenraces |
bakku・sukurīn-バック・スクリーン | een donker scherm achter het middenveld in een honkbalstadion (zodat de slagman duidelijker het veld kan overzien) |
baku-縛 | het vastbinden; arresteren |
bakurō-博労 | paardenhandelaar |
bakusuru-縛する | vastbinden |
bakusuru-縛する | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
bamyūdashotō-バミューダ諸島 | Bermuda eilanden |
bāmyūda・toraianguru-バミューダ・トライアングル | Bermudadriehoek (zeegebied bij de Bermuda-eilanden) |
bangi-板木 | slagplank [slagbord] om brand te melden of om in boeddhistische tempels een bijeenkomst aan te kondigen |
baniku-馬肉 | paardenvlees |
banka-挽歌 | dodenlied; klaagzang; elegie |
bankoku-万国 | alle landen [naties] (in de wereld); de hele wereld |
bankotsu-万骨 | duizenden doden [skeletten] |
banme-番目 | -de [-ste] (in combinatie met rangtelwoorden) |
bannan-万難 | ontelbare moeilijkheden [hindernissen] |
banningu-バンニング | (Japans wasei woord) vanning, het laden van goederen in een truck (Eng.: van) |
bannō-万能 | universeel; voor alle doeleinden te gebruiken |
banryoku-万緑 | tienduizenden groene bladeren; een zee van groene bladeren |
banshoku-伴食 | iemand die wel de titel [naam] heeft maar niet de daarbij behorende bevoegdheden |
banushi-馬主 | paardeneigenaar; bezitter van paarden |
banushi-馬主 | eigenaar [bezitter] van racepaarden |
banzai-万歳 | gejuich (met handen in de lucht); hoera; gefeliciteerd; lang zal ze leven |
ban'eikeiba-輓曳競馬 | soort van Japanse paardenraces (waarbij trekpaarden zware sleeën zandhellingen optrekken) |
ban'eikyōsō-輓曳競走 | soort van Japanse paardenraces (waarbij trekpaarden zware sleeën zandhellingen optrekken) |
ban'i-蛮夷 | barbaar; barbaren; wilden |
baraetī-バラエティー | verscheidenheid; variëteit; afwisseling |
baransu・shīto-バランス・シート | balans (overzicht van bezittingen en schulden) |
bariaburu・kondensā-バリアブル・コンデンサー | variabele condensator |
bariki-馬力 | paardenkracht |
barikon-バリコン | variabele condensator |
baryō-馬糧 | paardenvoer |
basabasa-ばさばさ | vastberaden; krachtig; energiek |
basha-馬車 | paardenkoets; paard-en-wagen; rijtuig |
bashauma-馬車馬 | (fig.) oogkleppen op hebben; iets onverstoorbaar doen zonder afgeleid te worden door bijzaken |
basho-場所 | de plaats of tijd waarin een sumo toernooi wordt gehouden; een sumo toernooi |
bashoku-馬謖 | Ma Su, een Chinese generaal (190 - 228), die leefde in Shu Han tijdens de Drie Koninkrijken periode (221 - 280) |
bashu-馬主 | paardeneigenaar; bezitter van paarden |
bashu-馬主 | eigenaar [bezitter] van renpaarden |
basori-馬橇 | arrenslee; paardenslee |
bataya-ばた屋 | voddenraper |
batei-馬丁 | paardenknecht; oppasser van een officier; lakei |
batei-馬蹄 | paardenhoef |
bateru-ばてる | verslappen; slap [moe] worden |
batsuichi-バツイチ | Iemand die 1 keer gescheiden is |
batten-罰点 | (wedstrijden, e.d.) afgetrokken punt; punt in mindering gebracht |
battōtai-抜刀隊 | een speciale (met Japanse zwaarden bewapende) politie-eenheid (Meiji-periode) |
bayai-ばやい | geval; situatie; omstandigheden |
bēguru-ベーグル | bagel (rond broodje met een gat in het midden) |
bekke-別家 | het zelfstandig worden van een werknemer (die een eigen zaak gaat runnen onder dezelfde naam) |
benjiru-弁じる | onderscheiden |
benkei-弁慶 | een bundel stro die gebruikt kan worden om visspiesjes in te prikken |
benshi-弁士 | (goede) spreker; redenaar; verteller |
benten-弁天 | Benten (= Benzaiten), godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit; 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie) |
bentōten-弁当店 | uitspanning of kleine winkel waar lunches worden verkocht (vaak in treinstations); snelbuffet |
benzaiten-弁財天 | Benzaiten, godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
bēshikku・ingurisshu-ベーシック・イングリッシュ | basisengels (gebruik van beperkte Engelse woordenschat) |
besshō-蔑称 | een kleinerende [denigrerende] benaming (voor iemand of iets); belediging |
bibi-微微 | klein [onbeduidend; onbelangrijk; onbetekenend] zijn |
bichiku-備蓄 | reserve; opslag; voorraad; het in reserve [voorraad] houden [opslaan] |
bichikusuru-備蓄する | opslaan; in reserve [voorraad] houden |
biennāre-ビエンナーレ | biënnale (evenement dat om de twee jaar wordt gehouden) |
bihin-備品 | roerend goed; meubilair; apparatuur; benodigdheden |
bijinesu-ビジネス | zaak; zaken; bedrijf; handel; commercie; bezigheden |
bijitā・fī-ビジター・フィー | toegangsprijs [entreeprijs] voor gasten [niet-leden] |
bijutsushi-美術史 | kunstgeschiedenis; kunsthistorie |
bikō-尾行 | (m.n. bij politieonderzoek) het schaduwen; (heimelijk) volgen; in het oog houden |
bishamonten-毘沙門天 | Bishamonten (Vaishravana), god van rijkdom en overwinning, (afgebeeld in harnas,met schatkamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
bisōsuru-美装する | zich mooi [netjes] aankleden |
bitoku-美徳 | goed [correct] gedrag; goede daden |
bō-房 | kamer [zaal] een van de traditionele Chinese sterrenbeelden [asterismes] |
bodaiju-菩提樹 | de vertaling van Der Lindenbaum, het vijfde lied in de Winterreise cyclus van Schubert |
bōfu-亡夫 | overleden echtgenoot [man] |
bōfu-亡父 | overleden vader |
bōgen-妄言 | onbezonnen [gedachteloze] opmerking [woorden] |
bōgen-暴言 | harde [beledigende; grove] taal; grove woorden; grof taalgebruik |
bōji-亡児 | een overleden kind |
bōkei-亡兄 | een overleden oudere broer |
bokeru-惚ける | dementeren; seniel worden |
bokki-勃起 | erectie; het stijf [hard] worden (van de penis, clitoris, tepels) |
bokkusu-ボックス | (bij honkbal) gebied waar de catcher en de slagman zich bevinden; (bij voetbal) het strafschopgebied |
bokkusu・sutoa-ボックス・ストア | een winkel waar men producten goedkoop kan aanbieden door ze niet in vakken te zetten, maar ze in de verpakkingsdozen in de winkel te laten staan |
bōkon-亡魂 | geest [ziel] van een dode [overledene] |
bōkun-亡君 | (iemands) overleden meester [heer] |
bokusā-ボクサー | boxer (hondenras) |
bokyaburarī-ボキャブラリー | woordenschat; vocabulaire; lexicon |
bōmai-亡妹 | overleden jongere zus |
bōmeisuru-亡命する | zijn land ontvluchten; asiel zoeken; in ballingschap gaan; een (politieke) vluchteling worden; emigreren (om politieke redenen) |
bon-盆 | Bon (festival) (waarbij men graven van overleden familieleden bezoekt, en papieren lantaarns ophangt of op het water laat drijven) |
bōnasu-ボーナス | extradividend |
bondēji-ボンデージ | bondage (sm); vastgebonden zijn |
bonjūru-ボンジュール | goedendag; hallo |
bonmatsuri-盆祭り | Bon festival (waarbij men graven van overleden familieleden bezoekt, en papieren lantaarns ophangt of op het water laat drijven) |
boranchi-ボランチ | defensieve middenvelder (voetbal) |
bōrei-亡霊 | de geest van een overledene |
boro-襤褸 | oude kleren; vodden; lompen |
boroboro-ぼろぼろ | (onomatopee) het vallen van druppels [stukjes]; brokkelig (worden); vergaan [versleten] raken; gerafeld worden |
boruzoi-ボルゾイ | borzoi; barzoi (Russisch windhondenras) |
bōsai-亡妻 | overleden echtgenote [vrouw] |
bōshi-亡姉 | overleden oudere zus |
bōshisuru-防止する | voorkomen; preserveren; goedhouden |
bōsō-暴走 | het rijden zonder bestuurder (b.v. door handrem vergeten) |
bōsō-暴走 | het iets doen zonder aandacht voor de omgeving; iets doen zonder rekening te houden met de gevolgen |
botandaun-ボタンダウン | overhemd waarvan de kraag d,m,v, knoopjes vastgezet kan worden |
bōtei-亡弟 | overleden jongere broer |
bōto・dekki-ボート・デッキ | sloependek (dek waar de reddingsboten zich bevinden) |
boyakeru-ぼやける | vaag [wazig; onduidelijk] worden; vervagen |
bōyū-亡友 | een overleden vriend |
bubunkyokuhitsu-舞文曲筆 | vrije schrijfstijl waarbij de de feiten worden verdraaid voor een literair effect |
buchiageru-打ち上げる | enthousiast [opgewonden] worden |
bui・gōru-ブイ・ゴール | het winnende doelpunt (ook wel golden goal genoemd) |
bui・tān-ブイ・ターン | het verschijnsel dat werknemers afkomstig van het platteland die in de grote steden waren gaan werken, daarna weer elders buiten de stad gaan werken |
buji-蕪辞 | grove woorden; grof taalgebruik |
bukkai-仏界 | één van de 10 werelden in de Boeddhistische leer (van de hel oplopend tot rijk van de Boeddha's) |
bunbufuki-文武不岐 | literaire en militaire kunsten [de pen en het zwaard] volgen hetzelfde pad [zijn geen gescheiden paden] |
bunkashi-文化史 | culturele geschiedenis; cultuurgeschiedenis |
bunkatsusuru-分割する | verdelen; splitsen; scheiden |
bunken-文献 | handgeschreven of gedrukte verslaggeving voor onderzoeksdoeleinden |
bunkotsu-分骨 | de as [beenderen] van overledenen op verschillende locaties verstrooien [begraven] |
bunmeikaika-文明開化 | (lett. beschaving en vooruitgang) tendens naar modernisering en verwestersing in de vroege Meiji-periode in Japan |
bunmeishi-文明史 | beschavingsgeschiedenis; cultuurgeschiedenis |
bunpitsusuru-分泌する | afscheiden; uitscheiden |
bunrui-分類 | indeling; classificatie; ordening; rangschikking |
bunsansuru-分散する | verspreiden; verdelen; decentraliseren; verstrooien |
buntsū-文通 | briefwisseling; correspondentie |
buonfuresuko-ブオンフレスコ | Buon fresco is een fresco-schildertechniek (waarbij alkalibestendige pigmenten, vermalen in water, worden aangebracht op nat gips) |
burakishizumu-ブラキシズム | het tandenknarsen; bruxisme |
burakku・afurika-ブラック・アフリカ | Zwart-Afrika; Donker Afrika (ten zuiden van de Sahara) |
buranketto・eria-ブランケット・エリア | gebieden waar radio-ontvangstproblemen kunnen optreden als gevolg van overlappende radiogolven van meerdere zenders |
bureru-ぶれる | onscherp worden (van een foto, door het bewegen van de camera) |
bureton・uzzukyōtei-ブレトン・ウッズ協定 | de Bretton Woods Overeenkomst (1944, financieel-economisch akkoord tussen 44 landen) |
burijji-ブリッジ | gebitsbrug (tussen tanden of kiezen) |
burijji・banku-ブリッジ・バンク | overbruggingsbank (opgericht om een failliete bank te exploiteren totdat er een koper kan worden gevonden) |
burujoa-ブルジョア | burger; iemand uit de middenklasse |
busshi-仏師 | maker [beeldhouwer] van boeddhistische beelden |
bussho-仏所 | werkplaats waar boeddhistische beelden worden gemaakt |
busutto-ぶすっと | het doorboren van [snijden in] een dik, zacht voorwerp |
butchigiru-打っ千切る | met een ruime marge winnen (m.n. bij paardenraces) |
butsugu-仏具 | voorwerpen die worden gebruikt bij boeddhistische rituelen; altaarstukken |
butsuji-仏事 | boeddhistisch ritueel; herdenkingsdienst |
butsukarigeiko-ぶつかり稽古 | training (van worstelen en judo) met afwisselend duwen en geduwd worden |
butsuryū-物流 | het vervoer van goederen van de producent naar de consument (verpakken, laden, lossen, vervoer, opslag van goederen, alsmede informatie-verstrekking) |
butsutekiryūtsū-物的流通 | het vervoer van goederen van de producent naar de consument (verpakken, laden, lossen, vervoer, opslag van goederen, alsmede informatie-verstrekking) |
buyūden-武勇伝 | levensverhaal van een held; ridderverhaal; (ironisch) heldenepos van kroegloper |
byōnan-病難 | (lijden aan) een ziekte |
chāji-チャージ | (elektrische) lading; het opladen |
chājingu-チャージング | opladen |
chakushin-着信 | ontvangst van een bericht [telefoontje; correspondentie] |
chakuyō-着用 | het dragen; aanhebben; aankleden |
chashitsu-茶室 | theehuis; theekamer (ruimte waar de theeceremonie wordt gehouden) |
chiagāru-チアガール | cheerleader (bij sportwedstrijden) |
chiarīdā-チアリーダー | cheerleader (bij sportwedstrijden) |
chibanare-乳離れ | (fig.) het volwassen worden |
chibashiru-血走る | bloeddoorlopen worden (van ogen) |
chīfu・eguzekutibu-チーフ・エグゼクティブ | hoofddirecteur; algemeen directeur; president |
chihōbunken-地方分権 | decentralisatie van de macht (bestuurlijke bevoegdheden bij lokale overheden) |
chihōkōfuzei-地方交付税 | belastingen van lokale overheden |
chihōshoku-地方色 | lokale kleur [atmosfeer]; plaatselijke [karakteristieke] bijzonderheden |
chihōzei-地方税 | lokale belasting; belastingheffing van lokale overheden |
chiisai-小さい | klein; jong; gering; onbeduidend |
chiisana-小さな | klein; jong; gering; onbeduidend |
chiji-千千 | velen; duizenden; verscheidenen |
chijin-地神 | agrarische goden; goden van het land [de aarde] |
chijin-地神 | voorouderlijke geesten; huisgoden |
chikachika-ちかちか | helder [verblindend] lichtgeflikker; lichtflitsen |
chikaradameshi-力試し | test van fysieke kracht [vaardigheden]; proeve van bekwaamheid |
chikudenki-蓄電器 | (elektriciteit) condensator |
chikyō-地峡 | landengte; istmus; smalle strook land |
chikyōōdantetsudō-地峡横断鉄道 | spoorweg over een landengte |
chimayou-血迷う | de controle over zichzelf verliezen; in razernij ontsteken; door het lint gaan; gek worden |
chinchō-珍重 | (sloitregel bij correspondentie) blijf gezond en wel; pas goed op jezelf |
chinōhan-知能犯 | misdrijven met gebruik van informatie (zonder geweld); criminaliteit met intellectueel eigendom; witteboordencriminaliteit |
chinpei-鎮兵 | soldaten die worden uitgezonden om lokale conflicten te bestrijden |
chinshasuru-陳謝する | zich verontschuldigen; excuses maken [aanbieden] |
chinshi-沈思 | bezinning; overdenking; contemplatie |
chippoke-ちっぽけ | zeer klein; onbeduidend; nietig |
chirichiri-ちりちり | brandend gevoel (op de huid); gerimpeld |
chōdatsu-超脱 | transcendentie; onthechting; overstijging |
chōeki-懲役 | (onbeleefd taalgebruik) aanspreektitel van gedetineerden |
chōka-長歌 | langere vorm van waka-poëzie, met regels van 5 en 7 lettergrepen, die afwisselend minstens drie keer worden herhaald (meestal eindigend met 7) |
chokkaku-直角 | rechte hoek; hoek van 90 graden |
chōkō-長考 | het lang nadenken [overdenken] |
chōkokuten-彫刻展 | beeldententoonstelling |
chokugeki-直撃 | het direct geraakt [getroffen] worden; een voltreffer |
chokuhitsu-直筆 | het kalligraferen met de schrijfpenseel rechtop gehouden |
chokumen-直面 | confrontatie; treffen; tegemoet treden; onder ogen zien |
chokutōsuru-直答する | direct [onmiddellijk; rechtstreeks] antwoorden |
chōkyōshi-調教師 | dierentemmer (paarden, honden, of wilde dieren in een circus) |
chōri-調理 | het koken [bereiden] van eten |
chōryokuhatsuden-潮力発電 | opwekking van getijdenenergie |
chōryokuhatsudensho-潮力発電所 | getijdencentrale |
chōshizen-超自然 | occultisme; transcendentie; bovennatuurlijkheid; paranormaliteit |
chōshizuku-調子づく | op gang [stoom] komen; in de stemming komen; zijn draai weten te vinden; opgetogen [enthousiast] worden; zich laten gaan |
chōtōha-超党派 | niet-partijgebonden; onafhankelijk van partijlijn [partijpolitiek] |
chōzuba-手水場 | (in toiletruimte) wasbak; plek om handen te wassen |
chū-仲 | het midden van een seizoen |
chūdan-中段 | het midden [de middelste trede; de overloop] van een trap; het midden van een helling |
chūdan-中段 | middenpositie (kendō) |
chūdō-中道 | (gulden) middenweg; halfweg; halverwege; gematigdheid |
chūei-中衛 | (sport) middenspeler; middenvelder; halfback; halfspeler |
chūgakkō-中学校 | middenschool; lager middelbaar onderwijs (in Nederland groep 7 en 8 van de basisschool + brugklas middelbare school) |
chūgaku-中学 | middenschool; lager middelbaar onderwijs |
chūgakusei-中学生 | leerling op middenschool (van hoogste klassen basisschool t/m brugklassen van middelbare school) |
chūgata-中形 | middelgrote maat; medium; middelgroot; middenklasse |
chūgen-中元 | zomergeschenk (veel Japanners geven tijdens het Obon festival geschenken aan mensen die het afgelopen half jaar veel voor hen hebben betekend) |
chūgen-中間 | midden; halverwege; middelste positie; centrum |
chūha-中波 | middengolf; middenfrequentie |
chūhai-酎ハイ | shochu highball, Japanse cocktail (oorspronkelijk shōchū met koolzuurhoudend water en citroen, tegenwoordig ook met wodka en in allerlei smaken) |
chūi-中位 | gemiddelde; midden; middelste rang [positie] |
chūijinbutsu-注意人物 | verdachte; verdacht persoon; persoon die in de gaten moet worden gehouden |
chūji-中耳 | middenoor |
chūjien-中耳炎 | middenoorontsteking (otitis media) |
chūjiten-中辞典 | middelgroot woordenboek |
chūkanhaitō-中間配当 | interim [tussentijds] dividend |
chūkansō-中間層 | de middenklasse |
chūkeisuru-中継する | (radio of tv) uitzenden |
chūken-中堅 | (fig.) kern; ruggengraat; steunpilaar; het middenkader |
chūken-中堅 | (honkbal) middenvelder(s) |
chūkenshotokusō-中堅所得層 | (mensen met) middenklasse inkomens |
chūkintō-中近東 | het Midden- en Nabije Oosten |
chūkyori-中距離 | middellange afstand (wedstrijden) |
chūō-中央 | centrum; kern; hart; midden |
chūōbunritai-中央分離帯 | middenberm (op hoofdwegen en snelwegen) |
chūon-中音 | (muziek) mediant (derde trap van de toonladder); middenregister |
chūōsen-中央線 | middenlijn (op een sportveld, wegdek e.d.) |
chūryaku-中略 | inkorting van een citaat in het midden; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het middengedeelte weggelaten worden |
chūryūkaikyū-中流階級 | de middenklasse |
chūshakinshi-駐車禁止 | parkeerverbod; verboden te parkeren |
chūshōkigyō-中小企業 | middelgrote en kleine ondernemingen; midden -en kleinbedrijf (MKB) |
chūshū-中秋 | middenin [in het midden van] de herfst (de 15de dag van de 8ste maand van de maankalender) |
chūtō-中東 | het Midden-Oosten |
chūu-中有 | (in Japans boeddhisme) transitieperiode van 49 dagen tussen overlijden en wedergeboorte |
chūzuri-宙吊り | het (midden) in de lucht hangen [bungelen] |
dabun-駄文 | (een term die ook wordt gebruikt als bescheiden aanduiding voor) mijn (eigen) schrijfwerk |
daburu-ダブる | nagemaakt [gedupliceerd; verdubbeld] worden |
daburuheddā-ダブルヘッダー | (honkbal) twee wedstrijden na elkaar tegen dezelfde tegenstander |
dai-だい | prefix of suffix in samengestelde woorden |
dai-第 | voorvoegsel gebruikt voor rangtelwoorden |
daichō-台帳 | grootboek (boekhouden) |
daidōshōi-大同小異 | vrijwel hetzelfde; bijna identiek |
daieihakubutsukan-大英博物館 | het British Museum (in Londen) |
daigakuinsei-大学院生 | masterstudent; PhD-student |
daigakusei-大学生 | student (aan de universiteit of hoge school) |
daigan-代願 | voorbede; voorspraak; als tussenpersoon fungeren; bidden tot god {Boeddha] namens een ander |
daigen-題言 | inleidende woorden in een boek of tijdschrift |
daihen-代返 | (op school) bij het afroepen van namen van een presentielijst bevestigend antwoorden t.b.v een andere persoon (die zelf niet aanwezig is) |
daiichininsha-第一人者 | de hoogstgeplaatste [meest gezaghebbende] persoon; degene met de hoogste rang; de leidende [invloedrijkste] persoon (op een bepaald gebied) |
daiittō-第一党 | de leidende [belangrijkste; grootste] partij |
daijiten-大辞典 | groot woordenboek |
daikan-大寒 | het midden van de winter; de koudste periode van de winter |
daikokuten-大黒天 | Daikokuten (Mahākāla), god van rijkdom en handel (meestal afgebeeld met een houten hamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
daimonji-大文字 | (afk. voor) de berg(helling) bij Kyoto waar tijdens het festival Gozan no Okuribi vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
daimonji-大文字 | (andere naam voor) het festival Gozan no Okuribi (bij Kyoto) waarbij vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
daimonjiyama-大文字山 | de berg(helling) bij Kyoto waar tijdens het festival Gozan no Okuribi vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
daisaishi-大祭司 | hogepriester (Jodendom) |
daisangoku-第三国 | een derde land (een land dat niet direct is betrokken bij een kwestie of conflict tussen andere landen) |
daitō-大刀 | de grootste van twee zwaarden |
daitōryō-大統領 | president |
daitōryōdaikō-大統領代行 | waarnemend president |
daitōryōfujin-大統領夫人 | presidentsvrouw; first lady |
daitōryōfujin-大統領夫人 | vrouw van een president |
daitōryōfukoku-大統領布告 | presidentieel decreet |
daitōryōkeigotai-大統領警護隊 | geheime dienst (secret service) ter bewaking van de president |
daitōryōkōho-大統領候補 | presidentskandidaat |
daitōryōrei-大統領令 | presidentieel decreet |
daitōryōsenkyo-大統領選挙 | presidentsverkiezingen |
daitōryōshūninenzetsu-大統領就任演説 | presidentiële inauguratierede |
dakara-だから | vandaar; daarom; om die reden; en dus |
dakiageru-抱き上げる | in de armen nemen [houden] |
dakishimeru-抱きしめる | knuffelen; omarmen; iemand stevig vasthouden |
damakurakasu-騙くらかす | bedriegen; misleiden |
damarikomu-黙り込む | zwijgen; de mond houden; niets (meer) zeggen |
damaru-黙る | zwijgen; niets zeggen; stil zijn [worden]; je mond houden |
damashiau-騙し合う | elkaar misleiden [bedriegen; voor de gek houden] |
damashiuchi-騙し討ち | een verrassingsaanval; iemand met een list afleiden en dan aanvallen; vals spel |
damasu-騙す | bedriegen; oplichten; vals spelen; misleiden |
danbatake-段畑 | terrasland; terrasvormige kweekvelden (op een berghelling) |
dandan-段段 | trap; treden |
dandanbatake-段段畑 | terrasland; terrasvormige kweekvelden (op een berghelling) |
dandorisuru-段取りする | plannen; voorbereiden; regelen |
danketsu-団結 | eenheid; eendracht; solidariteit; verbondenheid |
danko-断固 | standvastig [vastberaden; resoluut; ferm] zijn |
dankō-断郊 | het buiten (in velden of bossen) hardlopen |
dansai-断裁 | het (af)snijden (van papier, stof, e.d.) |
dansaisuru-断裁する | (af) snijden (papier, stof, e.d.) |
darō-だろう | (informele vorm van het werkwoord 'zijn'; drukt veronderstelling of vermoeden uit) zal (waarschijnlijk) (zo) zijn (dat) |
daru-だる | moe zijn; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
dashimono-出し物 | (theater) programma; optreden; nummer |
dasu-出す | (in combinatie met andere werkwoorden) beginnen te; naar buiten doen [gaan; bewegen] |
dātī-ダーティー | de wisselkoers beïnvloeden door marktinterventie |
dātī・furōto-ダーティー・フロート | een systeem waarbij beleidsautoriteiten ingrijpen wanneer er ongewenste fluctuaties optreden op de wisselkoersen |
dāto・kōsu-ダート・コース | (paardenrennen of motor races) onverharde baan |
datsu-立つ | (achtervoegsel) in staat zijn om...; worden; krijgen |
datsui-脱衣 | het (zich) uitkleden; ontkleding |
datsusara-脱サラ | het zich bevrijden uit de tredmolen van een kantoorbaan, en voor zichzelf beginnen om leuk en zinvol werk te gaan doen |
datte-だって | (partikel) zelfs; ook; blijkbaar; men zegt; ik denk; jij bedoelt |
daun-ダウン | naar beneden; omlaag; neergaand |
dearō-であろう | (vorm van het werkwoord 'zijn'; drukt veronderstelling of vermoeden uit) zal (waarschijnlijk) (zo) zijn (dat) |
deba-出刃 | een breed keukenmes (vnl. om vis te snijden) |
debabōchō-出刃包丁 | een breed keukenmes (vnl. om vis te snijden) |
debyū-デビュー | debuut; aanvang; eerste optreden |
dei-泥 | (in kanji combinaties) modder; modderige substantie; gefixeerd; vasthoudend |
dekadan-デカダン | decadent; een decadent persoon |
dekadansu-デカダンス | decadentie |
dekadantisumu-デカダンティスム | decadentisme |
dekiaisuru-溺愛する | iemand adoreren [verafgoden; aanbidden]; dol (verliefd) zijn op |
dekiru-出来る | tot stand komen; gedaan [voltooid] worden; gereed komen |
dekishi-溺死 | verdrinkingsdood; dood door verdenking |
dekora-デコラ | Decola, merknaam van thermohardende kunststof gemaakt van melamine en formaldehyde (o.a. gebruikt voor oppervlaktecoatings) |
dekuresshendo-デクレッシェンド | (muziekterm) decrescendo (zwakker wordende toon) |
dema-デマ | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
demae-出前 | bezorging aan huis van maaltijden bereid door restaurants, cateraars, e.d. |
demagogī-デマゴギー | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
demakase-出任せ | gedachteloze opmerking; het iets zeggen zonder nadenken |
demodori-出戻り | gescheiden vrouw (die weer bij haar ouders woont) |
demodori-出戻り | terugkeer van een schip naar de vertrekhaven (vanwege verslechterde weersomstandigheden) |
demotēpu-デモテープ | demobandje (geluids- of videoband voor reclame- en marketingdoeleinden) |
dengunetsu-デング熱 | Dengue; knokkelkoorts |
denimu-デニム | denim; spijkerstof |
denīru-デニール | denier (garen-dikte) |
denmāku-デンマーク | Denemarken |
denomi-デノミ | denominatie (in Japan, de afronding van de waarde van munteenheden) |
denominēshon-デノミネーション | denominatie (in Japan, de afronding van de waarde van munteenheden) |
denshijisho-電子辞書 | elektronisch woordenboek; wordtank |
denwachū-電話中 | tijdens [aan] het telefoneren; in gesprek (van telefoon) |
den'ya-田野 | het platteland; landelijk gebied; rijstvelden en akkers |
deppa-出っ歯 | vooruitstekende (boven)tanden |
deru-出る | uitkomen; verschijnen; gepubliceerd worden |
deru-出る | ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
deru-出る | overschrijden; overtreffen |
deshabaru-出しゃばる | binnendringen; zich bemoeien (met); interrumperen; tussen beiden komen |
deshin-デシン | crêpe de Chine (licht zijden weefsel) |
desukara-ですから | daarom; en dus; om die reden; vandaar |
desu・masuku-デス・マスク | dodenmasker |
didakushon-ディダクション | deductie; logische redenering |
dīenuēkantei-ディーエヌエー鑑定 | DNA-identificatie; genetische vingerafdruk |
difarenshiēshon-ディファレンシエーション | onderscheid; identificatie |
dinā・jīnzu-ディナー・ジーンズ | nette jeans voor formelere gelegenheden |
dīpu・sausu-ディープ・サウス | het diepe Zuiden (de meest zuidelijke staten van Amerika: Georgia, Alabama, Louisiana en Mississippi) |
direkutorī-ディレクトリー | (het bundelen van bestanden in) een map, folder (computer) |
dīringu・rūmu-ディーリング・ルーム | handelsruimte, een ruimte in een financiële instelling waar effecten- en valutatransacties worden uitgevoerd |
dobashi-土橋 | met aarde bedekte brug; aarden brug |
dobei-土塀 | aarden wal; verdedigingsmuur van zand of aarde |
dōdōmeguri-堂堂巡り | al biddend rond een tempel lopen |
dōdōmeguri-堂堂巡り | het stemmen van Japanse parlementsleden, waarbij zij hun stembiljetten in een doos die op het podium staat stoppen |
dogaishisuru-度外視する | negeren; veronachtzamen; geen rekening houden met |
doggutagu-ドッグタグ | (Eng.: dog tag) metalen identiteitsplaatje (van militairen) |
doggu・reggu-ドッグ・レッグ | (Engelse golfterm) dogleg, een golfbaan in de vorm van een hondenpoot |
doggu・rēsu-ドッグ・レース | hondenrace |
dogimagi-どぎまぎ | opgewonden; boos; nerveus |
dogimagisuru-どぎまぎする | opgewonden raken; boos zijn; nerveus worden; de tegenwoordigheid van geest verliezen |
dōgu-道具 | gereedschap; gerei; uitrusting; benodigdheden; apparatuur |
doheki-土壁 | aarden muur; muur van klei |
dohyōiri-土俵入り | de ceremonie uitgevoerd door de sumo-worstelaars bij het betreden van de ring voordat het toernooi gaat beginnen |
dōin-動因 | motief; beweegreden |
dōitsu-同一 | identiek; (één en) dezelfde |
dōitsusei-同一性 | identiteit |
dōitsushi-同一視 | identificatie; de identiteit vaststellen; als hetzelfde beschouwen |
dōitsushisuru-同一視する | identificeren; als hetzelfde [gelijk] beschouwen |
dojin-土人 | oorspronkelijke bewoner; inboorling; inlander; autochtoon (vaak denigrerend gebruikt, vooral vroeger) |
dōjō-同乗 | het meerijden |
dōjō-道場 | hal [zaal] waar Japanse vechtsporten beoefend worden |
dōjō-道場 | tempel [plek] om de boeddhistische leer te doorgronden |
dōjōsuru-同情する | meevoelen; invoelen; medelijden [compassie] hebben |
dōki-動機 | motief; beweeggrond, beweegreden (voor een misdrijf) |
dōkō-動向 | tendens; trend; neiging; houding |
dokotonaku-何処となく | op de een of andere manier; om de een of andere reden |
dokujin-毒刃 | dolk van een moordenaar |
dokuritsusuru- 独立する | onafhankelijk worden |
dokusatsusuru-毒殺する | (iem.) vergiftigen; doden [vermoorden] door vergiftiging |
dokusensuru-独占する | monopoliseren; voor zich opeisen; voor zichzelf houden |
dokuwajiten-独和辞典 | Duits-Japans woordenboek |
dokuzuku-毒突く | (ver)vloeken; (uit)schelden |
dōkyūsei-同級生 | klasgenoot; medestudent |
domannaka-ど真ん中 | precies in het midden |
donaritsukeru-怒鳴りつける | schreeuwen [schelden] (tegen); (iem.) uitschelden [uitfoeteren] |
donaru-怒鳴る | snauwen; afsnauwen; afblaffen; uitschelden; iem. een fikse uitbrander geven |
donsuru-鈍する | traag [sloom; saai] worden |
doppuri-どっぷり | volledig opgaan in; geheel ondergedompeld [opgeslurpt] worden |
doraibu-ドライブ | het autorijden; autorit |
dōri-道理 | reden; logica; zin; waarheid; juistheid |
dorifuto-ドリフト | verschijnsel waarbij deeltjes door een externe kracht in een willekeurige beweging worden gebracht (b.v. elektrische geleiding, warmtegeleiding, etc.) |
doroppu-ドロップ | (bij honkbal) een kromme bal (die verticaal naar beneden valt) |
dorui-土塁 | grondwerk; graafwerk; aarden wal |
dorushokku-ドル・ショック | de Nixon Shock (economische maatregelen van President Nixon in 1971, o.a. het eenzijdig opheffen van de omwisseling van goud in Amerikaanse dollars) |
dosei-怒声 | stemverheffing; kwade [boze; opgewonden] toon |
dōsha-同車 | (samen) in dezelfde auto rijden [zitten] |
dōshi-同志 | kameraden; medestanders; gelijkgestemde mensen;; verwante zielen; mensen met dezelfde overtuiging |
dōshi-導師 | dienstdoende priester [monnik] (m.n. tijdens een begrafenis) |
doshigatai-度し難い | niet (meer) te redden; onverbeterlijk; onherstelbaar |
dōsōkai-同窓会 | alumnivereniging; vereniging van oud-studenten; alumni bijeenkomst |
dōsui-導水 | transport van water; het leiden van waterstroming |
dotanba-土壇場 | (Edo periode) aarden platform waar executies [onthoofdingen) plaatsvonden |
doteppara-土手っ腹 | ingewanden; maag; buik |
doyōnami-土用波 | hoge golven tijdens de hondsdagen (de warmste tijd van het jaar) |
dozō-土蔵 | pakhuis; opslagplaats (met dikke, aarden muren) |
ea・pējento-エア・ページェント | het optreden van een vliegtuig tijdens een vliegshow |
eba・miruku-エバ・ミルク | gecondenseerde melk; koffiemelk |
ebisu-夷 | volkeren uit het noorden van Japan (met een eigen taal en cultuur) |
ebisu-恵比須 | Ebisu, god van visserij, scheepvaart en handel (meestal afgebeeld met hengel en vis), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
ebisukō-恵比須講 | het Ebisu festival, gewijd aan Ebisu, de god van de welvaart (meestal gehouden in oktober of november) |
egureru-抉れる | ingedeukt [uitgehold; hol] worden |
ehōmaki-恵方巻 | een hele (ongesneden) sushi-rol (wordt gegeten als geluksbrenger tijdens het Setsubun festival) |
eigyōjikan-営業時間 | openingstijden; kantooruren |
eijishi-政治史 | politieke geschiedenis |
eikyōsuru-影響する | beïnvloeden; van invloed zijn (op) |
eirei-英霊 | geesten [zielen] van overleden strijders [soldaten] |
eiseisuru-永逝する | sterven; doodgaan; overlijden |
eiwajiten-英和辞典 | Engels-Japans woordenboek |
eiyūshugi-英雄主義 | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
eiyūtekikōi-英雄的行為 | heldendaad; heroïsche daad |
ekijōka-液状化 | liquefactie; het vloeibaar worden [maken] |
ekijōkasuru-液状化する | vloeibaar worden [maken] |
ekika-液化 | het vloeibaar maken [worden] |
ekisaitingu-エキサイティング | spannend; opwindend |
ekisaito-エキサイト | enthousiast; opgewonden |
ekisha-駅舎 | (vroeger) de halteplaats voor postkoetsen, paarden, koeriers en reizigers (diende tevens als herberg) |
enekihō-演繹法 | (logica) deductie; logische redenering |
engi-演技 | optreden; uitvoering; act |
engi-縁起 | oorsprong, herkomst; voorgeschiedenis |
engisuru-演技する | acteren; optreden |
engo-縁語 | semantisch verwante woorden |
engoshageki-援護射撃 | iemand steunen [bijvallen] tijdens een discussie |
enjiru-演じる | een rol spelen; acteren; optreden; zich vreemde gedragen |
enkōkinkō-遠交近攻 | het beleid [de strategie] om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met verre landen, maar vijandelijke betrekkingen met buurlanden |
enman-円満 | harmonie; vreedzaamheid; tevredenheid; zorgeloosheid |
enryo-遠慮 | terughoudendheid; reserve; tact; zorgzaamheid |
enryobukai-遠慮深い | zeer ingetogen [bescheiden; terughoudend] |
enryonaku-遠慮なく | zonder voorbehoud; zonder terughoudendheid; onbeschroomd; zonder aarzeling |
enryosuru-遠慮する | terughoudend [bescheiden; tactvol] zijn |
enshinryoku-遠心力 | middelpuntvliedende kracht; centrifugale kracht |
enshōsuru-延焼する | vlam vatten; het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur |
ensō-演奏 | (muziek) optreden; opvoering |
ensōsha-演奏者 | musicus (m); musicienne (v); optredende artiest |
entenka-炎天下 | onder de brandende zon; in de zinderende hitte |
enu・jī・ō-エヌ・ジー・オー | (non-governmental organization) niet-gouvernementele [niet regeringsgebonden] organisatie |
enzetsuka-演説家 | spreker; redenaar |
enzetsusuru-演説する | een toespraak [speech; oratie] houden; een lezing geven |
enzuru-演ずる | een rol spelen; acteren; optreden; zich vreemd gedragen |
en'eki-演繹 | deductie; deductieve redenering (logica) |
en'en-炎炎 | vurig [vlammend; brandend] zijn; in vlammen [brand] staan |
en'yō-艶容 | een aantrekkelijke [charmante; oogverblindende] verschijning (van een vrouw) |
en'yū-縁由 | reden; motief |
erizekyū-エリゼ宮 | het Élysée-paleis (de officiële residentie van de Franse president) |
eru・esu・ai-エル・エス・アイ | de implementatie van tienduizenden transistors per chip (LSI: large-scale integrated circuit) |
esukurō-エスクロー | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
etchūfundoshi-越中褌 | smalle lendendoek; g-string (soort tangaslip) |
fain・kemikaru-ファイン・ケミカル | zuivere chemicaliën (gebruikt in kleine hoeveelheden) |
fanburu-ファンブル | frommelen; morrelen; (bij honkbal) de bal uit de handen laten glippen |
fandamentaruzu-ファンダメンタルズ | (economie) fundamentele voorwaarden; basisvoorwaarden; basisindicatoren |
fāsuto・redi-ファースト・レディ | presidentsvrouw |
fēdoin-フェードイン | (beeld) het invloeien; verschijnen; lichter [helderder] worden |
feiru・seifu-フェイル・セイフ | faalveilig (van apparaten, bij falen niet leidend tot een gevaarlijke situatie) |
ferōshotō-フェロー諸島 | Faeröer (eilandengroep) |
fingā・bōru-フィンガー・ボール | vingerkommetje (om tijdens het eten de vingers te reinigen) |
firibasutā-フィリバスター | filibuster; obstructie van het parlement door het houden van urenlange redevoeringen (om het aannemen van wetten te vertragen) |
fīrudo・asurechikku-フィールド・アスレチック | een sport waarbij hindernissen en toestellen worden opgesteld op een parcours dat gebruik maakt van natuurlijke topografie, zoals bomen, e.d. |
fittonesu-フィットネス | fitness-training; oefeningen om fit te worden [blijven] |
fōkurandoshotō-フォークランド諸島 | Falklandeilanden |
fu-腑 | inwendig orgaan; ingewanden |
fū-風 | tendens; trend; mode |
fubatsu-不抜 | vastberadenheid; onverzettelijkheid |
fūbutsu-風物 | lokale [seizoensgebonden] gebruiken [karakteristieken] |
fucha-普茶 | (bij de Obaku Zen-school) het aanbieden van thee aan alle aanwezigen na een boeddhistische dienst [ceremonie] |
fuchi-布置 | rangschikking; groepering; ordening |
fuchin-浮沈 | wisselvalligheden |
fūchō-風潮 | getijdenstroom (veroorzaakt door de wind) |
fūchō-風潮 | tendens; trend (in de samenleving) |
fueisei-不衛生 | slechte hygiëne; onhygiënische omstandigheden [toestand] |
fuen-敷衍 | het verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fuensuru-敷衍する | verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fufuku-不服 | ontevredenheid; onenigheid; bezwaar; klacht |
fugen-不言 | zonder woorden; zonder te spreken |
fugenjikkō-不言実行 | geen woorden maar daden |
fugōgo-符号語 | codewoord; codenaam |
fuhei-不平 | ontevredenheid; ongenoegen; onvrede |
fuheibunshi-不平分子 | ontevreden elementen [leden]; dissidenten |
fuhō-訃報 | overlijdensbericht |
fūjiru-封じる | blokkeren; verbieden |
fujō-浮上 | het naar voren komen; zichtbaar [duidelijk] worden |
fūju-風樹 | gedachten aan de overleden ouders |
fuka-孵化 | uitbroeding; het (uit)broeden |
fuka-府下 | buitenwijken; voorstedelijke gebieden (van een metropool) |
fukafuka-ふかふか | (onomatopee) zacht; donzig, pluizig; afwezig; verstrooid; achteloos; onnadenkend |
fukahi-不可避 | onvermijdelijkheid; niet te vermijden |
fukairi-深入り | het in beslag genomen zijn [worden] door; ergens diep op ingaan; zich intensief bezighouden met |
fukairisuru-深入りする | in beslag genomen zijn [worden] door; ergens diep op ingaan; zich intensief bezighouden met |
fukamaru-深まる | dieper worden; toenemen; intensifiëren |
fukichirasu-吹き散らす | een gerucht verspreiden; (iets) rondbazuinen |
fukihonbō-不羈奔放 | ongeremd [ongebonden] zijn; een vrije geest [vrijbuiter] zijn |
fūkikakari-風紀係 | zedenpolitie |
fūkikeisatsu-風紀警察 | moraalpolitie (m.n. in islamitische landen) |
fukinshin-不謹慎 | indiscretie; onvoorzichtigheid; onbescheidenheid; onbezonnenheid |
fukiorosu-吹き下ろす | naar beneden waaien |
fukitobu-吹き飛ぶ | weggeblazen worden |
fuku-福 | geschenken van de goden of Boeddha |
fukudaitōryō-副大統領 | vicepresident (van een land) |
fukuen-復円 | het weer zichtbaar worden van zon (of maan) na een eclips [verduistering] |
fukuhai-復配 | hervatting van dividendbetalingen |
fukuiinchō-副委員長 | vicepresident (van een commissie) |
fukuramu-膨らむ | uitpuilen; uitzetten; (in volume) toenemen; uitbreiden |
fukurokuju-福禄寿 | Fukurokuju, god van geluk, rijkdom en een lang leven (vaak afgebeeld met een lang hoofd), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
fukusa-袱紗 | zijden doek om bij de theeceremonie gebruikte voorwerpen in te wikkelen of schoon te vegen |
fukushachō-副社長 | vicepresident (van een bedrijf) |
fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
fukyofukusei-不許複製 | alle rechten voorbehouden |
fukyoka-不許可 | verboden [niet toegestaan] zijn |
fukyūsuru-普及する | verspreiden; zich voortplanten |
fuman-不満 | ontevredenheid; onvoldaanheid; ongenoegen |
fumanzoku-不満足 | ontevredenheid; ongenoegen |
fumeirō-不明朗 | duister; somber; oneerlijk; twijfelachtig; omstreden |
fumie-踏み絵 | een christelijke afbeelding, waar men op moest lopen om te bewijzen geen aanhanger te zijn van het verboden christelijke geloof (Edo-periode) |
fumihazusu-踏み外す | misstappen; uitglijden |
fumikoeru-踏み越える | overheen stappen; overschrijden |
fumikotaeru-踏み堪える | standhouden (tegen); voet bij stuk houden; standvastig zijn |
fuminarasu-踏み均す | aanstampen; platstampen; platstappen; plattreden; platwalsen |
fumitaosu-踏み倒す | niet betalen; betalingen ontwijken [vermijden] |
fumitodomaru-踏み止まる | op dezelfde plek blijven; standhouden; zich staande houden |
funaya-船屋 | botenhuis [boothuis; schuitenhuis] aan een meer (al dan niet met woongedeelte erboven); visserhut (tijdens bevriezing op of aan het water) |
funayoisuru-船酔いする | zeeziek worden |
fundoshi-褌 | lendendoek |
fundosuru-憤怒する | kwaad [boos; razend] worden |
funsuru-扮する | zich (ver)kleden [voordoen] als; vertolken; imiteren; zich uitgeven voor; zich vermommen |
fuonbunshi-不穏分子 | onruststoker; herrieschopper; opstandeling; dissident |
furafura-ふらふら | zonder na te denken; ongemerkt; onbewust |
furasshubakku-フラッシュバック | flashback; terugblik (beeldende herinnering aan een vroegere gebeurtenis) |
furekkusutaimu-フレックスタイム | variabele werktijden |
furemawaru-触れ回る | (iets met veel ophef) rondbazuinen; (gerucht) verspreiden |
fureru-狂れる | gek [krankzinnig] worden |
fureru-触れる | (wet of regel) overtreden |
fureru-触れる | vermelden; verwijzen naar; zinspelen op |
furesshuman-フレッシュマン | eerstjaarsstudent |
furī-フリー | ongebonden |
furiagebashi-振り上げ箸 | eetstokjes die omhoog gehouden worden en waar gebaren mee worden gemaakt, of naar iets of iemand gewezen wordt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
furigana-振り仮名 | kleine kana lettergrepen (naast kanji geprint om de uitspraak ervan te duiden) |
furihanasu-振り放す | (van zich) afschudden; zichzelf bevrijden; ontsnappen |
furihodoku-振り解く | zich losrukken [bevrijden] |
furikaburu-振り被る | omhooghouden; (boven je hoofd) zwaaien (met) |
furikaeru-振り返る | achterom kijken (fig.); terugzien; terugdenken (aan); zich herinneren |
furikazasu-振り翳す | (van eigen standpunt, zienswijze, e.d.) tonen [verkondigen] aan anderen; vasthouden aan (principes, e.d.) |
furimidasu-振り乱す | losschudden; in de war maken; los laten hangen (je haar) |
furiotosu-振り落とす | (van zich) afschudden; afwerpen |
furippu-フリップ | omslaan; omdraaien; wegtikken; boos worden |
furī・ējento-フリー・エージェント | (Eng.: free agent) iemand die onafhankelijk [zonder verplichtingen] is; een sporter die niet contractueel gebonden is |
furō-フロー | (psychologie) flow, mentale toestand (waarin een persoon volledig opgaat in zijn [haar] bezigheden) |
furofuki-風呂吹き | gekookte plakjes daikon (of raap, etc.) die heet worden gegeten met miso |
furu-振る | zwaaien; schudden |
furubiru-古びる | verouderen; oud worden; er oud uit zien |
furueru-震える | rillen; beven; schudden; trillen |
furuiotosu-篩い落とす | zeven; filteren; ontdoen (van); afscheiden |
furyōken-不了見 | indiscretie; onnadenkendheid; misstap |
fūryokuhatsuden-風力発電 | opwekking van windenergie |
furyūmonji-不立文字 | (Zen boeddhisme) spirituele bewustwording (overgebracht van hart naar hart, zonder woorden of letters) |
fusagaru-塞がる | (af)gesloten zijn [worden]; dichten (van een wond) |
fusagaru-塞がる | geblokkeerd [verstopt] zijn [worden] |
fusagaru-塞がる | gevuld [bezet] zijn [worden] |
fusegu-防ぐ | (zich) verdedigen; beschermen; weerstand bieden |
fusegu-防ぐ | vermijden; voorkomen; afwenden |
fuseigōnin-不整合人 | non-conformist; vrijdenker |
fuseru-伏せる | naar beneden kijken; het hoofd laten hangen |
fuseru-伏せる | plat op de grond [met het gezicht naar beneden] liggen |
fuseru-伏せる | verbergen; geheim houden |
fushin-不審 | twijfel; ongeloof; wantrouwen; verdenking |
fushōji-不祥事 | betreurenswaardig incident; vervelend voorval; schandaal |
futaiten-不退転 | vastberadenheid; standvastigheid |
futekusareru-不貞腐れる | koppig [nukkig; chagrijnig] worden; gefrustreerd raken |
futeru-不貞る | koppig [nukkig; chagrijnig] worden; gefrustreerd raken |
futobashi-太箸 | dikke, ronde eetstokjes gebruikt bij feestelijke gelegenheden |
futokorode-懐手 | met je handen in je zakken |
