dek / dek ( het (o) | znw | dekken )
1デッキ; 甲板 [(op een schip)]
2一面 () [(bedekking)]
3毛布 [(deken, sprei, etc.)]
Kruisverwijzing
dek
lemma | meaning |
---|---|
agohimo-顎紐 | kinriem; kinband (aan een hoofddeksel) |
aisufōru-アイスフォール | ijswaterval; ijswand; met ijs bedekte (rots)wand; ijslawine |
aisu・rinku-アイス・リンク | (overdekte) ijsbaan |
akajikokusai-赤字国債 | speciale staatsobligaties (uitgegeven om begrotingstekorten in Japan te dekken) |
amaooi-雨覆い | dekzeil; tarpaulin |
ankyo-暗渠 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
ankyohaisui-暗渠排水 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
anmitsu-餡蜜 | een kommetje met verschillende zoete ingrediënten (vruchten, zoete bonen, e.a.), bedekt met suikerstroop |
antō-暗闘 | een geheime vete; verborgen [bedekte] vijandigheid |
an・tsū・kā-アン・ツー・カー | all-weather wegdek [oppervlak]; (kunststof) baan die bestand is tegen alle weersinvloeden |
asutorodōmu-アストロドーム | Astrodome (overdekt sportstadion met doorzichtige koepel) |
ate-当て | dekkleed; bekleding; hoes; vulling |
atekosuru-当て擦る | insinueren (dat); op een bedekte manier een aantijging maken tegen iem.; onder de dekmantel van een heel ander verhaal tegen iem. een ironische opmerk |
berē-ベレー | baret (hoofddeksel) |
bēru-ベール | sluier; dekmantel |
beta-べた | (helemaal) bedekt [opgevuld; afgedekt] zijn |
bettori-べっとり | kleverig; plakkerig; bedekt met |
bōshi-帽子 | hoofddeksel; hoed; pet |
bōshi-帽子 | deksel (op een pan, etc.) |
bōshi-帽子 | (afk. van) eboshi (traditioneel hoofddeksel aan het hof) |
bōshō-帽章 | baretembleem; embleem op (militair) hoofddeksel [baret] |
bōto・dekki-ボート・デッキ | sloependek (dek waar de reddingsboten zich bevinden) |
buranketto-ブランケット | deken; plaid |
burijji-ブリッジ | steunbalk; dekstijl |
chūōsen-中央線 | middenlijn (op een sportveld, wegdek e.d.) |
daikōkaijidai-大航海時代 | (hist.) tijdperk van de grote ontdekkingen |
dakuon-濁音 | stemhebbende medeklinker in het Japans |
dakuonpu-濁音符 | het (dubbele aanhalings)teken gebruikt voor een stemhebbende medeklinker in het Japans |
dakuten-濁点 | het (dubbele aanhalings)teken gebruikt voor een stemhebbende medeklinker in het Japans |
darake-だらけ | (achtervoegsel) vol [bedekt; bezaaid] met |
dekki-デッキ | dek (op een schip) |
dekki・gorufu-デッキ・ゴルフ | golfspel dat op het dek van een schip wordt gespeeld |
deru-出る | ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
disukabā-ディスカバー | ontdekken |
dobashi-土橋 | met aarde bedekte brug; aarden brug |
eboshi-烏帽子 | traditioneel hoofddeksel aan het hof |
ei-纓 | slip [reep stof] aan de achterkant van een traditioneel Japans hoofddeksel |
ei-纓 | kinband van een hoofddeksel |
ekurea-エクレア | eclair (een langwerpig gebakje gevuld met banketbakkersroom en bedekt met een chocolade- of glazuurlaagje) |
engoshageki-援護射撃 | ondersteuningsvuur; vuurdekking |
entāpuraizu-エンタープライズ | USS Enterprise (Amerikaans vliegdekschip) |
fudōshōsūtensū-浮動小数点数 | zwevendekommagetal; drijvendekommagetal; vlottendekommagetal |
