Kruisverwijzing
dal
lemma | meaning |
---|---|
abata-痘痕 | pok; pokput (litteken van de pokziekte); pokdalig zijn |
agarisagari-上がり下がり | stijgen en dalen; ups en downs; fluctuatie |
agesage-上げ下げ | (van de prijs) fluctuatie; stijging en daling van toonhoogte |
aizenmandara-愛染曼荼羅 | mandala gewijd aan Myōō |
amaebi-甘海老 | zoete (noordelijke) garnaal (Pandalus borealis) |
amakudari-天下り | neerdalen uit de hemel |
ando-安堵 | erkenning van het recht op grondbezit van een samoerai (door een shogun of een feodale heer) |
asamashii-浅ましい | schandelijk; schandalig; gemeen |
asaura-麻裏 | sandalen met zolen van gevlochten henneptouw |
asaurazōri-麻裏草履 | sandalen met zolen van gevlochten henneptouw |
ayamodoshi-アヤ戻し | pullback, een tijdelijke prijsverhoging terwijl de markt blijft dalen |
ayaoshi-アヤ押し | pushback, een tijdelijke prijsdaling terwijl de markt in een opwaartse trend zit |
azumageta-東下駄 | houten dames geta (soort sandalen) met tatami voering |
bandarizumu-バンダリズム | vandalisme |
biraku-微落 | een lichte daling van prijzen [tarieven] |
bokkuri-木履 | traditionele gelakte houten sandalen (geta) voor meisjes |
bokuri-木履 | traditionele gelakte houten sandalen (geta) |
bōraku-暴落 | verval; plotselinge daling [val] (b.v. van aandelen op de beurs) |
chōraku-凋落 | daling; terugval; achteruitgang; verval; terugloop |
darai・rama-ダライ・ラマ | Dalai Lama |
daruton-ダルトン | dalton |
dehairi-出入り | toename en afname; stijging en daling |
deiri-出入り | toename en afname; stijging en daling |
dokuganryū-独眼竜 | bijnaam van Date Masamune (伊達政宗), een feodale heer |
ea・poketto-エア・ポケット | luchtzak (bij snelle daling van een vliegtuig) |
faia・arāmu-ファイア・アラーム | brandalarm; brandmelding |
gara-瓦落 | plotselinge daling van de aandelenkoersen; beurscrash |
gege-下下 | (goedkope) sandalen van stro |
gekigen-激減 | een scherpe [sterke] afname [daling; terugval]; keldering |
genshō-減少 | afname; krimp; daling |
genshōsuru-減少する | afnemen; dalen; krimpen |
genshū-減収 | vermindering [daling] van inkomen [opbrengst; inkomsten] |
gen'eki-減益 | een winstdaling |
geta-下駄 | geta (traditionele Japanse houten sandalen) |
getabaki-下駄履き | het dragen van geta (traditionele Japanse houten sandalen) |
gongodōdan-言語道断 | schandalig; verwerpelijk; dwaas; absurd; onvergeeflijk |
ha-歯 | de dwarsbalkjes onder de zool van een geta (Japanse traditionele houten sandalen) |
hakai-破壊 | vernieling; afbraak; vernietiging; vandalisme |
hanshō-半鐘 | brandalarm; brandklok; noodklok |
hanshu-藩主 | leenheer; hoofd van een feodale clan |
hayagane-早鐘 | brandalarm; alarmbel |
hidoi-酷い | wreed; gemeen; schandalig; genadeloos |
hikumaru-低まる | lager worden; dalen; afnemen |
hiyameshizōri-冷や飯草履 | eenvoudige zori (traditionele Japanse rieten teensandalen) |
hōken-封建 | feodalisme |
hōkenjidai-封建時代 | het feodale tijdperk |
hōkenseido-封建制度 | feodaal stelsel; feodalisme |
hokkokuakaebi-北国赤海老 | zoete (noordelijke) garnaal (Pandalus borealis) |
hooba-朴歯 | steunbalkjes onder geta sandalen, gemaakt van magnolia hout |
hōraku-崩落 | verval; plotselinge daling [val] |
ienoko-家の子 | (einde van de Heian periode) lid van een clan die een meester-dienaarrelatie had met de feodale heer |
kaburaya-鏑矢 | een pijl waaraan een fluitje is bevestigd (dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan) |
kakō-下降 | daling; afgang; val; duik; neergang |
kakōsuru-下降する | (af)dalen; naar beneden gaan; zinken; vallen; duiken |
kasaikeihō-火災警報 | brandalarm |
keikoku-渓谷 | bergvallei; (diep) dal |
kenkoku-圏谷 | keteldal |
keshikaran-怪しからん | schandalig; onvergeeflijk; schaamteloos; grof |
kirishitan-キリシタン | christen (in het feodale Japan) |
kobushi-古武士 | samoerai; feodale krijger |
kōhai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kōkai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kokufū-谷風 | dalwind |
kōrin-降臨 | neerdaling (naar aarde van een godheid); verschijning; (goddelijke) openbaring |