futokui-不得意 | iemands zwakke punt; slecht zijn in bepaalde vaardigheden |
futoppara-太っ腹 | gul; vrijgevig; grootmoedig; ruimdenkend |
futoru-太る | dik worden; aankomen |
futsuwajiten-仏和辞典 | Frans-Japans wooordenboek |
futtobu-吹っ飛ぶ | weggeblazen worden |
fuwaraidō-付和雷同 | (iemand) blindelings volgen (zonder zelf na te denken); afgaan op het oordeel van een ander |
fuyajō-不夜城 | de naam van een stad in (wat nu nu de provincie Shandong is) in China (tijdens de Han dynastie, waarvan werd gezegd dat de zon ook 's nachts scheen) |
fuyōsuru-扶養する | ondersteunen; financieel onderhouden |
fuyubi-冬日 | een dag waarop de laagste temperatuur onder de 0 graden komt |
fuyusaku-冬作 | wintergewassen (groeien in de winter, en worden geoogst in de lente of zomer) |
fūzu・fū-フーズ・フー | wie is dat; wie is wie (biografisch woordenboek van bekende mensen) |
fyūnerarumāchi-フューネラルマーチ | dodenmars; treurmars |
gachi-勝ち | (als suffix achter zelfst.naamwoorden of de renyōkeivorm van werkwoorden) de neiging hebben om; iets frequent [vaak] doen |
gachigachi-がちがち | (onomatopee) klapperend (van tanden); |
gago-雅語 | elegante [poëtische] woorden |
gaida-咳唾 | de woorden die een meerdere spreekt |
gaijinkisha-外人記者 | buitenlandse correspondent |
gaijintōrokushō-外人登録証 | ID-kaart [identiteitsbewijs] voor buitenlanders |
gakkarisuru-がっかりする | teleurgesteld [ontmoedigd; triest] worden |
gakuchō-学長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
gakumenware-額面割れ | een lager geworden marktwaarde van obligaties en aandelen (t.o.v. de uitgegeven prijs) |
gakumu-学務 | school [onderwijs] zaken [aangelegenheden] |
gakusei-学生 | student; leerling |
gakuseiryō-学生寮 | studentenhuis |
gakuseiundō-学生運動 | studentenbeweging; studenten activisme |
gakuseiwaribiki-学生割引 | studentenkorting |
gakuto-学徒 | student; wetenschappelijk onderzoeker |
gakuwari-学割 | (afk. van 学生割引) studentenkorting |
gakuwarishōmeisho-学割証明書 | verklaring die aantoont dat een student recht heeft op studentenkorting |
gakuyō-学用 | (benodigdheden) voor studie [school] |
gakuyōhin-学用品 | schoolbenodigdheden; schoolartikelen |
gamansuru-我慢する | volharden; verdragen; geduldig zijn |
ganjigarame-雁字搦め | met handen en voeten gebonden |
ganjigarame-雁字搦め | ingeperkt (door restricties, regels of verboden) |
gankake-願掛け | gebed; (smeek)bede; verzoek aan Shinto goden of Boeddha's |
ganrōsuru-玩弄する | spelen [dollen] met; plagen; spotten; voor de gek houden |
gantoshite-頑として | koppig; vastberaden |
gari-ガリ | dungesneden gemarineerde gemberplakjes |
gashinshōtan-臥薪嘗胆 | doorzettingsvermogen; vastberadenheid; uiterste pogingen om het doel te bereiken |
gasshō-合掌 | (in gebed) de handen samenvoegen |
gatsu-月 | maand (12 maanden van het jaar) |
gatsugatsu-がつがつ | hebzuchtig; branden van verlangen |
gebiru-下卑る | vulgair [ordinair] worden; verruwen |
geden-下田 | minder goed [onvruchtbaarder] geworden rijstveld |
geitō-芸当 | optreden; voorstelling; act; nummer; truc |
gejo-下女 | (arch.) vrouw van lage stand; publieke vrouw; vrouw van lichte zeden |
gekai-下界 | de [deze] wereld; de aarde (beneden de hemel) |
geki-劇 | toneel(stuk); theater; optreden |
gekikasuru-激化する | verergeren; heviger [heftiger; geweldadiger] worden |
gekiron-激論 | woordenstrijd; verhitte [felle] discussie [woordenwisseling] |
genbahozon-現場保存 | het beschermen [bewaren; intact houden] van de plaats van een misdrijf of ongeluk |
gendai-現代 | vandaag de dag; hedendaags; de huidige tijd |
gendaigeki-現代劇 | modern toneelstuk; hedendaags drama |
gendaiteki-現代的 | hedendaags; modern |
gendō-言動 | woorden en daden; gedrag (taal en handelen) |
gengo-言語 | taal; taaluiting; woorden |
genji-言辞 | taal; woorden |
genjiten-現時点 | op dit punt (in de geschiedenis) |
genjō-現状 | de huidige situatie [omstandigheden] |
genkō-言行 | woorden en daden; hetgeen gezegd en gedaan wordt |
genkouicchi-言行一致 | consistentie tussen woorden en daden; de daad bij het woord voegen |
genkyūsuru-言及する | vermelden; toespeling(en) maken; refereren aan |
genmen-減免 | (strafrecht) kwijtschelding of strafvermindering (door verzachtende omstandigheden) |
genpei-源平 | twee elkaar bestrijdende partijen |
genseidai-原生代 | proterozoïcum (geologisch tijdperk van ongeveer 2500 tot 541 miljoen jaar geleden) |
gensenchōshūzei-源泉徴収税 | ingehouden belasting; belastingheffing |
gen'eki-現役 | voltijd student |
geshi-夏至 | één van de 24 seizoenen van de oude maankalender, wanneer de zon staat op 90 graden (geografische) lengte; tegenwoordig is dat 22 juni; zonnewende |
gesutoshutsuen-ゲスト出演 | gastoptreden |
gi-疑 | (in kanji combinaties) twijfel; verdenking; wantrouwen |
gichōshokken-議長職権 | bevoegdheden [gezag] van de voorzitter (van het Parlement, ed.) |
gigu-ギグ | een optreden; act |
gijibogai-議事妨害 | filibuster; obstructie van het parlement door het houden van urenlange redevoeringen (om het aannemen van wetten te vertragen) |
ginen-疑念 | twijfel; verdenking; argwaan; achterdocht |
ginkō-吟行 | het reciteren van een gedicht tijdens een wandeling |
ginzen-銀髯 | (zilver)grijze bakkebaarden; witte baard |
giragira-ぎらぎら | vlammend; verblindend; verzengend |
giretsu-義烈 | heldhaftigheid; heldenmoed; sterk rechtvaardigheidsgevoel |
giron-議論 | discussie; woordenwisseling; debat |
giryō-議了 | het afronden [beëindigen] van een discussie [debat] |
giryōsuru-議了する | een discussie [debat] afronden [beëindigen] |
giwaku-疑惑 | wantrouwen; achterdocht; verdenking; twijfel |
go-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
goaku-五悪 | de vijf hoofdzonden van het boeddhisme (doodslag, diefstal, overspel, liegen, teveel drinken) |
gōdōkonpa-合同コンパ | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
goetsudōshū-呉越同舟 | vijanden die in het hetzelfde schuitje zitten; (spreekwoord:) het zijn vrienden als Herodes en Pilatus |
goi-語彙 | vocabulaire; woordenschat |
goi-語意 | betekenis van een woord; vocabulaire; woordenschat |
gokai-五戒 | de vijf geboden van het Boeddhisme (gij zult niet: doden, stelen, overspel plegen, liegen, of teveel drinken) |
gōkon-合コン | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
gokushi-獄死 | dood [overleden; gestorven] in gevangenschap |
gokushisuru-獄死する | in gevangenschap overlijden [sterven; doodgaan] |
goma-護摩 | Homa, een Boeddhistisch (votief) ritueel, met het verbranden van offergaven |
gomakasu-ごまかす | bedriegen; vervalsen; misleiden; oplichten |
gomanto-ごまんと | n grote hoeveelheden; in overvloed |
gomyaku-語脈 | (semantische en grammaticale) woordkoppeling; samenstelling van twee woorden |
gongenzukuri-権現造り | een shinto heiligdom waarbij het hoofdgebouw en de hal voor erediensten verbonden zijn door een overdekte gang |
gongodōdan-言語道断 | onbeschrijflijk; onuitspreekbaar; niet in woorden uit te drukken |
goninbayashi-五人囃子 | vijf hofmuzikantenpoppen, uitgestald tijdens het meisjesfestival (op 3 maart) |
goriyaku-御利益 | zegening; godsgave; antwoord op je gebeden |
gorogoro-ごろごろ | (onomatopee) gerommel; gedonder; geluid van iets dat hard naar beneden rolt |
gorogoro-ごろごろ | het brandende gevoel als er iets in je oog zit |
gōruden・taimu-ゴールデン・タイム | (lett. gouden tijd) primetime (zendtijd met de grootste kijk -en luisterdichtheid op tv of radio) |
gōruden・wīku-ゴールデン・ウィーク | Golden Week, jaarlijkse vakantieperiode in Japan in mei |
gōrudo・rasshu-ゴールド・ラッシュ | goldrush (massale zoektocht naar goud(velden)) |
gosai-後妻 | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
gosekke-五摂家 | de vijf regentenhuizen (voornaamste families van de Fujiwara-clan, vanaf het midden van de Kamakura-periode) |
goshagosha-ごしゃごしゃ | ongeordend; door elkaar gehusseld |
gōshi-合祀 | de verering van twee of meer goden in een shinto heiligdom [schrijn] |
goshi-語誌 | etymologisch woordenboek; thesaurus |
goshichinichi-五七日 | de 35ste dag na iemands overlijden |
goshin-誤信 | denkfout; misvatting; verkeerde aanname |
gosū-語数 | het aantal woorden |
goten-御殿 | (erend woord voor) een residentie [herenhuis] van een hooggeplaatst persoon |
gotō-梧桐 | (Firmiana simplex) Chinese parasolboom; Chinese hoedenboom |
goyōmatsu-五葉松 | Japanse witte den (Pinus parviflora) |
gozannookuribi-五山送火 | het festival Gozan no Okuribi (bij Kyoto) waarbij vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
gōzen-轟然 | een daverend [donderend] geluid (zoals van een explosie of een langs denderende truck of trein) |
guhō-弘法 | het verspreiden van de boeddhistische leer |
gunbu-郡部 | plattelandsdistrict; provinciegebieden |
gunki-軍記 | oorlogsverslag; heldensage; epos |
guntō-群島 | eilandengroep; archipel |
gurē・karā-グレー・カラー | grijze boorden; arbeiders in technische beroepen |
gurisēdo-グリセード | glijden langs een berghelling met klimschoenen (zonder ski's) |
gurī・kurabu-グリー・クラブ | Glee Club (mannenkoor in Londen, 1783-1857) |
gurossarī-グロッサリー | glossarium; verklarende woordenlijst |
gurūpu・dainamikkusu-グループ・ダイナミックス | groepsdynamica (de term voor het gedrag en de psychologische processen die plaatsvinden binnen een sociale groep) |
gusaku-愚策 | (bescheiden taalgebruik) mijn slechte plan [tactiek] |
gusarito-ぐさりと | diep snijdend [een diepe wond veroorzakend] als van een messteek (ook fig.) |
gusetsu-愚説 | (naar) mijn bescheiden mening |
gyakumodori-逆戻り | teruggang; achteruitgang; het op zijn schreden terugkeren |
gyakusō-逆走 | het spookrijden; in tegengestelde richting gaan [rennen; rijden] |
gyakuyō-逆用 | misbruik; verkeerd gebruiken; gebruik van iets op een andere manier [met een andere reden] dan de bedoeling is |
gyanburu-ギャンブル | gokken; speculeren; wedden |
gyoku-漁区 | visgronden; gebieden waar gevist mag worden |
gyokudai-玉代 | tarief voor het optreden [de diensten] van een geisha |
gyōmei-驍名 | een heldhaftige reputatie; beroemd om (zijn/haar) heldenmoed [heldhaftigheid] |
gyōmu-業務 | zaken; werk; bezigheden; dienst |
gyōretsu-行列 | (wiskunde) matrix (systeem van waarden voor toepassing van rekenkundige regels) |
gyōshuku-凝縮 | condensatie |
gyōshukusuru-凝縮する | condenseren |
gyosuru-御する | een paard berijden; een koets besturen |
gyōtai-業態 | bedrijfsstatus; stand van zaken bij een bedrijf; zakelijke omstandigheden |
gyōzui-行水 | (baden in) een badkuip |
gyū-牛 | de os (1 van de 28 Chinese sterrenbeelden) |
gyūba-牛馬 | koeien en paarden |
habakari-憚り | angst; vrees; aarzeling; terughoudendheid |
habikoru-蔓延る | (over)woekeren; zich verspreiden; overheersen |
hābu-ハーブ | kruid; kruiden |
habutae-羽二重 | habitai; habutae (fijne Japanse zijden stof) |
hābu・tī-ハーブ・ティー | kruidenthee |
hachibungi-八分儀 | octant (hoek-graden-meter) |
hādokabā-ハードカバー | (boek met) harde kaft; ingebonden (boek) |
hae-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind (met name in west-Japan) |
hāfubakku-ハーフバック | (voetbal) middenvelder; halfspeler; (American football) aanvallender middenspeler |
hāfuwē・rain-ハーフウェー・ライン | middenlijn (op sportveld) |
hageagaru-禿げ上がる | een terugwijkende haarlijn krijgen; kaal (vanaf het voorhoofd) worden |
hagemu-励む | (zich) inspannen; met alle kracht iets doen; zich inzetten voor; zich wijden aan |
hageru-禿げる | kaal worden |
hagi-萩 | Hagi, een stad gelegen aan de Japanse Zee, in het Noorden van de prefectuur Yamaguchi |
hagiawaseru-接ぎ合わせる | (stukken) verbinden; aan elkaar zetten [naaien; lijmen] |
hagishiri-歯軋り | het tandenknarsen |
hagishirisuru-歯軋りする | tandenknarsen |
hagoita-羽子板 | gedecoreerde houten peddels (die traditioneel werden gebruikt om hanetsuki, een soort badminton, te spelen) |
hagu-剥ぐ | strippen; uitkleden |
hahei-派兵 | het zenden van (militaire) troepen |
hai-はい | hup; hop; vooruit; vort! (als aansporing aan paarden, e.d.) |
haiiromuzai-灰色無罪 | (lett. grijze onschuld) onschuldig ondanks verdenking (vanwege onvoldoende bewijs) |
haikai-俳諧 | bijeenkomst waarbij achter elkaar Japanse gedichten worden gecomponeerd |
haimei-拝命 | het worden benoemd; (officiële) benoeming |
haimetsu-廃滅 | het ouderwets worden; uit de mode [gratie] raken; verdwijnen |
haimetsusuru-廃滅する | ouderwets worden; uit de mode [gratie] raken; verdwijnen |
hairu-入る | lid worden (van); zich aansluiten bij; zich in een bepaalde wereld [kring] begeven |
hairu-入る | geïnstalleerd worden; (ergens) in zitten [ingekomen zijn]; een inhoud hebben (van); bevatten |
hairu-入る | van de voorkant naar achteren [naar binnen] gaan; (in bezit )krijgen; in handen krijgen; binnenkomen |
hairu-入る | behoren (bij); gerekend worden (tot); (op)tellen; meetellen; meerekenen; (bij een verkiezing) stemmen krijgen [binnenhalen] |
hairu-入る | (aan iets) beginnen; overgaan tot; een bepaalde tijd [situatie] (beginnen te) worden |
hairu-入る | alcohol innemen, een eufemisme voor dronken worden |
haisatsu-拝察 | (beleefd, nederig taalgebruik) vermoeden; veronderstelling |
haishutsusuru-排出する | uitstoten; afscheiden; ontladen |
haitō-配当 | dividend; winstuitkering |
haitōochi-配当落ち | (notering) ex dividend (zonder bijrekening van de waarde) |
haitōrimawari-配当利回り | dividendrendement |
haitōritsu-配当率 | dividendrendement |
haitōshotoku-配当所得 | dividendinkomsten; dividendopbrengst |
haitōzei-配当税 | dividendbelasting |
hajikakureru-恥隠る | de schaamte bespaard [niet geopenbaard] worden |
hajiki-土師器 | Japans Haji aardewerk [keramiek] (werd geproduceerd in de Kofun-, Nara- en Heian-perioden) |
hajimaru-始まる | ontstaan; zijn oorsprong vinden |
hakai-破戒 | overtreding van de (boeddhistische) geboden [voorschriften] |
hakaikōsaku-破壊工作 | ondermijnende [subversieve; ontwrichtende] acties [daden] |
hakaimuzan-破戒無慙 | (boeddhistische term) het is geen schande om een voorschrift te overtreden |
hakeru-捌ける | afwateren; uitstromen; afgevoerd worden |
haki-破棄 | nietigverklaring; annulering; schenden (van een belofte); intrekking (van een verdrag) |
hakidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
hakkensuru-発見する | ontdekken; vinden |
hakkirisuru-はっきりする | duidelijk [helder] worden |
hakkō-発効 | inwerkingtreding; het van kracht worden; het ingaan (van een contract, bewijs, e.d.) |
hakkotsu-白骨 | gebleekt [wit geworden] geraamte [skelet] |
hakobiya-運び屋 | vervoerder van gestolen goederen [drugs; verboden artikelen] |
hakuban-箔盤 | kussentje gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakuboku-白墨 | krijt om te schrijven [tekenen] (op schoolborden, e.d.); bordkrijt |
hakuchizu-白地図 | een blanco kaart [basiskaart] (een kaart die alleen de omtrek van landen, eilanden, etc. weergeeft, zonder plaatsnamen, e.d.) |
hakuhake-箔刷毛 | plat kwastje gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakujō-白杖 | (witte) blindenstok |
hakunaifu-箔ナイフ | mes gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakuoki-箔置き | het vergulden met bladgoud |
hamidasu-食み出す | niet passen binnen (een groep b.v.); overschrijden (budget) |
hamigaki-歯磨き | het tandenpoetsen |
hanabie-花冷え | een (korte) periode van koud weer in de lente (tijdens de bloei van de kersenbloesems) |
hanafukashi-春深し | hartje lente; midden in de lente |
hanagumori-花曇り | bewolkt [mistig] lenteweer (tijdens de bloei van de kersenbloesems) |
hanahazukashii-花恥ずかしい | uitzonderlijk mooi (lett. zo mooi dat bloemen erdoor in verlegenheid gebracht worden) |
hanamagari-鼻曲がり | mannelijke zalm met een uitpuilende snuit tijdens het voortplantingsseizoen |
hanami-歯並み | rij tanden (gebit) |
hanamichi-花道 | (fig.) moment van een glorieuze terugtreding [aftreden; pensionering] |
hanamushiro-花筵 | een mat [kleed] waar men op zit tijdens de hanami |
hanaochi-花落ち | jonge vruchten zoals aubergines en komkommers, die worden geoogst kort nadat de bloemen zijn afgevallen |
hanarabi-歯並び | rij tanden (gebit) |
hanarebanare-離れ離れ | apart; gescheiden; uit elkaar; verspreid |
hanareru-放れる | zich losmaken van; bevrijd [losgelaten] worden |
hanareru-離れる | gescheiden worden [weg zijn] (van) |
hanashi-話 | reden(en); feit(en); begrip |
hanashi-話 | ijdel gepraat; woorden zonder daden; loze woorden; leugen |
hanasu-話す | (iem. overreden door) het uitleggen |
hanbetsu-判別 | onderscheiding; het onderscheiden |
hanburu-ハンブル | bescheiden; nederig; gedwee |
hanburu-ハンブル | frommelen; morrelen; (bij honkbal) de bal uit de handen laten glippen |
handoringu-ハンドリング | (bij rugby) de bal met de handen pakken |
hanemūn・bebī-ハネムーン・ベビー | kind dat is verwekt tijdens de huwelijksreis |
hangonkō-反魂香 | een legendarische wierook, waarmee bij het branden het beeld van een dode in de rook verschijnt |
haniwa-埴輪 | (oudheid) terracotta beelden (bij grafheuvels) |
hanjō-犯情 | de omstandigheden rondom het misdrijf |
hankenshoyū-版権所有 | alle (auteurs)rechten voorbehouden |
hanketsuriyū-判決理由 | motivering van een vonnis; ratio decidendi |
hankōki-反抗期 | opstandige fase [periode] (b.v. tijdens de puberteit) |
hanmai-飯米 | (consumptie)rijst; rijst (voor het bereiden van maaltijden) |
hanmei-判明 | vaststelling; verduidelijking; bekendwording; openbaring; identificatie |
hanmi-半身 | een helft van een doormidden gesneden vis |
hanrei-判例 | jurisprudentie |
hansetsu-半切 | het in tweeën [doormidden] snijden |
hansetsu-半切 | stuk papier van halve maat [afmeting] (in de lengte doormidden gesneden) |
hansetsu-反切 | spellingsysteem in de traditionele Chinese lexicografie (waarbij twee karakters worden gebruikt voor de uitspraak van een monosyllabisch karakter) |
hanshin-阪神 | (het gebied van de steden) Osaka en Kobe |
hansō-搬送 | vervoer per ambulance (van patiënten, gewonden, e.d.) |
hansūsuru-反芻する | herkauwen (fig.); lang nadenken (over iets) |
hantaisuru-反対する | (er) tegen zijn; zich verzetten (tegen); weerstand bieden (aan) |
hanzen-判然 | duidelijk [helder; evident] zijn |
han'eisuru-反映する | beïnvloeden |
haoru-羽織る | aantrekken; aandoen; (aan)kleden |
happōsuru-発砲する | afvuren; (af)schieten (geweer, pistool, of andere geladen wapens) |
hara-腹 | maag; ingewanden |
haradatsu-腹立つ | boos worden; ruzie maken |
haragei-腹芸 | (op het toneel) emoties kunnen uitdrukken zonder woorden of gebaren |
haragoshirae-腹拵え | iets eten voorafgaand aan werkzaamheden; eerst eten voordat je iets gaat doen |
haraguai-腹具合 | de conditie [gesteldheid] van de ingewanden |
haraimodosu-払い戻す | terugbetalen; terugstorten; vergoeden |
harakiri-腹切り | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel seppuku genoemd) |
harau-払う | uitverkopen; uitverkoop houden |
hārā・dābī-ハーラー・ダービー | (honkbal) de strijd om de werper met de meeste overwinningen in het seizoen te worden |
hareru-晴れる | opbeuren (van stemming); zuiveren [opklaren] (van verdenking, etc.) |
haresugata-晴れ姿 | het verschijnen tijdens een bijzondere [formele] gelegenheid |
harikaeru-張り替える | opnieuw behangen [bekleden; pleisteren] |
harikiru-張り切る | (tot het uiterste) gespannen zijn; nerveus [opgewonden] zijn |
harisashi-針刺し | speldenkussen |
haritsuke-磔 | executie door een veroordeelde aan een paal vast te binden en met speren te steken |
hariyama-針山 | speldenkussen |
haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
haru-張る | gokken; wedden; speculeren |
haru-貼る | aanbrengen; plaatsen; opbrengen; bekleden; opplakken |
haruichiban-春一番 | de eerste lentestorm; krachtige zuidenwind in het begin van de lente |
harumeku-春めく | lenteachtig worden; op lenteweer lijken |
haruta-春田 | een lente rijstveld (een veld waar de oude rijst al geoogst is en de nieuwe rijst nog geplant moet worden) |
hasamaru-挟まる | klem raken; geklemd [gevangen] worden (tussen) |
hasamu-挟む | vastklemmen; klemzetten; geklemd worden |
hasamu-挟む | tegen over elkaar zijn; aan weerszijden zijn (van) |
hashiri-走り | een run; sprint; het rennen; hardlopen; rijden |
hashiri-走り | het glijden |
hashiru-走る | voortsnellen; (hard) rijden; (snel) varen |
hashiru-走る | zich wenden tot; een sterke neiging hebben tot; zich storten in |
hashiru-走る | soepel [vrijelijk] bewegen; glijden |
hasseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hasshō-発祥 | een gunstig voorteken (tijdens de troonbestijging van een keizer) |
hassō-八双 | één van de houdingen [standen] bij zwaardvechten |
hassō-発想 | idee; begrip; denkbeeld |
hassuru-発する | uitstoten; uitstralen; uitzenden; ontladen; uitgeven; uitlaten |
hasukī-ハスキー | husky (hondenras) |
hatago-旅籠 | (Edo-periode) mand [kist] met het voedsel voor de paarden op reis |
hatagosen-旅籠銭 | (Edo-periode) verblijfskosten in een herberg (logies en maaltijden) |
hatairo-旗色 | situatie; omstandigheden; vooruitzicht(en); kansen; perspectief |
hataku-叩く | neerslaan; naar beneden slaan (sumo) |
hatarakikakeru-働きかける | het initiatief nemen; beïnvloeden; een beroep doen (op) |
hataraku-働く | vervoegen (van woorden) |
hatasashimono-旗指物 | een kleine standaard met vlag, die vroeger door Japanse samoerai op de achterkant van het harnas werd gedragen tijdens het gevecht |
hatasu-果たす | vermoorden |
hatsubai-発売 | verkoop; te koop (aanbieden) |
hatsubaisuru-発売する | te koop aanbieden; op de markt brengen |
hatsubon-初盆 | het eerste Bon festival na iemand's overlijden |
hatsukadango-二十日団子 | Hatsuka Dango, zoete bolletjes kleefrijst, die op 20 januari gegeten worden |
hatsukaebisu-二十日戎 | Hatsuka Ebisu, een festival op 20 oktober (soms op 20 januari) ter ere van Ebisu, één van de 7 Geluksgoden van Japan |
hatsumeisuru-発明する | uitvinden; ontdekken |
hatten-発展 | de ontwikkeling in de relatie (tussen man en vrouw); een losbandig leven leiden; een actief sex leven hebben |
hattensuru-発展する | zich uitbreiden; (zich) ontwikkelen; groeien; vooruitgaan |
hayamaru-早まる | vervroegd [versneld] worden |
hayauchi-早打ち | spoedkoerier; een zeer snel postpaard; het snel verzenden [bezorgen] {van een boodschap) |
hazumu-弾む | gestimuleerd [bemoedigd; aangespoord; opgevrolijkt] worden |
hazureru-外れる | loskomen; los gemaakt worden |
hazureru-外れる | weggelaten [verwijderd] worden (uit) |
hazusu-外す | buiten de vastgestelde normen gaan; de grenzen overschrijden |
hebonshikirōmaji-ヘボン式ローマ字 | het hepburnsysteem voor de transcriptie van Japanse woorden in het Latijnse alfabet (romaji) |
hei-幣 | stroken stof voor de goden (Shinto) |
heichi-併置 | juxtapositie; nevenschikking; het naast elkaar [tegelijk] plaatsvinden |
heihaku-幣帛 | een offer aan de goden tijdens een Shinto-ritueel |
heihatsu-併発 | samenloop van omstandigheden; complicatie (bij ziekte) |
heiji-平時 | normale omstandigheden [tijden] |
heijitsu-平日 | (boeddh.) dagelijks leven zonder wisselvalligheden |
heikemonogatari-平家物語 | het verhaal [de geschiedenis] van de Heike clan |
heikinsuru-平均する | in evenwicht [balans] zijn [brengen; houden] |
heisetsu-併設 | juxtapositie; nevenschikking; het naast elkaar [tegelijk] plaatsvinden |
heishi-斃死 | het overlijden; sterven; tenondergang |
heishisuru-斃死する | sterven; overlijden; doodgaan; doodvallen; het loodje leggen |
heisho-閉所 | werkzaamheden (qua werktijd per dag) afronden (op kantoor, e.d.) |
heitan-平淡 | eenvoud; bescheidenheid; lichtvaardigheid |
heiwakyūden-平和宮殿 | Vredespaleis (Den Haag) |
hekomu-凹む | invallen; hol worden; inzakken |
hekomu-凹む | (in)deuken; ingedrukt [beschadigd] worden |
hekomu-凹む | bezwijken; toegeven; de moed verliezen; gedeprimeerd worden |
hekomu-凹む | verliezen; verslagen worden |
henge-変化 | antropomorfische gedaantewisseling van goden, geesten, e.d.; incarnatie |
henkeirōdōjikansei-変形労働時間制 | systeem van variabele [onregelmatige] werktijden |
henkyakuguchi-返却口 | verzamelplek [dienbladentrolly] waar men de gebruikte dienbladen met servies kan terugzetten na het eten (b.v. in kantines) |
henpai-返杯 | het (leeg) teruggeven van een (aangeboden) kopje sake; iem. een kopje sake (terug) aanbieden |
henpaisuru-返杯する | een (aangeboden) kopje sake (leeg) teruggeven; iem. een kopje sake (terug) aanbieden |
hensei-変性 | degeneratie; denaturatie (biochemie) |
henseiarukōru-変性アルコール | gedenatureerde alcohol (onbruikbaar gemaakt voor consumptie) |
henseifū-偏西風 | de (heersende) westenwinden |
hensetsu-変節 | afvallig worden; je principes verloochenen; ontrouw |
henshinsuru-返信する | antwoorden; reageren (op een brief, etc.) |
hentōsuru-返答する | antwoorden |
herikudaru-謙る | bescheiden [nederig] zijn |
herikutsu-屁理屈 | gebekvecht; haarkloverij; drogreden; verkeerde redenering; slecht argument |
heru-減る | afnemen; krimpen; slinken; minder worden |
hiashi-火脚 | het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur [brand] |
hibiku-響く | weerkaatsen; schudden; trillen |
hibiku-響く | effect hebben; indruk maken; beïnvloeden |
hibukure-火膨れ | brandblaar; blaar [blaren] door verbranden |
hichū-秘中 | heimelijk gekoesterd; geheim gehouden (veelal gevoelens) |
hidama-火玉 | brandend hoopje tabak in een pijpenkop |
hiekomu-冷え込む | koud [kil] worden; afkoelen |
hien-飛燕 | een zwaluw tijdens de vlucht; vliegende zwaluw |
hieru-冷える | koud worden; het koud krijgen; kleumen; afkoelen |
higaitodoke-被害届 | aangifte van geleden schade (bij een overheidsinstelling, politie, e.d.) |
higan-彼岸 | Higan is een 7-daagse boeddhistische viering tijdens zowel de lente- als de herfst equinox |
hihon-秘本 | dierbaar boek (waar men zuinig op is en zelden aan anderen laat zien); geheim boek |
hikagemono-日陰者 | uitgestotene (uit de maatschappij); paria; iemand met een duister verleden |
hiki-匹 | (woord voor het tellen van kleinere dieren, zoals katten, honden, vissen, insecten, etc.) |
hikiatekin-引当金 | reserve (boekhouden: gedeelte van eigen vermogen in een onderneming)) |
hikigamo-引鴨 | wilde eenden die in de lente teruggaan naar het Noorden |
hikigiwa-引き際 | het (juiste) moment om ontslag te nemen [zich terug te trekken; op te houden] |
hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
hikikorosu-轢き殺す | doodrijden |
hikimekagibana-引き目鉤鼻 | een schildertechniek voor het tekenen van menselijke gezichten (gebruikt in Yamato-e tijdens de Heian-periode) |
hikinaosu-引き直す | weer [opnieuw] verkouden worden [kou vatten] |
hikinige-ひき逃げ | het doorrijden na een aanrijding |
hikinobasu-引き伸ばす | uittrekken; verlengen; uitbreiden |
hikite-引き手 | leider; leidinggevende; gids; degene die de touwtjes in handen heeft: |
hikitomeru-引き止める | tegenhouden; ophouden |
hikitsuru-引き攣る | krimpen; strak [stijf] worden; verstijven |
hikkakaru-引っ掛かる | tegengehouden worden; gesnapt worden |
hikōkigumo-飛行機雲 | condensspoor (vliegtuigstrepen) |
hiku-引く | trekken (aan); slepen; leiden (een paard, e.d.) |
hiku-轢く | (iem.) overrijden; aanrijden; neerslaan |
hikumaru-低まる | lager worden; dalen; afnemen |
hikumeru-低める | verlagen; iets laten zakken; verlaagd worden |
hikyō-悲境 | tegenslag; slechte omstandigheden |
hikyō-秘境 | onontgonnen [onontwikkeld; onbekend; afgelegen] gebied; buiten de geijkte paden |
himachi-日待ち | (lett.: het wachten op de zon) een bijeenkomst waarbij mensen samen bidden en wachten op de opkomst van de zon (Shinto) |
himatsubushi-暇潰し | vrijetijdsbesteding; tijddoder; tijd doelloos doorbrengen; jezelf bezig houden |
himekomatsu-姫小松 | Japanse witte den (Pinus parviflora) |
himekomatsu-姫小松 | kleine [lage] den [pijnboom] |
hinaarare-雛霰 | kleine, zoete, gekleurde rijstkoekjes die bij het Poppenfestival (op de Meisjesdag, 3 maart) worden gegeten |
hinji-賓辞 | het lijdend voorwerp (grammatica) |
hinkonsha-貧困者 | arme mensen; de armen; minderbedeelden; pauper(s) |
hinokuruma-火の車 | moeilijke (financiële) omstandigheden |
hinomarubentō-日の丸弁当 | een bentō (lunchbox) met witte rijst en één rode pruim in het midden (zodat het geheel lijkt op de Japanse vlag hinomaru) |
hiraku-開く | houden; organiseren; opzetten; stichten |
hirihiri-ひりひり | prikkelend [stekend; brandend] gevoel (van pijn) |
hirogaru-広がる | zich (ver)spreiden; wijder [groter; langer] worden |
hirogeru-広げる | verbreden; vergroten; (uit)spreiden; uitbreiden |
hiroizumu-ヒロイズム | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
hirou-拾う | oppakken; oprapen; vinden |
hisabisa-久久 | (heel) lang geleden tijd [periode] |
hisaisuru-被災する | door een ramp getroffen worden |
hisashiburi-久し振り | een tijdje geleden; na een tijdje |
hisenkyoken-被選挙権 | gerechtigdheid om verkozen te worden (als volksvertegenwoordiger); verkiesbaarheid |
hishageru-拉げる | geplet [verpletterd] worden |
hishageru-拉げる | ontmoedigd worden |
hishakōteki-非社交的 | asociaal; terughoudend; eenzelvig; teruggetrokken |
hisho -飛書 | brief met spoed verstuurd; urgente correspondentie |
hisomaseru-潜ませる | (iets) verbergen; verborgen houden; verstoppen |
hisomu-潜む | verborgen zijn; latent zijn; zich schuilhouden; op de loer liggen |
hissageru-引っ提げる | leiden (van troepen) |
hitaburu-一向 | vastberaden [doelbewust; standvastig; toegewijd] zijn |
hitasura-只管 | vastberaden [doelbewust; standvastig; toegewijd] zijn |
hitchihaiku-ヒッチハイク | liften (een voertuig aanhouden om gratis mee te rijden) |
hitodama-人魂 | de geest van een (pas) overleden persoon (in de vorm van een vlam of vuurbal); dwaallicht |
hitokoto-一言 | één (enkel0 woord; een paar woorden |
hitokotosuru-一言する | wat [een paar woorden] zeggen; een korte opmerking maken |
hitomishiri-人見知り | verlegenheid; schuw [bang] zijn voor vreemden; eenkennig zijn |
hitomukashi-一昔 | lang geleden; (ongeveer) tien jaar (geleden) |
hitomukashimae-一昔前 | lange tijd geleden; vroeger |
hitonanoka-一七日 | de zevende dag na het overlijden; de eerste zeven dagen na het overlijden |
hitooji-人怖じ | verlegenheid; schichtigheid (bij vreemden) |
hitoriaruki-独り歩き | je eigen leven leiden; op eigen benen staan |
hitoributai-一人舞台 | solo optreden; alleen op het toneel staan |
hitorizumō-一人相撲 | alleen bewegingen uitvoeren van een sumoworstelaar (als Shinto ritueel of als straatoptreden) |
hitosagashi-人探し | zoekactie (om vermiste personen e.d. te vinden) |
hitoshii-等しい | eender; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
hitsuatsu-筆圧 | de druk [kracht] die tijdens het schrijven op (de punt van) een pen of penseel wordt uitgeoefend |
hitsui-筆意 | mentale houding tijdens het schrijven [kalligraferen] |
hitsujuhin-必需品 | benodigdheden |
hitsuyōjōken-必要条件 | noodzakelijke voorwaarden, vereisten |
hitto-ヒット | (computer) hit (iets vinden dat aan de opgegeven zoekcriteria voldoet; het aantal keren dat een website wordt bezocht) |
hittsuku-引っ付く | zich hechten (aan); intiem worden (met) |
hittsume-引っ詰め | het haar achterover gekamd in een knot gebonden |
hiya-火矢 | vuurpijl; brandende pijl; raket |
hiyakasu-冷やかす | plagen; de draak steken met; voor de gek houden |
hiyaku-秘薬 | geheim geneesmiddel; geneesmiddel waarvan het recept geheim gehouden wordt |
hiyoku-比翼 | een combinatie van de familiewapens van twee geliefden |
hiyokumon-比翼紋 | een combinatie van de familiewapens van twee geliefden |
hiyokuzuka-比翼塚 | dubbel graf van twee geliefden |
hiyori-日和 | goede omstandigheden |
hizakari-日盛り | middaguur [12 uur]; midden op de dag; het heetst van de dag |
hōe-法会 | boeddhistische herdenkingsdienst |
hōgaku-法学 | rechtenstudie; jurisprudentie |
hogosuru-保護する | beschermen; bewaren; behouden |
hoi-補遺 | supplement; addendum; appendix |
hojō-捕縄 | bindtouw om bewegingsvrijheid van verdachten, criminelen, e.d., te beperken tijdens het vervoer van een locatie naar een andere (vgl. een hondenlijn) |
hōjō-法帖 | lesboek voor (kanji) kalligrafie (met klassieke voorbeelden van oude (Chinese) meesters) |
hōkai-抱懐 | het koesteren [hebben; erop na houden] van een gedachte, mening, etc |
hōkeishujutsu-包茎手術 | operatie van de voorhuid; besnijdenis |
hōken-奉献 | toewijding; het opdragen [wijden; offeren] (aan) |
hōkeru-呆ける | seniel [kinds] worden |
hokidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
hōkigusa-箒草 | (plant, Bassia scoparia) studentenkruid; studentenhaver; knuffelplant |
hōkokusuru-報告する | melden; berichten; rapporteren |
hokosaki-矛先 | (fig.) speerpunt (leidend element) |
hokubu-北部 | het noordelijk deel; het noorden |
hokufū-北風 | noordenwind |
hokuhen-北辺 | het hoge noorden; noordelijk gebied; noordgrens |
hokujō-北上 | het (zich) richting het noorden begeven; naar het noorden gaan |
hokujōsuru-北上する | (zich) richting het noorden begeven; naar het noorden gaan |
hokuyō-北洋 | een term die in China werd gebruikt om te verwijzen naar de drie provincies van de Qing-dynastie, Zhihlei (Hebei), Shandong en Mukden (Liaoning) |
hōmatsu-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
homo・ekonomikusu-ホモ・エコノミクス | homo economicus (de mens die zich laat leiden door economische en rationele overwegingen) |
homo・habirisu-ホモ・ハビリス | Homo habilis (uitgestorven menssoort, die 2,3 tot 1,5 miljoen jaar geleden leefde in Oost-Afrika)) |
homo・rūdensu-ホモ・ルーデンス | homo ludens (lett. de spelende mens) |
hōmushikku-ホームシック | (lijdend aan) heimwee |
hōmu・songu-ホーム・ソング | eenvoudige liedjes die zowel door kinderen als volwassenen gezongen worden |
honban-本番 | (live) optreden (voor een publiek); tijdstip van handeling [actie e.d.]; filmopname |
honban-本番 | showtime (start van een optreden) |
honden-本殿 | woonhuis [dagelijks verblijf] van een keizer (voorheen de Seiryōden in Kyōto) |
honkadori-本歌取り | het componeren van een Japans gedicht waarin de woorden en ideeën van oude, bekende [beroemde] gedichten worden verwerkt |
honke-本家 | herkomst; oorsprong; grondlegger; bedenker |
honmō-本望 | tevredenheid; voldoening |
hōnō-奉納 | offering aan shinto goden of Boeddha's (van goederen of demonstraties van dans, oude krijgskunsten, e.d) |
hontō-本島 | hoofdeiland (in een groep van eilanden) |
honzon-本尊 | belangrijkste god [Boeddha; godenbeeld; Boeddhabeeld] in een tempel |
hōō-法皇 | een keizer die afstand heeft gedaan van de troon en monnik is geworden |
hoon-保温 | warmte-isoloatie; het warmhouden van iets |
hoonkōji-保温工事 | isolatiewerkzaamheden |
hoozue-頬杖 | met je kin [gezicht] op je handen |
hoozukiichi-酸漿市 | de lampionplant markt gehouden in de tempel Sensōji in Tokio op 9-10 juli |
hoppō-北方 | het noorden; noordelijke richting |
horei-保冷 | het koel houden; koel bewaren |
hōrei-法令 | wet; wetgeving; verordening; richtlijn |
horeru-惚れる | verliefd worden op; je hart verliezen |
horiateru-掘り当てる | (olie) aanboren; een goud(ader) [schat] vinden |
horidasu-掘り出す | toevallig vinden; aantreffen; stuiten op |
horobu-滅ぶ | verwoest [geruïneerd] worden; te gronde gaan |
hōrōshitsu-琺瑯質 | glazuur(van tanden) |
horu-彫る | graveren; uithakken; uitsnijden |
hōrudingu-ホールディング | (volleybal) een overtreding door het even vasthouden van de bal |
hōrudingu-ホールディング | (basketbal, voetbal, boksen, e.d.) een tegenstander hinderen [vasthouden] met arm of hand |
hōrudo-ホールド | vasthouden; vastgrijpen; grip |
hōrudoappu-ホールドアップ | handen omhoog (als teken van overgave, of het bevel daartoe) |
horyū-保留 | reserve; voorbehoud; bedenking |
horyūsuru-保留する | voorbehoud maken; bewaren (voor later); uitstellen (tot later); achterwege laten; achterhouden |
hōsei-法制 | het rechtssysteem; wetten; jurisprudentie; wetgeving |
hōshi-奉仕 | iets aanbieden (als een gunst) voor een lage prijs |
hōshi-奉祀 | in een heiligdom plaatsen; (een heiligdom) toewijden [opdragen] aan |
hoshitorihyō-星取り表 | een soort scorekaart bij Sumo, waarop de resultaten van een worstelaar worden bijgehouden met witte of zwarte sterren |
hōshoyaki-奉書焼き | een gerecht waarbij vis [zeevruchten; paddenstoelen] in papier gewikkeld worden gestoomd op een open vuur |
hoshuteki-保守的 | conservatief; behoudend |
hōshutsu-放出 | het afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
hōshutsusuru-放出する | afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
hōsōdaigaku-放送大学 | hoger onderwijs aangeboden via radio of tv |
hosogiri-細切り | het in dunne reepjes snijden; in reepjes gesneden voedsel |
hōson-法孫 | (directe) volgelingen van Boeddha; boeddhistische studenten |
hosseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hotei-布袋 | Hotei, god van overvloed en goede gezondheid (afgebeeld met dikke buik en zak op zijn rug), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
hōtei-捧呈 | het aanbieden van iets aan een persoon met een hogere status |
hōteisuru- 捧呈する | iets aanbieden aan een persoon met een hogere status |
hoteru-火照る | warm zijn; blozen; branden |
hotoke-仏 | een dode [overledene]; geest |
hototogisu-杜鵑草 | paddenlelie; armeluisorchidee (Tricyrtis hirta) |
howaito・hausu-ホワイト・ハウス | het Witte Huis (residentie van de president van Amerika) |
howaito・karā-ホワイト・カラー | witteboordenwerknemer; iemand die op kantoor werkt |
hōyōryoku-包容力 | tolerantie; ruimdenkendheid |
hozonsuru-保存する | bewaren; behouden; in stand houden; preserveren |
hōzuru-崩ずる | overlijden; sterven (van een keizer, keizerin, douiarière) |
hyakka-百家 | vele geleerden |
hyakudomairi-百度参り | het 100 keer bezoeken van een schrijn of tempel (om te bidden) |
hyakuhachijūdo-百八十度 | 180 graden |
hyakuyōsō-百葉箱 | huisje [hokje] voor meetapparatuur van weersomstandigheden (thermometer, hygrometer, e.d.) |
hyōkihei-驃騎兵 | lichte cavalerie; cavalerist; bereden soldaat |
hyōmenka-表面化 | het aan de oppervlakte komen; een probleem worden |
hyōmenkasuru-表面化する | aan de oppervlakte komen; een probleem worden |
icharibachōdē-いちゃりばちょーでー | (Okinawa dialect) zodra we elkaar ontmoeten zijn we broers [zusters] (m.a.w. wees vriendelijk voor vreemden) |
ichibushijū-一部始終 | het hele verhaal, van begin tot eind; alle details [bijzonderheden] |
ichidanrakusuru-一段落する | iets tijdelijk afronden; een belangrijk doel [tussenstap] (in een groter proces) bereiken |
ichigen-一言 | één (enkel) woord; korte opmerking; een paar woorden |
ichigonhanku-一言半句 | slechts een paar woorden; (geen) enkel woord |
ichiin-一因 | een oorzaak [reden]; één van de oorzaken [redenen] |
ichiitaisui-一衣帯水 | smalle zeestraat [zee-engte] tussen twee landen; (twee landen) gescheiden door een smalle strook water |
ichijisenkin-一字千金 | woorden van waarde; belangrijke woorden |
ichimon'ittō-一問一答 | vraag en antwoord; vragen en antwoorden (Q&A) |
ichinenhokki-一念発起 | vastberadenheid; oprecht voornemen [plan] |
ichinenhokki-一念発起 | besluit om Boeddhistische monnik te worden |
ichinensei-一年生 | eerstejaars student [scholier] |
ichinotori-一の酉 | de eerste Dag van de Haan in de elfde maand; het festival van de Ōtori-schrijn gehouden op die dag |
ichioshi-一押し | iets dat zeer aangeraden [aanbevolen; aangeprezen] wordt |
ichiretsu-一列 | dezelfde vriendschapsband [vriendengroep] |
ichirokushōbu-一六勝負 | wedden op het gooien van een 1 of een 6 met een dobbelsteen; gokken |
ichirokushōbusuru-一六勝負する | gokken; wedden |
ichishichinichi-一七日 | de zevende dag na het overlijden; de eerste zeven dagen na het overlijden |
ichizenmeshi-一膳飯 | een kom rijst die bij het bed van een overledene wordt gezet |
ichizoku-一族 | bloedverwant; familie(leden); clan |
ichizu-一途 | toewijding; doelbewustheid; vastberadenheid; rechtlijnigheid |
ichō-胃腸 | de ingewanden (maag en darmen) |
idaku-抱く | in de armen houden [dragen]; omarmen; omhelzen |
idē-イデー | idee; gedachte; denkbeeld |
idea-イデア | (filosofie) denkbeeld; begrip |
idō-異動 | wijziging van voorwaarden in een overeenkomst [contract] |
idōriyū-異動理由 | reden van overplaatsing |
idōtoshokan-移動図書館 | (stedelijke) bibliobus; bibliotheekbus; kleine rijdende bibliotheek |
iemochi-家持ち | het beheren van de financiën van het huishouden |
ienken-以遠権 | landingsrecht dat een luchtvaartmaatschappij toestaat om na aankomst in het land dat het reisdoel is, door te vliegen en te landen in een ander land |
ierō・kādo-イエロー・カード | (in sportwedstrijden) gele kaart |
ieru-癒える | genezen; herstellen; beter worden |
ietsuki-家付き | een eigen huis hebben; aan een huis verbonden zijn; bij een huis behorend; bij een familie intrekken |
ihai-遺灰 | as van een overledene |
ihansuru-違反する | schenden; overtreden; inbreuk maken |
ihen-韋編 | leren boekbindkoord; een boek ingebonden met leren koord |
ihin-遺品 | erfstuk; (persoonlijk) aandenken; nalatenschap |
ihitsu-遺筆 | nagelaten geschrift [kalligrafie] van een overledene; postuum werk |
ihoku-以北 | ten noorden [noordelijk] van |
iiai-言い合い | ruzie; discussie; twistgesprek; woordenwisseling |
iiateru-言い当てる | het goed raden; het bij het rechte eind hebben |
iifurasu-言い触らす | een gerucht verspreiden |
iigai-言い甲斐 | het vermelden waard (zijn) |
iiharu-言い張る | (stug) volhouden; beweren; blijven zeggen [herhalen] |
iikaeru-言い換える | iets anders [met andere woorden] zeggen |
iikaesu-言い返す | antwoorden; terugzeggen; een weerwoord hebben |
iikurumeru-言い包める | iem. voor de gek houden; iem. iets wijs maken; iem. ompraten; iem. overhalen iets te doen |
iimorasu-言い漏らす | vergeten te vermelden; niet zeggen; iets verzwijgen |
iimorasu-言い漏らす | zich verspreken; een geheim verraden [verklappen] |
iinagara-言いながら | met deze woorden; dit gezegd hebbende |
iinayamu-言い悩む | aarzelen [het moeilijk vinden] om te zeggen |
iinokosu-言い残す | een testament achterlaten; je laatste woorden spreken |
iiotosu-言い落とす | vergeten [nalaten] te vertellen [vermelden; zeggen] |
iiowaru-言い終わる | stoppen [klaar zijn] met spreken; afronden |
iioyobu-言い及ぶ | verwijzen naar; refereren aan; zinspelen op; vermelden |
iitateru-言い立てる | beweren; stellen; verklaren; volhouden |