fukaamigasa-深編み笠 | gevlochten kegelvormig hoofddeksel (dat deels het gezicht verborg, en werd gedragen door samoerai en komuso) |
fukanshihei-不換紙幣 | fiatgeld; onwisselbaar [ongedekt] papiergeld; fiduciair geld |
fuku-覆 | bedekken; verhullen |
funaya-船屋 | woongedeelte op het dek van een boot |
fundoshi-褌 | het schild dat de buik van de krab bedekt |
furaito・dekki-フライト・デッキ | vliegdek |
fusagu-塞ぐ | vullen; bedekken; bezetten |
fusuma-衾 | gewatteerde deken; dekbed |
futa-蓋 | deksel; dop(je) |
futōmeishoku-不透明色 | dekverf; ondoorschijnende verf [kleur] |
genkairieki-限界利益 | dekkingsbijdrage; marginale winst |
ginban-銀盤 | een (overdekte) ijsbaan |
gongenzukuri-権現造り | een shinto heiligdom waarbij het hoofdgebouw en de hal voor erediensten verbonden zijn door een overdekte gang |
haginomochi-萩の餅 | een kleefrijstballetje bedekt met zoete bonenpasta |
haikei-背景 | rugdekking; steun in de rug |
hakkaku-発覚 | ontdekking; onthulling; openbaring |
hakken-発見 | ontdekking; vondst |
hakkensuru-発見する | ontdekken; vinden |
hakkutsu-発掘 | (fig.) blootlegging; vondst; ontdekking |
hanpo-半帆 | zeil dat maar voor de helft is opgetrokken vanaf het dek |
harema-晴れ間 | opklaring (van het weer); open [blauwe] plek in het wolkendek |
haritsumeru-張り詰める | volledig bedekken |
hatsumeisuru-発明する | uitvinden; ontdekken |
hatto-ハット | hoed; hoofddeksel |
hejjingu-ヘッジング | indekking; afdekking (met tegengestelde posities op de financiële markt) |
himaku-被膜 | membraan; vliesje; een laagje (dat iets bedekt) |
hishokuminchika-非植民地化 | dekolonisatie |
hitsu-櫃 | grote kist; bak met deksel (vaak zonder scharnierverbindingen) |
hizakake-膝掛け | schootdeken |
hoya-火屋 | metalen deksel (met gaatjes) van wierookbrander |
ikeru-埋ける | een (houtskool)vuur met as bedekken om het te laten smeulen |
indoa-インドア | binnen; binnenshuis; overdekt; (sport) indoor |
ionbin-イ音便 | (taalkunde) eufonische verandering (waarbij de medeklinkers k, g, sh, of r voor de -i wegvallen, b.v. 聞きて wordt 聞いて) |
itabuki-板葺き | houten dakbedekking [dakspanen]; dak met houten betimmering |
izu-出づ | (opnieuw) verschijnen; opkomen; ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
jōdan-上段 | bovendek; podium; loge |
juhyō-樹氷 | een boom bedekt met rijp [rijm] |
kabau-庇う | iemand beschermen; behoeden (voor); onder de hoede nemen; dekking geven |
kaburu-被る | over zich heen krijgen; bedekt worden (met water; stof, etc.); onder water komen; baden |
kagami-鏡 | deksel van een sake-vat |
kaimaki-掻い巻き | een gewatteerde kimono; een (gewatteerde) deken met mouwen |
kakaru-掛かる | omwikkelen; inpakken; bedekken |
kakusu-隠す | verstoppen; verbergen; verhullen; verzwijgen; maskeren; achterhouden; geheimhouden; bedekken |
kanben-冠冕 | kroon (hoofddeksel voorgeschreven en gedragen aan het hof) |
kanpan-甲板 | dek (op een schip) |
kansaiheri-艦載ヘリ | marinehelikopter; vliegdek(schip) helikopter |
kansaiki-艦載機 | marinevliegtuig; vliegdek(schip) vliegtuig |
kansei-歓声 | uitroep van blijdschap [waardering e.d.]; vreugdekreet; gejuich |
kāpetto-カーペット | tapijt; vloerbedekking; (vloer)kleed |