kōtei-高低 | fluctuatie; hoog en laag; opkomst en ondergang; stijging en daling |
kudaru-下る | naar beneden gaan; afdalen |
kūkoku-空谷 | een verlaten dal; een onbewoonde vallei |
maria-マリア | Maria Magdalena (Bijbel) |
menbokunai-面目ない | beschaamd; beschamend; schandalig |
nekuzure-値崩れ | een plotselinge daling van prijzen; het kelderen van prijzen |
nesage-値下げ | prijsverlaging; prijsdaling; prijsvermindering |
ninja-忍者 | een ninja (geheime strijder in het feodale Japan) |
nisokunowaraji-二足の草鞋 | (lett. twee paar strosandalen dragen) twee petten op hebben; twee ijzers in het vuur hebben |
nōdo-農奴 | een (feodale) lijfeigene |
ogo-海髪 | roodalg; rood zeewier (Gracilaria vermiculophylla) |
ogonori-海髪海苔 | roodalg; rood zeewier (Gracilaria vermiculophylla) |
oiesōdō-お家騒動 | (Edo periode, bij feodale families) familievete; familietwist |
oriru-下りる | afdalen; naar beneden gaan [lopen] |
oriru-下りる | naar beneden komen; dalen; vallen; (b.v.gordijn; luiken; lift) |
oriru-下りる | beginnen; neerdalen; invallen (vorst; dooi; duisternis) |
rakka-落下 | val; neergang; daling |
reppan-列藩 | vele feodale clans |
rijunritsunokeikōtekiteikanohōsoku-利潤率の傾向的低下の法則 | de wet van de tendentieuze daling van de winstvoet |
ryōshu-領主 | daimyo; domeinheer; (feodale) heer (van een bepaald gebied) |
sage-下げ | (afk. voor) dalend getijde; eb |
sage-下げ | (muziek) een passage met dalende toon |
sageshio-下げ潮 | dalend getijde; eb |
saihai-采配 | een staf [scepter] als teken van rang (zoals van die van de samoerai-commandanten in het feodale Japan) |
sakibosori-先細り | (geleidelijk) afnemend; aflopend; afbouwend; dalend |
sangomo-珊瑚藻 | roodwieren; roodalgen (Rhodophyta) |
sankinkōtai-参勤交代 | (Edo periode) politiek systeem waarbij feodale heren (daimyo) werden verplicht om elk tweede jaar in Edo te verblijven |
sendan-栴檀 | sandalhout |
setta-雪駄 | Japanse sandalen met lederen zolen |
shirei-死冷 | lijkkoude; algor mortis (dalende lichaamstemperatuur na overlijden) |
shōmyō-小名 | (Kamakura- en Muromachi-periodes) een feodale leenheer (daimyo) van lagere rang |
shōmyō-小名 | (Edo-periode) een feodale heer met een relatief klein grondgebied |
shōshika-少子化 | daling van het geboortecijfer; vermindering van het aantal kinderen |
shōshikōreika-少子高齢化 | een dalend geboortecijfer in combinatie met een vergrijzende bevolking (resulterend in demografische krimp) |
shūtai-醜態 | schandalig gedrag [uiterlijk]; wangedrag; schandelijke handelswijze |
suzuran-鈴蘭 | lelietje-van-dalen (Convallaria) |
takageta-高下駄 | hoge geta (traditionele Japanse houten sandalen) |
takahiku-高低 | fluctuatie; hoog en laag; opkomst en ondergang; stijging en daling |
tani-谷 | dal; vallei; ravijn; kloof |
tanigawa-谷川 | bergbeek; rivier die door het dal stroomt |
tanihyōga-谷氷河 | gletsjervallei; gletsjerdal |
tanikaze-谷風 | dalwind |
teigen-低減 | afname; vermindering; daling; reductie |
teikettō-低血糖 | hypoglykemie; sterke daling van de bloedsuikerspiegel |
teikettōshō-低血糖症 | hypoglykemie; sterke daling van de bloedsuikerspiegel |
tōitsugenshishitsuryōtan'i-統一原子質量単位 | dalton |
tsumagake-爪掛け | een hoesje over het uiteinde van geta (houten sandalen), om de tenen te beschermen tegen regen en sneeuw |
tsurubeotoshi-釣瓶落とし | het snel vallen van de avond (als een dalende putemmer) |
ukishizumi-浮き沈み | goede en slechte tijden; ups en downs; stijgen en dalen |
waraji-草鞋 | stro sandalen |
yashikibōkō-屋敷奉公 | huisbediende [dienaar] van een feodale heer [samoerai] |
yashikizutome-屋敷勤め | huisbediende [dienaar] van een feodale heer [samoerai] |
yowakisōba-弱気相場 | baissemarkt; dalende markt (effectenbeurs) |
yūhan-雄藩 | een machtige (feodale) clan (tijdens de Edo-periode) |
yūjikoku-U字谷 | U-dal; trogdal |
yūjitani-U字谷 | U-dal; trogdal |
zōri-草履 | traditionele Japanse rieten teensandalen |
zoru-ゾル | sol; colloïdale oplossing |