iitsukaru-言いつかる | geïnstrueerd [bevolen] worden; instructie [opdracht; bevel] krijgen |
iiwasureru-言い忘れる | vergeten te zeggen [vermelden] |
ijisuru-維持する | onderhouden; handhaven; behouden; instandhouden |
ījī・kea-イージー・ケア | (ge)makkelijk te onderhouden (meestal gebruikt voor stoffen van kleding) |
ijō-異状 | abnormale [ongewone] situatie [omstandigheden] |
ikaru-怒る | boos [kwaad; woedend] worden; in woede uitbarsten; opspelen; (iem.) uitschelden |
ikasu-生かす | laten (her)leven; levend [in leven] houden; nieuw leven inblazen |
ikazoku-遺家族 | nabestaanden |
ike-いけ | een voorvoegsel dat een (denigrerend) bijvoeglijk naamwoord versterkt |
ikeru-生ける | leven; een leven leiden |
ikidaore-行き倒れ | een overleden persoon die op straat ligt (vroeger iem. die stierf tijdens een reis en niet begraven kon worden omdat hij geen gegevens bij zich had) |
ikidooru-憤る | woedend [razend; ontstemd; verontwaardigd] zijn; zich beledigd voelen |
ikigakari-行きがかり | reeks gebeurtenissen; omstandigheden; ontwikkelingen |
ikihaji-生き恥 | de schaamte die men tijdens zijn leven moet verduren; leven [voortbestaan] in schaamte [schande; oneer] |
ikiji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
ikijibiki-生き字引 | wandelend woordenboek; wandelende encyclopedie |
ikijigoku-生き地獄 | helse lijdensweg |
ikisatsu-経緯 | details; bijzonderheden; situatie; omstandigheden; toestand; ontwikkelingen |
ikitsugi-息継ぎ | een ademhaling (b.v. tijdens zingen of zwemmen) |
ikiwakare-生き別れ | levenslang gescheiden zijn |
ikiwataru-行き渡る | rondgaan; verspreiden; uitdelen |
ikizukuri-生き作り | (lett. levend klaargemaakt) sashimi gesneden van een levende vis (een controversiële methode) |
ikkaisei-一回生 | eerstejaarsstudent |
ikkakusenkin-一攫千金 | in één klap rijk worden; in één keer enorme winst behalen |
ikke-いっけ | een voorvoegsel dat een (denigrerend) bijvoeglijk naamwoord versterkt |
ikkikasei-一気呵成 | iets in een keer afmaken; iets afmaken zonder pauze te houden |
ikkyo-一挙 | het zenden van troepen [een leger] |
ikotsu-遺骨 | beenderen van gesneuvelde soldaten [overledenen] |
iku-行く | sterven; overlijden |
ikuji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
ikun-遺訓 | goede raad advies; [instructies] door een overledene achtergelaten voor nabestaanden |
ikyō-異教 | heidendom; paganisme |
ikyō-異郷 | het buitenland; een vreemd land; een vreemde natie; een land ver weg; in den vreemde |
ikyōto-異教徒 | heiden |
imadoki-今時 | deze dagen; heden; tegenwoordig |
imamade-今まで | tot nu toe; tot op heden |
imasara-今更 | nu het al zo laat is; nu het al zo lang geleden is; |
imashigata-今し方 | zojuist; daarnet; een moment geleden |
imēji-イメージ | denkbeeld |
imējidaun-イメージダウン | het imago [de reputatie] van iemand schaden[verpesten] |
in-院 | (achtervoegsel achter de naam van een teruggetreden keizer) ex-keizer |
inan-以南 | ten zuiden [zuidelijk] (van) |
inaoru-居直る | plotseling agressief [vijandig] worden |
inasu-往なす | afwenden; afweren; ontwijken |
indakushon-インダクション | (logica) inductie; inductieve redenering |
indian・juerī-インディアン・ジュエリー | Indiaanse sieraden |
indīzu-インディーズ | (independent film, music) onafhankelijk muzieklabel, film, etc. |
indō-引導 | boeddhistisch dodengebed; woorden bij boeddhistisch begrafenis ritueel |
ingai-員外 | niet-leden; iemand zonder lidmaatschap |
ingaidan-院外団 | leden van een politieke partij die geen zetel hebben in het parlement |
ingō-院号 | erenaam van een keizer (tijdens het leven of postuum gegeven) |
ingō-院号 | boeddhistische naam van een overledene |
inishie-古 | oudheid; oude tijden |
inkasuru-引火する | ontbranden; vlamvatten; in brand vliegen |
inkoku-印刻 | zegelsnijding; het uitsnijden van een zegelreliëf |
inkyo-隠居 | pensionering; het met pensioen gaan; het leiden van een stil [teruggetrokken] leven |
inori-祈り | gebed; gebeden |
inoru-祈る | bidden |
inpu-淫婦 | losbandige vrouw; vrouw van lichte zeden; slet [prostituee] |
inshuunten-飲酒運転 | het rijden onder invloed van alcohol; alcomobilisme |
insō-印相 | mudra (symbolische handsymboliek bij beelden in verschillende godsdiensten, o.a. Boeddhisme) |
intāhai-インターハイ | sportwedstrijden tussen middelbare scholen |
intaisuru-引退する | terugtreden; met pensioen gaan; zich terugtrekken uit het openbare leven |
interu-インテル | interlinie (bij boekdrukkerij, metalen plaatje om regels te scheiden) |
in'ion-陰イオン | anion (negatief geladen ion) |
in'u-陰雨 | aanhoudende regen |
in・hai-イン・ハイ | afk. voor Inter-high, nationaal atletiektoernooi voor middelbare scholen dat twee keer per jaar wordt gehouden |
ippankaikei-一般会計 | boekhouding van algemene inkomsten en uitgaven bij nationale en lokale overheden |
ippon'yari-一本槍 | het doorzetten [volharden] met slechts één methode van begin tot eind |
ireihi-慰霊碑 | cenotaaf (leeg grafmonument); gedenkteken |
ireru-入れる | meedoen; deelnemen; lid worden |
irēzā-イレーザー | vlakgom; gummetje; bordenwisser |
irikumu-入り組む | gecompliceerd [ingewikkeld] worden |
irimajiru-入り交じる | gemengd [vermengd; gemixt] zijn [worden] |
irimidareru-入り乱れる | door elkaar gehaald [gegooid] worden |
iroage-色揚げ | het opnieuw verven (voor nieuwe kleur of opfrissen van vaal geworden kleding) |
iroiro-色々 | verscheidenheid |
iromeku-色めく | wankelen; weifelen; onzeker worden |
iromeku-色めく | verliefd [wellustig; zinnelijk] worden |
ironaoshi-色直し | het wisselen van kleding [kostuum] tijdens gelegenheden zoals een huwelijk |
ironna-色んな | verschillende; allerlei; verscheidene |
irozuku-色づく | kleuren; rood worden |
irozuku-色づく | rijp worden |
iru-入る | zinken; naar beneden gaan [zakken]; ondergaan (van de zon) |
iryūhin-遺留品 | (bij politieonderzoek) voorwerpen die zijn achtergelaten door de dader; eigendommen van het slachtoffer; gevonden voorwerpen |
iryūjon-イリュージョン | illusie; hallucinatie; hersenschim; waandenkbeeld; droombeeld; fantasie; zinsbegoocheling |
isakai-諍い | ruzie; onenigheid; woordenwisseling |
isamitatsu-勇み立つ | gestimuleerd [bemoedigd; opgefleurd; geprikkeld] zijn [worden] |
isei-遺制 | uit vroeger tijden bewaard gebleven systeem; verouderde gewoonten |
ishi-遺志 | de wens van een overledene; laatste wil [wilsbeschikking] |
ishi-頤使 | het de baas spelen; iemand onder controle houden |
ishigumi-石組み | schikking [groepering] van stenen in een Japanse tuin (waarbij de stenen symbolisch worden gebruikt als eiland, berg, etc.) |
ishisuru-頤使する | de baas spelen; iemand onder controle [onder de duim] houden |
ishitsubutsutoriatsukaisho-遺失物取扱所 | afdeling gevonden voorwerpen |
ishizuki-石突き | de harde basis(kluit] van een groepje paddenstoelen |
isho-遺書 | afscheidsbericht [afscheidbrief] van een overledene; zelfmoordbrief |
ishu-意趣 | reden; oorzaak |
isoiso-いそいそ | (onomatopee) opgewekt; vrolijk; blij; luchthartig; opgewonden [huppelend] van blijdschap |
isoshimu-勤しむ | zich wijden aan; streven naar; ijverig [plichtsgetrouw] zijn |
issakunen-一昨年 | eerverleden jaar (het jaar voor het vorige jaar) |
issakusaku-一昨昨 | drie (dagen; maanden; jaren) geleden |
issei-一世 | de eerste van een koning of keizer waarbij de naam van de vorst tevens in de volgende generaties voorkomt (b.v.: Willem I der Nederlanden) |
isseichidai-一世一代 | het laatste optreden van een acteur, musicus, etc. |
isshinfuran-一心不乱 | met hart en ziel; doelbewust; vastberaden |
isshin'ittai-一進一退 | eb en vloed; voorspoed en tegenspoed; vooruitgaan en achteruitgaan; goede tijden, slechte tijden |
isshoku-一色 | een gelijke kleur [stemming; tendens] |
itabi-板碑 | stenen pagode gebouwd voor herdenkingsdiensten voor de doden |
itai-異体 | ander [niet-identiek] lichaam |
itamu-痛む | pijn hebben; (pijn) lijden; pijn doen; kwetsen; pijnlijk zijn |
itan-異端 | ketterij; dwaalleer; heidendom |
itanji-異端児 | non-conformist; andersdenkende; onorthodox persoon; enfant terrible |
itansha-異端者 | ketter; heiden |
itawaru-労る | rekening houden (met); begrip tonen; meevoelen |
itazura-悪戯 | tijdverdrijf; pleziertje; amusement; hobby (dit zegt men bescheiden over zijn eigen daden) |
itsukushimu-慈しむ | houden van; liefhebben |
itsuzoya-何時ぞや | onlangs; recent; pas geleden |
ittōryōdan-一刀両断 | met één slag (van het zwaard) doormidden snijden |
iwaburo-岩風呂 | bad in [(temidden) van] rotsen [rotsachtig terrein] |
iwaibashi-祝い箸 | ronde eetstokjes met dunne uiteinden die men gebruikt bij feestelijke maaltijden |
iwaku-曰く | reden; oorzaak; achtergrond |
iwakutsuki-曰く付き | met een verhaal [geschiedenis] erachter |
iware-謂れ | reden; aanleiding |
iwazumogana-言わずもがな | het spreekt vanzelf [hoeft niet gezegd te worden] |
iyamasaru-弥増さる | alsmaar meer [groter; talrijker] worden |
izakaya-居酒屋 | Japanse bar waar hapjes en drankjes worden geserveerd |
izakoza-いざこざ | complicaties; conflict(en); moeilijkheden; (geld) problemen |
izoku-遺族 | nabestaanden; familie van de overledene |
izon-異存 | andersdenkend zijn; een andere [afwijkende] mening hebben; het oneens zijn (met iem.) |
izu-出づ | (opnieuw) verschijnen; opkomen; ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
jaken-邪見 | slechte [verkeerde] manier van bekijken [denken] |
jakki-惹起 | oorzaak; aanleiding; reden |
jakkisuru-惹起する | aanleiding geven tot; leiden tot; veroorzaken |
jakutaikasuru-弱体化する | verzwakken; zwak worden |
jashū-邪宗 | heidendom |
jashū-邪宗 | naam voor het Christendom (tijdens het shogunaat) |
jasuto・mīto-ジャスト・ミート | goede timing; (honkbal) de bal precies op goede moment (met het midden van het slaghout) raken |
jibiki-字引 | woordenboek |
jidori-地鳥 | een vrije uitloop kip (die in Japan aan bepaalde strenge voorwaarden moet voldoen) |
jigami-地神 | agrarische goden; goden van het land [de aarde] |
jigami-地神 | voorouderlijke geesten; huisgoden |
jigōjitoku-自業自得 | boeten voor zijn fouten; zijn verdiende loon krijgen; de gevolgen [consequenties] (van zijn daden) moeten aanvaarden |
jijō-事情 | omstandigheden; toestand; situatie |
jikaku-磁覚 | magnetoceptie; magnetoreceptie (het kunnen waarnemen van magnetische velden) |
jikakusuru-自覚する | zich (van iets) bewust worden; beseffen |
jikatabi-地下足袋 | (Japanse) canvas schoen voor werklieden (met teenspleet en rubber zool) |
jiku-字句 | letters [karakters] en zinnen; woorden; frasen |
jikyūsuru-持久する | volharden; volhouden; doorzetten; weerstaan |
jimonjitō-自問自答 | zijn eigen vraag beantwoorden; alleenspraak; monoloog |
jimuyōhin-事務用品 | kantoorbenodigheden |
jinbotsu-陣没 | het sterven [doodgaan; gedood worden] in een oorlog (op het slagveld; aan het front) |
jindai-神代 | tijdperk van de goden; mythologisch tijdperk |
jingasa-陣笠 | strohoeden die vroeger door gewone voetsoldaten werden gedragen i.p.v. helmen |
jingasa-陣笠 | een lid van het Huis van Afgevaardigden dat geen speciale (regerings- of partij)post bekleedt |
jingasaren-陣笠連 | gewone leden [het kader] van een politieke partij |
jingi-神祇 | de goden van de hemel en de goden van de aarde |
jinken-人権 | mensenrechten; burgerlijke vrijheden |
jinmukeiki-神武景気 | Jimmu Boom (periode van economische bloei in het midden van de jaren 1950) |
jīnzu-ジーンズ | denim; spijkerstof |
jin'ya-陣屋 | (Edo periode) residentie van de daimyo van een klein domein zonder kasteel |
jirijirisuru-じりじりする | ongeduldig worden; geïrriteerd raken |
jirin-辞林 | woordenboek |
jiritsusuru-自立する | zelfstandig [onafhankelijk] worden |
jisa-時差 | tijdsverschil (tussen verschillende landen, gebieden, etc.) |
jisashukkin-時差出勤 | variabele [flexibele] werktijden [arbeidstijden] |
jisei-時世 | tijden; tijdperk |
jisei-時勢 | levensomstandigheden |
jisei-辞世 | het overlijden; sterven |
jiseki-事績 | prestatie; wapenfeit; heldendaad |
jisho-字書 | kanji woordenboek (met schrijfvolgorde, lezing, betekenis, e.d.) |
jisho-字書 | (algemeen) woordenboek |
jisho-辞書 | woordenboek |
jisho-辞書 | woordenboek voor kanji [of woorden] met schrijfvolgorde, lezing en betekenis |
jishohenshū-辞書編集 | lexicografie; het samenstellen van een woordenboek |
jishohenshūsha-辞書編集者 | lexicograaf; samensteller van een woordenboek |
jishokusuru-辞職する | aftreden; terugtreden; ontslag nemen |
JISkikaku-JIS規格 | Japanse Industriële Standaarden |
jisshō-実証 | (in de traditionele Chinese (kruiden)geneeskunde) een constitutie met een fysieke kracht en sterke weerstand tegen ziekte |
jisshū-実習 | practicum; praktijkscholing; praktijkgerichte training (tijdens werktijd) |
jissō-実相 | de feiten; de werkelijkheid; feitelijke omstandigheden; realiteit |
jisuru-辞する | ontslag nemen; aftreden |
jisuru-辞する | (met ontkenning) bereid zijn te doen; (vastberaden) doorgaan; niet opgeven |
jitai-事態 | situatie; stand van zaken; omstandigheden |
jiten-辞典 | (vanaf de Meiji periode en in titels) woordenboek |
jitsuen-実演 | opvoering; optreden (voor publiek) |
jitsugetsu-日月 | tijd; dagen en maanden; jaren |
jiyū-事由 | reden; oorzaak (van iets) |
jiyū-事由 | (jur.) feiten die als directe reden of oorzaak van iets aangemerkt worden |
jiyūshisōka-自由思想家 | vrijdenker |
jō-情 | omstandigheden; toestand; situatie |
jōba-乗馬 | paardrijden |
jōbasuru-乗馬する | paardrijden |
jōbutsu-成仏 | het bereiken van de Verlichting; Boeddha worden |
jōbutsu-成仏 | het sterven [overlijden]; de dood |
jōbutsusuru-成仏する | de Verlichting bereiken; Boeddha worden |
jōbutsusuru-成仏する | sterven; overlijden |
jōhosuru-譲歩する | inbinden; concessie(s) doen; stap terug doen (fig.) |
jōjin-常人 | een gewone [middelmatige] persoon; iemand met middelmatige talenten of bekwaamheden |
jōka-城下 | (zich bevindend) beneden [bij] een kasteel |
jōkenzukenatsuinshōsho-条件付捺印証書 | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
jōki-上気 | teveel worden; controle verliezen over jezelf |
jōkisuru-上気する | blozen; rood (in het gezicht) worden |
jōko-上古 | verre [klassieke] oudheid; ver verleden |
jokō-徐行 | het langzaam voortgaan; langzaam (gaan) rijden; vaart minderen |
jokōsuru-徐行する | langzaam voortgaan; langzaam (gaan) rijden; vaart minderen |
jōkyō-状況 | situatie; omstandigheden |
jōkyūsei-上級生 | ouderejaarsstudent; een ouderejaars |
jōmondoki-縄文土器 | Jōmon-aardewerk (met touwpatroon, gemaakt tijdens de Jōmon-periode) |
jōonhozonkanōhin-常温保存可能品 | producten die op kamertemperatuur kunnen worden bewaard |
jorunāta-ジョルナータ | hoeveelheid fresco verf die in 1 dag kan worden opgebracht (van Italiaans: giornata, een dag werk) |
jōsei-情勢 | stand van zaken; situatie; omstandigheden |
joshidaisei-女子大生 | studente aan een universiteit voor vrouwen |
jōshigun-娘子軍 | leger dat geheel bestond uit (of werd geleid door) vrouwen (tijdens de T'ang periode in de Chin. geschiedenis) |
josō-除草 | het onkruid wieden |
josōsuru-除草する | (onkruid) wieden |
jōwa-情話 | een emotioneel verhaal; liefdesverhaal; liefdesgeschiedenis |
jōyōkanji-常用漢字 | de officiële lijst van kanji die elke Japanse student tenminste moet kennen bij het afleggen van het examen voor het voortgezet onderwijs in Japan |
jū-中 | tijdens; gedurende |
jū-住 | residentie; verblijf(plaats); woning |
jūaku-十悪 | (boeddh.) tien slechte daden (die gedrag, taalgebruik en instelling omvatten) |
judai-入内 | het betreden van het keizerlijk hof door de bruiloftsstoet van de toekomstige keizerin |
judaku-受諾 | het accepteren; onderschrijven (van voorwaarden, verdragen, etc.) |
jūdansuru-縦断する | verticaal doorsnijden [splitsen; verdelen] |
jūden-充電 | het (elektrisch) opladen |
jūdensuru-充電する | (elektrisch) opladen |
judōtai-受動態 | (grammatica) lijdende [passieve] vorm (van een werkwoord) |
juerī-ジュエリー | juwelen; sieraden |
jūgunkisha-従軍記者 | oorlogscorrespondent |
jukei-受刑 | bestraffing; het gestraft [veroordeeld] worden |
jukeisuru-受刑する | bestraft [veroordeeld] worden; straf krijgen |
juken-受検 | onderworpen worden aan een onderzoek [inspectie] |
jukurensuru-熟練する | zich bekwamen (in); vakkundig [ervaren] worden |
jukusei-塾生 | student aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
jukusu-熟す | rijpen; rijp worden (fruit, kaas, etc.) |
jukusu-熟す | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
jukusuru-熟する | rijpen; rijp worden (fruit, kaas, etc.) |
jukusuru-熟する | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
jukutō-塾頭 | hoofdonderwijzer [docent; leraar] aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
jumokui-樹木医 | boomverzorger (vroeger aanduiding voor boomchirurgie en boomchirurg, heden voor boomkwakzalverij) |
jun-旬 | een periode van 10 maanden |
junan-受難 | zware beproeving(en); onheil; (pijn) lijden |
junan-受難 | (chr.) het lijden van Christus |
junankyoku-受難曲 | passiemuziek (over het lijden van Christus) |
junansuru-受難する | lijden |
junbisuru-準備する | voorbereiden |
jungyaku-順逆 | (boeddh.) goede daden en slechte daden |
junia・bōdo・shisutemu-ジュニア・ボード・システム | Junior Raad van Bestuur systeem, waarbij jonge medewerkers binnen het bedrijf oplossingen mogen bedenken voor verschillende managementvraagstukken |
jūnintoiro-十人十色 | (spreekwoord) zoveel hoofden zoveel zinnen; smaken verschillen; over smaak valt niet te twisten |
junkaibunko-巡回文庫 | bibliobus; bibliotheekbus; kleine rijdende bibliotheek (gedateerd, tevens ver-afgelegen plaatsen) |
junkaitoshokan-巡回図書館 | bibliobus; bibliotheekbus; kleine rijdende bibliotheek (m.n. voor ver-afgelegen plaatsen) |
junkyō-順境 | gunstige omstandigheden; voorspoed; welvaart |
junkyohō-準拠法 | geldend recht; toepasselijke wetgeving (bij Internationale transacties, geschillen, e.d.) |
junpūbizoku-醇風美俗 | goede zeden en gewoonten [manieren] |
junsai-蓴菜 | de waterplant Brasenia schreier (waarvan de jonge loten en bladeren in Japan gegeten worden) |
junshoku-殉職 | overlijden tijdens de uitoefening van zijn beroep [dienst] (b.v. brandweer of politie) |
junshusuru-遵守する | naleven; gehoorzamen; zich houden aan; eerbiedigen |
jūrī-ジューリー | juwelen; sieraden |
jurōjin-寿老人 | Jurōjin, god van een lang leven (vaak afgebeeld met lange baard en staf), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
jūryōsei-従量制 | betaling naar gebruik (een methode waarbij diensten en voorzieningen in rekening worden gebracht gebaseerd op werkelijk gebruikte gegevens en tijd) |
jūtaku-住宅 | woning; residentie |
jūtanbakugeki-絨緞爆撃 | tapijtbombardement (waarbij een groot aantal bommen over een heel gebied worden uitgestrooid, in plaats van bepaalde doelen te raken) |
jūtensuru-充塡する | vullen; laden (van een geweer, e.d.) |
jūyō-充用 | het iets reserveren [toewijzen; aanwenden] (voor een bepaald doel) |
juyōkoku-主要国 | de grote mogendheden; wereldmachten |
juzō-寿像 | standbeeld (van een persoon, gemaakt tijdens zijn leven) |
kabadi-カバディ | (Hindi: kabaḍḍī) kabaddi, een nationale sport in India (waarbij 2 teams van 7 spelers tegen elkaar strijden) |
kabanmochi-鞄持ち | tassendrager (een denigrerende term voor iemand die zijn baas slaafs volgt en zijn tas draagt) |
kabau-庇う | iemand beschermen; behoeden (voor); onder de hoede nemen; dekking geven |
kaburu-被る | over zich heen krijgen; bedekt worden (met water; stof, etc.); onder water komen; baden |
kachiki-勝ち気 | vastberadenheid |
kachiku-家畜 | vee; levende have (koeien, paarden, varkens, schapen, etc.) |
kachōfūgetsu-花鳥風月 | schoonheid in de natuur; de natuurlijke schoonheden in de Japanse esthetiek |
kachū-家中 | alle familieleden; de hele familie |
kadentsa-カデンツァ | cadens (muziekterm) |
kado-廉 | (vermoedelijke) reden; aantijging; verdenking |
kadobi-門火 | vuur dat brand bij de ingang van huizen tijdens het Bon festival, bij begrafenissen of huwelijken |
kadomatsu-門松 | decoraties met dennentakken (rond Nieuwjaar) |
kaenshiki-火焔式 | aardewerk uit het midden van de Jomon-periode met deze decoratie |
kaeri-返り | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
kaeriten-返り点 | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
kaeru-孵る | uitbroeden |
kaeru-返る | omkeren; omgedraaid worden |
kaeru-返る | teruggebracht [hersteld] worden; terugkeren |
kaesu-孵す | uitbroeden |
kafēpaurisuta-カフェーパウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
kagamibiraki-鏡開き | (lett. spiegel opening) Nieuwjaarsritueel van het snijden, eten en offeren van ronde mochi (rijst cakes) |
kagen-加減 | aanpassing; verbetering; matiging; de juiste hoeveelheid gebruiken (b.v. van kruiden) |
kagen-嘉言 | verstandige woorden; wijze woorden; wijze spreuken |
kagenzenkō-嘉言善行 | wijze woorden en goede daden |
kagiwakeru-嗅ぎ分ける | verschillende geuren onderscheiden (door ruiken) |
kago-歌語 | woorden of uitdrukkingen die hoofdzakelijk in traditionele (Japanse) poëzie worden gebruikt; poëtische woorden |
kahan-過般 | zojuist; onlangs; recent; een tijdje geleden |
kahenkondensā-可変コンデンサー | variabele condensator |
kahō-家法 | huisregels; regels die binnen een familie gelden |
kaibyaku-開白 | (boeddh.) het begin [de eerste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kaidō-街道 | hoofdweg; verbindingsweg (tussen steden) |
kaien-開演 | het begin van een voorstelling [optreden] |
kaifukusuru-回復する | herstellen; beter worden; restaureren; rehabiliteren |
kaigai-海外 | het buitenland; overzeese gebieden [landen] |
kaigorōjinhokenshisetsu-介護老人保健施設 | bejaardentehuis; bejaardenhuis |
kaihatsutojōkoku-開発途上国 | ontwikkelingsland; de groeilanden; de opkomende naties |
kaihi-回避 | (jur.) onthouding; ontwijking (in de uitoefening van gerechtelijke plichten en taken van een rechter of griffier vanwege persoonlijke redenen) |
kaikakekin-買掛金 | handelsschulden |
kaikō-開講 | het begin [de openingswoorden] van een lezing |
kaikōichiban-開口一番 | eerste woorden; openingswoorden; begin van een toespraak |
kaikomu-掻い込む | iets onder de arm geklemd houden [dragen] |
kaikoroku-回顧録 | memoires; gedenkschrift |
kain-下院 | de Tweede Kamer; het Lagerhuis; het Huis van Afgevaardigden |
kairitsu-戒律 | religieuze voorschriften [geboden] |
kairo-回路 | denkpatroon; gedachtestroom |
kaisai-開催 | het houden [organiseren] van een evenement [conferentie; organisatie; tentoonstelling; opening] |
kaisaisuru-開催する | een evenement [conferentie; organisatie; opening] houden [organiseren] |
kaisan-解散 | ontbinding; het opbreken; afbreken; uiteengaan; ontbinden (van een vergadering etc.) |
kaiseki-解析 | analyse; ontleding (van b.v. bewijsmateriaal, videobeelden, e.d.) |
kaisekisuru-解析する | analyseren; ontleden |
kaishōsuru-解消する | oplossen; opgelost worden; annuleren; ontbinden; uiteenvallen |
kaisō-回送 | het doorsturen [doorzenden] naar een ander adres |
kaison-海損 | schade aan schepen en lading tijdens de reis; averij |
kaitaisuru-懐胎する | in verwachting raken; zwanger worden |
kaitaisuru-解体する | ontmantelen; ontleden; demonteren; uit elkaar halen |
kaiten-回天 | bemande (kamikaze) torpedo in gebruik bij de Japanse Marine tijdens de 2de wereldoorlog |
kaitōsuru-回答する | antwoorden; antwoord [repliek] geven |
kaitsuke-買い付け | groothandel; in grote hoeveelheden inkopen [in voorraad nemen] |
kaji-鍛冶 | het smeden; smeedwerk |
kajikitō-加持祈祷 | (Boeddhistische) incantaties [spreuken; gebeden] |
kakaadenka-嬶天下 | gezin [huishouden] waar de vrouw de baas is |
kakaeru-抱える | iets in je armen houden [dragen]; ergens mee zitten; bezorgd zijn; (een last) op de schouders hebben (fig.) |
kakarijoshi-係助詞 | verbindend partikel (waarmee een specificatie verderop in de zin wordt gekoppeld aan hetgeen ervoor staat (wa, mo, koso, demo, shika, sae, dani) |
kakaru-掛かる | opgebeld worden |
kakawaru-関わる | zich bezig houden met; te maken hebben met |
kakawaru-関わる | betrokken worden bij; verwikkeld raken in |
kake-賭け | weddenschap; inzet |
kakeagaru-駆け上がる | snel omhoog gaan [rijden]; oprennen; omhoog rennen (trap, heuvel, etc.) |
kakebanareru-掛け離れる | ver verwijderd raken [worden]; uit elkaar raken [groeien] |
kakebuton-掛け布団 | (bedden)sprei |
kakegoto-賭け事 | weddenschap; gokkerij; het gokken |
kakei-火刑 | dood door verbranding (op de brandstapel); (levend) verbrand worden (als straf) |
kakekotoba-掛け詞 | een woordspeling; dubbelzinnigheid; woorden met dezelfde uitspraak maar verschillende betekenissen |
kakiarawasu-書き表す | beschrijven; opschrijven; schriftelijk onder woorden brengen [uitdrukken] |
kakō-華甲 | iemand van 61 jaar oud (het eerste karakter kan worden opsplitst in een zes, een tien, en een één) |
kako-過去 | het verleden; de voorbije tijd |
kakōbōeki-加工貿易 | verwerkingshandel (handel waarbij producten worden geëxporteerd die zijn vervaardigd van ingevoerde materialen) |
kakochō-過去帳 | (familie) overlijdensregister |
kakokei-過去形 | de verleden tijd (van een werkwoord) |
kakōsuru-下降する | (af)dalen; naar beneden gaan; zinken; vallen; duiken |
kakū-架空 | imaginair [denkbeeldig; fictief; irreëel; onwezenlijk; onwerkelijk] zijn |
kakuchi-各地 | sommige [verscheidene; diverse] gebieden [plaatsen] |
kakugo-客語 | object; lijdend voorwerp (grammatica) |
kakumau-匿う | iemand onderdak [een schuilplaats] bieden; herbergen |
kakurekirishitan-隠れキリシタン | geheime [ondergedoken] christelijke kerkgemeenschap (tijdens de onderdrukking van het christendom door het Tokugawa shogunaat in de Edo periode) |
kakushi-客死 | het sterven op reis [tijdens verblijf in het buitenland] |
kakusu-隠す | verstoppen; verbergen; verhullen; verzwijgen; maskeren; achterhouden; geheimhouden; bedekken |
kakuteisuru-確定する | besloten [bepaald; vastgesteld] worden; besluiten; vastleggen; ratificeren |
kakyūsei-下級生 | jongerejaarsstudent; jongerejaars |
kamadashi-窯出し | het uitladen (van een pottenbakkersoven) |
kamaeru-構える | een bepaalde houding aannemen (b.v. ter verdediging); gereed hebben; bij de hand hebben; klaar staan (om te); voorbereiden |
kamau-構う | rekening houden met; aandacht hebben voor; (iets kunnen) schelen |
kamazume-窯詰め | het laden (in een pottenbakkersoven) |
kameo-カメオ | camee (iin reliëf uitgesneden steen) |
kamera・rihāsaru-カメラ・リハーサル | camera-repetitie (proefoptreden met camera) |
kameriha-カメリハ | camera-repetitie (proefoptreden met camera) |
kami-神 | god; godheid; goden |
kamiawase-噛み合わせ | het tanden [kaken] op elkaar klemmen |
kamiawaseru-噛み合わせる | tanden [kaken] op elkaar klemmen |
kamikaze-神風 | de bijnaam van het speciale luchtmacht-aanvalskorps tijdens de Tweede Wereldoorlog |
kamikorosu-噛み殺す | een gaap onderdrukken [inhouden] |
kaminidankatsuyō-上二段活用 | vervoeging [verbuiging] van de tweede groep (nidan) werkwoorden |
kaminokuni-神の国 | land der goden; Japan |
kamisabiru-神さびる | oud [antiek] worden; er oud uitzien |
kamishimeru-噛み締める | lang nadenken (over) |
kamitsubusu-噛み潰す | met de tanden [kiezen] vermalen |
kamiyo-神代 | tijdperk van de goden; mythologisch tijdperk |
kamoku-寡黙 | terughoudendheid; zwijgzaamheid; geslotenheid |
kamonanban-鴨南蛮 | een Japans gerecht van soep met soba of udon noedels, eendenvlees, en uien |
kamu-噛む | iem. uitschelden [berispen] |
kamubakku-カムバック | comeback; terugkomst; hernieuwd optreden |
kan-管 | controleren; de supervisie hebben; toezicht houden |
kanagutsuwa-金轡 | metalen bit (mondstuk voor paarden) |
kanai-家内 | iemand's familie(leden) |
kanakuso-金屎 | (metaal)slak; sintel; onzuiverheden in gesmolten metaal |
kanashibari-金縛り | aan handen en voeten gebonden zijn |
kanashibari-金縛り | (fig.) vastzitten [gebonden] zijn aan; door de macht van het geld beperkt zijn |
kanau-適う | wensen [dromen] komen uit [worden vervuld] |
kanbu-幹部 | leidinggevenden (binnen een bedrijf); directie; staf; kader |
kanburi-寒鰤 | koude geelvinmakreel, d.w.z. die gevangen is midden in de winter |
kanchū-寒中 | midwinter; midden in de winter; het koude jaargetijde |
kanden-感電 | het een elektrische schok krijgen; geëlektrocuteerd worden |
kandōsuru-感動する | ontroerd worden; geëmotioneerd [opgewonden] raken |
kanebanare-金離れ | manier van geld besteden [met geld omgaan] |
kanemawari-金回り | geldsomloop; geldcirculatie; financiële situatie [omstandigheden] |
kanengomi-可燃ごみ | brandbaar afval; afval dat wordt [kan worden] verbrand |
kanezukai-金遣い | manier van geld besteden |
kangaedasu-考え出す | uitvinden; bedenken |
kangaedasu-考え出す | beginnen (na) te denken |
kangaegoto-考え事 | zorg; iets waarover je inzit [nadenkt] |
kangaekata-考え方 | denkwijze; denkpatroon; denktrant; manier van denken; gedachtegang; opvatting |
kangaekomu-考え込む | in gedachte verzonken zijn; piekeren; peinzen; tobben; diep nadenken (over) |
kangaeru-考える | nadenken; vermoeden; overwegen |
kangaetsuku-考えつく | bedenken; uitdenken; verzinnen |
kangaeyō-考え様 | denkwijze; manier van denken; gezichtspunt; kijk (op dingen) |
kangamiru-鑑みる | rekening houden met; in gedachten houden; overwegen |
kangen-換言 | met ander woorden (zeggen); anders uitgedrukt |
kangiten-歓喜天 | Kangiten, een van de Boeddhisme beschermgoden |
kangoku-監獄 | (heden) huis van bewaring (voor kort verblijf en soms tijdelijk verblijf voor gedetineerden die op overplaatsing wachten) |
kanjo-漢書 | geschiedenis van de Chinese Han-dynastie |
kankasuru-感化する | beïnvloeden; inspireren |
kankiwamaru-感極まる | zeer geëmotioneerd raken; overmand worden door emoties |
kankō-寛厚 | ruimdenkendheid; vrijgevigheid; gulheid |
kankō-敢行 | zelfverzekerde [vastberaden] actie |
kankōchi-観光地 | trekpleister; toeristische bestemming (met historische, culturele, religieuze of natuurlijke bezienswaardigheden) |
kankonsōsai-冠婚葬祭 | belangrijke ceremoniële gelegenheden in het leven (zoals bruiloften, begrafenissen en andere rituelen) |
kanmei-官命 | overheidsbevel; opdracht [verordening] van de regering |
kannenteki-観念的 | conceptueel, denkbeeldig; ideologisch; theoretisch; onrealistisch |
kanoe-庚 | het zevende teken van decaden (de tien hemelstammen) van de Chinese lunisolaire kalender |
kanoto-辛 | het achtste teken van de decaden (de tien hemelstammen) van de Chinese lunisolaire kalender |
kanpō-観法 | (boeddh.) bezinningsmethode (nadenken over de Dharma) |
kanpōyaku-漢方薬 | Chinese kruidengeneeskunde |
kanrenbun'ya-関連分野 | verwante (vak)gebieden |
kanrenbun'ya-関連分野 | aan elkaar grenzende gebieden |
kanrisuru-管理する | beheren; managen; controleren; toezicht houden |
kansaku-間作 | tussencultuur; tussenbouw (teeltsysteem waarbij kortetermijngewassen tussen rijen andere gewassen worden geplant) |
kansatsusuru-観察する | observeren; waarnemen; controleren; toezicht houden |
kansensuru-感染する | geïnfecteerd worden; ontstoken raken; een ziekte oplopen |
kanshisuru-監視する | observeren; inspecteren; bewaken; toezicht houden |
kanshitsu-乾漆 | droge lak techniek (voorwerpen worden gevormd met lagen hennepdoek gedrenkt in lak, en de oppervlaktedetails gemodelleerd met lak, zaagsel, e.d.) |
kansho-漢書 | geschiedenis van de Chinese Han-dynastie |
kansō-観相 | Japanse gedicht over menselijke (sociale) omstandigheden en het leven |
kantai-寒帯 | de poolgebieden (extreem koude zones op breedtegraden hoger dan de poolcirkel) |
kantei-官邸 | officiële residentie; ambtswoning (b.v. van de premier) |
kanwa-漢和 | (kanji) woordenboek van Chinese karakters in het Japans |
kanwajiten-漢和辞典 | kanji woordenboek (woordenboek met Japanse definities van kanji en kanji combinaties) |
kanyūsuru-加入する | toetreden; zich aansluiten; lid worden |
kanzume-缶詰め | (in) afzondering; afgescheiden [afgesloten; apart] gehouden zijn [worden] |
kanzuru-感ずる | voelen; gewaarworden; ervaren |
kan'an-勘案 | overweging; beschouwing; overdenking |
kan'yō-寛容 | tolerantie; verdraagzaamheid; ruimdenkendheid |
kaobure-顔ぶれ | leden; personeel; bezetting; cast (toneel, film) |
kaomise-顔見せ | debuut; eerste verschijning [optreden] |
kaotsunagi-顔繋ぎ | het (regelmatig) contact houden [bij elkaar komen] |
kapitan-カピタン | opperhoofd van de Nederlandse handelspost in Nagasaki tijdens de Edo-periode |
kappuringu-カップリング | verbinding; koppeling; het verbinden [koppelen] |
karadeppō-空鉄砲 | een ongeladen geweer |
karakuchi-辛口 | van sake [wijn] houden |
karameru-絡める | verwikkelen; verbinden; betrekken; vermengen; in verband brengen met |
karanenbutsu-空念仏 | holle frase; lege woorden; bluf; opschepperij |
karasugane-烏金 | geld uitgeleend voor één etmaal; lening die direct de volgende ochtend moet worden terugbetaald (lett. kraaien-geld; kraaien krijsen bij zonsopgang) |
karei-加齢 | veroudering; het ouder worden |
kareru-嗄れる | hees worden |
kariginu-狩衣 | informele kleding van de hofadel in de Heian periode (oorspronkelijk gedragen tijdens de jacht) |
karinushi-借り主 | lener; schuldenaar; debiteur |
karite-借り手 | lener; schuldenaar; debiteur |
karyū-下流 | benedenstroom; stroomafwaarts |
kasa-笠 | lampenkap; kap van een lantaarn; hoed van een paddenstoel |
kasabaru-嵩張る | omvangrijk [lijvig; volumineus] zijn [worden] |
kasanaru-重なる | opnieuw gebeuren; na elkaar plaatsvinden; zich herhalen |
kasei-河清 | (het helder worden van de (altijd troebele) Gele Rivier (China), een analogie voor:) hopen op iets dat niet verwezenlijkt zal worden |
kasei-苛性 | bijtend [brandend; caustisch] zijn |
kasha-仮借 | een fonetisch leenteken (gebruikt om een ander woord te maken, zonder rekening te houden met het semantische aspect ervan) |
kasha-火車 | (boeddh.) vuurwagen (vervoert dode mensen die tijdens hun leven slechte daden hebben begaan naar de hel) |
kashi-華氏 | Fahrenheit (graden) |
kashidaorehikiatekin-貸し倒れ引当金 | een fonds voor het vergoeden van oninbare leningen [schulden] |
kashidaorejunbikin-貸し倒れ準備金 | een fonds voor het vergoeden van oninbare leningen [schulden] |
kashin-花心 | het hart van een bloem (waar de stamper en meeldraden zitten) |
kashira-かしら | ik vraag me af (of); denk je dat ...?; misschien dat ik ...; wat dacht je van ...? |
kasō-仮装 | het zich verkleden [vermommen]; vermomming |
kasōtekikoku-仮想敵国 | een denkbeeldige vijand |
kassō-滑走 | het glijden; schuiven; schaatsen; sleeën |
kasumeru-掠める | misleiden; bedriegen; om de tuin leiden; (iets) stiekem doen |
kasuru-化する | veranderen in; zich transformeren; worden |
kasuru-化する | beïnvloeden |
kasuru-嫁する | trouwen; huwen; uitgehuwelijkt worden |
katafune-片船 | romp [huls] van een vrucht (in de lengterichting doorsneden) |
katainaka-片田舎 | een afgelegen plek; in de binnenlanden; in de rimboe [bushbush] |
katamaru-固まる | hard [stijf; stevig] worden; verharden; stollen |
katame-固め | verdediging; bewaking; bescherming; stijf [vast] houden |
katami-形見 | aandenken (van een overleden persoon) |
katamiwake-形見分け | het verdelen [uitdelen] van aandenkens (aan een overledene) |
katamukeru-傾ける | zich zich cocentreren [richten] op, aandacht besteden aan |
kataru-語る | tonen; laten zien; duiden |
katasukashi-肩透かし | (techniek in sumo worstelen) onder-schouderzwaai naar beneden |
katazuku-片付く | geordend [opgeruimd] zijn |
katei-家庭 | gezin; huishouden; huisgezin |
kateiran-家庭欄 | (in krant of tijdschrift) sectie met artikelen over familiezaken (zoals huishouden, tuinieren, kinderopvang, etc.) |
kateisuru-仮定する | veronderstellen; aannemen; vermoeden |
katen-加点 | de optelling en notering van scores en punten van testen, examens, wedstrijden, etc. |
katōrennyū-加糖練乳 | (gezoete) gecondenseerde melk |
katsudō-活動 | bewegende beelden [film] |
katsudōshashin-活動写真 | bewegende beelden [flim] |
katsuraku-滑落 | het uitglijden [afglijden] (van een helling, e.d.) |
katsurakusuru-滑落する | uitglijden; afglijden (van een helling, e.d.) |
katsurei-割礼 | besnijdenis; circumcisie |
katsuro-活路 | overlevingsstrategie; ontsnappingswijze; uitweg (uit moeilijkheden, impasse, e.d.) |
katte-勝手 | financiële omstandigheden [situatie] |
kattingu-カッティング | (uit)snijden; knippen; het aanbrengen van groeven in langspeelplaat |
katto-カット | afgesneden stuk; lap; bout |
kattoin-カットイン | (basketbal) door de verdedigingslinie van de tegenstander snijden |
kau-飼う | dieren houden [fokken; verzorgen] |
kawagoshi-川越し | door een rivier gescheiden zijn; de andere kant van de rivier |
kawajiri-川尻 | benedenstroom (van een rivier) |
kawaku-乾く | drogen; opdrogen; droog worden |
kawanagare-川流れ | het meegesleurd worden door de rivier |
kawarakojiki-河原乞食 | (in de Edo-periode een denigrerende term voor) acteur; toneelspeler |
kawaru-代わる | vervangen worden; invallen; de plaats innemen (van); vertegenwoordigen |
kawaru-変わる | veranderd worden; veranderen |
kawaru-換わる | (om)geruild [gewisseld; verwisseld] worden |
kawaru-替わる | geruild [(in)gewisseld] worden |
kawasegaki-川施餓鬼 | herdenkingsdienst (bij of op een rivier) voor diegenen die daar zijn verdronken |
kayaku-加薬 | kruiden; specerijen; additiva (vaak bijgevoegd bij instantvoedsel) |
kazamidori-風見鶏 | opportunist; draaier; iemand die met alle winden meewaait |
kazokuseido-家族制度 | systeem van erfgoed, familie-zijtakken [afstammelingen] en aftredingen van familiehoofden ter voortzetting en behoud van de familie |
kazokuseido-家族制度 | systeem waarin familieleden onder sterke controle staan van het familiehoofd |
kazu-下図 | benedenstaand figuur [diagram]; illustratie hieronder |
kazu-数 | enige; sommige; verscheidene |
kechigan-結願 | (boeddh.) het einde [de laatste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kechigannichi-結願日 | (boeddh.) de laatste dag van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kegasuru-怪我する | zich verwonden; zich blesseren; gewond raken |
keiba-競馬 | de paardenrennen; paardenraces |
keibi-軽微 | geringe mate; onbeduidendheid |
keii-経緯 | details; bijzonderheden; omstandigheden |
keiin-契印 | een contractzegel (stempel) dat over twee bladzijden wordt gedrukt om aan te tonen dat ze één document vormen |
keijoshi-係助詞 | verbindend partikel (waarmee een specificatie verderop in de zin wordt gekoppeld aan hetgeen ervoor staat (wa, mo, koso, demo, shika, sae, dani) |
keikan-挂冠 | ontslagname [aftreden] uit een overheidsfunctie [ambt] |
keikihei-軽騎兵 | lichte cavalerie; cavalerist; bereden soldaat |
keikō-傾向 | neiging; tendens; trend |
keimanshotō-ケイマン諸島 | Kaaimaneilanden |
keimu-警務 | politie zaken [aangelegenheden] |
keishikishugi-形式主義 | formalisme (vasthouden aan vorm, principes en regels, meer dan aan betekenis of inhoud) |
keitōdateru-系統立てる | systematiseren; (ideeën, kennis, informatie. etc.) ordenen volgens een bepaald principe of bepaalde regel |
keitōsuru-傾倒する | bewonderen; zich wijden aan; toegewijd zijn aan |
keizaisōgoenjokaigi-経済相互援助会議 | Comecon, Council for Mutual Economic Assistance (een economisch samenwerkingsverband tussen communistische landen, opgericht in 1949) |
kekki-決起 | het vastbesloten [resoluut] in actie komen; daadkrachtig optreden; opspringen |
kekkonsuru-結婚する | trouwen; in het huwelijk treden |
kekkyoku-結局 | uiteindelijk; op den duur; tenslotte |
kenba-犬馬 | honden en paarden |
kenba-犬馬 | (bescheiden term om naar zichzelf te verwijzen) ik; (uw) dienaar |
kenbutsu-見物 | het bezoeken van bezienswaardigheden; sightseeing |
kenbutsusuru-見物する | bezienswaardigheden bezoeken; sightseeën |
kenchikujōken-建築条件 | bouwvoorwaarden; bouwvoorschriften |
kengai-遣外 | uitgezonden worden naar het buitenland |
kengaku-見学 | studiereis; werkbezoek; leren door werkzaamheden te observeren in de praktijk |
kengi-嫌疑 | vermoeden; verdenking |
keni-けに | (geeft reden of oorzaak aan) daarom; vanwege |
kenji-堅持 | het vasthouden aan; handhaven |
kenji-検字 | index in kanji woordenboeken gebaseerd op het totale aantal penseelstreken |
kenji-献辞 | dedicatie; opdracht (woorden van toewijding waarmee een werk aan iemand wordt opgedragen) |
kenjiru-献じる | iets aanbieden [geven] aan een meerdere [hoger geplaatste] |
kenjō-謙譲 | nederigheid; bescheidenheid |
kenjōsha-健常者 | een gezonde persoon; iemand die gezond van lijf en leden is |
kenkan-顕官 | (onder het Ritsuryo-systeem) lagere regeringsposities [functies] die als belangrijk werden beschouwd |
kenkenfukuyō-拳拳服膺 | altijd in gedachten houden; in het geheugen gegrift hebben |
kenkinsuru-兼勤する | twee functies combineren; een tweede functie [positie] bekleden |
kenkyō-牽強 | verdraaiing van de feiten; kromme redenatie |
kenkyo-謙虚 | bescheidenheid; nederigheid |
kenmu-兼務 | het twee functies tegelijkertijd bekleden; twee taken [opdrachten] tegelijk uitvoeren |
kennan-剣難 | (de. rampspoed van) het gewond of gedood worden door een zwaard |
kennin-兼任 | het tegelijkertijd dienen; twee posten tegelijk bekleden |
kenninfubatsu-堅忍不抜 | doorzettingsvermogen; volharding; vastberadenheid |
kennō-献納 | offerande (aan goden, etc.) |
kenpi-建碑 | de oprichting [plaatsing] van een monument [gedenksteen] |
kenran-絢爛 | pracht; bloemrijkheid; oogverblindendheid |
kenshi-献詞 | dedicatie; opdracht (woorden van toewijding waarmee een werk aan iemand wordt opgedragen) |
kenshi-絹糸 | zijden draad |
kenshi-繭糸 | zijden draad |
kenshō-乾象 | hemel; astronomisch verschijnsel; weersomstandigheden (over tijdsduur en plaats) |
kenshu-犬種 | hondenras |
kenshutsu-検出 | waarneming; speurwerk (iets zoeken en vinden) |
kenson-謙遜 | bescheidenheid; ingetogenheid |
kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om de jongere broer van iemand anders aan te duiden |
kenzei-犬税 | hondenbelasting |
kenzuru-献ずる | iets aanbieden [geven] aan een meerdere [hoger geplaatste] |
ken'yō-兼用 | het gebruik van iets voor verschillende doeleinden |
ken'yoku-謙抑 | bescheidenheid; nederigheid |