karakami-唐紙 | Chinees papier met patronen erop gedrukt (in de Heian periode gebruikt als schrijfpapier, en later voor het bedekken van fusuma (schuifdeuren)) |
karakami-唐紙 | fusuma (schuifdeuren), bedekt met Chinees papier |
karameru-絡める | wikkelen in [om]; bedekken met; glaceren |
karukaya-刈萱 | algemene term voor rieten en grassen die geschikt zijn voor dakbedekking |
kasa-笠 | hoofddeksel (voor bescherming tegen sneeuw, regen, sterk zonlicht, e.d.) |
kasa-笠 | deksel van een (houten) rijstkom |
ketto-ケット | deken; plaid |
kinbyōbu-金屏風 | kamerscherm bedekt met bladgoud |
kiruto-キルト | quilt (lap stof van aan elkaar genaaide stukjes); doorgestikte deken |
kōgaisuion-口蓋垂音 | (taalkunde) uvulaar; uvulaire medeklinker |
kōhan-甲板 | scheepsdek |
kōkūbokan-航空母艦 | vliegdekschip; vliegkampschip |
kōri-行李 | reiskoffer [mand met deksel] (van gevlochten bamboe of wilgenhout); reisbagage |
koshio-小潮 | doodtij (getijdekrachten heffen elkaar op, zodat de getijdenverschillen minimaal zijn) |
kotatsu-炬燵 | een laag tafeltje met verwarming eronder om de benen te warm te houden (vaak met een deken erover om de warmte te bewaren) |
kōtingu-コーティング | coating; deklaag; beschermlaag |
kurōku-クローク | mantel; jas; dekmantel |
kurumaru-包まる | bedekt zijn met; gewikkeld zijn in (b.v. een deken) |
kusabuki-草葺き | dakriet; rieten dakbedekking |
kusuburu-燻る | roetig zijn; met roet bedekt zijn |
kyattsuai-キャッツアイ | kattenoog; katoog (reflector in wegdek om rijstroken te markeren) |
kyūmei-究明 | onderzoek; het verzamelen van feiten; ontdekken; uitzoeken; aan het licht brengen |
mamireru-塗れる | bedekt [besmeurd] worden |
mantsūman・difensu-マンツーマン・ディフェンス | mandekking (in de verdediging) |
masatsuon-摩擦音 | een fricatief (medeklinker met wrijvend of sissend geluid, zoals f, s, ch) |
mi-身 | hoofdonderdeel (bv. vlees zonder de botten, vat zonder de deksel) |
midoro-みどろ | (achtervoegsel) bedekt; besmeurd |
mihakken-未発見 | iets dat nog niet bekendgemaakt [ontdekt; uitgevonden] is |
mihatsu-未発 | iets dat nog niet is bekendgemaakt [ontdekt; uitgevonden] |
miidasu-見出す | ontdekken; uitvinden; uitzoeken |
mimikakushi-耳隠し | haarstijl [haarcoupe] die de oren bedekt |
mitsukaru-見つかる | gevonden [ontdekt] worden; tevoorschijn komen |
mitsukeru-見つける | vinden; ontdekken |
mitsuun-密雲 | dichte bewolking; dicht wolkendek |
mōfu-毛布 | deken; plaid |
mugura-葎 | bodembedekker(s); kruipplant(en); woekerende plant(en) |
mutanpo-無担保 | zonder onderpand; ongedekt (lening) |
mutanpokashidashi-無担保貸出 | ongedekte lening |
mutanposhasai-無担保社債 | ongedekte (bedrijfs)obligatie |
nata-鉈 | bijl; hakmes; leidekkershamer |
natsugake-夏掛け | dunne dekbedden die in de zomer gebruikt worden |
nekonekobanten-ねんねこ半纏 | een (korte, warme) overjas die niet alleen de drager ervan maar ook de op de rug gedragen baby bedekt |
nenneko-ねんねこ | een (korte, warme) overjas die niet alleen de drager ervan maar ook de op de rug gedragen baby bedekt |
neyuki-根雪 | sneeuwdek; laag sneeuw die (lang) blijft liggen |
nōmāku-ノーマーク | (sport) speler die niet gedekt wordt [waar niet op gelet wordt] |