keosareru-気圧される | geïmponeerd [geintimiteerd] worden; zich (door iemand) overweldigd [overrompeld voelen] |
keotosu-蹴落とす | naar beneden [onderuit] schoppen; verslaan |
kerun-ケルン | kegelvormige steen; pre-Keltisch gedenkteken |
keruto-ケルト | Kelt (inwoner van Ierland, Wales, Cornwall, Schotland, Bretagne; ook van oude etnische groep in de geschiedenis) |
keshin-化身 | incarnatie; manifestatie; het verschijning van goden, Boeddha's, demonen, e.d, in menselijke vorm |
ketōjin-毛唐人 | (denigrerende term) harige buitenlander [westerling] |
ketsui-決意 | besluit; (vast) voornemen; bedoeling; vastberadenheid |
ketsuro-結露 | condens; condensatie; condensvorming |
ketsuro-血路 | manier om moeilijkheden te overwinnen [om te overleven] |
ketsurosuru-結露する | condenseren |
kiba-騎馬 | het paardrijden |
kibakeikan-騎馬警官 | bereden politie; politie te paard |
kibamu-黄ばむ | vergelen; geel worden |
kichōhin-貴重品 | kostbaarheden |
kidōraku-着道楽 | voorliefde [voorkeur] voor mooie kleding en sieraden |
kigae-着替え | het omkleden; andere kleren aantrekken |
kigaeru-着替える | zich omkleden; andere kleren aantrekken |
kigan-帰雁 | wilde ganzen die in de lente teruggaan naar het Noorden |
kigan-祈願 | gebed; het bidden |
kigansuru-祈願する | bidden |
kigo-綺語 | (boedddh., een van de tien kwaden) loze woorden die indruisen tegen de waarheid; iets mooier voorstellen dat het is |
kihai-跪拝 | kniebuiging; teraardewerping; prosternatie; knielend aanbidden [vereren] |
kijō-騎乗 | het paardrijden |
kikaeru-着替える | zich omkleden |
kikazaru-着飾る | zich mooi aankleden; zich opdoffen [uitdossen]; mooie [sjieke] kleren aantrekken |
kikifurusu-聞き古す | een cliché worden; afgezaagd worden (omdat je het al zo vaak hebt gehoord) |
kikihoreru-聞き惚れる | in vervoering gebracht worden (door muziek); met overgave luisteren |
kikikaesu-聞き返す | een tegenvraag stellen; een vraag met een wedervraag beantwoorden |
kikioku-聞き置く | onthouden wat je hoort |
kikitsukeru-聞きつける | horen; (geluid; woorden) opvangen |
kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen horen; geluiden goed kunnen onderscheiden |
kikka-菊花 | wierook (van kruidnagel, agarhout en muskus) met een geur die doet denken aan chrysanten |
kikō-気候 | klimaat; het weer; meteorologische omstandigheden |
kikoeru-聞こえる | kunnen horen; hoorbaar zijn; gehoord worden |
kikoeru-聞こえる | bekend [beroemd; populair] worden |
kikomu-着込む | zich extra kleden; verschillende lagen kleding over elkaar dragen; formele kleding dragen |
kikurage-木耳 | judasoor (paddenstoel: Auricularia auricula-judae) |
kimagure-気紛れ | veranderlijkheid; wisselende omstandigheden |
kimaru-決まる | beslist [vastgesteld] worden |
kimei-記銘 | het uit het hoofd leren [onthouden]; zich in het geheugen prenten |
kimekomi-木目込み | techniek om traditionele Japanse houten poppen te maken (waarbij in smalle groeven stof wordt gelijmd om de pop aan te kleden) |
kimekominingyō-木目込み人形 | traditionele Japanse houten pop (gemaakt met een techniek waarbij in smalle groeven stof wordt gelijmd om de pop aan te kleden) |
kimekomu-決め込む | zich inbeelden; een hoge dunk van zichzelf hebben; doen alsof |
kimekomu-決め込む | volharden; vasthouden aan; doorgaan met |
kimo-肝 | lever; ingewanden |
kin-勤 | (in kanji combinaties) dienen; in dienst treden; werken |
kin-謹 | respectvol; bescheiden |
kinakusai-きな臭い | dreigende [gespannen] sfeer (fig. de geur van buskruit, doet denken aan oorlog) |
kinba-金歯 | gouden tand [kies; kroon] |
kinbaku-緊縛 | stevig vastgebonden zijn; bondage |
kinboshi-金星 | gouden ster; roos (van een schietschijf) |
kinbuchi-金縁 | gouden rand; gouden frame |
kinchi-錦地 | (beleefde wijze van aanduiden van de woon- of verblijfplaats van de gesprekspartner) uw woonplaats [adres] |
kinchō-金打 | een plechtige belofte [eed] (afgelegd door samoerai met hun zwaarden tegen elkaar gedrukt, en door vrouwen met spiegels) |
kinchōsuru-緊張する | gespannen [nerveus] worden; zich opwinden |
kindaishi-近代史 | moderne geschiedenis |
kinen-記念 | herdenking; herinnering; viering |
kinenbutsu-記念物 | souvenir; aandenken; relikwie |
kinenhi-記念碑 | monument; gedenksteen; gedenkplaats |
kinensuru-記念する | herdenken; gedenken; vieren; herinneren |
kingaku-菌学 | mycologie (studie van schimmels en paddenstoelen) |
kingen-金言 | een wijs gezegde; gouden spreuk |
kingoku-近国 | landen in de buurt; naburige landen |
kingoku-近国 | (in het Ritsuryō-systeem) de regio's [gebieden] rond Kyoto |
kinguchi-金口 | gouden filter (van sigaret) |
kinichi-忌日 | sterfdag; verjaardag van het overlijden van een persoon (waarop boeddhistische herdenkingsrituelen worden uitgevoerd) |
kiniiru-気に入る | houden van; leuk vinden; blij zijn met |
kinisuru-気にする | onnnodig veel aandacht aan iets besteden; ergens teveel mee bezig zijn |
kinji-金地 | gouden ondergrond (op kamerscherm etc.) |
kinji-金字 | gouden letter(s) |
kinjiru-禁じる | verbieden |
kinjiru-禁じる | (met negatie) niet te bedwingen; (zichzelf) niet in bedwang kunnen houden: |
kinka-金貨 | goudstuk; gouden munt |
kinkagyokujō-金科玉条 | gouden regel; belangrijkste voorschrift |
kinkan-近刊 | publicatie in de nabije toekomst; boek dat binnenkort gepubliceerd zal worden |
kinkan-金冠 | gouden kroon (hoofdtooi) |
kinkan-金冠 | gouden kroon (gebit) |
kinkan-金環 | gouden ring [cirkel; krans] |
kinkanban-金看板 | een uithangbord met gouden letters [opschrift] |
kinkon-緊褌 | lendendoek |
kinkonshiki-金婚式 | gouden bruiloft (50 jarig huwelijk) |
kinku-禁区 | gebied verboden voor onbevoegden; spergebied |
kinku-禁句 | taboewoord(en); verboden woord(en) |
kinkyō-禁教 | verboden religie [godsdienst] (met name de christelijke godsdienst) |
kinmedai-金目鯛 | rode beryx (vis, Beryx spelenden) |
kinmon-金紋 | gouden familiewapen |
kinō-帰納 | inductie; inductieve redenering (logica) |
kinōgo-機能語 | woorden die alleen een grammaticale (geen semantische) functie hebben |
kinohayai-気の早い | opvliegend; kortaangebonden; kortaf; lichtgeraakt |
kinōhō-帰納法 | (logica) inducție; inductieve redenering |
kinoko-茸 | paddenstoel |
kinokogumo-きのこ雲 | paddenstoelwolk |
kinpai-金杯 | gouden bokaal |
kinpin-金品 | geld en sieraden; waardevolle spullen |
kinran-金襴 | gouden draad; goudbrokaat |
kinrinshokoku-近隣諸国 | buurlanden |
kinshi-金糸 | gouden draad |
kinshisuru-禁止する | verbieden |
kinsho-禁書 | verboden boek |
kinuji-絹地 | zijde; zijden stof(fen) |
kinuorimono-絹織物 | zijden stoffen [kleding] |
kinzai-近在 | voorsteden; buitenwijken |
kinzetsusuru-禁絶する | (totaal) verbieden; uitbannen |
kinzuru-禁ずる | verbieden |
kin'en-禁煙 | rookverbod; Verboden te Roken |
kiō-既往 | het verleden; verleden tijd; vroegere tijden |
kiokusuru-記憶する | zich herinneren; onthouden; uit het hoofd leren |
kiōshō-既往症 | ziektegeschiedenis (van iemand); anamnese |
kiou-気負う | opgewonden [enthousiast; zenuwachtig] worden (alvorens iets te doen) |
kīpu-キープ | in bezit houden; bewaren; zijn service behouden (tennis) |
kirā-キラー | moordenaar |
kira-綺羅 | mooie kleren [gewaden] |
kirabiyaka-煌びやか | prachtig [oogverblindend; sprankelend; schitterend] zijn |
kirai-嫌い | hekel hebben; tegenstaan; vies vinden (van eten) |
kiraibashi-嫌い箸 | verboden volgens de etiquette van eetstokjes; onjuist gebruik van eetstokjes |
kireru-切れる | gesneden worden; gewond raken |
kireru-切れる | doorsnijden; afbreken; verbreken |
kiri-切り | het snijden; kloven |
kiriageru-切り上げる | beëindigen; stoppen (met); afronden |
kiriau-切り合う | de degens kruisen (met); vechten met zwaarden |
kiridashi-切り出し | het aansnijden [ter sprake brengen] van een onderwerp |
kiridasu-切り出す | houthakken; steenhouwen; houtsnijden |
kiridasu-切り出す | (een onderwerp) ter sprake brengen [aansnijden] |
kiriha-切刃 | scherpe kant (bij zwaarden e.d.) |
kirihanasu-切り放す | afsnijden; afhakken; lossnijden; doorsnijden |
kirihanasu-切り放す | (in gedachten) scheiden [uit elkaar houden]; als twee aparte dingen beschouwen |
kiriharau-切り払う | weghakken; wegsnoeien; wieden; (grond) vrijmaken (van bomen, onkruid, etc.) |
kirikami-切り紙 | de kunst van het papier snijden |
kirikizamu-切り刻む | in stukjes hakken [snijden] |
kirikomu-切り込む | diep insnijden; insnijding [kerf; inkeping] maken |
kirikorosu-切り殺す | (iem.) doodsteken; neersabelen; doden met een zwaard of mes |
kirikumu-切り組む | stukken aan elkaar maken; (twee delen) verbinden (met verstek, zwaluwstaartje, e.d.) |
kirikuzusu-切り崩す | doorsnijden; doorklieven; splijten |
kirimi-切り身 | (afgesneden) stuk [plak] (vlees, vis, e.d.) |
kirimusubu-切り結ぶ | duelleren; de degens kruisen (met); strijden |
kirinukeru-切り抜ける | zich een weg banen [vechten] door; een uitweg vinden; hindernissen overwinnen |
kirisageru-切り下げる | afsnijden; afknippen; van boven naar beneden snijden |
kirisainamu-切り苛む | kwellen; pijnigen; martelen; verscheurd worden |
kirisaku-切り裂く | in stukken snijden [knippen; scheuren] |
kiritoru-切り取る | afsnijden; uitsnijden; snoeien; uitknippen |
kiritsukeru-切りつける | (uit)snijden |
kiritsukeru-切り付ける | iemand steken [snijden; verwonden] (met een mes, zwaard, e.d.) |
kiritsusuru-規律する | regelen; toezicht houden op |
kiru-切る | snijden; hakken; zagen; klieven |
kiru-切る | ophouden; beëindigen; ophangen; verbreken; afbreken; uitdoen; uitzetten; (iem.) ontslaan |
kiru-切る | schudden; uitschudden; uitdruipen; afgieten |
kisama-貴様 | (denigrerende, vaak uitscheldende, term gebruikt door mannen, om iemand aan te spreken die zijn mindere of gelijke is) jij; jij schoft [klootzak] |
kiseki-鬼籍 | overlijdensregister; necrologie |
kisho-寄書 | bijdrage (van een aantal woorden als coauteur) |
kishō-気象 | het weer; de weersomstandigheden |
kishoku-喜色 | tevreden [vrolijke] uitstraling [blik] |
kisou-競う | wedijveren; strijden (om een titel, trofee, etc.) |
kisuru-記する | onthouden; niet vergeten; (iets) uit het hoofd leren |
kita-北 | het noorden |
kitakaze-北風 | noordenwind |
kitamakura-北枕 | ligging met het hoofd naar het noorden gericht (traditionele positie voor dode lichamen; maar taboe voor het gewone slapen) |
kitsu-詰 | (in kanji combinaties) kritisch [scherp] ondervragen; uitschelden; een standje geven |
kitsui-きつい | wilskrachtig; vastberaden; streng |
kitsuke-着付け | het (aan)kleden |
kitto-屹度 | zeker; beslist; ongetwijfeld; vastberaden |
kiu-気宇 | grootmoedig [ruimdenkend] zijn |
kizahashi-階 | trap; traptreden |
kizen-毅然 | resoluut [onverschrokken; standvastig; vastberaden] zijn |
kizutsukeru-傷つける | (iem.) kwetsen; bezeren; verwonden; pijn doen (ook fig.) |
kizutsuku-傷つく | gewond [verwond] raken [worden] |
kizutsuku-傷つく | (emotioneel) gekrenkt worden |
kī・kantorīzu・shisutemu-キー・カントリーズ・システム | systeem van de belangrijkste landen |
koa・shisutemu-コア・システム | bouwconstructiesysteem, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen (machinekamers, trappen, toiletten, liften) middenin een gebouw worden geïnstalleerd |
koa・taimu-コア・タイム | bloktijd (tijd waarin alle werknemers met variabele werktijden aanwezig moeten zijn) |
kōbakakaku-公募価格 | openbaar aangeboden prijs |
koban-小判 | koban, oude Japanse (ovale gouden) munt (Edo periode) |
kobonnō-子煩悩 | het erg veel van je kind(eren) houden |
kōchisho-拘置所 | huis van bewaring (voor gedaagden in hechtenis; en veroordeelden in afwachting van de hoogste strafvoltrekking in Japan) |
kodai-古代 | de oudheid; klassieke periode; het verre verleden |
kōdan-講談 | voordracht [het voordragen] van (oorlogs)verhalen [krijgsgeschiedenis] |
kodawari-拘り | vasthoudendheid; toewijding |
kodōgu-小道具 | accessoires voor het haar van vrouwen (zoals kam, haarspelden, e.d.) |
kodōgu-小道具 | accessoires [decoraties] voor zwaarden (b.v. op de stootplaat, de greep, e.d.) |
kōen-公演 | optreden; voorstelling; uitvoering |
kōen-好演 | (theater) een goed optreden; een goede uitvoering |
kōfuku-口腹 | wat je zegt en wat je denkt |
kōfun-興奮 | opwinding; opgewondenheid; opschudding; opleving |
kogeru-焦げる | branden; schroeien |
kogetsuku-焦げつく | aanbranden; vastbranden |
kogetsuku-焦げつく | niet meer invorderbaar [inbaar] worden (van schuld of lening) |
koguchi-小口 | rand; de snijkant van de bladzijden van een boek |
koguchiari-木口蟻 | messing-en-groefverbinding (houtverbinding door inzagen van de uiteinden van de balken) |
kōhi-公費 | publieke uitgaven [middelen]; overheidsgelden [uitgaven] |
kōhontadō-好本多同 | goed voorbeeld doet goed volgen (zowel geestelijk, gedragsmatig als ook in bekwaamheden) |
koi-古意 | nostalgisch gevoel (voor het verleden) |
koiniochiru-恋に落ちる | verliefd worden (op); zijn hart verliezen (aan) |
koinobori-鯉幟 | traditionele karpervormige wimpels [windzakken] (worden in Japan opgehangen tijdens het Jongensfestival op 5 mei) |
koinoyokan-恋の予感 | voorgevoel van liefde; onvermijdelijke verliefdheid; al direct [van te voren] weten dat je verliefd gaat worden op iemand |
koisuru-恋する | verliefd zijn [worden] (op); zijn hart verliezen (aan); |
koji-固持 | volharding; het voet bij stuk houden; het vasthouden aan (een overtuiging, theorie, etc.) |
kojin-故人 | de overledene |
kojirasu-拗らす | verergeren [erger worden] (van een ziekte) |
kojireru-拗れる | ingewikkeld [lastig; gecompliceerd] worden |
kojireru-拗れる | erger worden; verergeren (van ziekte, e.d.) |
kojō-孤城 | een belegerd kasteel (omringd door vijanden) |
kōkan-交歓 | uitwisseling van beleefdheden; verbroedering |
kōkanjōken-交換条件 | uitwisselingsvoorwaarden; (uit)ruilvoorwaarden |
kōkanryūgaku-交換留学 | uitwisseling van internationale studenten |
kōkanryūgakusei-交換留学生 | uitwisselingsstudent |
kōkansuru-交歓する | beleefdheden uitwisselen; verbroederen; vriendschap sluiten |
kokatsu-枯渇 | het opgebruiken; opraken; uitgeput raken; opgebruikt worden |
kokeru-痩ける | afvallen; invallen; dun worden |
kōkikōreishairyōhoken-後期高齢者医療保険 | zorgverzekering voor bejaarden |
kokin-古今 | verleden en heden; vroeger en nu; oud en modern |
kokkokin-国庫金 | gelden [fondsen] van de nationale schatkist [staatskas] |
kokomai-古古米 | twee jaar geleden geproduceerde rijst (rijst die na de oogst meer dan twee jaar opgeslagen is geweest) |
kokon-古今 | verleden en heden; vroeger en nu; oud en modern |
kokontōzai-古今東西 | altijd en overal; van alle tijden en plaatsen |
kokoroatari-心当たり | vermoeden; aanwijzing; idee |
kokoroe-心得 | (tijdelijk} een positie bekleden [als plaatsvervanger optreden] |
kokorogake-心がけ | geesteshouding; denkwijze; zienswijze; standpunt; benadering; streven; doel |
kokorogurushii-心苦しい | meelevend; medelijdend; pijnlijk; spijtig |
kokoromini-試みに | bij [tijdens] een poging; bij wijze van proef [experiment]; om uit te proberen |
kokorookinaku-心置きなく | zonder terughoudendheid [schroom; voorbehoud; aarzelen; reserve]; onbevreesd |
kokorougoku-心動く | in verwarring raken; onrustig worden |
kokoroyuku-心ゆく | volledig; ten volle; naar hartenlust; tot volle tevredenheid |
kōkotsumoji-甲骨文字 | orakelbotten-schrift (inscripties op beenderen van dieren en plastrons van schildpadden om voorspellingen te noteren) |
koku-刻 | (in kanji combinaties) graveren; snijden; hakken |
koku-古句 | oude uitdrukking; oud gezegde; versregel van een dichter (uit een ver verleden) |
kokubanfuki-黒板ふき | bordenwisser |
kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie van (de ziel van) een overledene door familieleden en kennissen |
kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie bij pensionering of aftreden |
kokubun-告文 | verzoekschrift aan de goden |
kokuheisha-国幣社 | een (door de overheden gesubsidieerde) regionale tempel |
kokuin-刻印 | een gesneden [gegraveerd] zegel [stempel] |
kokuinsuru-刻印する | graveren; insnijden; uitsnijden; stempelen |
kokuji-刻字 | uitgesneden [gegraveerde] karakters [letters] |
kokuji-国事 | staatszaken; staatsaangelegenheden |
kokuru-こくる | (gekoppeld aan andere werkwoorden) blijven doen; doorgaan met |
kokusaikankaku-国際感覚 | kosmopolitische [internationale] manier van denken |
kokusaisenpanhōtei-国際戦犯法廷 | Internationaal Tribunaal voor Oorlogsmisdaden |
kokyakumanzokudo-顧客満足度 | klanttevredenheid |
komagiri-細切り | het fijnsnijden; fijngesneden voedsel [stukjes] |
komainu-狛犬 | twee standbeelden van leeuwachtige honden bij heiligdommen of tempels (om kwade krachten en invloeden af te weren) |
komakai-細かい | onbelangrijk; onbeduidend |
komāsharizumu-コマーシャリズム | commercialisme; handelsgeest; marktdenken |
komekon-コメコン | Comecon (Council for Mutual Economic Assistance), een economisch samenwerkingsverband tussen communistische landen (opgericht in 1949) |
komeru-込める | laden (van een wapen); opladen |
kōmoku-項目 | (in woordenboeken, e.d.) lemma [trefwoord] met uitleg [woordverklaring] |
kōmon-告文 | verzoekschrift aan de goden |
kōmu-公務 | overheidszaak; staatszaken; openbare aangelegenheden |
kōmu-公務 | ambtsbezigheden |
komu-込む | druk [vol] zijn [worden] |
kōmuru-被る | ondergaan; lijden |
kōmyō-功名 | grote prestatie; wapenfeit; heldendaad |
konareru-熟れる | verteren; verteerd worden |
konareru-熟れる | rijpen; rijp [volwassen] worden |
konareru-熟れる | ervaren [vakkundig; bedreven] worden |
konbanha-今晩は | (uitgesproken als: konban wa) goedenavond |
konbiniensu・fūdo-コンビニエンス・フード | kant-en-klaarmaaltijden; vlugklaargerechten |
konbo-コンボ | combo (term bij computerspellen, reeks acties die uitgevoerd moeten worden in een specifieke volgorde) |
kondatehyō-献立表 | menukaart; week [maand] overzicht van maaltijden |
kondensā-コンデンサー | (elektriciteit) condensator |
kondensā-コンデンサー | (natuurkunde) condensor |
kondensu・miruku-コンデンス・ミルク | gecondenseerde melk |
konekuru-捏ねくる | (klei, deeg, etc.) kneden |
konemawasu-捏ね回す | kneden en vermengen; door elkaar kneden |
koneru-捏ねる | (klei, deeg, etc.) kneden; boetseren |
konjaku-今昔 | heden en verleden; toen en nu; vandaag en gisteren |
konjiru-混じる | gemengd [gemixt] worden; zich mengen |
konki-根気 | volharding; vasthoudendheid; energie; doorzettingsvermogen; uithoudingsvermogen |
konnan-困難 | tegenspoed; ontberingen; last; moeilijkheden |
konnichi-今日 | vandaag; deze dag; heden |
konnichiwa-今日は | hallo; goedendag |
konoaida-此の間 | onlangs; kort geleden; intussen |
konokan-此の間 | onlangs; kort geleden; intussen |
konomae-この前 | recent; laatst; een tijdje geleden |
konosai-此の際 | op dit moment; bij deze gelegenheid; in deze omstandigheden |
konotame-このため | om deze reden; hierom |
konoyo-此の世 | deze (huidige) wereld; de wereld van de levenden |
konsāto-コンサート | concert; muziekoptreden |
kon'yoku-混浴 | het gemengd baden (van mannen en vrouwen) |
korāju-コラージュ | (beeldende kunst) collage |
korashimeru-懲らしめる | straffen; iemand een lesje leren; disciplineren; kastijden |
kōrei-交霊 | spiritualisme; het communiceren met [aanroepen van] doden [geesten] |
kōreijutsu-降霊術 | necromantie; dodenbezwering |
kōreika-高齢化 | vergrijzing; veroudering (hoger worden van de gemiddelde leeftijd) |
kōreikasuru-高齢化する | vergrijzen; verouderen; hoger worden van de gemiddelde leeftijd |
kōreisha-高齢者 | oude mensen; ouderen; bejaarden; mensen op hoge leeftijd |
koresupondento-コレスポンデント | correspondent; verslaggever |
korī-コリー | collie (hondenras) |
koritsugo-孤立語 | isolerende taal (zonder verbuigingen, vervoegingen of gebonden morfemen) |
kōron-口論 | woordenwisseling; woordentwist; ruzie; woordenstrijd |
koroshiau-殺し合う | elkaar vermoorden |
koroshiya-殺し屋 | huurmoordenaar |
korosu-殺す | (iem.) vermoorden; doden; om het leven brengen |
koru-凝る | verstijven; stijf [stram] worden |
kōrudo・gēmu-コールド・ゲーム | een honkbalwedstrijd die is gestaakt of beëindigd (om verschillende redenen) |
kōrushijō-コール市場 | call (money) markt (waar kortlopende, direct opzegbare, leningen worden verstrekt tussen banken en andere financiële instellingen) |
kōru・manē-コール・マネー | daggeld; callgeld (geld van een lening die elke dag opgezegd kan worden) |
kōryaku-後略 | inkorting van een citaat aan het eind; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen aan het einde weggelaten worden |
kōryo-考慮 | overweging; overdenking; beschouwing |
kōryosuru-考慮する | overwegen; beschouwen; nadenken |
koryosuru-顧慮する | in overweging nemen; overwegen; rekening houden met |
kōryūsuru-交流する | beschouwen; nadenken; overdenken |
kosenjō-古戦場 | een oud slagveld; de plek waar vroeger een slag heeft plaatsgevonden |
koshahon-古写本 | oud (handgeschreven) manuscript; codex; samengebonden bundel perkamenten |
koshihimo-腰紐 | koord van een kimono dat rond de taille wordt gebonden voordat een obi eromheen wordt geknoopt |
koshikata-来し方 | het verleden; vroeger; in vroeger tijd |
koshiki-轂 | naaf; middenstuk van een wiel |
kōshikishugi-公式主義 | formalisme (vasthouden aan vorm, principes en regels, meer dan aan betekenis of inhoud) |
koshin-湖心 | het midden van een meer |
kōshinryō-香辛料 | specerijen en kruiden |
koshio-小潮 | doodtij (getijdekrachten heffen elkaar op, zodat de getijdenverschillen minimaal zijn) |
koshirae-拵え | het zich voorbereiden; voorbereidingen (treffen) |
koshirae-拵え | (toneel) zich aankleden; kostuum aantrekken; make-up aanbrengen, e.d. |
koshōhon-古抄本 | oud (handgeschreven) manuscript; codex; samengebonden bundel perkamenten |
kōsoku-高足 | beste [vooraanstaande] student [leerling; discipel] |
kōsokubasu-高速バス | expresbus (tussen steden, meestal via snelwegen) |
kosupure-コスプレ | het zich verkleden als fictieve personages |
kosureru-擦れる | gewreven [geschuurd] worden; versleten zijn |
kosuru-鼓する | een muziekinstrument bespelen; luiden; bellen |
kotaeru-答える | antwoorden; beantwoorden |
kōtai-後退 | het achteruitrijden (van voertuigen) |
kotatsu-炬燵 | een laag tafeltje met verwarming eronder om de benen te warm te houden (vaak met een deken erover om de warmte te bewaren) |
kōtei-公定 | beste [vooraanstaande] student [leerling; discipel] |
kōtei-公邸 | (officiële) residentie |
koteifusai-固定負債 | vaste [langlopende] schulden |
kotobakazu-言葉数 | aantal woorden |
kotobazukuna-言葉少な | zwijgzaam; stil; onmededeelzaam; van weinig woorden |
kotoba'asobi-言葉遊び | woordspeling; woordspelletje; woordenraadsel |
kotonakareshugi-事勿れ主義 | (houding van) de dingen op zijn beloop laten; geen slapende honden wakker maken (een passieve houding hebben t.o.v.problemen i.p.v. ze aan te pakken) |
kotonoha-言の葉 | woorden; taal; spraak |
kototoittaranai-ことといったらない | niet in woorden uit te drukken zijn (zowel in goede als slechte zin) |
kotowaru-断る | weigeren; afhouden; afslaan; afwijzen; zich verontschuldigen (voor afwezigheid) |
kotsuage-骨上げ | de ceremonie waarbij de familieleden na de crematie gezamenlijk uit de as van de overledene de overgebleven botjes zoeken en in een urn doen |
kotsubako-骨箱 | kist [doos] met de as [botten] van een overledene; doos waarin een urn wordt bewaard |
kotsuhiroi-骨拾い | de ceremonie waarbij de familieleden na de crematie gezamenlijk uit de as van de overledene de overgebleven botjes zoeken en in een urn doen |
kou-恋う | (iemand, iets) missen; verlangen naar; houden van; beminnen |
kowabaru-強張る | stijf worden; verstijven |
kowareru-壊れる | kapotgaan; (af)breken; gebroken worden |
kōyahijiri-高野聖 | monnik die vanuit de berg Koya wordt uitgezonden om de leer te verspreiden en donaties te verzamelen |
kōzairyō-好材料 | gunstige voorwaarden, die een positief effect hebben op de beurs; een hausse |
ku-苦 | pijn, lijden; ontbering |
kubihiki-首引き | het met elkaar wedijveren [strijden] |
kubitsuka-首塚 | begraafplaats [grafheuvel] voor de hoofden van gevallen strijders of veroordeelden |
kubomu-窪む | inzakken; hol worden; invallen |
kubonda-凹んだ | hol (geworden); ingestort; ingedeukt; (in)gevallen |
kuchibashiru-口走る | achteloos [onopzettelijk; zonder er bij na te denken] iets zeggen; eruit flappen |
kuchibeta-口下手 | een slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kuchibuchōhō-口不調法 | slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kuchidomesuru-口止めする | iemand het zwijgen opleggen; iemand verbieden te spreken |
kuchigenka-口喧嘩 | ruzie; woordenwisseling; discussie |
kuchikazu-口数 | aantal woorden (dat iemand spreekt) |
kuchikazu-口数 | aantal mensen; aantal gezinsleden; aantal monden te voeden |
kuchimakase-口任せ | het iets zeggen zonder erbij na te denken; iets eruit flappen |
kuchimame-口忠実 | veel woorden; spraakwaterval |
kuchinashi-梔子 | gardenia |
kuchisaki-口先 | woorden; gepraat; geklets |
kuchitori-口取り | een paard (bij de teugels) leiden |
kuchiura-口裏 | de ware betekenis van [achter] (iemand's) woorden of gesprek |
kuchiutsushi-口移し | het mond-op-mond [bek-op-bek] voeden |
kuchiyose-口寄せ | het doorgeven van boodschappen van de goden |
kuchiyose-口寄せ | een medium; (vrouwelijke) priester die boodschappen van de goden doorgeeft |
kudaranai-下らない | waardeloos; onbeduidend |
kudaru-下る | naar beneden gaan; afdalen |
kudatte-下って | naar beneden; lager; later |
kudoku-口説く | overreden; overtuigen; ompraten |
kuesuchon・taimu-クエスチョン・タイム | vragenuur(tje) (tijd waarin vragen gesteld kunnen worden in het Parlement) |
kufūsuru-工夫する | iets uitvinden; een plan [middel] bedenken voor; op een goed idee komen |
kuibuchi-食い扶持 | de prijs [kosten] voor het eten [de maaltijden] |
kuichigiru-食いちぎる | afbijten; doorbijten; afknabbelen; met de tanden afscheuren |
kuikomu-食い込む | bijten [knagen; happen; snijden] in |
kuīnsaizu-クイーンサイズ | een standaard maat voor bedden en kleding (tussen kingsize en normaal in) |
kuisagaru-食い下がる | stevig vasthouden; volhouden |
kuishibaru-食いしばる | tandenknarsen; de tanden op elkaar klemmen |
kuishiro-食い代 | prijs [kosten] voor het eten [de maaltijden] |
kuitarinai-食い足りない | ontevreden; onvoldaan |
kuitomeru-食い止める | tegenhouden; weerhouden; weerstaan; standhouden |
kuitsuku-食いつく | (vast)bijten (in); je tanden zetten in (ook fig.) |
kuitsunagu-食い繋ぐ | (zo lang mogelijk) overleven; zo weinig mogelijk eten [uitgeven]; zo lang mogelijk het hoofd boven water houden |
kujiramaku-鯨幕 | (lett. walvisgordijn) een gordijn met brede, verticale zwart-witte strepen gebruikt bij begrafenisplechtigheden |
kukatsuyō-ク活用 | (grammatica) klassieke verbuigingsvorm van bijvoeglijke naamwoorden (met i-uitgang) |
kūkiatsu-空気圧 | luchtdruk; bandenspanning (auto) |
kukkushotō-クック諸島 | Cookeilanden |
kumai-供米 | rijst geofferd aan de goden [Boeddha] |
kumaokuri-熊送り | de Beer-offer ceremonie, waarbij beren als heilige boodschappers van de goden worden geofferd (en dus teruggestuurd worden naar de goden) |
kumiageru-汲み上げる | rekening houden met; in aanmerking [overweging] nemen |
kumichigaeru-組み違える | verkeerd combineren [verbinden] |
kumishiku-組み敷く | iemand tegen de grond drukken (en zo in bedwang houden) |
kumoru-曇る | bewolkt worden [raken] |
kumotsu-供物 | offergave (aan Boeddha of goden) |
kunan-苦難 | kwelling; marteling; pijniging; foltering; het lijden; ontbering |
kuniguni-国国 | landen |
kuniiri-国入り | een bezoek brengen aan het kiesdistrict; terugkeer van politici of beroemdheden naar hun geboorteplaats |
kuniku-苦肉 | wanhopige poging [maatregel]; zichzelf kwellen om de vijand te misleiden |
kunshihyouhen-君子豹変 | de wijzen passen zich gemakkelijk aan veranderde omstandigheden aan |
kuntō-薫陶 | aardewerk maken door klei te kneden terwijl men wierook brandt (waardoor de geur in de klei gaat) |
kuntoku-君徳 | het goede gedrag [de deugden] van een vorst |
kurai-位 | dit woord wordt ook gebruikt als eenheid om doden te tellen |
kuraikomu-食らい込む | in de gevangenis gegooid worden |
kuraizuke-位付け | in de Edo-periode een indeling van de landerijen [velden] en het toekennen van een klasse daaraan |
kuraizuke-位付け | het indelen in klassen [rangorden] van Kabuki acteurs; de toegekende classificaties van Kabuki acteurs |
kuramu-暗む | donker worden; verduisteren |
kurashi-暮らし | het leven; bestaan; levensomstandigheden |
kurau-食らう | (veel eten) verslinden; opschrokken; vreten |
kurayamimatsuri-暗闇祭 | het festival waarbij men de lichten dooft om in het donker de geesten van overledenen te kunnen verwelkomen |
kurenazumu-暮れ泥む | langzaam donker worden; langzaam ondergaan van de zon |
kurēpu・deshin-クレープ・デシン | crêpe de Chine (licht zijden weefsel) |
kureru-暮れる | donker worden; ondergaan van de zon |
kuresshendo-クレッシェンド | (muziekterm) crescendo (sterker wordende toon) |
kurimawasu-繰り回す | prolongeren; verlengen (van schulden) |
kūringu・ofu-クーリング・オフ | bedenktijd (voor contract, aankoop, etc.) |
kurisutaruzoku-クリスタル族 | universitaire studentes vernoemd naar personage uit: なんとなく、クリスタル (Somehow, Crystal), roman uit de Japanse postmoderne literatuur van Tanaka Yasuo |
kuriwata-繰り綿 | ontkorreld [geëgreneerd] katoen (waarbij de katoenvezels al van de zaden zijn ontdaan) |
kuro-畔 | een voetpad [aarden richel] tussen de rijstvelden |
kuromatsu-黒松 | Japanse zwarte den (Pinus thunbergii) |
kuromoji-黒文字 | tandenstoker |
kuromu-黒む | zwart [donker] worden [maken] |
kurozumu-黒ずむ | zwart [donker] worden |
kuru-来る | bezorgd worden (post, etc.) |
kuru-繰る | spoelen; (op)winden |
kurūgārandokinka-クルーガーランド金貨 | krugerrand (gouden munt Zuid-Afrika) |
kurūjingu-クルージング | een cruise maken; (langzaam) rondvaren [rondrijden] |
kurumeru-包める | misleiden; ergens omheen draaien |
kusaichi-草市 | bloemenmarkt tijdens het Obon festival |
kusakeiba-草競馬 | lokale paardenrace (op het platteland) |
kusanaginotsuruki-草薙の剣 | Kusanagi no Tsurugi (andere naam voor) het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
kusareen-腐れ縁 | een slechte [rottende] relatie (die niet verbroken kan worden) |
kusareru-腐れる | bederven; slecht worden; rotten; verrotten; vergaan |
kusaru-腐る | bederven; slecht worden; rotten; verrotten; vergaan |
kusaru-腐る | depressief [moedeloos; neerslachtig] zijn [worden] |
kusaru-腐る | degenereren; verdorven [ontaard; corrupt] worden |
kusatori-草取り | het (onkruid) wieden |
kuseni-癖に | (grammaticale constructie die een gevoel van ontevredenheid of beschuldiging insinueert) ondanks; hoewel |
kusuburu-燻る | ongewijzigd [op hetzelfde niveau] blijven (status, omstandigheden, etc.) |
kutsuwa-轡 | bit (mondstuk voor paarden) |
kuu-食う | eten; voeden; voeren; bijten |
kuwaeru-銜える | iets in de mond (tussen de tanden of lippen) houden [hebben; nemen] |
kuyō-供養 | boeddhistische dienst voor een overledene (met offers en gebeden; Sanskriet pūjanā) |
kuzuhiroi-屑拾い | het voddenrapen |
kuzuhiroi-屑拾い | voddenraper; voddenraapster |
kuzuito-屑糸 | overtollige draden; draad [garen] dat over is |
kyakubun-客分 | als een gast behandeld worden |
kyakuen-客演 | gastoptreden |
kyakugo-客語 | lijdend voorwerp (grammatica) |
kyandoru・sābisu-キャンドル・サービス | een (avond)dienst (in een kerk) met brandende kaarsen |
kyappurain-キャップライン | (typografie) een denkbeeldige lijn langs de bovenkant van hoofdletters |
kyappusū-キャップ数 | aantal interlandwedstrijden (Eng.: caps) van een speler |
kyō-今日 | vandaag; tegenwoordig; heden |
kyōchōkainyū-協調介入 | gezamenlijk optreden; gecoördineerde interventie [tussenkomst] |
kyōdōsuru-共同する | samenwerken; zich verenigen; de handen ineenslaan |
kyōetsu-恐悦 | (bescheiden) genot; genoegen |
kyōgai-境涯 | (iemands) omstandigheden; situatie |
kyōgenkigo-狂言綺語 | woorden die nergens op slaan, denigrerende term voor romans, verhalen, toneelstukken, e.d. |
kyogi-虚偽 | denkfout; misvatting |
kyōgū-境遇 | levensomstandigheden; persoonlijke omstandigheden [situatie] |
kyōha-教派 | een (religieuze) sekte; denominatie |
kyōikukanji-教育漢字 | (de lijst) van de 1.026 kanji die op de Japanse basisscholen worden onderwezen |
kyōikusuru-教育する | opvoeden; onderwijzen |
kyōjakuhō-強弱法 | dynamiek (muziek, leer der sterktegraden) |
kyōjin-凶刃 | dolk als moordwapen; dolk van een moordenaar |
kyōkasuigetsu-鏡花水月 | iets dat mooi en zichtbaar is maar niet aangeraakt kan worden, zoals de reflectie van bloemen in een spiegel of die van de maan in het water |
kyōkatabira-経帷子 | witte lijkwade (kimono, met soetra's erop geschreven) van een overledene (bij een boeddhistische begrafenis) |
kyōken-恭謙 | nederigheid; bescheidenheid; eerbiedigheid (naar anderen toe) |
kyokuhoku-極北 | het hoge noorden; nabij de Noordpool |
kyokusui-曲水 | een traditioneel gedicht geschreven tijdens een bijeenkomst waarbij de deelnemers een kettinggedicht schrijven wanneer de (wijn)beker voor hen staat |
kyokusuinoen-曲水の宴 | een traditioneel gedicht geschreven tijdens een bijeenkomst waarbij de deelnemers een kettinggedicht schrijven wanneer de (wijn)beker voor hen staat |
kyōkyūsuru-供給する | bevoorraden; leveren; voorzien (van) |
kyōnen-享年 | overlijdensjaar, leeftijd bij overlijden |
kyonen-去年 | vorig jaar; verleden jaar |
kyoryū-居留 | residentie; verblijf |
kyōshitsu-教室 | particuliere school (voor speciale vaardigheden) |
kyōsōsuru-競争する | wedijveren; strijden; concurreren |
kyōsuru-供する | aanbieden; opdienen; indienen; ter beschikking stellen |
kyōsuru-供する | offeren (aan goden, e.d.) |
kyozetsuhannō-拒絶反応 | het direct verwerpen [afwijzen] van iets (zonder een duidelijke reden) |
kyū-灸 | moxibustie; moxatherapie; moxabranden |
kyūbyō-急病 | plotseling ziek worden; plotselinge ziekte-aanval |
kyūen-休演 | annulering [afgelasting] van een toneelstuk of optreden |
kyūhō-旧法 | (inmiddels niet meer geldende) oude wetgeving [bepaling; verordening] |
kyūjō-窮状 | slechte [benarde] toestand [situatie; omstandigheden] |
kyūjosuru-救助する | redden; helpen; (onder)steunen; bijstaan |
kyūkō-救荒 | het redden van mensen bij hongersnood |
kyūmei-救命 | redding; het redden van iemand in nood [van een mensenleven] |
kyūmuin-厩務員 | paardenknecht; verzorger van paarden (m.n. racepaarden); stalknecht |
kyūrai-旧来 | uit oude tijden |
kyūsei-九星 | de 9 traditionele astrologische tekens (worden gebruikt bij het maken van horoscopen) |
kyūsei-急逝 | plotselinge dood; onverwacht overlijden |
kyūsha-厩舎 | paardenstal; koeienstal |
kyūshi-急死 | plotselinge dood; onverwacht overlijden |
kyūshi-窮死 | sterven onder erbarmelijke omstandigheden |
kyūshoku-給食 | schoollunch; middagmaaltijd die op school wordt aangeboden |
kyūsuru-窮する | arm worden; tot armoede vervallen; geldgebrek hebben |
kyutto-きゅっと | (onomatopee) strak [stevig] (binden, knijpen, drukken, wrijven, etc.) |
kyūyō-給養 | het onderhouden; steun |
kyūyōsuru-給養する | onderhouden; steunen |
kyūyōsuru-給養する | bevoorraden |
mabayui-目映い | schitterend; stralend; oogverblindend |
mabushii-眩しい | oogverblindend; schitterend; stralend; glanzend |
machiagumu-待ち倦む | moe worden van het wachten; niet langer kunnen wachten; het wachten moe zijn |
machikutabireru-待ち草臥れる | moe worden van het wachten; het wachten moe zijn |
machimachi-区区 | verscheidenheid |
machiwabiru-待ち侘びる | moe worden van het wachten; niet meer kunnen wachten |
mada-まだ | nog steeds (in comb. met bevestigende werkwoorden) |
mada-まだ | nog (niet) (in comb. met ontkennende werkwoorden) |
madaki-未だき | heel kort geleden; (in) een vroeg stadium; (op) een vroeg moment |
madamu・tassō-マダム・タッソー | Madame Tussauds (wassenbeelden museum) |
madowasu-惑わす | misleiden; verwarring veroorzaken |
maekōjō-前口上 | inleidende opmerkingen; proloog; voorwoord |
maemae-前前 | langgeleden; lang van tevoren; ruim voorafgaand |
mafu-マフ | mof (handenwarmer) |
magagoto-禍言 | onheilspellende [ongeluk brengende] woorden |
maguchi-間口 | rijkwijdte van werkzaamheden, onderzoek, e.d. |
maguso-馬糞 | paardenvijg; paardenmest; paardendrek |
maigo-迷子 | een bepaalde variant van begeleidende kabuki muziek [geluidseffecten] |
maikuromētā-マイクロメーター | micrometer (instrument om kleine afstanden te meten) |
maikuromētoru-マイクロメートル | micrometer (instrument om kleine afstanden te meten) |
mainā-マイナー | klein; onbelangrijk; onbeduidend |
maindo-マインド | geest; gemoed; denkwijze |
maindosupōtsu-マインドスポーツ | denksport |
maisu-売僧 | een term die gebruikt wordt om op een denigrerende manier naar monniken te verwijzen |
maisū-枚数 | het aantal vellen [bladen, kaarten, e.d.] |
majimekusaru-真面目腐る | ernstig worden; een plechtige [serieuze] houding aannemen |
majiru-混じる | gemengd [gemixt] worden; zich mengen |
makanai-賄い | maaltijden; kost; vol pension |
makeru-負ける | verliezen; verslagen worden; zich overgeven |
makikomu-巻き込む | meegesleurd [ondergedompeld] worden; verstrengeld [betrokken] raken |
makiotoshi-巻き落とし | naar beneden draaiende aanval (kendō, sumo) |
makitoru-巻き取る | winden; spoelen; (iets) ergens omheen wikkelen |
makitsukeru-巻き付ける | winden; draaien; knopen; vastbinden |
makiwara-巻き藁 | (tot een schoof) ingebonden stro |
makki-末期 | de laatste periode [dagen; maanden; jaren]; de laatste [terminale] fase |
maku-巻く | (op)winden; oprollen; omwikkelen; omstrengelen |
maku-撒く | (be)strooien; verspreiden; sproeien; besprenkelen |
makugire-幕切れ | het einde van een opvoering [optreden]; het vallen van het doek |
mamagoto-飯事 | (kinderspel) vadertje en moedertje spelen; theepartijtje, e.d. houden met speelgoedservies |
mamireru-塗れる | bedekt [besmeurd] worden |
mamoru-守る | houden; bewaren (vrede; belofte; woord) |
manatsubi-真夏日 | een tropische (zomer)dag; een dag met een temperatuur van meer dan 30 graden |
mangakissa-漫画喫茶 | theehuis [lunchroom] met een boekenkast met stripboeken, die klanten kunnen lezen tijdens de maaltijd |
mangen-万言 | veel woorden |
mannaka-真ん中 | (precies) in het midden; centraal; centrum |
manrikigusari-万力鎖 | oud Japans kettingwapen (zware ketting met gewichten aan de uiteinden) |
mansai-満載 | volle lading; volledig [tot volledige capaciteit] geladen |
manzoku-満足 | tevredenheid; voldoening |
manzokusuru-満足する | tevreden zijn (met) |
man'etsu-満悦 | totale [volledige] blijheid [tevredenheid] |
man'in-満員 | (bijna) volledig bezet zijn; vol [stampvol; overvol; afgeladen] zijn; volle bak |
mappiruma-真っ昼間 | overdag; midden op de dag; op klaarlichte dag |
mapputatsu-真っ二つ | twee gelijke delen; doormidden gedeeld |
marianashotō-マリアナ諸島 | de Marianen (Oceanische eilandengroep) |
maronie-マロニエ | witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) |
maruanki-丸暗記 | het domweg [zonder nadenken] uit het hoofd leren; (tekst) in je hoofd stampen |
maruku-マルク | Mark (stad in Zweden) |
marukushi-マルク市 | de stad Mark (in Zweden) |
marumaru-丸まる | rond worden |
marumekomu-丸め込む | verleiden; inpalmen; overhalen; ompraten; vleien |
marumeru-丸める | afronden (getallen) |
marumi-丸み | blij [gelukkig; vredig; tevreden] zijn |
maruyaki-丸焼き | voedsel in z'n geheel braden [roosteren] |
maruyaki-丸焼き | vlees dat in z'n geheel gebraden [geroosterd] is (b.v. een hele varken of kalkoen) |
masen-ません | suffix dat gebruikt wordt voor ontkenning van werkwoorden in de beleefdheidsvorm (masu) |
māsharushotō-マーシャル諸島 | Marshalleilanden |
mashita-真下 | direct [precies] onder [beneden] |
massaichū-真っ最中 | het midden [middelpunt] zijn; (op) het hoogtepunt zijn |
massatsusuru-抹殺する | elimineren; liquideren; vermoorden; uitwissen; uitvegen; ontkennen; negeren |
massha-末社 | aan een hoofdtempel verbonden (kleinere) tempel |
masu-増す | uitbreiden; verhogen; toevoegen |
matomaru-纏まる | ordelijk gemaakt worden; samenkomen; verzameld worden |
matomaru-纏まる | vervolledigd worden; afgerond [samengevat] worden |
matorikkusu-マトリックス | (wiskunde) matrix (systeem van waarden voor toepassing van rekenkundige regels) |
matsu-松 | den; dennenboom; pijnboom (Pinus) |
matsuba-松葉 | dennennaald |
matsubara-松原 | dennenbos |
matsubokkuri-松毬 | dennenappel; pijnappel |
matsudai-末代 | eeuwigheid; het einde der tijden; de wereld na de dood |
matsufuguri-松陰嚢 | dennenappel; pijnappel |
matsugae-松が枝 | de takken van een dennenboom |
matsugaku-末学 | jonge [beginnende; onervaren] student [wetenschapper] |
matsugaku-末学 | (bescheiden zelf-aanduiding van een) wetenschapper [geleerde] |
matsugonomizu-末期の水 | het water waarmee de lippen van een stervende worden bevochtigd |
matsukasa-松毬 | dennenappel; pijnappel |
matsukasaika-松毬烏賊 | inktvis ingesneden met vierkante inkepingen en dan geroosterd |
matsukasatokage-松毬蜥蜴 | pijnappelskink; dennenappelskink (hagedissoort: Tiliqua rugosa) |
matsukasauo-松毬魚 | denappelvis (Monocentris japonica) |
matsukazari-松飾り | versiering van dennentakken (op Nieuwjaar) |
matsukaze-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
matsumushi-松虫 | een (den)krekel (Xenogryllus marmoratus) |
matsunoha-松の葉 | dennennaald |
matsuru-祭る | verheerlijken; aanbidden; verafgoden; toewijden |
matsutake-松茸 | matsutake, eetbare bospaddenstoel (Tricholoma matsutake) |
matsuwaru-纏わる | verband houden met; te maken hebben met |
matsuyani-松脂 | dennenhars |
mattadanaka-真っ直中 | precies in het midden; op het hoogtepunt |
maunto-マウント | opzetkarton [papier] (waar b.v. foto's op geplakt worden) |
mawaridōrō-回り灯籠 | een lantaarn waarvan de binnenste cilinder (met uitgesneden afbeeldingen) draait en schaduwen werpt op het buitenste scherm |
mayou-迷う | misleid worden; de controle verliezen |
mazegaki-交ぜ書き | het in kana schrijven van sommige kanji in samengestelde woorden |
mazushii-貧しい | arm; behoeftig; noodlijdend |
me-目 | achtervoegsel voor de vorming van rangtelwoorden |
medetashimedetashi-めでたしめでたし | happy end; goede afloop; 'en ze leefden nog lang en gelukkig' |
medooshi-目通し | het oog laten gaan [glijden] over |
megaroporisu-メガロポリス | megalopolis (een groot stedelijk gebied van aan elkaar gegroeide steden) |
mehachibu-目八分 | (net) beneden oogniveau [ooghoogte] |
meibo-名簿 | naamlijst [namenlijst] (van leden, inclusief adresgegevens e.d.) |
meido-冥土 | (boeddh.) dodenrijk; hiernamaals; Hades; onderwereld; hel |
meifu-冥府 | het dodenrijk; de onderwereld (Hades) |
meihō-盟邦 | geallieerden; bondgenoten; geallieerde mogendheden |
meikai-冥界 | (boeddh.) dodenrijk; hiernamaals; Hades; onderwereld; hel |
meimeinouchi-冥冥の裡 | onbewust; onopzettelijk; onverwacht; zonder erbij na te denken |
meinichi-命日 | sterfdag; gedenkdag |
mein・ibento-メイン・イベント | belangrijkste gebeurtenis [optreden]; hoofdwedstrijd; hoofdfilm; hoofdnummer |
meireikei-命令形 | (taalkunde) meireikei, imperatieve vorm; gebiedende wijs |
meiryū-名流 | beroemdheden; notabelen; voorname personen |
meisei-明聖 | grote wijsheid [inzicht; deugdzaamheid] (m.n. van keizers en goden) |
mekurumeku-目眩く | verblinden |
mematsu-雌松 | de Japanse rode den (Pinus densiflora) |
memie-目見え | debuut (optreden) |
memoriaru-メモリアル | gedenkteken; herdenkingsplek |
meneji-雌螺子 | (schroef)moer (die op een (schroef)bout gedraaid kan worden) |
menma-麺麻 | gekookte, en daarna gedroogde of ingemaakte bamboescheuten (na geweekt te zijn in water worden ze gebruikt in Chinese gerechten) |
mentooshi-面通し | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
menwari-面割り | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
mēn・ibento-メーン・イベント | belangrijkste gebeurtenis [optreden]; hoofdwedstrijd; hoofdfilm; hoofdnummer |
meshiudo-囚人 | een persoon die werd opgeroepen om een bugaku-optreden uit te voeren |
meshūdo-召人 | een persoon die werd opgeroepen om een bugaku-optreden uit te voeren |
mettana-滅多な | zeldzaam; zelden (voorkomend) |
mettani-滅多に | zelden; zeldzaam |
mezamashi-目覚まし | het wakker worden [blijven] |
mezameru-目覚める | wakker worden |
mezameru-目覚める | (fig.) wakker worden; zich bewust worden (van) ; beseffen |
miataru-見当たる | vinden; tegenkomen |
mibunshōmeisho-身分証明書 | identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatiebewijs |
michakuhin-未着品 | goederen die nog geleverd moeten worden |
michibiku-導く | leiden; begeleiden; loodsen; de weg wijzen |
michibiku-導く | afleiden; concluderen; leiden tot; resulteren in |
michibushin-道普請 | wegwerkzaamheden; reparaties aan de weg |
michinaka-道中 | op de weg; in het midden van de weg |
michiru-満ちる | vervuld worden; vol worden; zich vullen |
michitariru-満ち足りる | tevreden zijn (met) |
middofirudā-ミッドフィルダー | (sport) middenvelder; middenveldspeler |
midiamu-ミディアム | midden; gemiddelde |
midoru-ミドル | midden; middelpunt |
midorukyū-ミドル級 | (boksen) middengewicht klasse |
midoru・kurasu-ミドル・クラス | middenklasse |
midoru・manejimento-ミドル・マネジメント | het middenkader (binnen een organisatie) |
migara-身柄 | (iemands) lichaam; persoon; identiteit |
mihakken-未発見 | iets dat nog niet bekendgemaakt [ontdekt; uitgevonden] is |
mihariyaku-見張り役 | verspieder; uitkijk; wacht (tijdens criminele ondernemingen) |
mihatsu-未発 | iets dat nog niet is bekendgemaakt [ontdekt; uitgevonden] |
miidasu-見出す | ontdekken; uitvinden; uitzoeken |
miihaa-みいはあ | iemand die met alle winden meedraait; aansteller; navolger |
mijimai-身仕舞い | het zich aankleden [zich opdoffen] (b.v. om uit te gaan) |
mikakedaoshi-見かけ倒し | verkeerde [misleidende] indruk; niet zo goed zijn als het er uitziet; klatergoud |
mikata-味方 | legereenheden van het keizerlijk hof of de overheid |
miken-眉間 | ruimte tussen de wenkbrauwen; glabella (midden van het voorhoofd vlak boven de neus) |
mikiru-見切る | duidelijk [goed] (kunnen) zien [opmerken; onderscheiden] |
mikishingu-ミキシング | het combineren [mengen] van audio- en videobeelden |
mikiwameru-見極める | doorzien; doorgronden; helemaal begrijpen |
mikkokusuru-密告する | iem. aanklagen [verklikken; verraden]; rapporteren |
mikotonori-詔 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
mimamoru-見守る | bewaken; in de gaten houden |
miminareru-耳慣れる | wennen (aan); bekend worden (met) |
mimoto-身元 | identiteit |
minakuchi-水口 | inlaatsluis voor rijstvelden |
minami-南 | zuid; zuiden |
minamikaze-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind |
minkanitaku-民間委託 | werk uitbesteden aan de particuliere sector |
minoue-身の上 | persoonlijke omstandigheden |
minuku-見抜く | doorzien; doorgronden |
min'eika-民営化 | privatisering; denationalisatie |
miorosu-見下ろす | naar beneden kijken; overheen kijken; uitzien [uitkijken] over |
mioyoseru-身を寄せる | onder andermans dak leven; afhankelijk zijn [worden] van iemand; hulp [bescherming] zoeken |
mirareru-見られる | gezien worden; zichtbaar zijn |
mirugai-海松貝 | paardenschelp; gaperschelp (Tresus keenae) |
miruku-ミルク | melk; koemelk; gecondenseerde melk |
misetsukeru-見せつける | (iem.) imponeren; beïnvloeden; indruk maken (op) |
mishō-未詳 | onbekend; [niet vastgesteld; niet geïdentificeerd] zijn |
misomeru-見初める | (op het eerste gezicht) verliefd worden |
missatsu-密殺 | clandestiene moord; (iem.) doden in het geheim |
missetsu-密接 | nauwe verbondenheid; dicht bij elkaar zijn |
misueru-見据える | (met een onbeweeglijke blik) staren [turen] (naar); de blik gevestigd houden (op) |
mitama-御霊 | de geest van een god of een overledene |
mitō-未踏 | nog niet verkend [betreden; ontgonnen] zijn |
mitsudo-密度 | dichtheid; densiteit |
mitsudokei-密度計 | densimeter |
mitsukaru-見つかる | gevonden [ontdekt] worden; tevoorschijn komen |
mitsukeru-見つける | vinden; ontdekken |
mitsukurou-見繕う | voorbereiden; klaarmaken; klaarleggen |
miukeru-見受ける | zien; in het ogg krijgen; tegenkomen; vinden |
miwake-見分け | het onderscheiden [onderscheid maken; uit elkaar houden] |
miwakeru-見分ける | onderscheiden; onderscheid maken; uit elkaar houden |
miyage-土産 | souvenir, aandenken meegenomen van een reis; cadeautje; presentje |
miyai-宮居 | paleis; keizerlijke residentie |
miyakoochi-都落ち | de hoofdstad (Tokio) verlaten [ontvluchten]; overgeplaatst worden van Tokio naar de provincie [naar een plek buiten de hoofdstad] |
mizuabi-水浴び | het baden; bad |
mizuabisuru-水浴びする | baden; een bad nemen |
mizuage-水揚げ | het uitladen; lossen |
mizuasobisuru-水遊びする | spartelen [spelen] in het water; pootjebaden |
mizubari-水張り | natte stof [papier] uitspreiden zodat het zonder kreukels opdroogt |
mizuchi-蛟 | Mizuchi, een soort Japanse draak of legendarisch slangachtig wezen, verbonden met water of watergebieden |
mizugokoro-水心 | het midden van het water (van een rivier, meer, vijver, etc.] |
mizuku-水漬く | doorweekt [ondergedompeld; doordrenkt] worden (in water) |
mizunurumu-水温む | het (langzaam) warmer worden van het water (van vijvers, beekjes etc.) in de lente |
mizuzeme-水攻め | (de tactiek van) het afsnijden van de watertoevoer (van een kasteel bij een belegering) |
mochiagaru-持ち上がる | opgetild worden; omhoog komen |
mochigashi-餅菓子 | Japanse zoetigheden op basis van kleefrijst |
mochikuzusu-持ち崩す | geruïneerd worden; naar de haaien gaan |
mochiomori-持ち重り | zwaar (worden) om te dragen |
modaeru-悶える | gekweld [angstig; ongerust] zijn [worden] |
modan・gāru-モダン・ガール | Japanse vrouwen die na de 1e Wereldoorlog de Westerse mode en leefstijl volgden |
mōdōken-盲導犬 | blindengeleidehond |
moeru-燃える | branden; verbranden; in brand staan |
moesakaru-燃え盛る | oplaaien van een brand [vuur]; fel [hevig] branden |
moetatsu-燃え立つ | het doen oplaaien van een brand; hevig branden; fel kleuren |
moetsukiru-燃え尽きる | opbranden; uitbranden |
moetsuku-燃え付く | in de brand vliegen; ontsteken; ontbranden; vuur [vlam] vatten |
mōgakkō-盲学校 | blindenschool; school voor blinden |
mōgen-妄言 | onbezonnen [gedachteloze] opmerking [woorden] |
mogibashi-もぎ箸 | eetstokjes waarvan restjes eten afgelikt worden (onjuist gebruik van eetstokjes) |
moisuchā-モイスチャー | vocht; vochtigheid; condens |
mojimoji-もじもじ | (onomatopee) terughoudend; aarzelend; friemelend; rusteloos |
mokkan-木簡 | een smalle strook hout waarop officiële stukken tekst werden geschreven (in het oude China en Japan) |
mokkō-黙考 | overdenking; overpeinzing; bespiegeling |
mokuhi-黙秘 | zwijgen tijdens ondervraging; zonder onthulling [openbaring] (van de feiten) |
mokurei-黙礼 | stilzwijgende groet [buiging] (vooral tijdens een plechtigheid) |
mokusatsu-黙殺 | het negeren; voorbijgaan aan; (ergens) niet op letten; vermijden |
mokutekigo-目的語 | object; lijdend voorwerp (grammatica) |
momiage-揉み上げ | bakkebaarden; tochtlatten |
momide-揉み手 | zich in de handen wrijven |
momu-揉む | masseren; wrijven; kneden |
momu-揉む | aanzwepen (om paarden harder te laten rennen) |
monchaku-悶着 | problemen; moeilijkheden; sores; tegenspoed |
mōnen-妄念 | aanhoudende [voortdurende] betwijfeling; (boeddh.) verkeerde ideeën [gedachten] |
monjayaki-もんじゃ焼き | hartige pannenkoek met een verscheidenheid aan ingrediënten (groente, vis, vlees, e.d.) |
monogataru-物語る | (aan)tonen; duiden |
mononareru-物慣れる | ervaren worden; ervaring opdoen |
monotarinai-物足りない | ontevreden; onbevredigend |
monrōshugi-モンロー主義 | monroeleer (genoemd naar de Amerikaanse president James Monroe) |
monyumento-モニュメント | monument; gedenkteken |
monzenbarai-門前払い | (Edo periode) wegsturing van criminelen [veroordeelden] bij de poort van een magistraat |
moraibisuru-貰い火する | overslaan van vlammen; verspreiden van vuur |
morarisuto-モラリスト | moralist; zedenmeester; zedenpreker |
moraru-モラル | moraal; normbesef; zeden; principes; ethiek |
moraru・hazādo-モラル・ハザード | moraal; normbesef; zeden; principes; ethiek |
morāru・sābei-モラール・サーベイ | moreel onderzoek naar tevredenheid van werknemers over arbeidscondities |
morasu-漏らす | lekken (fig.); verraden; een geheim verklappen; onthullen |
moreru-漏れる | uitkomen; onthuld [geopenbaard] worden |
moriawase-盛り合わせ | een verscheidenheid aan gerechten |
moridakusan-盛り沢山 | verscheidenheid; groot aantal |
morikomu-盛り込む | verenigen; opnemen; bevatten; inhouden |
moroha-諸刃 | tweesnijdend zijn |
morote-諸手 | beide handen [armen] |
mōshideru-申し出る | voorstellen; suggereren; een suggestie doen; aanbieden; een aanbod doen; aanvragen; verzoeken |
mōshiireru-申し入れる | voorstellen; aanbieden; een voorstel [aanbod] doen; opmerkingen maken (over); (iets) laten weten |
mōshikaneru-申し兼ねる | aarzelen [het moeilijk vinden] om iets te zeggen |
moshimoshi-もしもし | hallo (bij het beantwoorden van de telefoon) |
mōshiwake-申し訳 | onbeduidend; klein; bescheiden; niet noemenswaard |
moto-下 | onder; beneden |
motozuku-基づく | ergens zijn basis in vinden; gebaseerd zijn op |
motsu-持つ | (in de hand) dragen [houden]; bij zich hebben; vasthouden; vastgrijpen |
motsu-持つ | op zich nemen; houden (vergadering, etc); goed houden; weerstaan; verdragen |
moyō-模様 | lijken op; ernaar uitzien dat; uiterlijk; omstandigheden; situatie; symptoom; teken (van) |
mubōunten-無謀運転 | het onvoorzichtig [roekeloos] autorijden |
muchiuchi-鞭打ち | deel van het lichaam van paarden waar de ruiter op slaat met zijn zweep |
muen-無縁 | geen [zonder] relatie; geen [zonder] verbindenis; niet verwant; onverschillig; ongeïnteresseerd |
muen-無縁 | zonder familie; zonder nabestaanden |
muenbochi-無縁墓地 | een begraafplaats voor mensen zonder nabestaanden |
muenboka-無縁墓 | een algemeen graf; een graf voor mensen zonder nabestaanden |
muenbotoke-無縁仏 | iemand die is overleden zonder nabestaanden |
muenshi-無縁死 | een eenzame dood (zonder nabestaanden) |
mufunbetsu-無分別 | indiscretie; onnadenkendheid; onvoorzichtigheid |
mugon-無言 | (afk. van mugonnogyō) religieuze [ascetische] training zonder woorden [in stilte] |
mugonnogyō-無言の行 | religieuze [ascetische] training zonder woorden [in stilte] |
muhai-無配 | zonder dividend |
muhaikabu-無配株 | aandeel zonder dividenduitkering |
muhaitō-無配当 | zonder dividend uitkering [betaling] |
mujinki-無人機 | ombemand luchtvaartuig (voor militaire of burger doeleinden) |
mukabaki-行縢 | (his.) een van herten- of berenbont gemaakte beenbekleding (voor krijgers bij het paardrijden of de valkenjacht) |
mukaebi-迎え火 | ceremonieel vuur [fakkels] om de zielen van de overledenen bij hun aankomst te begroeten |
mukaibi-向かい火 | vuur dat wordt aangestoken om bosbranden te bestrijden |
mukashi-昔 | vroeger; in het verleden |
mukashikatagi-昔気質 | ouderwetse ideeën [denkwijze] |
mukashimukashi-昔昔 | heel lang geleden; ooit; er was eens |
mukau-向かう | uitzien op; zich bevinden tegenover |
mukumu-浮腫む | vocht vasthouden; opzwellen |
mukuwareru-報われる | beloond [terugbetaald] worden |
mumei-無名 | zonder reden; niet te rechvaardigen; onverdedigbaar |
mumei-無銘 | ongesigneerd zijn (van kunstwerken, zoals kalligrafieën, schilderijen, zwaarden, etc.); niet ondertekend; anoniem |
muneyake-胸焼け | (brandend) maagzuur; pyrosis |
munōyaku-無農薬 | pesticidenvrij; (landbouw) zonder bestrijdingsmiddelen |
mushaburui-武者震い | het schudden of trillen van opwinding |
mushashugyō-武者修行 | naar andere delen van het land reizen om bijzondere vaardigheden te leren (b.v. in de muziek of de krijgskunst) |
mushiboshi-虫干し | het luchten [buiten hangen] van kleren [kleden, e.d.] (om te voorkomen dat er insecten of schimmel in komen) |
mushirobata-筵旗 | vlag gemaakt van een mushiro (mat van stro) aan een bamboestok (gebruikt bij boerenopstanden in de Edo-periode) |
musō-無双 | een kledingstuk dat ook binnenstebuiten gedragen kan worden |
musubi-結び | (van draden) een knoop; strik |
musubitsukeru-結びつける | vastbinden; aan elkaar knopen |
musubitsukeru-結びつける | verbinden; verbinding maken |
musubitsuku-結び付く | samenhangen; verbonden zijn (aan; met); samenkomen |
mūtairiku-ムー大陸 | het continent Mu, dat volgens een hypothese duizenden jaren geleden gezonken zou zijn in de Stille Oceaan) |
mute-無手 | niets in de handen [blote handen] hebben |
mute-無手 | zonder talent [vaardigheden] |
mutekatsuryū-無手勝流 | (een andere naam voor) Bokudenryû (school voor zwaardvechten) |
muyami-無闇 | gedachteloos; zonder na te denken; roekeloos |
myōdō-冥道 | (boeddh.) dodenrijk; hiernamaals; Hades; onderwereld; hel |
myōgakin-冥加金 | zakelijke belasting tijdens de Edo periode |
myōkai-冥界 | (boeddh.) dodenrijk; hiernamaals; Hades; onderwereld; hel |
myōkai-冥界 | 3 van de 6 boeddhistische paden, van de beesten, de hongerige geesten en de hel |
myōkan-冥官 | (boeddh.) opperrechter in het dodenrijk [in de hel] |
nadegiri-撫で切り | iets langzaam en soepel doorsnijden (zoals b.v. vis voor sashimi) |
nagai-長い | een groot uithoudingsvermogen hebben; het lang volhouden; geen haast hebben |
nagamochisuru-長持する | lang bewaren; lang volhouden [doorstaan]; houdbaar [sterk] zijn; lang meegaan (niet gauw slijten) |
nagaraeru-長らえる | lang aanhouden; lang doorgaan |
nagaraunten -ながら運転 | (wetsovertreding) autorijden gelijktijdig met een andere nevenactiviteit (telefoneren, sms-en e.d) |
nagarazoku-ながら族 | mensen (leeringen; studenten) die de gewoonte hebben tijdens het studeren te luisteren naar muziek, radio enz. |
nagasaki-長崎 | Nagasaki, de naam van een stad in het zuiden van de prefectuur Nagasaki. |
nagasakie-長崎絵 | Nagasaki prenten (houtblok-prenten die in de Edo periode in Nagasaki werden gemaakt) |
nagashiba-流し場 | douchehoek of wasgelegenheid (zoals in Japan voorafgaand aan het baden) |
nagatachō-永田町 | de wijk Nagata in het Chiyoda district van Tokio (met o.a. het parlementsgebouw en de officiële residentie van de Minister-President) |
nagaya-長屋 | Japans rijtjeshuis dat typisch was tijdens de Edo-periode |
nagayu-長湯 | langdurig baden; lang in bad zijn |
nagori-余波 | zeewater [zeewier] dat achterblijft op het strand als het eb geworden is |
nagorioshii-名残惜しい | terughoudend; onwillig; met tegenzin |
naikakusōridaijin-内閣総理大臣 | minister-president; premier |
naishinsuru-内診する | spreekuur houden (dokter) |
naisho-内緒 | financiële privé [familie] omstandigheden; huishoudgeld; gezinsbudget |
naito・hosupitaru-ナイト・ホスピタル | een ziekenhuis waar 's nachts medische hulp en onderdak wordt geboden aan patiënten die overdag in de gemeenschap kunnen werken |
naiyōgo-内容語 | (taalkunde) woorden, zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, die de semantische betekenis in een zin aanduiden |
naiyōkyōka-内容教科 | vakken die worden bestudeerd om kennis op een bepaald gebied te verwerven; inhoudsvakken |
naiyōmihon-内容見本 | een prospectus; een proefversie; voorbeeldbladzijden |
naizō-内臓 | inwendige organen; ingewanden |
najiru-詰る | uitschelden; een standje geven; kritisch aanspreken [ondervragen] |
naka-中 | (van)uit; onder; in het midden; de middelste; temidden; tussen; in; inclusief |
naka-中 | interval; tussenruimte; middenstuk |
nakaai-中間 | relatie tussen mensen (met name tussen familieleden). |
nakadaka-中高 | de onderbouw [middenschool] en bovenbouw van middelbare scholen |
nakajima-中島 | een eiland midden in een vijver [rivier] |
nakanaka-中中 | halverwege; in het midden; neutraal |
nakayasumi-中休み | pauze; koffiepauze; lunchpauze; korte onderbreking (van werkzaamheden, maar ook van regen, etc.) |
nakigoe-鳴き声 | dierengeluiden (geblaf, gehinnik, gekwaak, gefluit, gemiauw, etc.) |
nakunaru-亡くなる | sterven; overlijden |
nakunaru-無くなる | verdwijnen; weg [verloren] raken; vermist worden |
nakunaru-無くなる | op raken; tekort [te weinig] worden |
namaji-なまじ | onnadenkendheid; roekeloosheid; onbedachtzaamheid |
namaru-鈍る | bot worden |
namaru-鈍る | verzwakken; zwakker worden |
nameko-滑子 | nameko; goudkopje (paddenstoel, Pholiota microspora) |
namidaame-涙雨 | de tranen die worden vergoten als regen; een stortvloed van tranen; een tranenregen |
namidabashi-涙箸 | eetstokjes waar druppels afvallen (b.v. soep of saus) tijdens het eten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
namidakin-涙金 | smartegeld; vergoeding [compensatie]; een kleine som geld gegeven uit medelijden [als troost] (b.v. na een breuk in een relatie) |
nan-南 | (in kanji combinaties) zuid; zuiden |
nanairotōgarashi-七色唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
nanakusa-七草 | zeven soorten; verscheidenheid; allerlei |
nanakusa-七草 | de zeven kruiden van de lente |
nanakusagayu-七草粥 | rijstepap, traditioneel gekookt met 7 kruiden (op de zevende dag van het nieuwe jaar) |
nanakusanosekku-七種の節句 | festival op de zevende dag van het nieuwe jaar (waarbij zeven soorten rijstepap worden gegeten) |
nanbu-南部 | het zuidelijk deel; het zuiden |
nandemonai-何でもない | niets (ernstigs); onbeduidend |
nando-何度 | hoeveel graden? |
naniganashi-何がなし | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden] |
nanikanashi-何彼無し | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden]; op de één of andere manier |
nanikato-何彼と | alles en nog wat; het een en ander; verscheidene |
nanka-南下 | het zuidwaarts [naar het zuiden] gaan |
nankagetsu-何か月 | hoeveel maanden? |
nanoru-名乗る | zichzelf introduceren [voorstellen] (met naam); zichzelf identificeren [aankondigen; bekendmaken] als (met titel, beroep, etc.) |
nanpa-軟派 | (politiek) de gematigden; gematigde partij |
nanpasuru-難破する | schipbreuk lijden |
nanpū-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind; zomerwind |
nanpū-南風 | liedjes uit het zuiden |
nantonaku-何となく | op de een of andere manier; om de een of andere reden; hoe dan ook |
nan'yō-南洋 | de eilanden in de Stille Zuidzee (zoals de Filippijnen, Indonesië, e.a.) |
naoru-治る | herstellen; genezen; beter worden |
naoru-直る | hersteld [gerepareerd; verbeterd] worden |
naoru-直る | op de juiste plek komen; op de goede plaats geordend zijn |
naraberu-並べる | op een rij zetten; rangschikken; ordenen |
naratāju-ナラタージュ | narratage (Frans porte-manteau woord van: narration en montage); verteltechniek in film en theater waarbij de hoofdpersoon terugkijkt op zijn verleden |
narau-習う | leren (van iem.); onderwezen worden; onderricht krijgen |
narawasu-習わす | (als achtervoegsel aan werkwoorden) gewend [gewoon; gebruikelijk] zijn; altijd doen |
nareau-馴れ合う | vriendschap sluiten; goed kunnen opschieten met elkaar; intiem worden; een geheime relatie aangaan |
nareru-慣れる | gewend zijn aan; wennen aan; ervaring hebben [krijgen] met; eigen maken [worden] |
nareru-慣れる | ervaren [handig] worden; (door ervaring) een expert worden |
nareru-慣れる | vertrouwd raken met; eigen zijn [worden]; vertrouwd [gemakkelijk; comfortabel] zijn [worden] |
nareru-熟れる | rijp worden; volwassen [volgroeid] worden |
narihateru-成り果てる | (slechts) eindigen als; teruggebracht worden tot; gereduceerd worden tot, verworden tot |
narimono-生り物 | de oogst (van de velden) |
narishingu・kurīmu-ナリシング・クリーム | voedende huidcrème |
narisumasu-成り済ます | zich voordoen [optreden] als (iemand anders) |
naritatsu-成り立つ | bestaan uit; samengesteld zijn uit; gevormd worden door |
naritatsu-成り立つ | geldig zijn; standhouden; aan de eisen voldoen |
naritatsu-成り立つ | (een deal) sluiten; voltooien; afronden; tot een overeenkomst komen |
nariyuki-成り行き | verloop van omstandigheden [gebeurtenissen]; ontwikkeling |
naru-成る | (voltooid) worden [zijn] |
naru-成る | bereikt [behaald; verkregen] worden; succesvol zijn |
naru-為る | worden; veranderen in |
naru-為る | gaan gebeuren [komen]; zo (gaan) worden |
naru-鳴る | klinken; luiden; bellen; rinkelen; slaan (van een klok bv.) |
naru-鳴る | weerklinken; bekend worden [zijn] (om) |
naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
nashikuzushi-済し崩し | (schulden) afbetalen in termijnen; aflossingsplan; afbetalingsregeling |
nashonaru・aidentitī-ナショナル・アイデンティティー | volksaard; volkskarakter; nationale indentiteit |
nashonaru・sentā-ナショナル・センター | landelijke organisatie van vakbonden |
natsubaori-夏羽織 | een (ongevoerd) zijden zomerjasje (een zomer- haori) |
natsubasho-夏場所 | het zomer sumotoernooi (sumo toernooi dat gehouden wordt in mei) |
natsubi-夏日 | een zomer(se) dag; een dag dat de temperatuur boven de 25 graden is |
natsubiki-夏引き | het spinnen in de zomer van draden van de poppen van harugo (lenterupsen) |
natsubiki-夏引き | draden die in de zomer gesponnen zijn |
natsugake-夏掛け | dunne dekbedden die in de zomer gebruikt worden |
natsuge-夏毛 | de (okergele) haren van een hertenvacht, die gebruikt worden voor het maken van penselen |
natsumakesuru-夏負けする | last hebben van [lijden onder] de zomerhitte |
natsumatsuri-夏祭り | een zomerfestival om de goden te verzoeken de oogsten te beschermen tegen insectenplagen, overstromingen, e.d. |
natsumatsuri-夏祭り | festivals [plechtigheden] in Shintō tempels, die worden gehouden in de zomer |
natsumeku-夏めく | zomers [zomerachtig] worden; op de zomer gaan lijken |
natsunari-夏成り | vruchten, etc. die in de zomer rijp zijn [in de zomer geplukt of geoogst kunnen worden] |
natsusaku-夏作 | zomergewassen, (zoals o.a. maïs, bonen, aubergine) die groeien in de zomer, en worden geoogst in de herfst of winter |
nattokusuru-納得する | overtuigd worden [zijn]; toegeven |
nazumu-泥む | vasthouden aan (oude gewoonten, tradities, principes, e.d.) |
nda-んだ | aan het eind van een zin, geeft nadruk [mening; verklaring; conclusie; aanwijzing; aanbeveling] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
ndesu-んです | aan het eind van een zin, geeft nadruk [mening; verklaring; conclusie; aanwijzing; aanbeveling] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
nease-寝汗 | nachtzweet; transpiratie tijdens de slaap |
nebakkoi-粘っこい | hardnekkig; volhardend |
nebarizuyoi-粘り強い | hardnekkig; volhardend; koppig; taai |
nebaru-粘る | volhouden; vasthouden aan; lang blijven; blijven plakken (fig.) |
nebie-寝冷え | kou (gevat tijdens het slapen); koud geworden tijdens de slaap |
nebiesuru-寝冷えする | kou vatten tijdens het slapen; koud worden tijdens de slaap |
neburibashi-ねぶり箸 | eetstokjes waaraan wordt gelikt of die in de mond gehouden worden (onjuist gebruik van eetstokjes) |
nechigaeru-寝違える | kramp in de nek krijgen [een stijve nek krijgen] (tijdens het slapen) |
nedaru-強請る | smeken; afdwingen; pleiten; overreden |
negatibu-ネガティブ | negatief (denken) |
negau-願う | bidden |
neguse-寝癖 | slaapgedrag; slaapgewoonte; veel bewegingen tijdens de slaap |
nejiageru-捩じ上げる | iemand de arm omdraaien [verdraaien; omwringen]; iemand in bedwang houden |
nejireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
nejireru-捩れる | pervers [opstandig; dwars] zijn [worden] |
nejireru-捩れる | (van relaties, e.d.) gespannen zijn [worden] |
nemawashi-根回し | het voorbereidend werk; grondwerk; het leggen van de basis; het achter de schermen manoeuvreren; consensus bereiken om iets te kunnen verwezenlijken |
nemimi-寝耳 | geluiden die je hoort terwijl je slaapt |
nemuraseru-眠らせる | (fig.) in slaap brengen; doden; vermoorden |
nemurasu-眠らす | (fig.) in slaap brengen; doden; vermoorden |
nemuru-眠る | sterven; doodgaan; overlijden; begraven zijn |
nenashigusa-根無し草 | eendenkroos (waterplant, Lemna) |
nenga-年画 | Chinese nieuwjaarsschilderijen (schilderijen die op nieuwjaarsdag in China op poorten en muren worden gehangen) |
nengetsu-年月 | jaren (en maanden); lange tijd |
nenrai-年来 | (enkele) jaren (geleden); (al) jarenlang |
nenzuru-念ずる | bidden |
nerau-狙う | (een kans) afwachten; in de gaten houden; volgen |
neriageru-練り上げる | goed kneden |
neriawaseru-練り合わせる | kneden; samenkneden; iets tot één geheel kneden |
neru-練る | kneden |
neru-練る | goed nadenken [peinzen] over hoe men iets mooier kan maken [verbeteren] |
neru-練る | (metaal) smeden |
nessa-熱砂 (熱沙) | gloeiend heet zand (zand dat heet is geworden door de brandende zon) |
netamu-妬む | jaloers zijn (op); benijden |
netsuen-熱演 | een gepassioneerd [enthousiast] optreden |
netsui-ねつい | volhardend; vasthoudend |
netsuke-根付け | een traditionele Japanse (met de hand gesneden) gordelknoop |
netsuzō-捏造 | verzinsel; onwaarheid; bedenksel; bedrog; vervalsing |
ni-に | (geeft aan de oorzaak of reden van iets) door; met; vanwege |
ni-に | (geeft aan het resultaat van een verandering) worden; veranderen in [tot] |
niage-荷揚げ | het lossen [uitladen] (van goederen) |
niau-似合う | (goed) passen bij; geschikt zijn [worden] voor |
niburu-鈍る | bot worden |
niburu-鈍る | minder goed worden; verzwakken; wankelen |
nigaoe-似顔絵 | (ukiyo-e) portrettekening van acteurs en beroemde schoonheden |
nigate-苦手 | mysterieuze [genezende] krachten in de handen hebben |
nigeuma-逃げ馬 | koploper (paardenraces) |
nigirigintama-握り金玉 | (arch.) met de handen in de zakken staan (te niksen); nietsdoen |
nigirikobushi-握り拳 | met lege handen staan; geen geld op zak hebben; met blote handen [ongewapend] zijn |
nigirishimeru-握り締める | stevig vasthouden [knijpen] |
nigirishimeru-握り締める | behouden; bewaren |
nigiru-握る | iets vasthouden [vastklemmen] in de hand |
nigiru-握る | belangrijke zaken goed bewaren [stevig in handen houden] |
nigoru-濁る | troebel [modderig; bezoedeld] worden |
nīhao-ニーハオ | (Chinese begroeting) hallo; goedendag; hoe gaat het? |
nihon-二本 | de twee zwaarden van een samoerai (een lange en een korte) |
niibon-新盆 | het eerste Bon festival na iemand's overlijden |
nikkōyoku-日光浴 | zonnebad; het zonnebaden |
nikuzure-煮崩れ | het inkoken [zacht koken] van voedsel; het uit elkaar vallen van voedsel tijdens het koken |
nikuzure-荷崩れ | het omvallen [verschuiven] van lading [vracht] (tijdens transport) |
nikyokuka-二極化 | polarisatie; tweedeling; wij-zij denken (politiek) |
ninensei-二年生 | tweede jaars scholier [student] |
ningenkokuhō-人間国宝 | levend nationale kunstschat (titel gegeven aan kunstenaars of traditionele ambachtslieden met een zeer hoge technische bekwaamheid) |
ningyōtsukai-人形遣い | (fig.) degene die aan de touwtjes trekt; degene die (achter de schermen) de touwtjes in handen heeft |
nininsankyaku-二人三脚 | driebeenswedloop (waarbij de deelnemers met een been aan dat van een ander zijn vastgebonden) |
ninjiru-任じる | zich verbeelden; zich voordoen als |
ninjutsu-忍術 | (één van de tactieken van ninja's tijdens de samoerai periode) een vorm van spionage (door het gebruik van vermommingen, trucs, e.d.) |
ninoashi-二の足 | aarzeling; heroverweging; bedenking |
ninsanpushibōritsu- 妊産婦死亡率 | kraamvrouwensterftecijfer; percentage vrouwen dat overlijdt tijdens zwangerschap of bevalling |
niō-仁王 | twee beelden van (boeddhistische) beschermgoden (links en rechts van een tempelpoort) |
nise-二世 | (boeddhistische.) twee existenties: het heden en de toekomst |
nisetaijūtaku-二世帯住宅 | één huis dat opgedeeld is in twee huishoudens (zodat twee generaties, ouders en kinderen, apart kunnen wonen) |
nishi-西 | (de landen in) het Westen |
nissan-日参 | dagelijks bezoek aan een heiligdom of tempel (voor religieuze doeleinden) |
nissan-日参 | dagelijks bezoek aan een instelling, e.d. (voor praktische doeleinden) |
nitōdate-二頭立て | tweespan; rijtuig voor twee paarden |
niyaku-荷役 | het laden en lossen (van schepen) |
no-の | (dit partikel geeft aan het verband tussen 2 woorden, waarbij het eerste woord een (bijv.) bepaling is van het woord dat na no staat) |
noarashi-野荒らし | het vernietigen [stelen] van gewassen op de velden |
noberu-延べる | (uit)strekken; (uit)spreiden; openvouwen |
noberu-述べる | vertellen; zeggen; vermelden; uitdrukken; verklaren |
nobiru-伸びる | groeien; langer worden; zich uitstrekken |
nobiru-延びる | uitgesteld worden |
noboru-上る | opgewonden [geagiteerd] raken [worden] |
noboru-昇る | (in rang, positie, e.d.) stijgen; opklimmen (tot); bevorderd worden (tot) |
nobushi-野武士 | (in de middeleeuwen) boeren die (in groepen) verslagen samoerai aanvielen en zich hun uitrustingen, etc. toeëigenden |
nochizoi-後添い | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
noda-のだ | aan het eind van een zin, geeft eigen nadruk [mening; verklaring; conclusie] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
nodesu-のです | aan het eind van een zin, geeft eigen nadruk [mening; verklaring; conclusie] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
nodo-喉 | de rugmarge van een (gebonden) boek |
nodomotojian-喉元思案 | oppervlakkige [bekrompen] gedachten [denkwijze] |
nogareru-逃れる | ontsnappen; (ont)vluchten; ontwijken; vermijden; ontlopen |
nōji-農事 | landbouw; landbouwwerkzaamheden |
noji-野路 | weg [pad] door de velden; veldweg |
nōkan-納棺 | plaatsing van een overledene in een (doods)kist |
nokoriga-残り香 | aanhoudende geur; geur die blijft hangen |
nokosu-残す | bewaren; (be)houden; overhouden; achterhouden |
nōkotsudō-納骨堂 | columbarium; ossuarium; urnengalerij (met de beenderen van overledenen) |
nomerikomu-のめり込む | voor iets gaan [vallen]; in beslag genomen worden door; bezeten worden van |
nomichi-野道 | weg [pad] door de velden; veldweg |
nomikomu-飲み込む | onderdrukken; (fig.) inslikken; je inhouden |
nomu-飲む | opslokken; verzwelgen (vaak gebruikt in de passieve vorm: opgeslokt [verzwolgen] worden) |
nomu-飲む | inhouden; tegenhouden |
noni-のに | toen; wanneer; terwijl; tijdens |
nonkyariagumi-ノンキャリア組 | niet-carriëre gebonden groep; personeel buiten de carriëre-rangen |
nonoshiru-罵る | uitschelden; beledigen |
nonsekuto-ノンセクト | niet-sektarisch; niet gebonden aan een bepaalde religie of politieke partij |
nopperi-のっぺり | vlak; glad; zonder oneffenheden |
noriageru-乗り上げる | aan de grond lopen; vastlopen; stranden |
noridasu-乗り出す | beginnen met rijden; een ritje maken |
norigokochi-乗り心地 | rijcomfort (comfort in een voertuig bij het rijden) |
noriireru-乗り入れる | ergens in [binnen] rijden (met een auto, fiets, etc.) |
noriireru-乗り入れる | rijden in [door] (route van een trein, bus, etc.) |
noru-乗る | rijden [varen] op [in] |
noru-乗る | misleid [bedrogen] worden |
noru-乗る | (zich) goed verdelen [uitspreiden; uitsmeren] |
noru-乗る | gedragen worden (op) |
noru-載る | op een plank [podium] kunnen zetten; ergens ingeladen kunnen zijn |
noru-載る | gedrukt worden; uitgegeven worden; (in druk) verschijnen |
noseru-乗せる | iem. meenemen; iem. mee laten rijden [varen]; iem. aan boord nemen |
noseru-乗せる | versturen; verzenden; uitzenden |
nōshuku-濃縮 | concentratie; condensatie; verrijking |
nōsotchū-脳卒中 | attaque; beroerte; CVA (cerebro vasculair accident) |
nozokaseru-覗かせる | kort [snel] laten zien; deels zichtbaar zijn [worden]; in het oog springen |
nozoku-覗く | naar beneden kijken |
nozomu-臨む | geconfronteerd worden (met); tegenkomen; het hoofd bieden (aan); weerstaan |
nozue-野末 | uithoeken van het platteland; verafgelegen velden |
nō・sumōkingu-ノー・スモーキング | verboden te roken |
nugu-脱ぐ | zich uitkleden; kleren uitdoen |
nukabukuro-糠袋 | een stoffen zak gevuld met rijstzemelen om de huid mee te schrobben tijdens het baden |
nukaru-泥濘る | modderig worden |
nukeagaru-抜け上がる | terugtrekken van de haarlijn; kaal worden vanaf het voorhoofd |
nukinishiki-緯錦 | nukinishiki (Japans brokaat waarin met de inslag de kleuren en patronen gemaakt worden) |
nuku-貫く | (fig.) vasthouden (aan) (b.v. principes) |
numeri-滑り | glad [glijdend] zijn |
nunchaku-ヌンチャク | (Okinawa) traditioneel wapen (gemaakt van twee korte houten stokken die met een touw of ketting zijn verbonden) |
nuranura-ぬらぬら | (onomatopee) langzaam bewegend [voortglijdend] |
nureru-濡れる | nat worden; doordrenkt raken |
nuresobotsu-濡れそぼつ | drijfnat worden; doorweekt raken |
nurumu-温む | lauw worden |
nurunurusuru-ぬるぬるする | slijmerig [glad; glibberig] worden |
nyoronyoro-にょろにょろ | (onomatopee) glibberend; kronkelend; glijdend |
nyozegamon-如是我聞 | woorden aan het begin van een soetra: Aldus heb ik gehoord |
nyūinsuru-入院する | in een ziekenhuis opgenomen worden |
nyūjōsuru-入城する | (triomfantelijk) een kasteel [burcht] binnengaan [betreden] |
nyūmetsu-入滅 | het bereiken van het Nirvana; het overlijden van een Boeddha of heilige |
nyūshitsu-入室 | het binnengaan [betreden] van een kamer |
nyūshitsu-入室 | (boeddh.) het betreden van de kamer van de leermeester om onderricht te ontvangen |
nyūtei-入廷 | het binnentreden in de rechtszaal (van de betrokkenen bij het proces) |
nyūteisuru-入廷する | verschijnen [binnentreden] in de rechtszaal |
nyūtō-入湯 | het baden (in een warmwaterbron) |
nyū・dīru-ニュー・ディール | reeks economische maatregelen van de Amerikaanse president F. Roosevelt om de Grote Depressie van 1929 te overwinnen |
nyū・furontia-ニュー・フロンティア | New Frontier, de naam die John F. Kennedy gaf aan zijn regeringsprogramma tijdens de presidentsverkiezingen in 1960 |
o-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
oapekku-オアペック | Organisatie van Arabische olie-exporterende landen (Engels OAPEC: Organization of Arabian Petroleum Exporting Countries) |
ōbāfurō-オーバーフロー | (scheepvaart) overflow (wanneer een schip brandstof verliest bij het laden of lossen) |
ōbāfurō-オーバーフロー | (informatica) overloop; overflow (wanneer een berekend getal te groot is om te kunnen worden opgeslagen) |
ōbāhīto-オーバーヒート | oververhit worden; opgewonden [opgehitst] raken |
obana-雄花 | mannelijke bloem; bloem met alleen meeldraden |
ōbārōn-オーバーローン | overtollige lening, het verschijnsel dat banken in Japan meer uitleenden dan de som van hun kapitaal en deposito's |
oboe-覚え | het (uit het hoofd) leren [onthouden] |
oboeru-覚える | (uit het hoofd) leren; onthouden |
oboezu-覚えず | onbewust; onwillekeurig; spontaan; instinctief; zonder (erbij) na te denken |
obon-御盆 | Obon (festival) (waarbij men graven van overleden familieleden bezoekt, en papieren lantaarns ophangt of op het water laat drijven) |
obujekuto-オブジェクト | (grammatica) lijdend voorwerp |
ochimusha-落ち武者 | (spreektaal) student, kandidaat, of sollicitant die heeft gefaald in zijn [haar] ondernemingen |
ochiyuku-落ち行く | in een benarde toestand belanden |
oden-おでん | oden, een Japans eenpansgerecht (met o.a. eieren, daikon (rettich), kon'yaku, viskoekjes) |
ōdoko-大床 | grote tokonoma (alkoof [nis] in de muur waar siervoorwerpen worden uitgestald) |
odoroku-驚く | zich verbazen; verrast worden; schrikken |
oeru-終える | beëindigen; afronden (studie); bereiken |
ofumi-御文 | brieven aan volgelingen [studenten] van de Jōdoshin sekte om de leer daarvan in eenvoudige termen uit te leggen |
ofurain-オフライン | offline (niet verbonden met het internet) |
ofure-御触れ | verordening (in de premoderne tijd) |
ofurimitto-オフリミット | verboden (terrein) voor bepaalde personen |
ofu・rimitto-オフ・リミット | verboden (toegang) |
ogamu-拝む | bidden; eerbied bewijzen (aan) |
ogasawararyū-小笠原流 | een school die gespecialiseerd is in krijgsvoering en strategieën [of in boogschieten en paardrijden] |
ōgonbunkatsu-黄金分割 | gulden snede; sectio aurea; sectio divina (de verdeling in uiterste en middelste reden) |
ōgonjidai-黄金時代 | de Gouden Eeuw |
ogoru-奢る | in luxe leven; een luxueus leven leiden |
ōhen-応変 | een passend antwoord; passende reactie (voor de situatie of omstandigheden) |
ohizamoto-お膝元 | de residentie van de keizer of de shogun |
oiboreru-老い耄れる | oud [afgetakeld; seniel; kinds] worden |
oichirasu-追い散らす | wegjagen; verjagen; uiteendrijven; verspreiden |
oiharau-追い払う | wegjagen; uiteendrijven; verspreiden |
oikiri-追い切り | (bij paarden) een trainingsrace; testrit (om de conditie van het paard vast te stellen voor de echte race) |
oikirichōkyō-追い切り調教 | een snelheidstraining (van paarden) |
ōinjiten-押韻辞典 | rijmwoordenboek |
oiru・shēru-オイル・シェール | olieschalie; oliehoudende leisteen |
ōjī-オージー | oud-studente; afgestudeerde vrouw; alumna |
ōji-往時 | het verleden; de vervlogen tijden |
ōji-王事 | vorstelijke [keizerlijke; koninklijke] aangelegenheden [zaken] |
ojikezuku-怖じ気づく | schrikken; bang [angstig] worden; niet meer durven |
ōjitsu-往日 | vroegere tijd; oude tijden |
ōjōgiwa-往生際 | op de rand van de dood; op het punt te overlijden |
okibi-熾火 | roodgloeiend [brandend] houtskool; houtskoolvuur |
okigake-起きがけ | direct na het opstaan [wakker worden] |
okiji-置き字 | literaire schrijfstijl in brieven waarin bijwoorden, voegwoorden, e.d. in kanji worden geschreven (b.v. oyoso 凡, mata 又) |
okinimesu-お気に召す | houden van; prefereren; tevreden [blij] zijn (met iets) |
okiru-起きる | wakker worden; opstaan |
okiru-起きる | gebeuren; plaatsvinden; zich voordoen |
okite-掟 | regel; voorschrift; regelgeving; verordening; wet |
okonai-行い | (moreel) gedrag; handelwijze; houding; optreden; manieren |
okonau-行う | doen; uitvoeren; toepassen; houden |
okoru-怒る | boos [kwaad; woedend] worden; in woede uitbarsten |
okuchi-奥地 | afgelegen gebied (ver weg van de zee en steden); het achterland |
okugi-奥義 | geheime overlevering [kennis, leer] in de uitoefening van beeldende kunsten, traditionele vechtkunsten e.d. |
okumaru-奥まる | bescheiden [verlegen] zijn |
okuri-送り | het wegbrengen; sturen; zenden; overbrengen |
okuribi-送り火 | ceremonieel vuur [fakkels] om de zielen van de overledenen bij hun vertrek uit te zwaaien |
okuru-送る | zenden; (op)sturen; doorzenden |
okuyukashii-奥ゆかしい | mooi; gracieus; elegant; smaakvol; verfijnd; bescheiden; teruggetrokken |
omae-御前 | (arch. beleefdheidsaanduiding) zich onder de ogen van goden, boeddha's of hooggeplaatste personen bevinden |
omatsu-雄松 | de Japanse zwarte den (Pinus thunbergii) |
omemie-御目見得 | eerste optreden; debuut; eerste verschijning |
omiyage-御土産 | souvenir, aandenken meegenomen van een reis; geschenk; cadeau; presentje |
omoiamaru-思い余る | niet meer weten wat te doen; besluiteloos zijn; iets niet meer kunnen volhouden |
omoitatsu-思い立つ | bedenken; van plan zijn; besluiten; beslissen; een besluit [beslissing] nemen |
omoiukaberu-思い浮かべる | herinneren; doen denken aan; voor de geest roepen |
omou-思う | denken; vinden; van mening zijn |
omouzonbun-思う存分 | naar hartelust; naar volle tevredenheid; volop; met volle teugen; tot het uiterste; zonder zich in te houden |
on-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
onaji-同じ | hetzelfde; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
oneji-雄螺子 | schroefbout (bout met schroefdraad waarop een moer geschroefd kan worden) |
onigo-鬼子 | een kind geboren met reeds ontwikkelde tanden |
onkochishin-温故知新 | lessen trekken uit het verleden; nieuwe ideeën krijgen door de geschiedenis te bestuderen |
onnatarashi-女誑し | verleiding; het verleiden [versieren] van vrouwen |
onrain-オンライン | online (verbonden met internet) |
onzonsuru-温存する | bewaren; behouden; in stand houden; voortzetten |
on・za・jobu・torēningu-オン・ザ・ジョブ・トレーニング | praktijkopleiding; opleiding tijdens het werk |
ooban-大判 | ōban (Japanse gouden munt uit het Edo-tijdperk) |
oogosho-大御所 | leidende [invloedrijke; machtige] persoon |
ooguchitorihiki-大口取引 | grootschalige transacties; handel in grote hoeveelheden |
oomukashi-大昔 | het verre verleden; de oudheid; heel lang geleden |
ooraka-大らか | ruimdenkendheid; vrijmoedigheid |
ootono-大殿 | paleis; residentie |
opekku-オペック | Organisatie van olie-exporterende landen (Eng.: Organisation of Petroleum Exporting Countries, OPEC) |
ōpun・akaunto-オープン・アカウント | open rekening (waarbij transacties pas achteraf en periodiek worden verrekend) |
ōpun・disupurē-オープン・ディスプレー | open etalage; open uitstalling (van te koop aangeboden producten) |
ōpun・disupurei-オープン・ディスプレイ | open etalage; open uitstalling (van te koop aangeboden producten) |
ōpun・shoppu-オープン・ショップ | een bedrijf [kantoor] waar de werknemers niet verplicht zijn lid te worden van de vakbond |
ōrai-往来 | correspondentie; briefwisseling |