nuri-塗り | deklaag; verflaag; laklaag |
oginau-補う | aanvullen; goedmaken; compenseren; dekken (een tekort, verlies, etc.); opvullen (b.v. een vacature) |
ohagi-お萩 | een kleefrijstballetje bedekt met zoete bonenpasta |
okunai-屋内 | binnenshuis; indoor; overdekt |
patchiwāku-パッチワーク | patchwork; lappendeken; quilt |
ransōun-乱層雲 | nimbostratus (laaghangend donker wolkendek) |
ren'on-連音 | trilling (rollende medeklinker) |
retorikku-レトリック | retoriek; redekunst |
roban-路盤 | wegverharding (basislaag en onderste oppervlaktelaag, onder het wegdek) |
roji-露地 | (open) veld; kweekgrond in de openlucht; onoverdekte binnentuin; tuin bij theehuis |
rojō-路上 | wegdek; op straat |
romen-路面 | wegdek; bestrating; plaveisel |
romentōketsu-路面凍結 | het bevriezen van het wegdek |
saisankakaku-採算価格 | kostendekkende [winstgevende] prijs |
sandawara-桟俵 | ronde deksel van stro (werd gebruikt voor het afdichten van een baal rijst) |
sandogasa-三度笠 | tradioneel Japanse hoofddeksel (van bamboe) |
santa・maria-サンタ・マリア | Santa María (het schip van Christoffel Columbus, die in 1492 Amerika ontdekte) |
san・dekki-サン・デッキ | bovendek; zonnedek (van een schip) |
sayadō-鞘堂 | een hal die is gebouwd om de buitenkant van een ander gebouw volledig te bedekken (ter bescherming) |
sekisetsu-積雪 | sneeuwdek; laag sneeuw; gevallen sneeuw |
shappo-シャッポ | hoed; hoofddeksel |
shiin-子音 | medeklinker (letter) |
shitakusa-下草 | bodembedekker (planten) |
sukētorinku-スケートリンク | (overdekte) ijsbaan |
tāban-ターバン | tulband (hoofddeksel) |
tachikomeru-立ち込める | hangen in [over]; versluieren; bedekken; (om)hullen; maskeren; afschermen |
tāfu・kōsu-ターフ・コース | grasbaan; renbaan bedekt met gras |
taiki-待機 | het een kans afwachten; paraat [stand-by] zijn; zich verdekt opstellen; in hinderlaag liggen |
taikisuru-待機する | een kans afwachten; paraat [stand-by] zijn; zich verdekt opstellen; in hinderlaag liggen |
taneushi-種牛 | dekstier; fokstier |
tansu-箪笥 | (kleren)kast; ladekast; dressoir; commode |
tāpu-タープ | tarpaulin; dekzeil |
tenkan-天冠 | hoofddeksel [kroon] van een jonge keizer (bij zijn troonsbestijging) |
tenkan-天冠 | hoofddeksel [kroon] van boeddha [goden] (op beelden) |
tenkan-天冠 | traditioneel hoofddeksel gedragen tijdens boogschieten te paard, kagura-dans, e.d. |
tojibuta-綴じ蓋 | een kapotte deksel die is gerepareerd |
tsuba-鍔 | (van een hoofddeksel) rand; klep |
tsuno-角 | pin; speld (in het haar of op een hoofddeksel) |
uguisumochi-鶯餅 | mochi (rijstcakes) gevuld met rode bonenpasta en bedekt met meel van groene sojabonen |
umoreru-埋もれる | begraven [bedekt; afgedekt; verborgen] worden |
uzumoreru-埋もれる | begraven [bedekt; afgedekt; verborgen] worden |
warabuki-藁葺き | met (gevlochten) stro bedekt; strodak; rieten dak |
yabudatami-藪畳 | plek waar een struikgewas het hele gebied bedekt |
yukigakoi-雪囲い | strodek voor planten of bomen als bescherming voor sneeuw |
yukimochi-雪持ち | met sneeuw bedekte bladeren [takken] van bomen |
zukin-頭巾 | hoofddeksel; kap; hoofddoek; monnikskap; nonnenkap; keppel |