oreru-折れる | gebroken [gevouwen] worden; afbreken |
orikomizumi-織り込み済み | voorzien; ergens (van te voren) rekening mee houden; in aanmerking nemen; incalculeren (bij de planning) |
orikomu-織り込む | in aanmerking nemen; rekening houden met |
oriru-下りる | afdalen; naar beneden gaan [lopen] |
oriru-下りる | naar beneden komen; dalen; vallen; (b.v.gordijn; luiken; lift) |
oroshiae-おろし和え | een dressing van gerapte daikon met sojasaus en azijn (meestal bij vis, groenten, paddenstoelen, e.d.) |
orosu-下ろす | naar beneden halen; laten zakken |
orosu-下ろす | (iem.) laten uitstappen; (iets) uitladen |
ōru・wezā-オール・ウエザー | (geschikt voor) alle weersomstandigheden |
ōru・wezā-オール・ウエザー | een (atletiek- of race) baan van een materiaal dat geschikt is voor alle weersomstandigheden |
ōru・wezā・torakku-オール・ウエザー・トラック | een (atletiek- of race) baan van een materiaal dat geschikt is voor alle weersomstandigheden |
osae-押さえ | het naar beneden drukken; neerwaartse druk |
osaekomi-押さえ込み | het iemand (op de grond) neerdrukken; iemand (op de grond) vasthouden [vastpinnen] |
osaekomu-押さえ込む | iemand (op de grond) neerdrukken; iemand (op de grond) vasthouden [vastpinnen] |
osagari-お下がり | (de basis-betekenis is van hoog naar laag) teruggave (m.n. aan de lokale gemeenschap) van offergaven voor de goden |
osagari-お下がり | (etens)restjes; kliekjes (aangeboden aan bezoekers, klanten, e.d.) |
osagari-お下がり | term gebruikt voor de regen of sneeuw die valt tijdens de eerste drie dagen van het nieuwe jaar |
osamaru-収まる | opgeborgen worden |
osamaru-収まる | kalmeren; bedaren; kalm [vredig; beter] worden |
ōse-逢瀬 | rendez-vous; (geheim) afspraakje; ontmoeting (van geliefden) |
ōseki-往昔 | lang geleden; een ver verleden |
oshidamaru-押し黙る | zwijgen; stil zijn; je mond houden |
oshiego-教え子 | iemands (oud-)leerling [(oud-)student; vroegere discipel] |
oshige-惜しげ | tegenzin; spijt; terughoudendheid |
oshikiri-押し切り | het rietsnijden; hakselen |
oshikomibashi-押し込み箸 | eetstokjes die worden gebruikt om eten in de mond te duwen (onjuist gebruik van eetstokjes) |
oshisemaru-押し迫る | op komst [op handen] zijn; naderen; dichterbij komen |
oshitsukeru-押し付ける | duwen [vastzetten; houden] (tegen); (ergens) tegenaan drukken |
oshitsumaru-押し詰まる | urgent [dringend; penibel] worden; het naderen van een deadline |
oshiuri-押し売り | agressieve verkoop (methoden) |
osonae-御供え | offergave (aan Boeddha of goden) |
otaiko-お太鼓 | afkorting van otaikomusubi, één van de manieren om een obi (traditionele Japanse sjerp voor kimono) vast te binden |
otaiko-お太鼓 | iemand die (als beroep) zorgt voor een goede sfeer tussen gasten tijdens een feest; stemmingmaker; grappenmaker; entertainer |
otokodate-男伊達 | het opkomen [strijden] voor de zwakkeren (in de samenleving) |
ōtorōdo-オートロード | het automatisch laden |
ototoshi-一昨年 | eerverleden jaar (het jaar voor het vorige jaar) |
oyaji-親字 | het eerste karakter [de basis kanji] van een lemma in een kanji woordenboek |
oyakodonburi-親子丼 | een kom rijst geserveerd met een soort dikke soep van kip, ei, ui en paddenstoelen erover |
oyatsu-お八つ | tussendoortje; snack; hapje tussen de maaltijden |
ozashiki-御座敷 | een feest [banket] (met geisha, e.d.) gehouden in een (traditionele) Japanse kamer met tatami matten |
ozzu-オッズ | winstkansen; waarschijnlijkheid om te winnen (bij een weddenschap b.v.) |
pachinko-ぱちんこ | pachinko (een soort Japanse gokautomaat, waar een groot aantal kleine balletjes ingeworpen worden) |
padokku-パドック | omheinde weide voor paarden (bij een paardenstal of renbaan) |
pairotto・shoppu-パイロット・ショップ | een winkel waar producenten en lokale overheden nieuwe producten verkopen om uit te proberen hoe de trends zich ontwikkelen bij consumenten |
pakupaku-ぱくぱく | (onomatopee) verorberend; naar hartelust etend; opslokkend; verslindend; |
panteon-パンテオン | pantheon (geheel van goden van een bepaalde mythologie of religie) |
panteon-パンテオン | pantheon (Grieke of Romeinse tempel gewijd aan alle goden) |
papiyon-パピヨン | (hondenras) dwergspaniël, épagneul |
paradaisu-パラダイス | (Bijbels) Paradijs; Hof van Eden |
parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
parōru-パロール | (een term van de taalkundige Ferdinand de Saussure) taaluiting; woorden (concreet taalgebruik) |
passhon-パッション | de passie; het passieverhaal (over het lijden van Christus) |
paurisuta-パウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
penfurendo-ペンフレンド | penvriend; penvriendin; correspondentievriend(in) |
penparu-ペンパル | penvriend; penvriendin; correspondentievriend(in) |
peso-ペソ | peso (munteenheid, tegenwoordig van diverse Zuid-Amerikaanse landen en de Filipijnen) |
pēzurī-ペーズリー | paisley, abstract kleurenpatroon in stoffen (genoemd naar de plaats Paisley in Schotland, waar kasjmier sjaals met paisley motief werden gefabriceerd) |
piasu-ピアス | (afk. van pierced earings) oorbellen die door een gaatje in het oor worden gedragen |
piketto-ピケット | stakingspost (wacht om stakingsbrekers tegen te houden) |
pikku-ピック | tandenstoker |
pinhōru-ピンホール | (gaatje van) een speldenprik |
pinpointo-ピンポイント | speldenpunt; stipje |
pin・kāru-ピン・カール | het vastspelden van een haarkrul |
pirafu-ピラフ | pilav (rijstgerecht uit het Midden-Oosten) |
piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) prikkelend; stekend; brandend; scherp |
pitchi-ピッチ | het aantal keren dat de armen en benen bewegen tijdens het zwemmen |
pittseria-ピッツェリア | pizzeria (restaurant waar voornamelijk pizza's worden geserveerd) |
pī・esu-ピー・エス | (Pferdestärke) paardenkracht |
pojitibu-ポジティブ | ositief (denken) |
pojitibu・shinkingu-ポジティブ・シンキング | positief denken; optimisme |
pokkuri-ぽっくり | plotseling [onverwacht] overlijden |
pomeranian-ポメラニアン | pomeriaan; dwergkeeshond (hondenras, oorspronkelijk afkomstig uit Pommeren) |
ponī-ポニー | pony (klein paardenras) |
ponītēru-ポニーテール | paardenstaart (haardracht met het haar samengebonden in een staart) |
poppu・āto-ポップ・アート | popart (stijlrichting in beeldende kunst) |
pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van iets dat uit de handen glijdt |
pōtā-ポーター | valet (iemand belast met het parkeren en ophalen van auto's van gasten van restaurants, hotels, vliegvelden, etc.) |
potchi-ぽっち | klein beetje; slechts; schamel; onbeduidend |
pūdoru-プードル | poedel (hondenras) |
punpun-ぷんぷん | (onomatopee) geagiteerd; woedend; verontwaardigd |
puraibēto・ofāringu-プライベート・オファーリング | privé [onderhands] aanbod, een investering aangeboden aan een kleine groep investeerders |
puraisu・rīdāshippu-プライス・リーダーシップ | prijsleiderschap (systeem waarin marktprijzen worden bepaald door toonaangevende, machtige bedrijven) |
purehabu-プレハブ | (afk. van prefabricated building) bouw-constructiemethode waarbij componenten vooraf in een fabriek worden gemaakt en op locatie in elkaar gezet |
purejidento-プレジデント | president; voorzitter |
purēofu-プレーオフ | een serie wedstrijden om het kampioenschap |
pureppī-プレッピー | leerling van een (op de universiteit) voorbereidende school |
puresu・rūmu-プレス・ルーム | perszaal; zaal waar persconferenties worden gehouden |
pure・orinpikku-プレ・オリンピック | de pre-Olympische Spelen (gehouden een jaar voor de echte OS) |
purodakushon・shearinguhōshiki-プロダクション・シェアリング方式 | methode gebruikt bij contracten voor olie- en aardgasexploratie in ontwikkelingslanden |
purofinterun-プロフィンテルン | ProfIntern, internationaal syndicaat (ook bekend als de Rode Internationale van Vakbonden, of Rode Vakbondsinternationale, RVI) |
pūrunetsu-プール熱 | faryngo-conjunctieve koorts (lett. zwembadkoorts, vanwege vaak voorkomen van besmetting via zwembaden) |
rabu・sutōrī-ラブ・ストーリー | (Eng.: love story) liefdesverhaal; liefdesgeschiedenis |
raden-螺鈿 | raden, de techniek van het inleggen van dunne lagen parelmoer (b.v. in lakwerk) |
raiden-ライデン | Leiden (stad in Nederland) |
raidingu-ライディング | paardrijden |
raidingu-ライディング | rijden op de golven staande op een surfplank |
raido-ライド | een rit; het rijden (in een auto, etc); het berijden (van een paard, e.d.) |
raidō-雷同 | volgzaamheid (zonder zelf na te denken blind navolgen wat anderen doen) |
raidōsuru-雷同する | napraten; (blind) navolgen (zonder nadenken) |
raien-来演 | het komen optreden |
raigeki-雷撃 | blikseminslag; door de bliksem getroffen worden |
raigō-来迎 | verwelkoming door een Boeddha of bodhisattva van de ziel van een overleden gelovige |
raii-来意 | doel [reden] van een brief |
raionzu・kurabu-ライオンズ・クラブ | Lions Club (een charitatieve vereniging van zakenlieden, waarvan de leden op vriendschappelijke basis samenwerken) |
rakubasuru-落馬する | van een paard vallen [geworpen worden] |
rakudai-落第 | het zakken voor een examen; afgewezen worden |
rakudaisuru-落第する | zakken voor een examen; afgewezen worden |
rakuhaku-落魄 | verval tot armoede; in behoeftige omstandigheden geraakt; verarming; teloorgang |
rakujō-落城 | overhandiging van iets dat men niet kan blijven (be)houden; instemming na aanhoudende verzoeken |
rakusen-落選 | (bij verkiezingen) verlies; verslagen zijn [worden] |
rakusensuru-落選する | (verkiezingen) verliezen; geslagen worden |
ramune-ラムネ | Ramune, Schots-Japanse koolzuurhoudende frisdrank in een glazen flesje, verzegeld met een knikker |
ramusārujōyaku-ラムサール条約 | de Ramsar Conventie; Verdrag [Overeenkomst] van Ramsar (inzake watergebieden van internationale betekenis) |
ramusudensetsuganrenzu-ラムスデン接眼レンズ | Ramsden-oculair |
ranbai-乱売 | het verkopen van goederen beneden de marktprijs |
rangiku-乱菊 | patroon van chrysanten met ongeordende bloemblaadjes (m.n. op familiewapens) |
rangiri-乱切り | (groenten, e.d.) in stukjes snijden |
rannāzu・hai-ランナーズ・ハイ | runner's high ( een toestand tijdens het hardlopen waarbij ademhaling en snelheid voor het gevoel perfect op elkaar zijn afgestemd) |
ranritsu-乱立 | het (ongeordend) naast [op] elkaar staan |
ransei-乱世 | turbulente tijden [periode] |
rasseru-ラッセル | (te voet) de route vrijmaken bij een bergbeklimming; een bergbeklimming leiden |
rei-例 | voorbeeld; precedent |
reiji-零時 | midden op de dag; 12 uur 's middags |
reika-冷菓 | koude zoetigheden (zoals ijs, sorbet, e.d.) |
reikai-例解 | illustratie; toelichting; uitleg (met voorbeelden) |
reiki-例規 | vastgestelde regel; conventie; statuut; precedentregel |
reito・shō-レイト・ショー | (Eng.: late show) televisie (praat)programma op de late avond uitgezonden |
reizan-霊山 | heilige berg (waar goden zijn) |
reizen-霊前 | voor (het altaar of graf van) een overledene |
rejidensu-レジデンス | (Eng.: residence) residentie; woning; verblijfplaats; woonplaats |
reki-轢 | (in kanji combinaties) overreden zijn |
rekidan-轢断 | in tweeën [doormidden] gesneden zijn (door overrijden van b.v. een trein) |
rekijitsu-暦日 | dagen en maanden in een kalenderjaar; jaren; tijd |
rekisatsu-轢殺 | dood door overrijden; doodgereden zijn |
rekisatsusuru-轢殺する | doodrijden |
rekishi-歴史 | geschiedenis |
rekishi-轢死 | dood door overreden worden; doodgereden zijn |
rekishigaku-歴史学 | de studie van geschiedenis |
rekishisho-歴史書 | geschiedenisboek |
rekishisuru-轢死する | doodgereden worden |
rekishitetsugaku-歴史哲学 | geschiedenisfilosofie |
rekkyō-列強 | de grote mogendheden; wereldmachten |
rekuiemu-レクイエム | requiemmis; dodenmis |
ren-憐 | (in kanji combinaties) medelijden; compassie |
renchū-連中 | groep; (vrienden)kring; gezelschap; vereniging; kliek; (boeven)bende |
rendaku-連濁 | (Japanse morfonologie) opeenvolgende stemvoering: een stemloze klank wordt stemhebbend in een combinatie van woorden, b,v, はな (花) + ひ (火) = はなび (花火) |
renjō-連声 | (taalkunde) sandhi (klankbeïnvloeding door naburige klanken binnen een woord of tussen twee woorden) |
rensai-連載 | publicatie als serie [feuilleton]; een reeks van artikelen [verhalen] die in afleveringen worden uitgegeven |
rensō-連想 | associatie (van woorden of ideeën) |
rentaikei-連体形 | (taalkunde) rentaikei (attributieve vorm; woordenboekvorm) |
renzokusatsujinhan-連続殺人犯 | seriemoordenaar |
ren'yōkei-連用形 | (taalkunde) renyōkei (verbindingsvorm van werkwoorden) |
reppai-劣敗 | het verlies [verslagen worden] van een zwakkere (door een sterkere) |
resutoran・shiatā-レストラン・シアター | theaterrestaurant; een restaurant met een show [optreden] tijdens het diner |
reten-レ点 | teken dat aangeeft dat de volgorde van karakters moet worden omgekeerd (bij het lezen van Chinese of klassiek Japanse teksten) |
rettō-列島 | archipel; eilandengroep; reeks eilanden |
rēzon・dētoru-レーゾン・デートル | bestaansreden; bestaansgrond; bestaansrecht; reden van bestaan (Fr. raison d'être) |
riberaru-リベラル | een liberaal; liberale [ruimdenkende] persoon |
ribuaisutēki-リブアイステーキ | ribeye steak; entrecote; lendenbiefstuk |
rīdo-リード | leiding; leiden |
riekijōyokin-利益剰余金 | ingehouden winst |
rijunritsunokeikōtekiteikanohōsoku-利潤率の傾向的低下の法則 | de wet van de tendentieuze daling van de winstvoet |
rikan-罹患 | het oplopen [krijgen] van een ziekte; het ziek worden |
rikansuru-罹患する | een ziekte oplopen [krijgen]; ziek worden |
rikonsuru-離婚する | (echt)scheiden |
rikufū-陸封 | het fenomeen dat zoutwatervissen door topografische veranderingen opgesloten worden in geheel door land omgeven water, en in zoet water verder leven |
rikutsu-理屈 | reden; logica; theorie |
rikyū-離宮 | keizerlijk paleis; keizerlijke residentie |
rinen-リネン | linnengoed; bedlinnen; beddengoed |
rinkiōhen-臨機応変 | zich aanpassen aan de omstandigheden; improviseren; op het gevoel afgaan |
rinrigaku-倫理学 | ethica; studie van de ethiek; zedenleer |
rinsen-臨戦 | deelname aan de strijd [oorlog]; zich klaarmaken om te vechten [strijden]; het betreden van het slagveld |
rireki-履歴 | iemands voorgeschiedenis [achtergrond; verleden; carrière] |
rireki-履歴 | (computer) geschiedenis; logboek |
risai-罹災 | kwelling; lijden; pijn; onheil |
risaisuru-罹災する | (ramp, etc.) doorstaan; ondergaan; verduren; lijden (onder) |
rishū-離愁 | pijn [verdriet] van het afscheid(nemen) [scheiden] |
ritsuryō-律令 | oude Japanse wetgeving, (in de 8ste eeuw geschreven naar Chinese voorbeelden) |
riyū-理由 | reden; oorzaak |
roaku-露悪 | opscheppen over eigen ondeugden; zelfspot |
roakushumi-露悪趣味 | het leuk vinden om op te scheppen over hoe slecht je bent |
robatayaki-炉端焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een houtskoolvuur(tje) worden bereid |
rōdo-ロード | lading; laden |
rōdōjōken-労働条件 | arbeidsomstandigheden; werkomstandigheden |
rōdōsaigai-労働災害 | arbeidsongeval; ongeluk op [tijdens] het werk |
rōdo・mappu-ロード・マップ | roadmap van een (technisch) product (waarin staat wat de vernieuwingen zijn en wanneer ze kunnen worden verwacht) |
roguauto-ログアウト | het uitloggen; afmelden |
roguin-ログイン | login; het inloggen; aanmelden |
roguofu-ログオフ | het uitloggen; afmelden |
rōho-老舗 | winkelonderneming met een lange geschiedenis, die van generatie op generatie wordt voortgezet |
rōjaku-老若 | oud en jong; ouderdom en jeugd; alle leeftijden |
rojikku-ロジック | logica; denkleer |
rojikku-ロジック | juiste [logische] redenering |
rōjinhōmu-老人ホーム | bejaardentehuis; bejaardenhuis |
rojin・baggu-ロジン・バッグ | rosin zakje; harszakje (zakje gevuld met hars van dennenbomen, gebruikt bij honkbal door werpers om hun grip op de bal te verbeteren) |
rōjin・baggu-ロージン・バッグ | rosin zakje; harszakje (zakje gevuld met hars van dennenbomen, gebruikt bij honkbal door werpers om hun grip op de bal te verbeteren) |
rōjō-籠城 | het verdedigen van een kasteel (tijdens een belegering); verschansing |
rōkaru・karā-ローカル・カラー | lokale kleur [atmosfeer]; plaatselijke [karakteristieke] bijzonderheden |
rokkotsu-肋骨 | benaming voor decoratief lint op legeruniformen (tijdens de Russisch-Japanse Oorlog 1904-1905) |
rokudōrinne-六道輪廻 | eindeloze transmigratie van de ziel door zes werelden [bestaansniveaus] (Boeddhistisch filosofie); cyclus van wedergeboorte; zielsverhuizing |
rokuroku-碌碌 | tevredenheid |
rokushaku-六尺 | traditionele Japanse lendendoek voor mannen |
rokushakufundoshi-六尺褌 | traditionele Japanse lendendoek voor mannen |
romendensha-路面電車 | tram; tramwagen; verbindingstram tussen aangrenzende steden |
ron-論 | betoog; redenering; discussie |
rondonkeishichō-ロンドン警視庁 | Scotland Yard (hoofdkwartier van de Londense politie, London Metropolitan Police) |
ronrigaku-論理学 | (studie van de) logica; denkleer |
ronshi-論旨 | de kern [rode draad] van een betoog [redenering] |
rōnyaku-老若 | oud en jong; ouderdom en jeugd; alle leeftijden |
rōnyakunannyo-老若男女 | alle mensen ongeacht leeftijd of geslacht; mannen en vrouwen van alle leeftijden |
rōrerai-ローレライ | Lorelei, een legendarische nimf die zeelui verleidde met haar mooie zangstem en ze schipbreuk liet lijden |
rōsukatsu-ロースカツ | lendenbiefstuk |
rōsuto・chikin-ロースト・チキン | grillkip; grillhaantje; braadkip; gebraden [gegrilde] kip |
rōsu・sutēki-ロース・ステーキ | lendenbiefstuk |
rui-類 | soort; ras; verscheidenheid |
ruigetsu-累月 | maand na maand; een periode van maanden (achter elkaar) |
ruigi-類義 | synonymie (eigenschap van woorden die synoniem zijn) |
ruigigojiten-類義語辞典 | thesaurus; synoniemen woordenboek |
ruisui-類推 | evenredigheid; redenering bij analogie; het afleiden door te vergelijken |
rumin-流民 | nomaden |
rūpusen-ループ線 | spiraalvormige spoorlijn (b.v. om tegen een steile helling op te rijden) |
rūzu-ルーズ | los; slap; slordig; ongebonden; onnauwkeurig |
ryakureki-略歴 | kort profieloverzicht; korte (beschrijving van de) persoonlijke geschiedenis (van iemand) |
ryakushi-略史 | korte geschiedenis; (kort) historisch overzicht |
ryanko-両個 | (een denigrerende term voor) een samoerai (met twee zwaarden) |
ryōmen-両面 | twee [beide] kanten [zijden] |
ryōnagare-両流れ | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
ryōnagarezukuri-両流造 | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
ryōrisuru-料理する | koken; eten klaarmaken [bereiden] |
ryoshū-旅愁 | weemoedigheid [melancholie] tijdens het reizen |
ryōte-両手 | beide handen [armen] |
ryōtō-両刀 | set Japanse zwaarden (het lange en het korte zwaard) |
ryōtō-両刀 | (afk. voor) het met twee zwaarden tegelijk vechten |
ryōtō-両刀 | vaardig [bekwaam] zijn in twee vakgebieden; twee beroepen uitoefenen |
ryōtō-両刀 | het houden van zowel alcohol als snoep |
ryōtōzukai-両刀遣い | met twee zwaarden tegelijk kunnen vechten; iemand die met twee zwaarden tegelijk vecht |
ryōtōzukai-両刀遣い | vaardig [bekwaam] zijn in twee verschillende vakgebieden [takken van kunst]; twee verschillende beroepen uitoefenen |
ryōtōzukai-両刀遣い | het houden van zowel alcohol als snoep; iemand die zowel van sake houdt als van zoetigheid |
ryōwaki-両脇 | beide zijden |
ryōyū-両雄 | twee bijzondere personen; twee helden [grootheden; meesters] |
ryōzen-両全 | perfect [compleet; goed] voor beide kanten [zijden; partijen] |
ryūdōfusai-流動負債 | vlottende [kortlopende] schulden |
ryūho-留保 | reserve; voorbehoud; bedenking |
ryūkōseikakuketsumakuen-流行性角結膜炎 | oogontsteking (Adenovirale keratoconjunctivitis) |
ryūmin-流民 | nomaden |
ryūō-竜王 | (in shōgi, Japans schaakspel) een schaakstuk (toren) dat in het spel drakenkoning kan worden |
ryūryō-嚠喨 | welluidendheid |
sabakeru-捌ける | uitverkocht zijn [worden] |
sabakeru-捌ける | wereldwijs zijn [worden] |
sabaku-捌く | (uit)verkopen; een markt vinden voor |
sabaku-捌く | (vlees, vis, etc.) fileren; in stukken snijden |
sabetsukasuru-差別化する | differentiëren; onderscheiden; onderscheid maken |
sabiru-錆びる | vastroesten qua geestelijke en [of] lichamelijke bekwaamheden |
sābisu・saizu-サービス・サイズ | het formaat van een foto [kleurendruk)] (die goedkoop kan worden aangeboden door in grote hoeveelheden machinaal af te drukken) |
sabitsuku-錆びつく | verroesten; roestig worden; aangetast worden door de roest |
sadon・desu-サドン・デス | (bij sportwedstrijden) verlenging bij gelijke eindstand tot er door een van beiden partijen wordt gescoord |
sage-下げ | verlaging; het naar beneden brengen; laten zakken |
saguru-探る | onderzoeken; polsen; proberen (uit) te vinden; spioneren |
sagyō-作業 | werk; werkzaamheden; bezigheden; activiteit |
sagyōchū-作業中 | werk in uitvoering; onderhanden werk |
sahanji-茶飯事 | gewone [alledaagse; onbelangrijke; onbeduidende] dingen [zaken; gebeurtenis] |
saibanchō-裁判長 | voorzittende rechter; president van de rechtbank |
saibankan-裁判官 | rechter(s); lid [leden] van de rechtbank |
saibansuru-裁判する | een terechtzitting houden |
saichū-最中 | het (precieze) midden; midden in; in de loop van |
saihi-歳費 | jaarsalaris van parlementsleden |
saihitsu-載筆 | schrijver worden |
saijō-祭場 | de plek waar een ritueel [religieuze ceremonie] wordt gehouden |
saijōden-祭場殿 | hal [tempel; paleis] waar een ceremonie wordt gehouden |
saimarukyasuto-サイマルキャスト | simulcasten (afk. van simultaneous broadcast; een uitzending tegelijk over meerdere media uitzenden) |
saimukiki-債務危機 | schuldencrisis |
saimusha-債務者 | schuldenaar; debiteur |
sairon-再論 | nogmaals een discussie [bespreking] houden (over dezelfde kwestie) |
sairyō-宰領 | het organiseren [verzorgen; begeleiden] van groepsreizen; reisleider; gids |
sairyōrōdōsei-裁量労働制 | discretionair arbeidssysteem (waarin lonen worden betaald op basis van vooraf bepaalde hoeveelheid gewerkte tijd i.p.v. van de werkelijke werkuren) |
saisankabu-採算株 | dividendrendement; hoogrenderende aandelen |
saitakusuru-採択する | (een voorstel, wet, etc.) aannemen; aanvaarden; selecteren |
saitanbiraki-歳旦開き | een Nieuwjaars bijeenkomst waarbij renga en haiku gedichten worden gemaakt en voorgedragen |
saitansai-歳旦祭 | nieuwjaarsfeest (een Shinto ritueel om het nieuwe jaar in te wijden, gevolgd door een sake (rijstwijn) ceremonie en mochi (gestampte rijst) ceremonie |
sajesuto-サジェスト | een suggestie [voorstel] doen; suggereren; impliceren; aanraden |
saji-些事 | een kleinigheid; iets dat onbelangrijk [onbeduidend; onbetekenend] is |
sajikagen-匙加減 | rekening houdend (met); overweging; beoordeling |
sakadachi-逆立ち | handstand; op de handen [het hoofd] staan |
sakeru-避ける | vermijden; ontwijken; uit de weg gaan; ontlopen |
sakeru-避ける | zich onthouden van (commentaar, etc.) |
sakeyoiunten-酒酔運転 | rijden onder invloed (van m.n. alcohol) |
sakezuki-酒好き | het houden van (sake; sterke drank) drinken; iemand die graag (sake; sterke drank) drinkt |
sakizaki-先先 | het verleden |
sakkidatsu-殺気立つ | bloeddorstig [razend; woedend] worden |
sakkon-昨今 | tegenwoordig;; heden; momenteel |
saku-朔 | de kalender voor het nieuwe jaar die de keizer in China (in vroegere tijden) aan het eind van het jaar aan vorsten gaf |
saku-裂く | afscheuren; verscheuren; splitsen; doorsnijden; doorknippen |
sakuin-索引 | index; trefwoordenregister |
sakunen-昨年 | verleden jaar; vorig jaar |
sakusōsuru-錯綜する | ingewikkeld [gecompliceerd] worden; verstrikt raken |
sakuyu-搾油 | olie-extractie, (het persen van zaden, vruchten of planten om olie te verkrijgen) |
samasu-冷ます | afkoelen; koud laten worden |
samasu-覚ます | wakker worden |
sameru-冷める | koud worden; afkoelen (b.v. koffie, soep) |
sameru-覚める | wakker worden; ontwaken |
sameru-覚める | nuchter worden; tot bezinning komen |
sameru-覚める | gedesillusioneerd worden [raken] |
sanaka-最中 | middenin; in het midden |
sandoitchiman-サンドイッチマン | sandwichman (iemand met reclameborden op borst en rug) |
sange-山家 | (boeddh.) school die in directe lijn is verbonden aan de Tendai-sekte (in China) |
sangyō-三業 | 3 soorten horeca gelegenheden (restaurants, geishahuizen en bordelen) |
sangyōyobigun-産業予備軍 | industrieel reserveleger (Marxistische term voor de grote groep werkelozen, die door kapitalisten gebruikt werden om werkenden onder druk te zetten) |
sanka-山窩 | een groep bergnomaden in Japan |
sankasuru-参加する | deelnemen; meedoen; lid worden (van een groep); inschrijven (voor) |
sanke-産気 | signalen in de laatste fase van bevalling dat het kind geboren gaat worden |
sankinkōtai-参勤交代 | (Edo periode) politiek systeem waarbij feodale heren (daimyo) werden verplicht om elk tweede jaar in Edo te verblijven |
sanmon-三門 | driedelige toegangspoort bij een tempel (m.n. een grote in het midden met twee kleine ernaast) |
sanpushibōritsu-産婦死亡率 | kraamvrouwensterftecijfer; percentage vrouwen dat overlijdt tijdens zwangerschap of bevalling |
sanrō-参籠 | het zich terugtrekken in een tempel of schrijn (om zich te wijden aan gebed en contemplatie) |
sanshunojingi-三種の神器 | de drie heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
santō-三冬 | de drie wintermaanden |
santo-三都 | de drie grote steden (in de Edo-periode: Edo, Kyoto, en Osaka) |
santoku-三徳 | de drie deugden (wijsheid, moed en welwillendheid) |
santoku-三徳 | de drie deugden van Boeddha (het redden van de levende wezens, het afsnijden van wereldse verlangens, en wijsheid) |
sanze-三世 | (boedd.) 3 existenties: verleden, heden en toekomst |
sanzendaisensekai-三千大千世界 | de grenzenloze kosmos [drieduizend werelden} na Boeddha's verlichting |
san・baizā-サン・バイザー | zonneklep (in auto); zonneklep (met band om het hoofd, b.v. tijdens het sporten) |
saodachi-竿立ち | (van paarden, e.d.) het recht overeind staan; op de achterpoten staan; steigeren |
sarubia-サルビア | vuursalie (plant, Salvia splendens) |
sasageru-捧げる | omhoog houden |
sasageru-捧げる | zich wijden aan; zich opofferen |
sasara-簓 | een traditioneel Japans muziekinstrument, dat bestaat uit een bundel aan elkaar gebonden repen bamboe, die tegen een geribbelde staaf wordt gewreven |
sasayaka-細やか | pover; eenvoudig; bescheiden |
sashiageru-差し上げる | geven; aanbieden |
sashiashi-差し足 | (bij paardenraces) de laatste spurt waarmee een paard de anderen inhaalt en net als eerste over de finish komt |
sashidasu-差し出す | voor zich uithouden; (zijn handen) uitsteken |
sashidasu-差し出す | indienen; aanbieden; voorleggen |
sashigane-差し金 | een stok met een touwtje, om de handen van marionetten [bunraku poppen] te laten bewegen |
sashihikaeru-差し控える | zich matigen; terughoudend [bescheiden] zijn; zich inhouden |
sashihikaeru-差し控える | afzien van; zich onthouden [weerhouden] van |
sashimi-刺身 | sashimi (Japans gerecht); (in) dunne plakjes (gesneden) rauwe vis |
sasou-誘う | verleiden; verlokken; meevoeren |
sassuru-察する | veronderstellen; vermoeden; de indruk krijgen; concluderen |
sasu-注す | (arch.) aansteken (vuur); branden |
sasupensu-サスペンス | aanhoudende spanning (in een film, roman, etc.) |
satoru-悟る | (be)merken; zich realiseren; begrijpen; gewaarworden |
satsui-殺意 | opzet te doden; met voorbedachten rade tot moord |
satsujin-殺人 | moordenaar |
satsujinhan-殺人犯 | moordenaar |
satsujinteki-殺人的 | moordend; dodelijk; moorddadig |
satsukibare-五月晴れ | mooi weer in mei (tijdens het regenseizoen) |
sēbingu-セービング | het redden (van iemand) |
sēbu-セーブ | redden; redding |
sei-西 | landen van het Westen; Europa |
seibisuru-整備する | voorbereiden; klaar maken; uitrusten; voorzien van; onderhouden |
seido-西土 | landen in het westen (vanuit het perspectief van Japan, b.v. China of India) |
seidōitsuseishōgai-性同一性障害 | genderidentiteitsstoornis; genderdysforie |
seigōsei-整合性 | samenhang; gebondenheid; consistentie |
seihanzai-性犯罪 | zedendelict |
seihon-製本 | het boekbinden |
seiiki-西域 | westelijke gebieden van China |
seiiki-西域 | gebieden van het Midden-Oosten aan de westelijke grenzen van China |
seiitaishōgun-征夷大将軍 | generaal die in de Heian-periode naar het noordelijke territorium uitgezonden werd om tegen niet-Japanse volken te strijden |
seiitaishōgun-征夷大将軍 | titel gegeven aan het opperhoofd van de regerende militaire macht in de Kamakura, Muromchi en Edo perioden |
seika-盛夏 | middenin de zomer; hoogzomer |
seikatsukyū-生活給 | loon berekend op basis van de kosten van levensonderhoud van de werknemer (rekening houdend met leeftijd, dienstjaren en gezinssituatie) |
seikatsusuru-生活する | leven; een leven leiden |
seimei-清明 | één van de 24 perioden van de zonnekalender (ca. 5 april) |
seirei-政令 | regeringsverordening; kabinetsbesluit |
seirei-精霊 | de geest van een dode [overleden] persoon |
seireishiteitoshi-政令指定都市 | decretaal gedesigneerde stad (met meer dan 500.000 inwoners, en met fiscale en bestuurlijke bevoegdheden, die gelijk zijn aan die van prefecturen) |
seiri-整理 | herschikking; herordening; bijstelling |
seiron-正論 | een goed argument; een juiste redenering |
seisakukatsudōhi -政策活動費 | onkostenvergoeding voor beleidsactiviteiten (aan fractieleden door hun eigen partij) |
seisandōkō-生産動向 | productie trend [tendens] |
seisatsu-制札 | een informatiebord met verordeningen en voorschriften (bij tempels en heiligdommen) |
seiseidōdō-正正堂堂 | een eerlijk gevecht; met open vizier strijden |
seishi-青史 | geschiedenis; kroniek; jaarboek (vroeger op bamboe schrijfplankjes geschreven) |
seishi-静思 | overdenking; meditatie; bespiegeling; beschouwing; contemplatie; reflectie |
seishisuru-制止する | in bedwang houden; controleren; beteugelen |
seitai-生態 | (van mensen of dieren) ecologie; leefomstandigheden; levensomstandigheden |
seito-生徒 | leerling(e); scholier; student(e) |
seitoku-聖徳 | goddelijke [hemelse] deugden |
seiwajiten-西和辞典 | Spaans-Japans woordenboek |
seiyō-西洋 | het Westen; Occident |
seiyōtochinoki-西洋栃の木 | witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) |
sekaishi-世界史 | wereldgeschiedenis |
seki-席 | plaats [plek] waar een ontmoeting [gebeurtenis; gelegenheid] zal plaatsvinden; kamer; zaal |
seki-昔 | (in kanji combinaties) vroeger; in het verleden; lang geleden |
seki-石 | steen; telwoord voor (edel)stenen; dioden, e.a. |
sekiaku-積悪 | opeenstapeling van zonden [slechte daden} (in de loop der jaren begaan) |
sekigo-隻語 | (slechts) een enkel woord; een paar woorden |
sekihi-石碑 | stenen monument [gedenkteken]; grafsteen |
sekijitsu-昔日 | vroegere tijd; oude tijden |
sekininnogare-責任逃れ | het vermijden [ontduiken] van verantwoordelijkheid |
sekiyuyushutsukokukikō-石油輸出国機構 | Organisatie van olie-exporterende landen (Eng.: Organization of Petroleum Exporting Countries (OPEC)) |
sekizen-積善 | opeenstapeling van goede daden (in de loop der jaren gedaan) |
sekkaisuru-切開する | een incisie maken; opensnijden |
sekkan-摂関 | regenten en raadslieden |
sekkō-拙攻 | slecht opgezette [voorbereidde] aanval; zwak offensief (bij sportwedstrijden) |
sekusutashī-セクスタシー | (seks + ecstacy) een combinatie van de woorden seks en extase |
semen-セメン | (afk. voor semen cina) (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
semenshina-セメンシナ | (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
senbyōshi-戦病死 | aan het front overlijden door ziekte |
sengen-千言 | veel woorden |
sengenbango-千言万語 | een groot aantal woorden; veel woorden en zinnen |
sengetsu-先月 | vorige maand; verleden maand |
sengiri-千切り | (groenten) in fijne reepjes gesneden; gesneden à la julienne |
sengoku-戦国 | landen die oorlog voeren (met elkaar) |
senjin-先人 | overleden vader |
senjitsu-先日 | onlangs; recent; een paar dagen geleden |
senkenteki-先験的 | transcendentaal; buitenzintuiglijk |
senkō-戦功 | wapenfeit; heldendaad; heldhaftige oorlogsdaad |
sennō-先王 | deugdzame koning in vroegere tijden |
senpenbanka-千変万化 | voortdurend veranderend; eindeloze verscheidenheid |
senrei-先例 | precedent; eerder voorbeeld |
sensabanbetsu-千差万別 | enorme verscheidenheid; groot assortiment |
sensha-戦車 | (arch.) strijdwagen (met twee of vier paarden) |
senshibankō-千思万考 | overdenking; overpeinzing; overweging |
senshinkoku-先進国 | de geavanceerde [ontwikkelde] landen; de industrielanden; de G7 |
senshitibu・aitemu-センシティブ・アイテム | een (import)gevoelig product (waarvan de invoer kan worden beperkt of verboden wanneer er risico bestaat dat de binnenlandse markt verstoord wordt) |
sensōkeiki-戦争景気 | oorlogshausse; economische opleving door [tijdens] de oorlog |
sensuru-撰する | samenstellen (van woordenboeken e.d.) |
sentā-センター | midden; centrum; middelpunt |
sentā-センター | (balsporten) middenspeler |
sentārain-センターライン | middellijn; middenlijn; middenstreep |
sentaringu-センタリング | centreren; in het midden plaatsen |
sentaringu-センタリング | tekst in een document uitlijnen vanaf het midden |
sentā・bentsu-センター・ベンツ | een split onder de middenzoom aan de achterkant van een jas |
sentō-戦闘 | vijandelijkheden; veldslag; gevecht |
sentoraru-セントラル | centraal; midden-; belangrijkste |
sento・pōru-セント・ポール | St. Paul's cathedral (kathedraal in Londen) |
sento・pōrudaiseidō-セント・ポール大聖堂 | St. Paul's cathedral (kathedraal in Londen) |
sen'inhoken-船員保険 | zeevarenden verzekering; verzekering voor zeevarenden |
sen'ō-先王 | deugdzame koning in vroegere tijden |
sen'yō-専用 | alleen te gebruiken voor specifieke doeleinden |
separētsu-セパレーツ | (dames)kleding die uit afzonderlijke delen bestaat, zodat ze combineerbaar zijn (en apart kunnen worden gekocht) |
seppitsu-拙筆 | (in bescheidenheid over) het eigen handschrift |
seppuku-切腹 | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel harakiri genoemd) |
serifu-台詞 | iemands woorden [opmerkingen] |
seseribashi-せせり箸 | eetstokjes die worden gebruikt om een beetje te spelen met eten [in het eten zitten te zoeken of prikken] (onjuist gebruik van eetstokjes) |
sesō-世相 | toestand in de wereld; wereldorde; sociale omstandigheden |
sessaku-切削 | het snijden (van metaal en andere materialen) |
sessha-摂社 | aan een hoofdtempel verbonden (kleinere) tempel |
sesshi-摂氏 | Celsius (graden) |
setai-世帯 | (huis)gezin; huishouden; familie |
setchū-折衷 | compromis; eclecticisme; combinatie van stijlen [denkvormen; werkwijzen] |
setsudan-切断 | het afsnijden; doorsnijden; ontkoppelen |
setsudansuru-切断する | afsnijden; doorsnijden; uit elkaar halen; loskoppelen |
setsujōsupōtsu-雪上スポーツ | sneeuwsport(en) (skiën, snowboarden, etc.) |
setsurumento-セツルメント | vestigingswerk in wijken; sociaal werk om de levensomstandigheden in arme buurten te verbeteren |
setsuzokusuru-接続する | verbinden; aansluiten; samenvoegen; vastmaken |
settā-セッター | setter (hondenras) |
setto-セット | set (in sportwedstrijden) |
settokusuru-説得する | overtuigen; overreden; overhalen |
sha-捨 | (boeddh.) spirituele kalmte [rust], zonder te worden beïnvloed door lijden of vreugde |
shabushabu-しゃぶしゃぶ | Japans gerecht (aan tafel geserveerd waarbij plakjes vlees met eetstokjes door een pan met bouillon en groenten worden gehaald) |
shai-シャイ | verlegen; schuw; schuchter; timide; terughoudend; bedeesd |
shaikaitsūnen-社会通念 | algemeen (maatschappelijk) geaccepteerde ideeën en waarden |
shainshō-社員証 | werknemersverklaring; werknemersidentificatie; medewerkerspasje |
shaji-謝辞 | dankwoord; woorden [uitingen] van dank [verontschuldiging] |
shakaiaku-社会悪 | sociale misstanden; maatschappelijke problemen |
shakaikōgaku-社会工学 | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
shakuryō-酌量 | afweging; overweging; het rekening houden met |
shakyō-写経 | het overschrijven [kopiëren] van een soetra (voor studie, ter nagedachtenis van een overledene, e.d.) |
shazaisuru-謝罪する | zich verontschuldigen; zijn verontschuldigingen aanbieden |
shēkuhando-シェークハンド | handen schudden |
shian-思案 | overdenking; overweging; reflectie; bespiegeling; beschouwing |
shibainu-柴犬 | Shiba [Shiba Inu] (Japans hondenras) |
shibaru-縛る | vastbinden |
shibaru-縛る | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
shibireru-痺れる | gevoelloos worden; het slapen van ledematen (tintelend gevoel door beknelling) |
shibiretake-痺れ茸 | Psilocybe venenata (paddenstoelensoort) |
shibiru・minimamu-シビル・ミニマム | civiel minimum (minimum levensstandaard voor burgers in steden) |
shibito-死人 | dode; overledene; gestorvene |
shibo-思慕 | een diep verlangen (naar); sterke verbondenheid (met) |
shibō-死亡 | dood; overlijden |
shibōjikoku-死亡時刻 | het tijdstip van overlijden |
shibōshindansho-死亡診断書 | medische overlijdensverklaring |
shibōshōmeisho-死亡証明書 | overlijdensakte |
shibōshōsho-死亡証書 | overlijdensakte; verklaring van overlijden |
shibōsuru-死亡する | sterven; overlijden; doodgaan |
shibotsu-死没 | het sterven [overlijden; doodgaan] (van mensen) |
shibotsusuru-死没する | sterven; overlijden; doodgaan |
shibugaki-渋柿 | astringente kaki (een kakisoort met hoog gehalte aan tannine, waardoor ze bitter smaken, en langer moeten rijpen om eetbaar te worden) |
shibui-渋い | ontevreden; nors; chagrijnig |
shibutoi-しぶとい | taai; vasthoudend; onverzettelijk; volhardend; koppig; eigenwijs |
shichfukujin-七福神 | de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie (Hotei, Jurōjin, Fukurokuju, Bishamonten, Benzaiten, Daikokuten, en Ebisu) |
shichifukujin-七福神 | de 7 geluksgoden (Daikokuten, Ebisu, Bishamonten, Benzaiten, Fukurokuju, Jurōjin en Hotei) |
shichiire-質入れ | verpanding; belening; het iets verpanden [belenen] |
shichimitōgarashi-七味唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
shichinan-七難 | 7 [vele] fouten [onvolkomenheden] |
shichinenki-七年忌 | zevende verjaardag van een overlijden |
shichitenbattō-七転八倒 | ondraaglijke pijn lijden; kronkelen van de pijn |
shichuēshon-シチュエーション | situatie; toestand; omstandigheden; positie |
shidō-祠堂 | in huis de plek waar de zielen van voorouders worden geëerd; in (boeddh.) tempels de plek met gedenkplaten voor familieleden van de locale bevolking |
shidō-祠堂 | een kleine constructie [klein gebouw] waar Shinto goden of Boeddha's worden geëerd |
shidō-祠堂 | monetaire donaties voor ceremonies voor voorouders en om de tempelgebouwen in stand te houden |
shidōgenri-指導原理 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
shidōhōshin- 指導方針 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
shidōsen-祠堂銭 | monetaire donaties voor ceremonies voor voorouders en om de tempelgebouwen in stand te houden |
shidōsuru-指導する | (op)leiden; adviseren; instrueren |
shidōyōroku-指導要録 | studentendossier |
shiga-歯牙 | tanden |
shigaku-史学 | (de studie van) geschiedenis |
shigo-死後 | na de dood; na overlijden |
shigyaku-弑逆 | het doden (door iemand) van zijn vader [meester; heer] |
shihaisuru-支配する | leiden; besturen; beheren; controleren |
shihanki-四半期 | kwartaal; een kwart jaar (3 maanden) |
shihi-詩碑 | een stenen monument [gedenkplaat] met een gedicht als inscriptie |
shihō-四方 | vier kanten [zijden; vier richtingen |
shihōshiken-司法試験 | balie-examen (examen dat een advocaat moet afleggen om te worden toegelaten tot de balie van een rechtsgebied) |
shiigyaku-弑逆 | het doden (door iemand) van zijn vader [meester; heer] |
shiiku-飼育 | het houden (van dieren); fokken; kweken |
shiikusuru-飼育する | houden (van dieren); fokken; kweken |
shiisuru-弑する | het vermoorden van de vader [heer; vorst] |
shiitake-椎茸 | shiitake (paddenstoel: Lentinula edodes) |
shiji-指事 | ideogram; een Chinees karakter dat een abstract idee symboliseert, waarbij de betekenis af valt te leiden uit de vorm |
shijisuru-指示する | aanwijzen; aanduiden |
shijō-史上 | in de geschiedenis; (vanuit een) historisch [geschiedkundig] (perspectief) |
shikakehin-仕掛品 | onderhanden werk (term in de financiële administratie voor producten die nog niet gereed zijn en waarvoor nog geen factuur gestuurd is) |
shikan-止観 | (Tendai boeddhisme) meditatie waarbij de geest zich concentreert op een enkel object, zonder afleidende gedachten |
shikeito-絓糸 | grove zijden draad (die als inslag (dwarsdraad) in geweven stoffen wordt gebruikt) |
shikibetsu-識別 | indentificatie |
shikibetsubangō-識別番号 | identificatienummer |
shikifu-敷布 | (bedden)laken |
shikiru-仕切る | afscheiden; splitsen; verdelen |
shikke-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
shikki-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
shikoku-四国 | Shikoku (een van de vier hoofdeilanden van Japan) |
shikōpurosesu-思考プロセス | denkproces |
shikoru-凝る | verstijven; stijf worden |
shikōyōshiki-思考様式 | manier van denken; denkpatroon; gedachtegang |
shikuhakku-四苦八苦 | (Boeddh.) het lijden van de mensen (ondervonden in de 4 stadia van geboorte, ouderdom, ziekte en dood) |
shikukatsuyō-シク活用 | de klassieke shiku-vorm van bijvoeglijke naamwoorden (b.v. utsukushiku 'mooi') (in Modern Japans utsukushii) |
shikyō-市況 | marktconjunctuur; marktomstandigheden |
shikyo-死去 | het overlijden |
shimadai-島台 | decoraties (van dennentakken, bamboe, etc., symboliserend het eiland van de eeuwige jeugd) bij een huwelijk of andere ceremonie |
shimaguni-島国 | eilandstaat; eilandenrijk; een land omringd door zee |
shimanagashi-島流し | (heden) [gedwongen] overplaatsing naar een andere afdeling in een organisatie; een vorm van demotie |
shimaru- 閉まる | gesloten worden; vastgebonden worden |
shimaru-絞まる | smoren; verstikken; afgekneld worden |
shimau-仕舞う | sluiten; ophouden (met) |
shimau-仕舞う | (voorafgegaan door een werkwoord in de te-vorm) (iets) afronden [helemaal afmaken] (vaak met de connotatie dat het helaas niet meer |
shimau-仕舞う | (arch.) een zaak beëindigen door je tegenstander te vermoorden |
shime-締め | bundeling; het (vast)binden |
shimeijunni-指名順に | in de volgorde waarin de namen worden afgeroepen |
shimeitehai-指名手配 | gezocht worden door de politie; op de lijst [poster] met door de politie verdachte [gezochte] personen staan |
shimenawa-注連縄 | gevlochten touw dat gebruikt wordt om een heilige plek af te bakenen of een plek te beschermen tegen kwade invloeden |
shimensoka-四面楚歌 | (van alle kanten) omringd [omgeven] zijn door vijanden; verraden [in de steek gelaten] zijn |
shimeru-閉める | vastbinden |
shimobashira-霜柱 | ijsnaalden (lang dun ijskristal) |
shimoichidankatsuyō-下一段活用 | vervoeging [verbuiging] van ichidan werkwoorden eindigend op: -eru |
shimoyake-霜焼け | winterhanden; wintervoeten; bevroren vingers [tenen] |
shimoyashiki-下屋敷 | (Edo periode) residentie van de daimyo in de buitenwijken van Edo |
shina-支那 | China (een oude benaming, werd in oorlogstijden ook wel denigrerend gebruikt) |
shinachiku-支那竹 | gekookte, en daarna gedroogde of ingemaakte bamboescheuten (na geweekt te zijn in water worden ze gebruikt in Chinese gerechten) |
shinbochi-新発意 | pas ingewijde [toegetreden] persoon (b.v. in boeddhisme) |
shinbunsha-新聞社 | uitgeversbedrijf van dagbladen; krantenbureau |
shinbutsu-神物 | bovenzinnelijk [transcendent] voorwerp (met verborgen krachten); talisman |
shinbutsubunri-神仏分離 | (1868) de scheiding van Shinto en Boeddhisme (van shinto goden en boeddha's, van boeddhistische tempels en shinto heiligdommen) |
shindeshi-新弟子 | nieuwe leerling [student] |
shingai suru-侵害する | schenden; inbreuk maken (op); overtreden |
shingu-寝具 | beddengoed |
shingurusu-シングルス | alleenstaanden; vrijgezellen |
shinia-シニア | oudere leerling [student] |
shinibasho-死に場所 | plaats van overlijden; plek om te sterven; plaats waar men zou willen sterven |
shinidoki-死に時 | tijd(stip) van overlijden; tijd [passend moment] om te sterven |
shinidokoro-死に所 | plaats van overlijden; plek om te sterven |
shinigiwa-死に際 | op het randje van de dood; op het punt van overlijden |
shinime-死に目 | het moment van overlijden |
shinimonogurui-死に物狂い | wanhopige vastberadenheid; met de moed der wanhoop; een strijd op leven en dood |
shinin-死人 | dode; overledene; gestorvene |
shinise-老舗 | winkelonderneming met een lange geschiedenis, die van generatie op generatie wordt voortgezet |
shinji-新字 | kanji die voor het eerst in lesboeken worden gegeven |
shinji-神事 | eredienst en rituelen voor shinto goden |
shinjū-心中 | de zelfmoord van twee geliefden |
shinjū-心中 | de zelfmoord van twee of meer familieleden |
shinjū-心中 | (figuurlijk) je verplicht voelen je lot te verbinden aan een ander (of aan het bedrijf of de organisatie waar je werkt) |
shinkā-シンカー | (honkbal) een snelle bal die naar beneden en naar de binnenkant afbuigt |
shinka-深化 | verdieping; het verdiepen; dieper worden |
shinkasuru-深化する | zich verdiepen; dieper worden |
shinken-神剣 | het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
shinkenshōbu-真剣勝負 | een gevecht met echte zwaarden; een spel dat serieus gespeeld wordt |
shinkisannyū-新規参入 | nieuwe (markt)toetreding; voor het eerst toetreden tot (de markt of een beroep) |
shinkoku-神国 | land der goden; Japan |
shinkokukasuru-深刻化する | verergeren; erger [ernstiger] worden |
shinkui-身口意 | (in Boeddhisme) een woord voor het menselijk handelen, n.l. doen, spreken en denken (lett. lichaam, mond en geest) |
shinkutanku-シンクタンク | denktank; studiecentrum |
shinnyū-侵入 | betreding zonder toestemming (van prive terrein, of verboden terrein); wederrechtelijke betreding |
shinnyū-新入 | het nieuw intreden [binnenkomen] |
shinpō-新法 | nieuwe wetgeving [verordening; voorschriften] |
shinrei-振鈴 | het geluid [het luiden] van een bel [klok] |
shinrinyoku-森林浴 | (lett. bos baden) tot rust komen [relaxen] in het bos |
shinshi-進士 | (Oud China) iemand die is geslaagd voor een examen om in overheidsdienst te treden |
shinshin-深深 | bitter [snijdend] koud zijn |
shinsho-信書 | brief; correspondentie; epistel |
shinshutsusuru-浸出する | doorsijpelen; afscheiden; uitscheiden; filtreren; percoleren |
shintai-神体 | heilig voorwerp (dat wordt aanbeden) in een Shinto tempel |
shintaishi-新体詩 | nieuwe stijl (Japanse) poëzie (door Westerse invloeden in de vroege Meiji-periode) |
shintakuginkō-信託銀行 | trust bank (die cliënten in staat stelt transacties met elkaar te verrichten door middel van contracten die trusts genoemd worden) |
shintei-進呈 | het overhandigen [aanbieden] van iets (een gift, e.d.); presentatie |
shinteisuru-進呈する | overhandigen [aanbieden] van iets (een gift, e.d.) |
shintoku-神徳 | goddelijke deugden |
shinu-死ぬ | sterven; doodgaan; overlijden |
shinwajidai-神話時代 | het tijdperk van de goden; het mythische tijdperk |
shinzenbi-真善美 | (3 deugden) waarheid, goedheid en schoonheid |
shin'uchi-真打ち | (theater) leidende speler; hoofdrolspeler |
shiokara-塩辛 | een pasta van gedroogde en gefermenteerde vis (inktvis, schaaldieren, visingewanden, etc.) |
shion-歯音 | (taalkunde) dentaal (tandklank) |
shiorashii-しおらしい | bewonderenswaardig; aardig; lief; bescheiden |
shippitsu-執筆 | (in kalligrafie) de manier waarop een schrijfpenseel wordt vastgehouden |
shirakeru-白ける | verkleuren; vervagen; verschieten; wit worden; verbleken; licht worden |
shirakeru-白ける | bedorven [verpest] worden (sfeer); verveeld raken; saai worden; lusteloos worden |
shirei-死冷 | lijkkoude; algor mortis (dalende lichaamstemperatuur na overlijden) |
shirewataru-知れ渡る | wijd verbreid [bekend] worden |
shirin-四隣 | de omringende [omliggende] landen |
shirokujira-白鯨 | de witte baleinen van de grijze walvis (worden gebruikt als knutselmateriaal) |
shirukuhatto-シルクハット | een hoge hoed; een zijden hoed; een hoge zijden |
shisai-子細 | detail(s); bijzonderheden |
shisai-子細 | reden; omstandigheid |
shisaku-思索 | overpeinzing; bedenking; bezinning |
shisansuru-四散する | in alle richtingen verspreiden [verstrooien] |
shisei-四姓 | de vier grote families [clans] uit de Japanse geschiedenis (Minamoto, Taira, Fujiwara en Tachibana ) |
shisei-市勢 | de stand van zaken van een stad (op gebieden zoals industrie, economie, bevolking, etc.) |
shisha-死者 | een dode; overledene; gestorvene |
shishagonyū-四捨五入 | het afronden (van getallen) |
shishasū-死者数 | dodental; het aantal doden |
shishi-師資 | meester en leerling; leraar en student; de relatie tussen meester en leerling |
shishin-私信 | vertrouwelijke [geheime] correspondentie |
shisho-史書 | geschiedenisboek; kroniek; jaarboek |
shishō-死傷 | het overlijden of gewond raken |
shisho-私書 | (persoonlijke) correspondentie [brief]; persoonlijk (geschreven) document |
shisho-私書 | geheime correspondentie |
shishōbō-四攝法 | (boeddh.) de 4 methoden die de bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha |
shishōjiko-死傷事故 | ongeluk met doden en gewonden |
shishōsha-死傷者 | doden en gewonden; slachtoffers |
shishōsuru-死傷する | overlijden of gewond raken |
shisō-師僧 | een leidende [de leer onderwijzende] boeddhistische monnik |
shisō-志操 | beginselvastheid; integriteit; standvastigheid; het vasthouden aan je principes |
shisō-思想 | idee; denkwijze; ideologie |
shisōka-思想家 | een denker; filosoof |
shisso-質素 | eenvoud; soberheid; matigheid; bescheidenheid |
shīsu-シース | (Eng. sheath) etui (voor potloden, pennen, messen, e.d.) |
shisumasu-為済ます | voltooien; bereiken; (ergens in) slagen; succesvol afronden |
shisuru-死する | doodgaan; sterven; overlijden |
shita-下 | onder; beneden; onderkant; bodem; basis |
shitaaji-下味 | het vooraf (voor het koken, braden, etc.) kruiden van voedsel |
shitabi-下火 | het (langzaam) uitgaan [onder controle komen] van vuur; minder hard branden |
shitagari-下刈り | het (onkruid) wieden |
shitagarisuru-下刈りする | (onkruid) wieden |
shitageiko-下稽古 | repetitie; proefoptreden; oefenvoorstelling |
shitaiishoku-死体移植 | transplantatie van een overleden donor |
shitamachi-下町 | benedenstad; het lagergelegen deel van een stad |
shitamuki-下向き | (de blik) naar beneden gericht; met de ogen naar beneden |
shitamuki-下向き | neerwaartse tendens |
shitanamezurisuru-舌舐めずりする | likkebaarden; watertanden |
shitaobi-下帯 | lendendoek |
shitashigoto-下仕事 | voorwerk; voorbereidend werk; aangenomen werk |
shitasōdan-下相談 | voorbereidende [inleidende] gesprekken |
shitatameru-認める | (zich) voorbereiden; zich klaarmaken; regelen |
shitau-慕う | verlangen [smachten] naar; adoreren; verliefd zijn op; veel houden van |
shitei-師弟 | meester en leerling; leraar en student |
shiteyaru-為て遣る | (iemand anders) te slim af zijn; misleiden; om de tuin leiden; foppen |
shitī-シティー | het (financieel) centrum van Londen |
shītopairu-シートパイル | metalen beschoeiing [damwand] (voor grondwerkzaamheden) |
shītsu-シーツ | laken; beddenlaken |
shitsujitsugōken-質実剛健 | soberheid en vastberadenheid |
shitsukoi-しつこい | hardnekkig; koppig; volhoudend; aanhoudend |
shitsumeisuru-失明する | blind worden |
shittakaburi-知ったかぶり | het veinzen [voorwenden] (dat men alles weet of helemaal op de hoogte is) |
shiyō-枝葉 | bijzaken; onbelangrijke [onbeduidende] dingen |
shiyōmassetsu-枝葉末節 | onbeduidende details; bijkomstigheden |
shizumarikaeru-静まり返る | doodstil worden |
shizumu-沈む | naar beneden gaan; ondergaan; zinken; onder water komen te staan; wegzakken; verzakken |
shī・ai-シー・アイ | bedrijfsidentiteit; huisstijl (Corporate Identity) |
shī・dī・āru-シー・ディー・アール | CD-R, compact disc recordable (kan slechts één keer worden beschreven, daarna meerdere keren worden gelezen) |
shī・esu-シー・エス | (customer satisfaction) klanttevredenheid |
shī・ī・ō-シー・イー・オー | (chief executive officer) president-directeur; algemeen directeur |
shī・jī-シー・ジー | computer-gegenereerde beelden |
shō-ショー | optreden; uitvoering; show |
shō-頌 | Chinese dichtvorm in Het Boek der Liederen [Boek der Oden] (Shijing) |
shōbō-消防 | het blussen van branden; de brand bestrijden |
shōbōhō-消防法 | brandverordening(en) |
shōbyōhei-傷病兵 | gewonde en zieke soldaten; de gewonden en zieken |
shōchoku-詔勅 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
shochū-暑中 | midden in de zomer; in het heetst van de zomer |
shōchūhaibōru-焼酎ハイボール | shochu highball, Japanse cocktail (oorspronkelijk shōchū met koolzuurhoudend water en citroen, tegenwoordig ook met wodka en in allerlei smaken) |
shōden-昇殿 | (met toestemming) de gebedshal van een heiligdom betreden |
shoen-初演 | de eerste uitvoering; het eerste optreden; première |
shōfū-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
shōgaigakushū-生涯学習 | levenslange training [oefening] (in technische vaardigheden, kunstvormen, e.d.) |
shogakusei-初学者 | beginneling; nieuweling; eerstejaars student |
shogyō-諸行 | alle andere goede daden t.o.v. het nenbutsu (aanroeping van Boeddha) |
shoin-書院 | (China) studieplaats (van literatuurwetenschappers); privé-school (voor (hogere) studiedoeleinden) |
shōjin-焼尽 | het opbranden; verbranden; afbranden; in rook opgaan |
shōjinbutsu-小人物 | een onbeduidend [onbelangrijk; kleingeestig; bekrompen] persoon |
shōjiten-小辞典 | klein woordenboek; zakwoordenboek |
shojō-書状 | (afk. voor) (priester) functionaris in een Zen tempel belast met correspondentie; secretaris |
shojoenzetsu-処女演説 | maidenspeech (eerste redevoering als volksvertegenwoordiger) |
shojōjisha-書状侍者 | (priester) functionaris in een Zen tempel belast met correspondentie; secretaris |
shokan-書簡 | correspondentie; brief |
shoken-書剣 | pen (lett.: boek) en zwaard (voorwerpen die geleerden en schrijvers vroeger altijd bij zich hadden) |
shokibidō-初期微動 | (aardbeving) eerste [inleidende; aanvangs-] trillingen |
shokkiri-初っ切り | komische act van sumoworstelaars van lagere rang (bij demonstratiewedstrijden) |
shōkō-焼香 | het branden van wierook |
shōko-鉦鼓 | bronzen bel (gebruikt tijdens boeddhistische rituelen) |
shokoku-諸国 | verschillende landen [provincies] |
shōkon-性根 | energie; kracht; vitaliteit; doorzettingsvermogen; vastberadenheid; vasthoudendheid |
shokuhi-食費 | de prijs [kosten] voor het eten [de maaltijden] |
shonanoka-初七日 | de herdenkingsdienst gehouden op de zevende dag na het overlijden van iemand |
shōnetsujigoku-焦熱地獄 | inferno; brandende hel (de zesde hel van de acht in het Boeddhisme) |
shōninkokka-商人国家 | natie [volk] van winkeliers [kruideniers] |
shōraisuru-招来する | veroorzaken; teweeg brengen; aanleiding geven tot; leiden tot |
shōrei-省令 | ministrieel besluit; ministeriële verordening |
shōro-松露 | shōro (eetbare paddenstoel, Rhizopogon rubescens) |
shōryōe-精霊会 | een herdenkingsdienst die wordt gehouden in de Shitennoji- tempel, op de sterfdag van prins Shotoku (22 februari volgens de maankalender) |
shōsai-詳細 | details; bijzonderheden |
shōsei-小成 | klein beetje succes; kleine prestatie; bescheiden resultaat |
shōsei-小生 | (formeel, bescheiden, mannelijk taalgebruik) ik |
shosei-書生 | student; geleerde |
shosei-書生 | inwonende student, die voor de hoofdbewoner werkzaamheden doet voor kost en inwoning |
shōsha-小社 | ons bedrijf; wij (bescheiden wijze om tegen een ander over je eigen bedrijf te spreken) |
shōshinsuru-昇進する | bevorderd worden |
shōsho-小暑 | het (milde) begin van de steeds warmer wordende zomerperiode (rond 7 juli) |
shōsho-詔書 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
shoshutsu-初出 | eerste verschijning; eerste optreden |
shōteki-小敵 | kleine [onbeduidende] vijand; zwakke tegenstander |
shōteki-小敵 | gering aantal tegenstanders [vijanden] |
shōten-昇天 | dood; overlijden |
shotō-諸島 | eilanden(groep) |
shōto・aian-ショート・アイアン | golfstok ijzer 8 of 9 (voor korte afstanden) |
shoyō-所用 | zaak; bedrijf; zaken; werkzaamheden; taak |
shoyō-所用 | benodigdheden; behoefte |
shōyōbun-商用文 | zakelijke brief; zakelijke correspondentie |
shū-拾 | (in kanji combinaties) oppakken; oprapen; vinden; verzamelen; krijgen; kiezen |
shubi-首尾 | omstandigheden optimaal regelen om zaken tot een goed einde te brengen |
shubyō-種苗 | zaden en zaailingen |
shuchōsuru-主張する | beweren; stellen; volhouden (dat) |
shūgyō-修業 | training ter uitbreiding van kennis en vaardigheden; afronding [voltooiing] van een opleiding |
shui-主位 | leidende [beste] positie; hoogste rang |
shui-首位 | eerste plek; koppositie; leidende positie |
shūki-周忌 | dag van overlijden; sterfdag (van iemand) |
shukiobiunten-酒気帯び運転 | rijden onder invloed (van alcohol) |
shukkasashizusho-出荷指図書 | leveringsvoorschrift; leverantie voorwaarden; verschepingsvoorschriften |
shukkasuru-出火する | brand uitbreken; vlam vatten; in brand vliegen; ontbranden |
shūkō-集光 | (natuurkunde) condensatie; concentratie [focus] (van lichtstralen) |
shukueki-宿駅 | pleisterplaats; poststation (om van paarden te wisselen) |
shukyō-酒興 | vermaak tijdens een drankfeest; vermakelijkheden |
shukyū-守旧 | conservativisme; behoudendheid |
shūnen-執念 | vastberadenheid; hardnekkingheid; volharding; doorzettingsvermogen |
shūnenbukai-執念深い | hardnekkig; koppig; vasthoudend; wraakzuchtig |
shunpō-皴法 | in oosterse schilderijen een techniek waarbij extra inkt wordt toegevoegd om de oneffenheden van bergen, rotsen, e.d. realistischer weer te geven |
shuppinsuru-出品する | tentoonstellen; exposeren; uitstallen; (iets) inzenden voor een tentoonstelling [veiling] |
shūsai-秀才 | (de meest) getalenteerde [briljante] persoon [student] |
shūsenkinenbi-終戦記念日 | herdenkingsdag voor het einde van de oorlog (in Japan op 15 aug.) |
shūshikei-終止形 | (taalkunde) shūshikei (in klassiek Japans, eindvorm; woordenboekvorm) |
shushin-主神 | oppergod; belangrijkste god van een heiligdom; koning der goden |
shūsho-秋暑 | aanhoudende (zomer)warmte in (het begin van) de herfst |
shushō-首相 | premier; minister-president; eerste minister |
shūshoku-就職 | het vinden van werk [een baan] |
shūshokunan-就職難 | moeilijk werk kunnen vinden (door een tekort aan werkgelegenheid) |
shūshokusuru-就職する | werk [een baan] vinden |
shussha-出社 | het naar [aan] het werk gaan; inklokken (aanmelden per prikklok) |
shussha-出車 | een auto uit een parkeerplaats [garage] rijden (na betaling) |
shutaisei-主体性 | onafhankelijkheid; eigen identiteit [initiatief]; individualiteit |
shutchōin-出張員 | uitgezonden functionaris, agent (namens een bedrijf) |
shūto-衆徒 | (in de Heian periode) monniken die in een grote tempels woonden (zij waren vaak ook krijgers) |
shutsuen-出演 | optreden (toneel, etc.) |
shutsuenryō-出演料 | honorarium (voor een optreden) |
shutsujō-出場 | (op het toneel, e.d.) opkomst; verschijning; optreden |
shūwai-収賄 | omkoping; omgekocht worden |
sō-壮 | een woord dat wordt gebruikt om het aantal keren te tellen van moxibustie (behandeling met brandende moxa op de huid) |
sōchō-総長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
sodateru-育てる | grootbrengen; opvoeden; kweken |
sodatsu-育つ | opgroeien; opgevoed worden |
sodetsukegoromo-袖付け衣 | (arch.) een jurk met lange mouwen met extra brede uiteinden; een jurk met mouwen |
soejō-添え状 | begeleidende [bijgevoegde] brief |
sofisuto-ソフィスト | (fil.) sofist; drogredenaar |
sofuto・rōn-ソフト・ローン | zachte lening (met gunstige aflossingsvoorwaarden) |
sōga-爪牙 | klauwen en snijtanden [slagtanden] (ook fig.) |
sogai-疎外 | het negeren [op afstand houden] van iemand; iemand koeltjes behandelen |
sogaisuru-疎外する | iemand op afstand houden [negeren; koeltjes behandelen; met de nek aankijken] |
sōgaku-奏楽 | muziekoptreden; muziekuitvoering |
sōgi-葬儀 | begrafenis(ritueel); uitvaartplechtigheid; afscheid (van een overledene) |
sōgōgakka-総合学科 | een extra keuzevak dat op middelbare scholen wordt aangeboden naast de algemene en gespecialiseerde vakken |
sōgu-装具 | accessoires; (kleine) ornamenten; sieraden |
sōgyō-操業 | werking; werkzaamheden |
sōhon-草本 | (niet-houtige gewassen) kruiden; planten |
soin-素因 | factor; medeoorzaak; reden |
sōkenbutsu-総見物 | excursies [het bezoeken van bezienswaardigheden; sightseeing] |
sokkyo-卒去 | de dood [het overlijden] van een hooggeplaatste persoon |
sokō-粗肴 | een bescheiden [nederige] term voor gerechten die men een ander aanbiedt |
sōkō-走行 | het rijden [voortbewegen] van voertuigen |
sokonau-損なう | schadelijk zijn; schaden; beschadigen; kwetsen; schenden |
sokonau-損なう | (gekoppeld achter andere werkwoorden) niet voor elkaar krijgen; niet goed doen |
sōkonbokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
sokoneru-損ねる | schadelijk zijn; schaden; beschadigen; kwetsen; schenden |
sokoneru-損ねる | (gekoppeld achter andere werkwoorden) niet voor elkaar krijgen; niet goed doen |
sōkonmokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
somaru-染まる | geverfd worden |
someagari-染め上がり | geverfd worden |
sōmen-素麵 | zomernoedels (dunne noedels die in de zomer koud worden gegeten) |
sonae-供え | offer (aan goden); offerande |
sonaemono-供え物 | offergave (aan Boeddha of goden) |
sonemu-嫉む | jaloers zijn; benijden; misgunnen |
sōnen-想念 | idee; begrip; denkbeeld |
songaibaishō-損害賠償 | schadevergoeding; schadeloosstelling; tegemoetkoming [vergoeding; compensatie] voor geleden schade |
sonjiru-損じる | (iem. of iets) schade toebrengen; beschadigen; verwonden; krenken |
sonohigurashi-其の日暮らし | een onzeker [sober] bestaan leiden; (financieel) de eindjes aan elkaar knopen; van dag tot dag leven; het leven nemen zoals het komt |
sonosetsu-其の節 | toen; op dat moment; in die tijd (verleden) |
sonzuru-損ずる | (iem. of iets) schade toebrengen; beschadigen; verwonden; krenken |
sōon-宋音 | Song-lezing (de Japanse uitspraak van Chinese karakters uit de Song dynastie; vooral van woorden gerelateerd aan het Zen Boeddhisme) |
soppa-反っ歯 | vooruitstekende (boven)tanden |
sorane-空寝 | net doen alsof je slaapt; zich slapende houden |
soraneiri-空寝入り | net doen alsof je slaapt; zich slapende houden |
soranenbutsu-空念仏 | lege [zinloze] woorden; holle frase |
sorarizēshon-ソラリゼーション | solarisatie (fotografische inversie, waarbij zwart-wit in fotografisch werk wordt omgekeerd door tijdens het ontwikkelen enigszins te overbelichten) |
soratobokeru-空惚ける | zich van de domme houden; net doen alsof je het niet weet |
sorei-祖霊 | voorouderlijke geesten (n Japan de geesten van overledenen waarvoor al bepaalde herdenkingsdiensten zijn gehouden, b.v. 33 of 50 jaar na hun dood) |
soreppotchi-それっぽっち | zo weinig; zo gering; zo klein; zo'n klein beetje; slechts [alleen maar] dit [dat]; onbelangrijk; onbeduidend; futiel |
soreshiki-其れしき | iets dat klein [gering; onbeduidend; onbelangrijk] is |
soreyue-其れ故 | daarom; als gevolg daarvan; om die reden |
sōridaijin-総理大臣 | minister-president; premier |
sorigyōgi-そり競技 | sleeën; sleetje rijden |
soromonshotō-ソロモン諸島 | Salomonseilanden |
sōseisuru-創製する | uitvinden; scheppen; creëren |
sōsharu・enjiniaringu-ソーシャル・エンジニアリング | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
sōsharu・hakkingu-ソーシャル・ハッキング | sociaal hacken; het op grote schaal beïnvloeden van het gedrag en standpunten van mensen (zonder dat ze het door hebben) (Engels: social hacking) |
sōsharu・sukiru-ソーシャル・スキル | sociale vaardigheden (Engels: social skill) |
soshi-阻止 | blokkering; obstructie; versperring; het tegenhouden; voorkomen |
soshikihyō-組織票 | het stemmen in blok; blokvorming (b.v. bij verkiezingen of vakbonden) |
sōshinsuru-送信する | verzenden; doorsturen; overbrengen (bericht) |
sosokeru-そそける | pluizig [donzig] worden |
sōsōkōshinkyoku-葬送行進曲 | dodenmars; treurmars |
sōtei-装丁 | het boekbinden; boeken inbinden |
sōtō-総統 | alleen-heerser; opperbevelhebber; (machtige) president |
sou-沿う | zich bevinden op een rij [naast elkaar; langs [parallel} aan] |
sowasowa-そわそわ | onrustig; nerveus; opgewonden |
sōzōsuru-想像する | zich verbeelden; zich voorstellen; veronderstellen |
subekukuru-統べ括る | toezicht houden; beheren; controleren |
sūbenia-スーベニア | souvenir; aandenken |
suberi-滑り | het glijden; slippen |
suberu-滑る | glijden (ski's, schaatsen, boot op het water, etc.) |
suberu-滑る | uitglijden; onderuitgaan |
suchīru-スチール | stelen; ontvreemden; afpakken |
suehiro-末広 | het steeds welvarender worden |
suehirogari-末広がり | het steeds welvarender worden |
sugina-杉菜 | (paardenstaart) Heermoes (een plant, Equisetum arvense) |
sugiru-過ぎる | overschrijden; meer [teveel] zijn dan; te ver gaan |
sugosu-過ごす | (tijd) doorbrengen [besteden] |
suien-垂涎 | het kwijlen; watertanden |
suien-炊煙 | kooklucht; rookwalm tijdens het koken [uit de keuken] |
suigyo-水魚 | water en vis(sen) (ook als symbool van iets dat moeilijk van elkaar te scheiden is) |
suiri-推理 | gevolgtrekking; deductie; afleiding; redenering |
suisoku-推測 | schatting; hypothese; vermoeden; veronderstelling |
suisokusuru-推測する | gissen; raden; veronderstellen; vermoeden |
suisui-すいすい | (onomatopee) licht; soepel; glijdend; gladjes; vlot |
suiteimuzai- 推定無罪 | vermeende onschuld; vermoeden van onschuld |
suiyoku-水浴 | het baden |
suiyoku-水浴 | water (van een bad) op een constante temperatuur houden |
suizen-垂涎 | het kwijlen; watertanden |
suji-筋 | logica; (logische) redenering; juistheid; gerechtigheid |
sujiai-筋合い | reden; grond; recht (om te) |
suketchifon-スケッチフォン | telefoon voor doven en slechthorenden (met een display en tekstinformatie-invoer) |
sukētingu-スケーティング | schaatsen; rolschaatsen; schaatsenrijden |
sukiru・inbentorī・shisutemu-スキル・インベントリー・システム | inventarisering van de vaardigheden, opleidingen en ervaringen van de werknemers van een bedrijf |
sukiyazukuri-数寄屋造り | Japanse traditionele, verfijnde bouwstijl (waarbij elementen van een theehuis worden opgenomen) |
sukōkā-スコーカー | luidsprekersysteem voor middentonen |
suku-剝く | in dunne reepjes snijden |
suku-梳く | (haar) (uit)kammen; (wol) kaarden |
suku-空く | leger [minder druk; onbezet] worden |
suku-透く | uitdunnen; spaarzaam zijn [worden] |
sukunai-少ない | weinig; gering; kleine hoeveelheid; schaars; onvoldoende; zelden |
sukurappu・ando・birudo-スクラップ・アンド・ビルド | methode bij het maken van een nieuwe begroting van een organisatie (inefficiënte onderdelen worden geschrapt en vervangen door nieuwe) |
sukuu-救う | (iem.) redden; (iem.'s) lijden verlichten |
sumashi-澄まし | (bakje) water om sake kopjes af te spoelen (tijdens een feest of banket) |
sumika-住み処 | woonplaats; residentie; woning |
sumiyaki-炭焼き | het maken [branden] van houtskool; iemand die houtskool maakt |
sunawachi-即ち | met andere woorden; dat wil zeggen; te weten; namelijk |
sunōbōdo-スノーボード | snowboard; snowboarden |
sunzun-寸寸 | (in) stukken; snippers; reepjes; flarden; gescheurd |
supaisu-スパイス | specerij; kruiden |
supittsu-スピッツ | (Japanse) Spits (hondenras; Duits: Spitz) |
supotto・komāsharu-スポット・コマーシャル | reclamespotje dat op bepaalde tijdstippen wordt uitgezonden |
suraidingu-スライディング | het schuiven; glijden |
suraidingu-スライディング | sliding (bij sport: glijdende beweging over de grond met de benen vooruit) |
suraidingu・shisutemu-スライディング・システム | glijdende schaal systeem (methode die de lonen automatisch aanpast aan schommelingen in de index van kosten van levensonderhoud en consumptieprijzen) |
suraidingu・sukēru-スライディング・スケール | glijdende schaal (methode die de lonen automatisch aanpast aan schommelingen in de index van de kosten van levensonderhoud, consumptieprijzen, etc) |
suraido-スライド | het glijden; glijbeweging; schuiven |
suraidosei-スライド制 | glijdende schaal (methode die de lonen automatisch aanpast aan schommelingen in de index van de kosten van levensonderhoud, consumptieprijzen, etc) |
suri-刷り | drukwerk; het gedrukt worden |
suriashi-摺り足 | een schuifelende [sloffende; glijdende] loop (met de voeten over de grond slepend) |
suriban-擦り半 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
suribanshō-擦り半鐘 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
surippu-スリップ | slip (het glijden van een voertuig) |
suriringu-スリリング | spannend; enerverend; opwindend; zinderend |
suru-する | doen; spelen; opvoeren; optreden; acteren; handelen |
suru-する | maken (tot); veranderen (in); worden (tot) |
susaru-退る | terugtreden; terugdeinzen; terugschrikken; (zich) terugtrekken |
sutaddoresu・taiya-スタッドレス・タイヤ | (auto) winterbanden zonder spijkerbeslag |
sutāringu・burokku-スターリング・ブロック | een groep landen (voornamelijk uit het Britse Gemenebest) die hun munteenheid aan het pond sterling koppelden |
sutātā-スターター | starter (persoon die het startsein geeft, bij sportwedstrijden) |
sutekki-ステッキ | zweep (paardenraces) |
sutēkusu-ステークス | (paarden)race met prijzengeld |
sutokku・infurēshon-ストック・インフレーション | (Eng.: stock inflation) voorraadinflatie (waarbij de prijzen van activa zoals grond en voorraden stijgen) |
sutoreputomaishin-ストレプトマイシン | streptomycine (bacteriëndodend geneesmiddel) |
sutorīto・pafōmansu-ストリート・パフォーマンス | straatoptreden; straattoneel |
sutorōku・purē-ストローク・プレー | (golf) strokeplay (alle slagen van iedere speler worden opgeteld, de speler met de minste slagen is de winnaar) |
suwappukyōtei-スワップ協定 | een ruilovereenkomst, waarbij de centrale banken van landen hun valuta tijdelijk aan elkaar verstrekken (om de wisselkoers te stabiliseren) |
suwēden-スウェーデン | Zweden |
sūyōtoku-枢要徳 | de kardinale deugden (Prudentia, Justitia, Fortitudo, Temperantia) |
suzumeodori-雀踊り | musjesdans, waarbij de bewegingen van mussen door de dansers worden geïmiteerd (traditionele dans uit de 19de eeuw, wordt nog opgevoerd op festivals) |
suzumezushi-雀鮨 | sushi gemaakt door een kleine zeebrasem open te snijden en te vullen met sushirijst (de vorm van de sushi lijkt op een mus) |
tabakaru-謀る | plannen; een plan maken; beramen; een list bedenken |
tabakaru-謀る | misleiden; bedriegen |
tabaneru-束ねる | (samen)bundelen; bij elkaar binden; (het haar) in een staart doen |
tabaneru-束ねる | leiden; beheren; controleren |
tabidatsu-旅立つ | heengaan; overlijden |
taburakasu-誑かす | bedriegen; oplichten; iem. verleiden (om iets te doen) |
tachifusagaru-立ち塞がる | het in de weg [voor iemand] gaan staan; met gespreide handen staan; iem. blokkeren [tegenhouden] |
tachigeiko-立ち稽古 | repetitie; oefening; proefoptreden |
tachihadakaru-立ちはだかる | tegemoet treden; tegenover (iem.) staan; confronteren |
tachiirikinshi-立ち入り禁止 | verboden toegang |
tachiiru-立ち入る | naar binnen gaan; ingaan; betreden (ook zonder toestemming) |
tachikiru-断ち切る | afsnijden; doorsnijden |
tachikiru-断ち切る | verbreken (b.v. van een relatie of banden) |
tachimochi-太刀持ち | (bij sumo) een van de twee worstelaars die een yokozuna begeleiden bij de ringceremonie |
tachimukau-立ち向かう | tegenover iemand staan; tegenstand [weerstand] bieden |
tachiuchi-太刀打ち | twist; woordenstrijd; onenigheid |
tachiuchisuru-太刀打ちする | duelleren; de degens kruisen (met); strijden; vechten |
tachiyuku-立ち行く | standhouden; doorgaan; zich handhaven |
tadoritsuku-辿り着く | (na veel nadenken) op een idee [antwoord] komen; een ingeving krijgen |
taeru-絶える | verbroken [vernietigd] worden; ophouden te bestaan; uitsterven |
taeru-耐える | verdragen; uithouden; harden; dulden |
taeru-耐える | weerstaan; trotseren; doorstaan; weerstand bieden |
tafu-タフ | stoer; taai; sterk; robuust; volhardend |
taganeru-綰ねる | bundelen; samenbinden |
tagu・matchi-タグ・マッチ | professionele worstelwedstrijden van tagteams |
tai-退 | (in kanji combinaties) terugtrekken; aftreden; ontslag nemen; krimpen; beëindigen |
taido・rōn-タイド・ローン | een lening waarbij vastgelegd is waarvoor die gebruikt mag worden |
taieki-体液 | (eufemisme in de media over seksueel wangedrag en misdaden) sperma; (mannelijk) zaad |
taigaku-退学 | het van school gestuurd zijn [worden] |
taigimeibun-大義名分 | een goede [geloofwaardige] reden, rechtvaardiging |
taihaku-太白 | dik witzijden garen |
taihoreki-逮捕歴 | arrestatie verleden; arrestatie register |
taiinsuru-退院する | ontslagen worden uit het ziekenhuis |
taijin-退陣 | terugtrekking; ontslagname; aftreden |
taijinsuru-退陣する | terugtreden; aftreden; terugtrekken |
taijisuru-対峙する | tegenover elkaar staan; het hoofd bieden aan; niet wijken voor |
taikatsusuru-大喝する | met een harde stem de les lezen; uitschelden |
taikō-大功 | grote verdienste; prestatie; (helden)daad; wapenfeit |
taiko-太古 | een ver verleden; de oudheid |
taikomochi-太鼓持ち | iemand die (als beroep) zorgt voor een goede sfeer tussen gasten en geisha tijdens een feest; stemmingmaker; animator |
taikōtennō-大行天皇 | eretitel van een recent overleden keizer |
taikōtennō-大行天皇 | de aanduiding voor de naamperiode van een recent overleden keizer |
taikun-大君 | andere naam voor de shogun die tijdens de Edo-periode voor het buitenland werd gebruikt |
taikutsu-退屈 | (in historische documenten e.d.) vrij [ongebonden] en zonder werk |
taimatsu-松明 | toorts; fakkel (gemaakt van dennenhout, bamboe, riet, e.d.) |
tainin-体認 | deskundigheid op basis van ervaring; door ervaring wijs geworden |
taininsuru-退任する | terugtreden; ontslag nemen; zijn plaats afstaan |
taiōgenri-対応原理 | (natuurkunde) correspondentieprincipe |
tairagu-平らぐ | onderdrukt worden |
tairyōseisansuru-大量生産する | in massa [grote hoeveelheden] produceren |
taisha-退社 | het stoppen met werken; van het werk naar huis gaan; uitklokken (afmelden per prikklok) |
taiteki-大敵 | veel vijanden; vijanden in groten getale [in overmacht] |
taiyakon-タイヤ痕 | afdruk profiel van een wiel [band] (van een auto, brommer, fiets, etc.); bandenspoor |
taizaichū-滞在中 | tijdens het verblijf |
taji-多事 | veelbewogenheid; veel gebeurtenissen [incidenten] |
tajitanan-多事多難 | onrust; beroering; zware [moeilijke] tijden; problemen |
takaagari-高上がり | hoger [duurder] worden; duurder dan verwacht |
takaburu-高ぶる | zich opwinden; zich druk [zenuwachtig] maken |
takamagahara-高天原 | de Japanse Olympus; de hemel van de goden |
takamaru-高まる | hoger [sterker] worden; toenemen |
takatekote-高手小手 | de handen en armen vastgebonden op de rug |
takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
take-竹 | de middelste [tweede] rang (van het 3-rangen systeem, waarbij 1= matsu (den), en 3 = ume (pruim) ) |
takishimeru-焚き染める | (kleding, etc.) parfumeren door het branden van wierook |
takuramu-企む | plannen; beramen; (een plan) bedenken; samenspannen; samenzweren |
tamamatsuri-霊祭り | vooroudersfestival; festival van de doden (om de geesten van de voorouders te verwelkomen, in de zevende maand van de maankalender) |
tamani-偶に | af en toe; soms; zo nu en dan; zelden |
tamaru-貯まる | gespaard worden; zich opstapelen |
tamasaka-偶さか | toevallig; onverwacht; zelden; ongewoon |
tamatebako-玉手箱 | een mysterieuze doos (die niet geopend had mogen worden) uit het Japanse volksverhaal Urashima Tarō |
tamaya-霊屋 | ruimte waar een overledene tijdelijk ligt opgebaard tot de begrafenis |
tameshi-例 | voorbeeld; precedent |
tamotsu-保つ | behouden; bewaren |
tanaage-棚上げ | het op de plank houden [tijdelijk niet verkopen] (van producten) |
tanaage-棚上げ | (fig.) het op de plank houden; in de wacht zetten; uitstellen (van plannen, e.d.) |
tango-単語 | woord; woordenschat |
tanjōsuru-誕生する | geboren worden |
tankidaigaku-短期大学 | (2-jarige) hogeschool [universiteit] (opleidend tot Bachelor diploma) |
tanpopo-蒲公英 | paardenbloem (Taraxacum) |
tanren-鍛練 | het smeden (van metaal); smeedwerk |
tanshō-丹霄 | (ambts)woning [residentie] van de keizer |
tanshō-探勝 | sightseeing; het bezoeken van bezienswaardigheden (mooie landstreken, e.d.) |
tanukineiri-狸寝入り | net doen alsof je slaapt; zich slapende houden |
tarashikomu-誑し込む | (iemand) verleiden; inpalmen; versieren |
tarekomu-垂れ込む | klikken; verklikken; verraden; doorgeven (aan de politie) |
taremaku-垂れ幕 | een (hangende) langwerpige strook stof waarop (van boven naar beneden) iets geschreven staat |
taryōchūmon-多量注文 | grote bestelling; bestelling van grote hoeveelheden |
tashinameru-窘める | (iem.) berispen; terechtwijzen; (uit)schelden; een uitbrander geven |
tashinamu-嗜む | genieten van; houden van; dol [gek] zijn op |
tashinamu-嗜む | voorzichtig [bescheiden] zijn |
tashinkyō-多神教 | polytheïsme; veelgodendom |
tasukaru-助かる | geholpen [gered] worden |
tasukeru-助ける | helpen; redden; hulp verlenen; bijstaan |
tatakidasu-叩き出す | uitslaan; uitdeuken; uitsmeden (in reliëf) |
tatakiokosu-叩き起こす | wakker maken [schudden] |
tate-立て | belangrijkste; hoofd-; leidende |
tate-縦 | lengte; hoogte; diepte; verticaal; loodrecht; van boven naar beneden; van noord naar zuid |
tateito-縦糸 | schering (op een weefgetouw gespannen draden) |
tatenuki-経緯 | details; bijzonderheden; situatie; omstandigheden; toestand; ontwikkelingen |
tatetoosu-立て通す | volharden; volhouden; doorzetten |
tatewari-縦割り | iets verticaal [in de lengte] doormidden delen |
tateyakusha-立て役者 | hoofdrolspeler; leidende figuur; sleutelfiguur |
tatsu- 絶つ | afhakken; afsnijden; afbreken; verbreken; onderbreken; stopzetten; opgeven; afzweren |
tatsu-建つ | gebouwd worden |
tatsu-立つ | zichzelf staande houden |
tauchi-田打ち | het bewerking [omploegen] van de rijstvelden |
tayō-多様 | verscheidenheid |
tayōsei-多様性 | diversiteit; verscheidenheid |
tayumu-弛む | verzwakken; afzakken; minder worden |
tazai-多罪 | schuldig zijn aan veel dingen; veel zonden hebben |
tazusawaru-携わる | verwikkelen; (erbij) betrekken; zich bezighouden met; meedoen |
teaka-手垢 | handsmeer; vuil op de handen |
teaki-手明き | ongebondenheid; niet druk hebben; ontspanning |
tearai-手洗い | je handen wassen |
teashi-手足 | handen en voeten; ledematen |
tebanare-手離れ | iets dat klaar is (waar niet meer aan gewerkt hoeft te worden) |
tebanashi-手放し | (iets doen) zonder handen |
tebanashi-手放し | openlijk; onbeperkt; vrijelijk; zonder terughoudendheid |
tebikaeru-手控える | in reserve houden |
tebura-手ぶら | (met) lege handen |
tēburu・sentā-テーブル・センター | tafelkleedje (als decoratie op het midden van de tafel) |
tēburu・supīchi-テーブル・スピーチ | korte toespraak aan tafel tijdens een diner |
tebusoku-手不足 | een tekort aan handen; tekort aan personeel |
tebyōshi-手拍子 | de maat slaan met een hand; op de maat met de handen klappen |
tedori-手取り | het handmatig spinnen (van draden) |
tegara-手絡 | mooi zijden stuk stof om het haar van een vrouw op te binden |
tegokoro-手心 | discretie; consideratie; rekening houden met anderen |
teguri-手繰り | het met de hand (draden) spinnen |
tei-廷 | (in kanji combinaties) plaats van overheidsaangelegenheden |
teiketsu-締結 | binding; (stevig) vastbinden |
teikyō-提供 | het aanbieden; aanbod; levering; verschaffing |
teimei-低迷 | (voortdurende) ongunstige [slechte] situatie [omstandigheden] |
teippai-手一杯 | de handen vol; aan de limiet |
teire-手入れ | zorg; verzorging; reparatie; (iets) in goede conditie brengen [houden] |
teiryū-停留 | het stoppen; halt houden |
teiryūsuru-停留する | stoppen; halt houden; pauzeren |
teisenjōken-停戦条件 | de voorwaarden voor de wapenstilstand |
teisensuru-停戦する | stoppen met vechten [schieten]; de wapens neerleggen; de vijandelijkheden staken |
teishin-挺身 | vrijwilliger; het zich als vrijwilliger aanbieden |
teishinsuru-挺身する | zich als vrijwilliger aanbieden; het voortouw nemen |
teisuru-呈する | geven; aanbieden |
teitaku-邸宅 | villa; landhuis; paleis; residentie |
tekiseigo-敵性語 | de taal van de vijand [tegenpartij] (m.n. het Engels tijdens WOII) |
tekishisuru-敵視する | vijandig staan tegenover; iemand als vijand beschouwen [tegemoet treden] |
tekishu-敵手 | vijandelijke handen |
tekitaisuru-敵対する | vijandig staan (tegenover); strijden; vechten |
tekizu-手傷 | een wond [verwonding] (opgelopen tijdens een gevecht) |
tekka-鉄火 | zwaarden en geweren |
tekunosutorakuchā-テクノストラクチャー | (van het Engelse technostructure) een netwerk van vakbekame personen die grip houden; controle houden over de economie binnen de eigen organisatie |
temizu-手水 | water om je handen te wassen |
temizu-手水 | water om je handen te bevochtigen (bij het maken van mochi (Japanse rijstcakes)) |
temochibusata-手持ち無沙汰 | niets te doen hebben; niets om handen hebben; zich vervelen |
temukau-手向かう | weerstand [tegenstand] bieden; de hand opheffen (tegen iemand) |
tenami-手並み | optreden; bekwaamheid; kundigheid |
tenazukeru-手懐ける | (iem.) overtuigen; overhalen; overreden |
tencha-点茶 | het bereiden van groene (poeder)thee (tijdens de theeceremonie) |
tenchimuyō-天地無用 | (tekst op bagage, pakketten, etc.) niet ondersteboven draaien; deze kant boven houden |
tendāroin-テンダーロイン | (rundvlees) ossenhaas; lendenbiefstuk |
tenjiru-転じる | draaien; wenden; van richting veranderen |
tenjō-添乗 | jet vergezellen; begeleiden; meerijden |
tenka-天下 | titel voor een shogun tijdens de Edo-periode |
tenkaisuru-展開する | ontwikkelen; uitspreiden; uitrollen; openvouwen; uitlichten; uitwerken |
tenkan-天冠 | hoofddeksel [kroon] van boeddha [goden] (op beelden) |
tenkan-天冠 | traditioneel hoofddeksel gedragen tijdens boogschieten te paard, kagura-dans, e.d. |
tenkanshasai-転換社債 | converteerbare obligatie (obligatie die kan worden omgezet in aandelen) |
tenkinsuru-転勤する | overgeplaatst worden |
tenko-典故 | authentiek precedent; authentieke feiten |
tenkō-天候 | het weer; weersomstandigheden |
tenrai-天来 | hemels [door de hemel gezonden; goddelijk] zijn |
tensaku-典策 | (klassiek) boekwerk (m.n. over geschiedenis) |
tenshi-展翅 | het spreiden van de vleugels van een insect (voor het tentoonstellen van een dood exemplaar) |
tenshu-天主 | (Boeddhisme) de heer [heerser] over de hemelen [goden] |
tensoku-纏足 | het inbinden van voeten; ingebonden voeten; lotusvoeten |
tensōsuru-転送する | doorsturen; doorzenden; overplaatsen |
teppanyaki-鉄板焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een ijzeren plaat (teppan) worden bereid |
terasen-寺銭 | betaling van geleend geld (voor gok doeleinden) met vaste rentetoeslag |
tesaguri-手探り | het (met de handen) tasten; voelen |
teshigoto-手仕事 | handwerk; handarbeid; werken met je handen |
tetta-てった | informele, korte vorm van ていった (-te + iru, verleden tijd) |
tezukara-手ずから | met je eigen handen; persoonlijk |
tezure-手擦れ | versleten; vuil [vet] geworden (door veelvuldig gebruik) |
tīchingu・mashin-ティーチング・マシン | oorspronkelijk mechanische apparaat dat lesmateriaal presenteerde aan studenten (was de basis voor het latere computerondersteunend onderwijs) |
tīchi・in-ティーチ・イン | een (politieke) discussiebijeenkomst op een universiteit tussen professoren en studenten |
tō-騰 | groter worden; stijgen; toename |
tōan-答案 | antwoorden (op vragen, examen, e.d.) beantwoording; antwoordenvel |
tōanyōshi-答案用紙 | antwoordenblad; antwoordenvel |
tōban-登板 | (honkbal) op de werpheuvel (gaan) staan; als pitcher (werper) optreden |
tobihi-飛び火 | rondvliegende vonken [vlammen]; zich verspreidend [overspringend] vuur |
tobihi-飛び火 | (fig.) vonken die overspringen; zich verspreidende gevolgen [effecten] |
tobikomijisatsu-飛び込み自殺 | zelfmoord door voor een rijdende trein te springen |
tobinoru-飛び乗る | op (een paard) springen; in een (rijdende) trein [bus, e.d.] springen; aan boord springen |
tobioriru-飛び降りる | naar beneden springen; afspringen |
tōbyōsuru-闘病する | strijden [vechten] tegen een ziekte |
tochinoki-栃の木 | Japanse paardenkastanje (Aesculus turbinata) |
tōdori-頭取 | president; bankdirecteur |
toh-取っ | voorvoegsel (afgeleid van 取り), gebruikt om de betekenis van werkwoorden te intensiveren [versterken] |
toipuudoru-トイプードル | (hondenras) toypoedel (Toy Poedel) |
tōji-冬至 | (één van de 24 seizoenen in de oude maankalender, als de zon staat op 270 graden (geografische) lengte); midwinter; de kortste dag: 21 of 22 dec. |
toji-賭事 | weddenschap; gokkerij; het gokken |
tojihon-綴じ本 | (in)gebonden boek |
tojikomu-綴じ込む | samenbinden tot één geheel; invoegen |
tōjiru-投じる | zich toeleggen op; zich wijden aan; zich (enthousiast) ergens op storten |
tojiru-綴じる | binden; inbinden |
tojiru-綴じる | het binden van (voedings)ingrediënten (o.a. met geklopte eieren) |
tōjō-登場 | (op het podium, scherm, etc.) opkomst; verschijning; optreden; (op de markt) intrede |
tōjōsuru-搭乗する | baarden (instappen in vliegtuig) |
tōkai-韜晦 | verberging; het verborgen houden; verzwijgen; bescheidenheid |
tokeru-解ける | opgelost worden |
tokeru-解ける | ontlast [ontspannen] worden |
tōketsusuru-凍結する | (fig.) bevriezen (b.v. van tegoeden); iets in de wachtstand zetten |
tokiarai-解き洗い | het wassen van een kimono in delen (na het loshalen van de stiknaden) |
tokidoki-時時 | soms; af en toe; bij tijden; van tijd tot tijd |
tokkō-特高 | (afk. voor) Bijzondere Hogere Politie (ontbonden in 1945 na WOII) |
tōkō-刀工 | zwaardsmid; zwaardenmaker |
tokobashira-床柱 | steunbalk van een tokonoma (alkoof [nis] in de muur waar siervoorwerpen worden uitgestald) |
tokonoma-床の間 | alkoof [nis] in de muur (waar siervoorwerpen worden uitgestald) |
tokoyonokuni-常世の国 | het dodenrijk |
toku-解く | losmaken; openmaken; ontbinden; uitpakken |
tokubetsuhaitō-特別配当 | buitengewoon dividend |
tokubetsukōtōkeisatsu-特別高等警察 | Bijzondere Hogere Politie (ontbonden in 1945 na WOII) |
tokuhain-特派員 | correspondent (verslaggever ter plaatse) |
tokuhitsu-特筆 | noemenswaardig; vermeldenswaardig |
tokuhitsu-禿筆 | (bescheiden term voor) het eigen schrijfwerk |
tokui-得意 | voldoening; tevredenheid (over de eigen prestaties) |
tokureishi-特例市 | (Japans systeem) classificatie als kernstad (met speciale administratieve bevoegdheden) voor steden met minstens 20.000 inwoners |
tokusa-木賊 | schaafstro (een plant, Equisetum hyemale; paardenstaartenfamilie) |
tokusei-徳政 | (middeleeuwen) kwijtschelding van schulden |
tokusen-特選 | eervolle onderscheiding (door een jury tijdens een wedstrijd) |
tokushubutai-特殊部隊 | speciale (gevechts)eenheden |
tokushuhōjin-特殊法人 | bijzondere onderneming (voor projecten zonder commerciële doeleinden, zoals overheidsbedrijven, bedrijfsverenigingen, stichtingen, e.d.) |
tokushutsu-特出 | uitmuntendheid; onderscheidende kwaliteit(en) |
tokutei-特定 | vaststelling; specificering; identificatie |
tōkutsu-盗掘 | illegale opgraving (van grondstoffen, historische kostbaarheden e.d.) |
tomedate-止め立て | poging om iem. te weerhouden [tegenhouden; beletten; verhinderen] |
tomedatesuru-止め立てする | stoppen; tegenhouden; weerhouden; beletten; verhinderen |
tomeru-止める | tegenhouden |
tomobiki-友引 | een dag (in de zesdaagse cyclus) waarop iemands geluk dat van zijn vrienden beïnvloedt (daarom gunstig voor bruiloften, maar niet voor begrafenissen) |
tomodachi-友達 | vriend; vriendin; vrienden |
tomogara-輩 | kamaraden; kring; gezelschap; (boeven)bende |
tomomachi-供待ち | plaats waar bedienden [chauffeurs, etc.] wachten op de gasten |
tomoni-共に | samen; gezamenlijk; beiden |
tōni-疾うに | lang geleden; een tijd geleden |
tonza-頓挫 | gefrustreerd worden (van plannen) |
tonzasuru-頓挫する | plotseling tot stilstand komen; gefrustreerd worden (van plannen); niet doorgaan |
tooboe-遠吠え | (in de verte) gehuil (m.n. van honden, wolven e.d.) |
toomawashi-遠回し | indirectheid; omhaal van woorden |
toonoku-遠退く | vervreemden (van elkaar); (elkaar) minder vaak zien [bezoeken] |
toozakeru-遠ざける | vermijden; weghouden van; zich onthouden van; uit de buurt blijven; op afstand houden; zich afzijdig houden |
toppa-突破 | het overtreffen; overschrijden; te boven gaan |
torai-渡来 | oversteek en aankomst (vanuit overzeese gebieden [landen]) |
toramaeru-捕らまえる | arresteren; staande houden; tegenhouden; (laten) stoppen |
torawareru-捕らわれる | gevangen [opgepakt; gearresteerd] worden |
toreddo-トレッド | bandenprofiel; profiel van een band |
toreddo・patān-トレッド・パターン | bandenprofiel; profiel van een band |
torēdo・tāmuzu-トレード・タームズ | handelsvoorwaarden |
toriau-取り合う | concurreren; strijden |
toriawaseru-取り合わせる | ordenen; sorteren; bij elkaar zetten; combineren |
toridori-取り取り | verscheidene; allerlei; diverse |
torihakarau-取り計らう | weloverwogen iets doen; eerst denken en dan doen |
torihikijōken-取引条件 | handelsvoorwaarden; koopvoorwaarden |
torikatazukeru-取り片付ける | opruimen; ordenen; afruimen |
torikorosu-取り殺す | de dood injagen; pakken [vangen] en doden |
torikumu-取り組む | worstelen (met een tegenstander); strijden |
torimingu-トリミング | randen afknippen (bij kleding) |
torimonaosazu-取りも直さず | namelijk; anders gezegd; met andere woorden |
torimusubu-取り結ぶ | bemiddelen; als bemiddelaar optreden |
torinoichi-酉の市 | Tori-no-ichi festival (gehouden op de dag van de haan in november bij de Otori-schrijn) |
torinokomochi-鳥の子餅 | witte en (roze)rode rijstcakes (in de vorm van een vogelei), uitgedeeld bij feestelijke gelegenheden |
toriosaeru-取り押さえる | onderdrukken; in toom houden |
toriotosu-取り落とす | (uit je handen) laten vallen [glippen] |
torirenma-トリレンマ | trilemma (keuze tussen 3 mogelijkheden) |
torishimaru-取り締まる | onder controle hebben; beheren; toezicht houden (op) |
torisugaru-取り縋る | vasthouden; vastklemmen |
toritsugu-取り次ぐ | distribueren; bemiddelen; als tussenpersoon [distributeur] optreden |
toritsuku-取り付く | vasthouden; vastklemmen; beethouden |
toritsuku-取り付く | bezeten [geobsedeerd] zijn; ten prooi vallen aan; het slachtoffer worden van (een ziekte, etc.) |
toriwakeru-取り分ける | delen; verdelen; scheiden |
toriyoseru-取り寄せる | sturen; zenden; bestellen |
toru-執る | vasthouden; nemen; (op)pakken |
tōrui-糖類 | sachariden; koolhydraten |
tōryū-逗留 | lang verblijf (tijdens een reis) |
toryufu-トリュフ | truffel (soort paddenstoel) |
tosainu-土佐犬 | tosa (hondenras) |
tose-年 | het telwoord voor het tellen van kalenderjaren of leeftijden |
tōsensuru-当選する | gekozen worden |
toshinami-年波 | leeftijd; het ouder worden; op leeftijd raken |
toshisekkei-都市設計 | stedenbouwkunde |
tōshishikin-投資資金 | investeringsgelden |
toshitori-年取り | een jaar ouder worden |
toshitoru-年取る | ouder worden; verouderen |
toshitsuki-年月 | jaren (en maanden); lange tijd |
tōshō-刀匠 | zwaardsmid; iemand die zwaarden smeedt |
tōsho-投書 | (in krant of tijdschrift) ingezonden brief; lezersbrief |
toshu-徒手 | lege [blote] handen |
tōshū-踏襲 | het volgen; naleven (van traditionele voorbeelden of gewoonten) |
tōsō-凍瘡 | winterhanden; wintervoeten; bevroren vingers [tenen] |
totetsu-途轍 | reden; logica |
totsugu-嫁ぐ | (in een familie) trouwen; bruid worden |
totsuzenshi-突然死 | plotselinge dood; onverwacht overlijden |
tsūbō-痛棒 | stok gebruikt tijdens Zen meditatie training (om onoplettende leerlingen een tik te geven) |
tsubureru-潰れる | platgeslagen [verpletterd] worden |
tsuchikabe-土壁 | aarden muur; muur van klei |
tsuchikau-培う | kweken; opvoeden; verplegen; verzorgen |
tsuchineri-土練り | het walken (kneden) |
tsūgakuteikijōshaken-通学定期乗車券 | OV-kaart voor studenten; studenten-OV |
tsugiawaseru-継ぎ合わせる | iets aan elkaar zetten [plakken; binden] |
tsugō-都合 | reden; voorwaarde |
tsugumu-噤む | zwijgen; stil zijn; het zwijgen ertoe doen; je mond (dicht)houden; zich stil houden |
tsuigō-追号 | postume titel [naam]; titel [naam] die na iemands dood wordt toegekend (b.v. aan een overleden keizer) |
tsuiren-対聯 | duilian (Chinese nieuwjaarsversiering, bestaande uit twee rode langwerpige stroken met kalligrafie die aan weerszijden van een deur worden gehangen) |
tsuiroku-追録 | addendum; naschrift; postscriptum |
tsuitemawaru-付いて回る | gevolgd [vergezeld; achtervolgd; geteisterd] worden |
tsuitōshiki-追悼式 | herdenkingsdienst; herdenkingsceremonie |
tsuizen-追善 | (boedhistische) herdenkingsdienst |
tsūji-通事 | vertaler, tolk (meer specifiek voor het Nederlands in Nagasaki tijdens de Edo periode) |
tsūjunkyō-通潤橋 | aquaduct; waterweg voor landbouwdoeleinden |
tsuka-柄 | heft; gevest (van zwaarden, messen of dolken); steel of greep (van b.v. borstels); handvat |
tsukae-痞え | ongemakkelijke omstandigheden; belemmering |
tsukaeru-使える | bruikbaar zijn; gebruikt (kunnen) worden; dienen (als) |
tsukaeru-支える | gehinderd worden; geblokkeerd worden; verstopt zijn |
tsukaeru-支える | stijf worden, verstijven |
tsukaeru-支える | (knielend) je handen voor je op de grond leggen (als groet, of voor het betonen van eer of spijt) |
tsūkai-痛快 | opwindend [spannend; geweldig] zijn |
tsukamaru-捕まる | (op)gepakt [gearresteerd] worden |
tsukamaru-掴まる | gepakt [gearresteerd; gevangen] worden |
tsukamaseru-摑ませる | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsukamasu-摑ます | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsukamu-掴む | grijpen; beetpakken; vasthouden |
tsukareru-疲れる | moe worden; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
tsukedasu-付け出す | vracht (laden en) verzenden |
tsukegeiki-付け景気 | het voorwenden [doen voorkomen] dat de economie goed is |
tsukiau-付き合う | omgaan met; relatie hebben met; gezelschap houden |
tsukiotosu-突き落とす | naar beneden duwen; (iets of iemand) ergens af duwen |
tsukkomu-突っ込む | alles tezamen nemen (zonder onderscheid te maken); alles tegelijk in aanmerking nemen; overal rekening mee houden |
tsukubai-蹲い | stenen wasbak [wasbassin] (in theetuinen of bij tempels voor het ritueel de handen wassen) |
tsukunento-つくねんと | afwezig; verstrooid; zonder nadenken |
tsukuneru-捏ねる | (klei, deeg, etc.) kneden; boetseren |
tsukuriageru-作り上げる | uitvoeren; (op)bouwen; fabriceren; voltooien; uitvinden; bedenken |
tsukuribanashi-作り話 | fictie; verzonnen verhaal; verzinsel; bedenksell |
tsukuridasu-作り出す | maken; produceren; creëren; ontwerpen; uitvinden |
tsukurou-繕う | de schijn ophouden; oneffenheden [fouten] verbergen |
tsuma-妻 | (arch.) één van twee dingen die sterk aan elkaar gerelateerd zijn (bv. een hert en hagi (Japanse struikklaver) zijn beiden symbool voor de herfst) |
tsumahajikisuru-爪弾きする | schuwen; mijden; ontlopen; uitsluiten; minachten; verwerpen; versmaden |
tsumaranai-詰まらない | onbeduidend; nutteloos |
tsumari-詰まり | kortom; namelijk; met andere woorden (m.a.w.); dat wil zeggen (d.w.z.) |
tsumaru-詰まる | [volgestopt; gevuld] worden |
tsumasakiagari-爪先上がり | een opgaand [omhooglopend] pad; geleidelijk steiler wordende helling |
tsumayōji-爪楊枝 | tandenstoker |
tsumazuku-躓く | (halverwege) falen; mislukken; gehinderd worden; ergens tegenaan lopen |
tsumibukai-罪深い | zondig; immoreel; schuldig; met schuld beladen |
tsumidasu-積み出す | versturen; verschepen; verzenden |
tsumikusa-摘み草 | het plukken van (wilde) planten, kruiden en bloemen |
tsumitatekin-積立金 | ingehouden winst; winstreserve |
tsumitsukuri-罪作り | handelingen die in strijd zijn met de boeddhistische leer (zoals het doden of verwonden van levende wezens) |
tsumu-摘む | (af)knippen; (af)snijden; trimmen |
tsunagaru-繋がる | een band hebben met; gelinkt zijn aan; verbonden [verwant] zijn met |
tsunagiawaseru-繋ぎ合わせる | samenbrengen; samenbundelen; samenbinden; verbinden; (verschillende zaken) samenvoegen tot een eenheid |
tsunbosajiki-聾桟敷 | ongeïnformeerd zijn; ergens buiten gehouden worden |
tsune-常 | de normale [gebruikelijke] omstandigheden [gang van zaken]; constantheid; onveranderlijkheid |
tsunoru-募る | in hevigheid [kracht] toenemen; sterker [heftiger] worden |
tsureru-連れる | meenemen [meebrengen]; vergezeld worden door |
tsuresou-連れ添う | een paar [stel; koppel] zijn [worden] |
tsuridasu-釣り出す | uitlokken; weglokken; uit zijn tent lokken; verleiden |
tsuru-釣る | lokken; verleiden |
tsurugi-剣 | tweesnijdend zwaard; zwaard met twee snijvlakken |
tsūshin-通信 | communicatie; correspondentie; nieuws; bericht; verslag; mededeling |
tsūshin'in-通信員 | correspondent; verslaggever |
tsutaiaruki-伝い歩き | steeds aan iets (meubels, muren, e.d.) vasthoudend (leren) lopen |
tsutawaru-伝わる | doorgegeven [bekend] worden |
tsutoni-夙に | (sinds) lang geleden |
tsutsugiri-筒切り | (gesneden in) ronde plakjes [schijfjes] |
tsutsuji-躑躅 | azalea; rododendron |
tsutsumashii-慎ましい | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
tsutsumashiyaka-慎ましやか | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
tsutsushimi-慎み | voorzichtigheid; bescheidenheid; terughoudendheid |
tsutsushimu-慎む | nalaten; afzien van; zich onthouden van |
tsuya-通夜 | wake (bij overlijden) |
tsuyomaru-強まる | sterker worden; versterkt worden |
tsuyubare-梅雨晴れ | zonnige periode tijdens het regenseizoen |
tsuyuzamu-梅雨寒 | kou tijdens het regenseizoen |
tsuzukeru-続ける | doorgaan met; vervolgen; volhouden |
tsuzuru-綴る | inbinden; aan elkaar naaien [stikken] |
u-有 | (in kanji combinaties) zijn; bestaan; worden |
ubaiau-奪い合う | onderling strijden [vechten; worstelen] om iets te veroveren [grijpen] (b.v. de vlag van een ander team) |
uchiawase-打ち合わせ | voorbespreking; voorbereiding; inleidend gesprek |
uchichigaeru-打ち違える | draden kruisen (breien, knopen, e.d.) |
uchichigai-打ち違い | het kruisen van draden |
uchidashi-打ち出し | het einde (van een optreden, voorstelling, etc.) |
uchideshi-内弟子 | bij een leermeester inwonende student (die huistaken verricht als betaling voor onderwijs) |
uchidome-打ち止め | einde van een wedstrijd [optreden; sessie] |
uchihatasu-討ち果たす | doden; (af)slachten |
uchiki-内気 | verlegenheid; terughoudendheid |
uchikiru-打ち切る | stoppen [ophouden] met; iets staken [afbreken; stopzetten] |
uchiko-打ち粉 | poeder om (zwaarden) te poetsen |
uchikomu-打ち込む | zich (toe)wijden aan |
uchimakeru-打ち負ける | overwonnen [verslagen] worden |
uchini-内に | tijdens, onder het...; voordat (met ontkenning) |
uchitoru-討ち取る | verslaan; doden |
uchitsuzuku-打ち続く | doorgaan; volhouden; aanhouden |
uchiwa-内輪 | bescheidenheid; gematigdheid; soberheid; kleine hoeveelheid |
uēbu-ウエーブ | golfbeweging; wave (van het publiek in stadions tijdens sportwedstrijden of concerten) |
ueru-飢える | hongerig zijn; honger hebben; honger lijden |
uerunesu-ウエルネス | gezondheid; lichamelijk welbevinden |
uerunesu-ウエルネス | activiteiten om de gezondheid te behouden |
uijin-初陣 | eerste gevecht [optreden]; eerste poging |
uindō・doresshingu-ウインドー・ドレッシング | lokkertje; misleidende voorstelling van zaken |
uingu・karā-ウイング・カラー | vleugelkraag (stijve overhemdkraag waarvan de bovenhoeken naar beneden zijn gekeerd, voor formele gelegenheden) |
ukabareru-浮かばれる | de eeuwige rust vinden (van een overledene); rusten in vrede |
ukai-鵜飼い | het vissen met aalscholvers (ze worden gebruikt om vissen te vangen, met een ring om hun hals zodat ze alleen kleine vissen zelf kunnen doorslikken) |
ukekotaesuru-受け答えする | (be)antwoorden |
ukemi-受け身 | (grammatica) de passieve [lijdende] vorm |
ukenagasu-受け流す | afwenden; pareren; afweren; ontwijken |
ukeru-受ける | vangen (een bal, etc.); opvangen; tegenhouden |
uketomeru-受け止める | stoppen; tegenhouden; afweren; ontwijken; opvangen |
ukiagaru-浮き上がる | het contact verliezen; uit het oog verliezen; vervreemden |
ukiagaru-浮き上がる | ontsnappen aan; zich losmaken [bevrijden] |
ukiashidatsu-浮き足立つ | klaar staan om te vluchten [weg te rennen]; onrustig worden; wankelen |
ukishizumi-浮き沈み | goede en slechte tijden; ups en downs; stijgen en dalen |
ukitatsu-浮き立つ | opgewekt zijn; opgebeurd [bemoedigd; opgevrolijkt] worden |
uma-午 | (windrichting) het zuiden |
umadashi-馬出し | een rechte paardenrenbaan |
umadashi-馬出し | een aarden wal voor een kasteel (om vertrek en aankomst van ruiters niet aan de vijand te laten zien) |
umanohone-馬の骨 | persoon van onbekende, twijfelachtige afkomst; iemand van twijfelachtig [bedenkelijk] allooi |
umanori-馬乗り | het paardrijden |
umanori-馬乗り | schrijlingse zitpositie (alsof je op een paard zit, soms om iemand in bedwang te houden) |
umanushi-馬主 | paardeneigenaar; bezitter van paarden |
umanushi-馬主 | eigenaar [bezitter] van renpaarden |
umarekawaru-生まれ変わる | opnieuw geboren worden |
umareru-生まれる | geboren worden |
umaru-埋まる | begraven worden |
umaru-埋まる | gevuld worden |
umoreru-埋もれる | begraven [bedekt; afgedekt; verborgen] worden |
unkōsuru-運行する | rijden (van openbaar vervoer) |
unten-運転 | het autorijden; (een auto) besturen |
untensuru-運転する | autorijden; (een voertuig) besturen |
unuboreru-自惚れる | verwaand [arrogant] zijn [worden] |
unzarisuru-うんざりする | (onomatopee) ziek [moe] worden van; het zat zijn; tegenstaan; een aversie hebben tegen; tegen de borst stuiten; vervelen |
uonbin-ウ音便 | (taalkunde) klankverandering waarbij klanken als ku, gu, hi, bi, en mi worden uitgesproken als u |
uragiru-裏切る | verraden; bedriegen; ontrouw zijn |
uramitsurami-恨み辛み | ingehouden [opgekropte] rancune; wrok; ressentiment |
urayamashii-羨ましい | benijdenswaardig; jaloersmakend |
ureru-熟れる | rijpen; rijp [volwassen] worden |
uriwatasu-売り渡す | iemand verraden [aangeven] (bij de vijand, in ruil voor eigen voordeel) |
uru-売る | (iem.) verraden |
uruguai・raundo-ウルグアイ・ラウンド | Uruguay-ronde (Internationale onderhandelingen van 1986 tot 1994, die uiteindelijk leidden tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie) |
uruka-鱁鮧 | gezouten ingewanden en kuit van Ayu (vis: Plecoglossus altivelis) |
urutora・shī-ウルトラ・シー | gymnastiekoefening die qua uitvoering moeilijker is dan de norm voor de hoogste van de drie lagere moeilijkheidsgraden |
ushin-有心 | overdenking; scherpzinnigheid |
ushirokizu-後ろ傷 | verwonding aan de rug opgelopen tijdens het vluchten (in het oude Japan een beschamend eerverlies) |
ushirokizu-後ろ傷 | verborgen wond of beschadiging (uit het verleden) |
usugiri-薄切り | dun gesneden plakje |
utagai-疑い | verdenking |
utakata-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
utsumukeru-俯ける | naar beneden kijken; ondersteboven draaien [hangen]; op zijn kop zetten |
utsuru-写る | gefotografeerd [afgebeeld; weerspiegeld; gereflecteerd] worden |
utsuru-映る | zich weerspiegelen; gereflecteerd worden |
utsuru-移る | aangestoken [geïnfecteerd] worden |
utsushidasu-映し出す | afbeelden; beschrijven; uitbeelden; voorstellen; tonen |
uwanori-上乗り | het begeleiden [de begeleider; opzichter] van goederen [vracht; lading] tijdens transport |
uwaru-植わる | geplant worden |
uwatsuku-浮つく | wispelturig [lichtzinnig; rusteloos] zijn [worden] |
uyokyokusetsu-紆余曲折 | wendingen; complicaties; wisselvalligheden |
uyūsensei-烏有先生 | een denkbeeldig persoon; een fictief karakter |
uzumoreru-埋もれる | begraven [bedekt; afgedekt; verborgen] worden |
uzuuzusuru-うずうずする | (onomatopee) staan te popelen; ongeduldig wachten; je handen jeuken |
vājinshotō-ヴァージン諸島 | Maagdeneilanden |
wabun-和文 | Japanse karakters [woorden] |
wadokujiten-和独辞典 | Japans-Duits woordenboek |
waeijiten-和英辞典 | Japans-Engels woordenboek |
wafutsujiten-和仏辞典 | Japans-Frans woordenboek |
wagashi-和菓子 | (Japanse) zoetigheden; gebak |
wagiri-輪切り | (gesneden in) ronde plakjes [schijfjes] |
wahon-和本 | boek gebonden in Japanse stijl |
waipu-ワイプ | het wissen van gegevens van opnamebanden en hardeschijven |
wairudo・kādo-ワイルド・カード | (bij sportwedstrijden) wildcard |
waiyaresujūden-ワイヤレス充電 | draadloos opladen |
wakachigaki-分かち書き | het scheiden van (Japanse) woorden door spaties |
wakagaeru-若返る | verjongen; jonger worden; weer jong worden |
wakaisuru-和解する | zich verzoenen; verzoend worden (met); (ruzie) bijleggen |
wakajini-若死に | vroege dood; jong overleden |
wakajinisuru-若死にする | jong [vroeg] overlijden [sterven] |
wakamatsu-若松 | jonge pijnboom [den] |
wakamatsu-若松 | Nieuwjaarsdecoratie van dennentakken |
wakamidori-若緑 | nieuwe [jonge] dennennaalden |
wakana-若菜 | jonge groene kruiden |
wakareru-分かれる | verdeeld worden; zich vertakken [verspreiden] |
wakareru-別れる | afscheid nemen; uit elkaar gaan; scheiden |
wakazukuri-若作り | zich jong kleden; zich jonger kleden dan de eigen leeftijd |
wake-分け | (in samenstellingen) verdelen; indelen; scheiden; sorteren |
wakōdōjin-和光同塵 | (boeddh.) de Boeddha en Bodhisattva versluieren hun wijsheid om op toegankelijke wijze de lijdende mensheid te kunnen redden |
wakuwaku-わくわく | (onomatopee) nerveus [opgewonden] (over); trillend |
wanori-輪乗り | het paardrijden in een cirkel |
wareru-割れる | gebroken [gespleten; gekraakt] worden |
wari-割り | een sumo partij; programma van sumo wedstrijden |
waridasu-割り出す | berekenen; uitrekenen; begroten; afleiden (uit) |
warihan-割り判 | stempel die doorloopt over de randen van twee papieren |
warikireru-割り切れる | deelbaar zijn (door); gedeeld kunnen worden (door) |
warikireru-割り切れる | (kunnen) aanvaarden; tevreden zijn (met); overtuigd zijn (van) |
waritsuke-割り付け | ordening; layout |
warudome-悪止め | uit alle macht (iemand) proberen tegen te houden |
warufuzake-悪ふざけ | het iem. voor de gek houden; een grap uithalen terwijl iem. dat niet leuk vindt |
warukuchimatsuri-悪口祭 | het festival waar de tempelbezoekers elkaar grove verwensingen toeroepen, en de winnaar van het woordengevecht geluk in de toekomst voorspeld wordt |
warunori-悪乗り | overdrijven (met woorden of daden); te ver gaan; teveel vergen van; te veel [vaak] gebruiken [doen |
warusawagisuru-悪騒ぎする | druk [luidruchtig] feestvieren, zonder rekening te houden met de overlast voor anderen |
waruzure-悪擦れ | te veel wereldwijsheid; iem. die (door ervaring) heel sluw [listig] is geworden |
wasan-和算 | Japanse wiskunde (een aparte wiskunde vorm, ontwikkeld in Japan tijdens de Edoperiode) |
wase-早稲 | vroeg volwassen worden |
waseieigo-和製英語 | Japans pseudo-Engels woord (een Japans woord samengesteld uit één of meerdere Engelse leenwoorden) |
washo-和書 | boek gebonden in Japanse stijl |
wasō-和装 | Japanse stijl van boekbinden |
wasuregatami-忘れ形見 | aandenken; souvenir |
wasuremono-忘れ物 | iets dat verloren [vergeten; achtergelaten] is; gevonden voorwerp(en) |
wata-腸 | ingewanden |
watakuriguruma-綿繰り車 | katoenrol (houten werktuig om zaden [korrels] te verwijderen) |
wazashi-業師 | een technische man; iemand met goede vaardigheden |
wazuraitsuku-患いつく | ziek worden |
wazurau-患う | ziek worden; last hebben van; lijden aan |
weahausu・sutoa-ウェアハウス・ストア | magazijnwinkel (winkel die grote hoeveelheden producten goedkoop verkoopt in magazijn opstellingen) |
wo-を | o is het partikel dat een lijdend voorwerp aanduidt |
wōkingu・dikushonarī-ウォーキング・ディクショナリー | een wandelend woordenboek (iemand met een zeer grote woordenschat) |
wotchingu-ウオッチング | het bekijken; toekijken; de wacht houden |
yabuiri-藪入り | (arch.) een dag verlof voor bedienden op 16 juli en op nieuwjaarsdag |
yabureru-敗れる | verliezen; verslagen worden |
yabureru-破れる | scheuren; gebroken worden |
yabureru-破れる | verscheurd [gebroken] worden (fig.); verslagen worden |
yabusaka-吝か | terughoudend; aarzelend |
yachigusa-八千草 | veel [verscheidene] planten [kruiden] |
yachū-夜中 | middernacht; (midden) in de nacht |
yadoru-宿る | verblijven; zich ophouden; zich bevinden (in) |
yādo・pondohō-ヤード・ポンド法 | systeem van Engelse meeteenheden (yard-pond) |
yaeba-八重歯 | dubbele tanden (een persisterende melktand die niet uitvalt en de nieuwe tand die al doorkomt) |
yahan-夜半 | middernacht; midden in de nacht |
yaiba-刃 | generieke naam voor zwaarden, messen, etc. |
yaito-灸 | moxibustie; moxatherapie; moxabranden |
yakata-屋形 | paleis; herenhuis; residentie (van de adel) |
yakazu-矢数 | een krijgskunst waarbij zoveel mogelijk pijlen achter elkaar geschoten worden |
yake-焼け | het branden; vuren; schieten |
yakebutori-焼け太り | rijker [welvarender] worden na een brand |
yakeru-焼ける | afbranden; verbrand [gebakken; geroosterd] worden |
yakeru-焼ける | heet [droog; branderig; pijnlijk] worden; verdorren |
yaketsuku-焼けつく | vastbranden (branden en blijven plakken) |
yaki-焼き | het bakken; grillen; roosteren; braden |
yakibata-焼き畑 | brand-landbouwgrond; akkers die door hakken en branden (van de begroeiing) zijn aangelegd |
yakiharau-焼き払う | (tot aan de grond toe) afbranden; geheel uitbranden; in de as leggen |
yakiire-焼き入れ | het afharden [temperen] (van metaal in water) |
yakinamashi-焼き鈍し | het temperen [ontharden] (van glas of metaal) |
yakinaoshi-焼き直し | het opnieuw bakken [braden; smeden] |
yakinaosu-焼き直す | opnieuw bakken [braden; smeden] |
yakitsuke-焼き付け | het (foto) printen; emailleren; pottenbakken; vergulden [verzilveren]; sinteren |
yakitsukeru-焼き付ける | (foto) printen; emailleren; pottenbakken; branden; vergulden [verzilveren]; sinteren |
yakumi-薬味 | kruiden; specerijen; smaakmakers |
yakusatsu-薬殺 | vergiftiging; (iem.) doden met vergif |
yakushu-薬種 | ingrediënten voor geneesmiddelen; Chinese kruiden |
yakusō-薬草 | geneeskruiden; geneeskrachtige kruiden |
yakusu-扼す | stevig vasthouden; domineren |
yakusu-扼す | tegenhouden |
yakusuru-扼する | stevig [hard] (aan)drukken [vasthouden] |
yakutō-薬湯 | extract; kruidenthee; aftreksel |
yamaboko-山鉾 | decoratief praalstuk dat wordt rondgedragen tijdens een festival |
yamafutokoro-山懐 | middenin de bergen; in het hart van de bergen |
yamahototogisu-山時鳥 | paddenlelie (Tricyrtis macropoda) |
yamakan-山勘 | gis; schatting; vermoeden; intuïtie |
yamanekosuto-山猫スト | een wilde staking (d.w.z. niet door de vakbonden georganiseerd) |
yamatokotoba-大和言葉 | de oude, oorspronkelijke Japanse taal [woorden] |
yamatonadeshiko-大和撫子 | de ideale Japanse vrouw (met traditionele deugden en gratie) |
yamatoshimane-大和島根 | het eilandenrijk Japan (arch.) |
yamayaki-山焼き | het verbranden van (dor) gras op de berghellingen (in de lente) |
yameru-止める | ontslag nemen; terugtreden; aftreden; zijn functie neerleggen |
yameru-辞める | ontslag nemen; terugtreden; aftreden; zijn functie neerleggen |
yami-闇 | een ordenloze staat; zonder [zeden] normen en waarden |
yamibaito-闇バイト | zwartwerk; illegaal deeltijdwerk (soms met criminele doeleinden) |
yamibusshi-闇物資 | artikelen [goederen] van de zwarte markt; illegaal geïmporteerde [gesmokkelde] goederen; geheime voorraden |
yamikumo-闇雲 | iets doen zonder erover na te denken over de consequenties; onnadenkendheid; roekeloosheid; willekeur |
yamikumo-闇雲 | vaag; doelloos; willekeurig; onnadenkend; roekeloos |
yamishōgun-闇将軍 | iemand die de macht heeft in de onderwereld; de baas van de gangsters; iemand die in het geheim (achter de schermen) de macht in handen heeft |
yamitsuki-病み付き | het ziek worden |
yamu-止む | stoppen; ophouden; beëindigen |
yana-梁 | fuik; visdam; visweer (om een vis door de rivier te geleiden) |
yani-やに | zodat (is een streekgebonden uitspraak van yōni (Tajima-ben en Tottori-ben)) |
yariau-遣り合う | wedijveren; strijden; vechten; ruziën (met) |
yarikaesu-遣り返す | (be)antwoorden; weerwoord geven; terugkaatsen; terugschieten |
yaru-遣る | geven; aanbieden; toestaan |
yasatsu-野冊 | plantenpers (twee bamboe plankjes waartussen bladeren en bloemen geperst worden om ze te drogen) |
yase-瘦せ | het afvallen; dunner worden |
yasehosoru-瘦せ細る | dunner worden; vermageren; uitgemergeld raken |
yasekokeru-瘦せこける | mager worden |
yaseru-痩せる | onvruchtbaar worden |
yaseude-瘦せ腕 | weinig levenskracht en vaardigheden hebben |
yashi-野師 | straatventer [straathandelaar]; straatartiest (tijdens festiviteiten) |
yashinau-養う | ondersteunen, onderhouden, zorgen voor; kweken; opvoeden |
yasude-安手 | de goedkopere van de dingen die te koop worden aangeboden |
yasume-安め | nederigheid; bescheidenheid |
yasunjiru-安んじる | gerust [veilig; op zijn gemak; vredig] zijn; tevreden zijn; geruststellen |
yasunzuru-安んずる | tevreden zijn |
yatake-弥猛 | het branden van verlangen; ongeduld |
yatchaba-やっちゃ場 | markt voor groente en fruit in Tokio (zo genoemd vanwege de uitroepen tijdens de veiling: yatcha, yatcha) |
yattsukeru-やっつける | en aanval plaatsen; aanvallen; achter iemand aangaan; (neer)slaan; verslaan; opruimen; vermoorden |
yattsukeru-やっつける | afronden |
yō-洋 | (afk. voor) het Westen; Occident |
yobi-予備 | voorbereiding; inleidend; voorafgaand |
yobiokosu-呼び起こす | wakker maken (door te roepen); wakker worden (door); opwekken |
yobitomeru-呼び止める | iem. (roepen en) stoppen [tegenhouden]; (een taxi) aanhouden |
yōchūijinbutsu-要注意人物 | verdachte; verdacht persoon; persoon die in de gaten moet worden gehouden |
yōgi-容疑 | verdenking; aanklacht; beschuldiging |
yogiru-過る | (ver)mijden; ontwijken |
yōgo-洋語 | westerse taal; talen van westerse landen |
yogoreru-汚れる | vies worden; bevuild [besmet] raken |
yogoreta-汚れた | vies (geworden); besmet geraakt |
yōhin-用品 | benodigdheden; gebruiksartikelen |
yohodo-余程 | vastberaden; weloverwogen |
yōhon-洋本 | een boek gebonden in de westerse stijl |
yōion-陽イオン | kation (positief geladen ion) |
yoitsubureru-酔い潰れる | stomdronken worden; zich bewusteloos drinken; comazuipen |
yojireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
yokan-余寒 | aanhoudende kou; de (winter)kou die blijft voortduren tot in de (vroege) lente; een koude lentedag |
yokei-余慶 | geluk dat nakomelingen ontvangen vanwege de goede daden van hun voorouders |
yōken-用件 | zaak; kwestie; aangelegenheid; dingen die gedaan moeten worden |
yokeru-避ける | vermijden; ontwijken |
yokochō-横帳 | oblong [liggend] formaat notitieboek (van vellen papier horizontaal doormidden gevouwen en gebonden) |
yokosu-寄越す | verzenden; doorsturen; bezorgen; overhandigen |
yokowari-横割り | horizontaal doormidden delen |
yokusuru-浴する | baden |
yokusuru-浴する | (fig.) baden; zich blootstellen aan; de eer krijgen |
yōmei-溶明 | (beeld) het invloeien; verschijnen; lichter [helderder] worden |
yomikaeru-読み替える | iets anders formuleren [verwoorden] |
yomikudasu-読み下す | (Japanse tekst) van boven naar beneden lezen |
yomoya-よもや | (met negatie) haast ondenkbaar; onwaarschijnlijk |
yōmu-用務 | af te handelen taak; dingen die gedaan moeten worden |
yomu-読む | raden; schatten; ontcijferen; tellen |
yonaka-夜中 | middernacht; (midden) in in de nacht |
yonetsu-余熱 | restwarmte; aanhoudende hitte |
yononaka-世の中 | tijden; tijdperk |
yoō-余殃 | onheil dat nakomelingen overkomt vanwege slechte daden van hun voorouders |
yoō-餘殃 | tegenspoed; rampspoed (als bestraffing voor wandaden) |
yopparau-酔っ払う | dronken worden [zijn] |
yoppodo-余っ程 | vastberaden; weloverwogen |
yorisugaru-寄り縋る | vasthouden; vastklampen (aan) |
yorokobasu-喜ばす | behagen; verrukken; (iemand) blij maken; verblijden; plezier geven; vreugde brengen |
yorozuya-万屋 | een winkel van Sinkel (een winkel waar allerlei verschillende artikelen worden verkocht) |
yōseisuru-養成する | trainen; opleiden; opvoeden |
yōsetsusuru-溶接する | (iets aan elkaar) lassen; samensmeden |
yoshūsuru-予習する | (studie, les, etc.) voorbereiden |
yosōhaitōritsu-予想配当率 | verwacht percentage dividend |
yosoou-装う | (zich) (aan)kleden; aantrekken; gekleed zijn (in) |
yosoou-装う | bekleden; versieren; decoreren |
yōsui-羊水 | vruchtwater (vloeistof in de baarmoeder tijdens zwangerschap) |
yōtashi-用足し | zakelijke transactie; uitvoering van werkzaamheden |
yōtoji-洋綴じ | westerse manier boekbinden |
yotsunbai-四つん這い | op handen en voeten; op handen en knieën (op de grond) |
you-酔う | dronken worden |
you-酔う | ziek [misselijk] worden |
yowa-夜半 | middernacht; midden in de nacht |
yūbenka-雄弁家 | een begaafd redenaar; een goede [vlotte] spreker |
yūbokuminzoku-遊牧民族 | nomadenvolk |
yūbu-勇武 | (helden)moed; dapperheid |
yūchisuru-誘致する | lokken; verleiden; aantrekken |
yudayakyō-ユダヤ教 | judaïsme; de joodse leer; het jodendom |
yudono-湯殿 | (arch.) het baden |
yudono-湯殿 | (arch.) een bediende die een edelman helpt met baden |
yūei-遊泳 | (het) zwemmen; baden |
yūfō-ユーフォー | ongeïdentificeerd vliegend voorwerp (unidentified flying object) |
yūgei-遊芸 | optredens als entertainment [amusement] (zoals muziek, zang en dans) |
yugeshō-湯化粧 | make-up na het baden |
yūhai-有配 | dividend uitkerend aandeel |
yūhaikabu-有配株 | dividendaandeel |
yūhan-雄藩 | een machtige (feodale) clan (tijdens de Edo-periode) |
yuibutsushikan-唯物史観 | materialistische opvatting [interpretatie] van de geschiedenis |
yuishiki-唯識 | boeddhistische filosofie dat alle objecten worden gemanifesteerd door bewustzijn |
yuisho-由緒 | geschiedenis; afkomst |
yūka-雄花 | mannelijke bloem; bloem met alleen meeldraden |
yukan-湯灌 | lijkwassing; het wassen van het lichaam van een overledene (voor de begrafenis) |
yūkara-ユーカラ | (Ainu: Yukar) yukar, mondeling overgedragen Ainu-legenden |
yūkemuri-夕煙 | rook die opstijgt uit de kamado bij het bereiden van het avondeten |
yūki-結城 | (afk. van Yūki-momen) een geweven gestreepte katoenen stof (lijkend op de zijden stof Yūki-tsumugi) |
yukibara-雪腹 | (door kou tijdens sneeuwval) lumbago; spit |
yukidaore-行き倒れ | een overleden persoon die op straat ligt (vroeger iem. die stierf tijdens een reis en niet begraven kon worden omdat hij geen gegevens bij zich had) |
yukigakari-行きがかり | reeks gebeurtenissen; omstandigheden; ontwikkelingen |
yukima-雪間 | terwijl het sneeuwt; tijdens de sneeuwval |
yūkimomen-結城木綿 | een geweven gestreepte katoenen stof (lijkend op de zijden stof Yūki-tsumugi |
yūkon-幽魂 | geest [ziel] van een dode [overledene] |
yunibāsaru・bankingu-ユニバーサル・バンキング | systeem waarin banken vele soorten bankactiviteiten en andere financiële diensten aanbieden |
yunibāshiādo-ユニバーシアード | universiade (olympiade voor studenten) |
yunitto・shisutemu-ユニット・システム | eenheden systeem; internationaal meetsysteem (bij fabricage volgens bepaalde vastgestelde normen) |
yuragu-揺らぐ | wankelen; trillen; schudden |
yūran-遊覧 | (toeristische) excursie; pleziertochtje; uitstapje; het bezoeken van bezienswaardigheden |
yuriokosu-揺り起こす | iemand wakker schudden |
yuriugokasu-揺り動かす | schudden; wiebelen; zwaaien |
yuru-揺る | schudden; schokken; schommelen |
yurumaru-緩まる | losser worden |
yurumeru-緩める | losser [slapper] worden; los gaan; (zich) ontspannen |
yusaburu-揺さぶる | schudden; schommelen; schokken |
yushi-諭旨 | het meedelen van beweegredenen (achtergronden) |
yushisuru-諭旨する | meedelen van beweegredenen (achtergronden) |
yūsōsuru-郵送する | per post versturen [zenden] |
yusuburu-揺すぶる | schudden |
yūtai-郵袋 | postzak; postbodentas |
yūtō-遊蕩 | losbandigheid; onmatigheid; lichtzinnigheid; van losse zeden |
yūtopia-ユートピア | Utopia (denkbeeldige heilstaat) |
yūtōsei-優等生 | een uitmuntende [excellente] student [persoon] |
yuwaetsukeru-結わえ付ける | (vast)binden; vastknopen; vastmaken |
yūwakusuru-誘惑する | verleiden; verlokken |
yuyase-湯瘦せ | vermagering [afvallen] door overmatig [vaak] baden in heet water |
yūyūjiteki-悠悠自適 | een rustig, teruggetrokken leven leiden; eervolle rust na een welbesteed leven |
yūzeisuru-遊説する | campagne voeren; politieke toespraken houden (voor de verkiezingen) |
yū・bōto-ユー・ボート | U-boot (Unterseeboot, Duitse onderzeeboot [onderzeeër] in gebruik tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog) |
yū・tān-ユー・ターン | het verschijnsel dat werknemers afkomstig van het platteland die in de grote steden waren gaan werken teruggaan naar hun geboorteplaats |
zaigaku-在学 | (op een school) ingeschreven zijn (als leerling of student) |
zaihō-財宝 | rijkdom; schatten; kostbaarheden |
zaimei-在銘 | gesigneerd ondertekend] zijn (van kunstwerken, zoals kalligrafieën, schilderijen, zwaarden, etc.) |
zaisū-罪数 | het aantal misdaden [misdrijven] |
zakuzaku-ざくざく | (in) veel stukken (zoals klein gesneden groenten of een stapel munten) |
zanmu-残務 | werkachterstand; werk dat is blijven liggen; resterende [ongedane] werkzaamheden; dingen die nog gedaan moeten worden |
zansho-残暑 | aanhoudende (zomer)hitte (aan het begin van de herfst) |
zantō-残党 | de overlevenden; overgeblevenen; achterblijvers |
zashiki-座敷 | een feest [banket] (met geisha, e.d.) gehouden in een (traditionele) Japanse kamer met tatami matten |
zatsuyō-雑用 | allerlei klussen [karweitjes; werkzaamheden] |
zatta-雑多 | divers [ongeordend; ongeorganiseerd; ongesorteerd] zijn |
zeichiku-筮竹 | (50) bamboestokjes, die worden gebruikt om de toekomst te voorspellen |
zeigen-贅言 | breedsprakigheid; overbodige woorden; pleonasme |
zekke-絶家 | uitgestorven familie; familie waarvan alle leden zijn overleden |
zekku-絶句 | het stoppen met praten; geen woorden (ervoor) hebben; met de mond vol tanden staan |
zen-前 | (als achtervoegsel) voor; voorheen; geleden |
zen-然 | (in kanji combinaties) natuurlijk; toevallig; onvoorzien; vastberaden |
zendō-善道 | (boeddh.) een goede wereld, d.w.z. van goden of van mensen (door goede daden in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden herboren) |
zenkikurikoshirieki-前期繰越利益 | ingehouden winsten aan het begin van een periode |
zenko-前古 | vroeger; oude tijden; oudheid |
zenpō-善報 | (boeddh.) de beloning voor goede daden |
zenrei-前例 | precedent |
zenreki-前歴 | iemands verleden; achtergrond; historie |
zenryaku-前略 | inkorting van een citaat aan het begin; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het begin weggelaten worden |
zenryōsei-全寮制 | een systeem waarin alle stafleden en studenten verplicht op het universiteitsterrein wonen |
zenseiki-全盛期 | hoogtijdagen; gouden tijdperk; periode van bloei |
zensen-全線 | (tijdens een oorlog); het hele front; alle frontlinies |
zenshi-全市 | de hele stad; alle steden |
zenshi-全紙 | een hele pagina; een heel vel papier; alle bladen [kranten] |
zenshi-前史 | voorgeschiedenis; prehistorie |
zenshō-全勝 | alle wedstrijden gewonnen hebben; het behalen van een volledige overwinning zonder verliespunten |
zenshū-全州 | de hele staat [regio]; het hele gebied; alle staten [regio's; gebieden] |
zenshu-善趣 | (Boeddh) een goede wereld, d.w.z. van de goden of van de mensen (door goede daden te doen in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden |
zentō-全島 | alle eilanden |
zen'in-全員 | alle mensen [leden]; de hele bemanning; al het personeel |
zen'yusuru-全癒する | volledig; genezen [herstellen; beter worden] |
zeppan-絶版 | (van boeken) niet meer gedrukt worden; niet meer in de handel zijn |
zessen-舌戦 | woordenwisseling; verbale strijd |
zetchōki-絶頂期 | hoogtepunt; toppunt; tijdperk van bloei; gouden tijdperk |
zetsuentai-絶縁体 | isolator; isolerend [niet-geleidend] materiaal |
zetsugi-絶技 | uitblinkend kunststuk; stunt; voortreffelijk optreden [acteerwerk]; goede techniek |
zettō-絶倒 | het overmand worden door hevige emoties |
zō-臓 | (in kanji combinaties) ingewanden |
zōbō-像法 | (in het boeddhisme, een van de 3 perioden na de dood van Shakyamuni) de volgende 500 of 1000 jaar na de officiële Dharma |
zōchō-増長 | het steeds erger [brutaler; arroganter] worden |
zōchōsuru-増長する | steeds erger [arroganter; brutaler] worden |
zōfu-臓腑 | ingewanden |
zōgeshitsu-象牙質 | tandbeen; dentine |
zōgon-雑言 | schuttingtaal; grof taalgebruik; scheldwoorden |
zōhai-増配 | verhoogd dividend; verhoging van het dividend |
zōhyō-雑兵 | een onbeduidende [onbelangrijke] persoon binnenin een organisatie; een werkmier |
zōkeibijutsu-造形美術 | beeldende kunsten |
zokuhō-続報 | vervolgrapport; aanvullend nieuws; nadere bijzonderheden |
zokujinshugi-属人主義 | het principe dat het strafrecht van het land van herkomst van de dader moet worden toegepast, ongeacht waar het misdrijf heeft plaatsgevonden |
zokumu-俗務 | wereldlijke zaken [belangen; aangelegenheden] |
zokusei-簇生 | het (dicht) bij [door] elkaar groeien (bv. van planten, bomen, maar ook van tanden en kiezen) |
zōmotsu-臓物 | (voor consumptie) orgaanvlees [ingewanden] (van dieren) |
zonjiru-存じる | (nederig werkwoord voor) weten; beseffen; denken |
zonzuru-存ずる | (nederig werkwoord voor) weten; beseffen; denken |
zorozoro-ぞろぞろ | (onomatopee) in grote hoeveelheden; drommen; stroom; menigte; gekrioel (van insecten) |
zōtei-贈呈 | het aanbieden (van een gift, etc.); toekenning |
zōteisuru-贈呈する | aanbieden; toekennen; doneren |
zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zubari-ずばり | (onomatopee) ferm; flink; vastberaden |
zui-随 | (in kanji combinaties) het volgen; navolgen; begeleiden |
zuihansen-随伴船 | volgboot; begeleidend schip |
zuiheishikō-水平思考 | het lateraal denken (het anders ordenen van bestaande informatie om zo tot nieuwe informatie te komen) |
zuiin-随員 | lid van een entourage [gevolg; staf]; begeleidend personeel |
zuikan-随感 | incidentele indrukken; willekeurige gedachten |
zuikō-随行 | het begeleiden; vergezellen |
zuikōsuru-随行する | begeleiden; vergezellen |
zukan-図鑑 | veldgids; identificatie-gids (b.v. voor planten of dieren) |
zukansokunetsu-頭寒足熱 | het hoofd koel en de voeten warm houden |
zukezuke-ずけずけ | (onomatopee) openhartig; (onaangenaam) oprecht; onverbloemd; er geen doekjes om winden |
zukkokeru-ずっこける | naar beneden glijden [slippen; vallen]; loslaten; loskomen |
zuku-付く | (achtervoegsel) ...worden |
zunōrōdō-頭脳労働 | denkwerk |
zunōshūdan-頭脳集団 | denktank |
zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zurekomu-ずれ込む | uitgesteld [vertraagd; verplaatst; verzet] worden |
zureru-ずれる | wegglijden; naar beneden glijden; verschuiven |
zuriagaru-ずり上がる | omhoog glijden; opkruipen (van kleding) |
zuriochiru-ずり落ちる | wegglijden; naar beneden glijden |
zuru-ずる | (weg)glijden |
zuruzuru-ずるずる | (onomatopee) slepend; glijdend; glibberend; slurpend |
zutazuta-寸寸 | (in) stukken; snippers; reepjes; flarden; gescheurd |