Kruisverwijzing
aai
lemma | meaning |
---|---|
aibu-愛撫 | het aaien; strelen; knuffelen |
aibusuru-愛撫する | aaien; strelen; knuffelen |
aidoringu-アイドリング | het stationair draaien van de motor (van een auto, etc.) |
aigan-愛玩 | aai; knuffel; het dol zijn op; koesteren [knuffelen; liefkozen] |
aigansuru-愛玩する | belangrijk [lief; mooi; waardevol] vinden; liefhebben; liefkozen; aaien |
aijirushi-合印 | (kleermakerij) markering op stof om aan te geven waar de delen aan elkaar worden genaaid |
aikyōbeni-愛敬紅 | rouge [lipstick; oogschaduw] (om de charme te vergroten [het uiterlijk te verfraaien]) |
ajikenai-味気ない | flauw; smakeloos (ook fig.); saai |
ajikinai-味気ない | flauw; smakeloos (ook fig.); saai |
akiaji-秋味 | zalm die in de herfst langs de kust wordt gevangen, vlak voordat hij terugkeert naar de rivieren om te paaien |
akimaki-秋蒔き | het zaaien in de herfst |
akinoōgi-秋の扇 | een waaier die niet meer wordt gebruikt wanneer het herfst wordt |
akinoōgi-秋の扇 | herfstwaaier, metafoor voor een vrouw die de genegenheid of interesse van een man heeft verloren (uit een oud Chinees verhaal) |
akuinakka-悪因悪果 | die kwaad doet, kwaad ontmoet (als men slechte dingen zaait, zal men ook slechte dingen moeten oogsten) |
akutō-悪投 | een buitengewoon slechte [afzwaaiende] worp van een (verre) veldspeler bij honkbal |
amenbō-飴ん棒 | de langwerpige ronddraaiende rood-wit-blauwe staaf die buiten op de muur hangt bij kapperszaken |
aoarashi-青嵐 | frisse zomerwind (die waait door groen gebladerte) |
aogu-扇ぐ | waaieren; aanwakkeren (van vuur) |
aomukeru-仰向ける | naar boven gaan kijken [draaien] ; met het gezicht naar boven gaan liggen |
aonokeru-仰のける | naar boven draaien; omdraaien [openleggen] (van een kaart b.v.) |
arigētā-アリゲーター | alligator; kaaiman |
asanagi-朝凪 | kalmte in de vroege ochtend aan de kust (als het even stopt met waaien, wanneer de landbries verandert in een zeebries) |
autokābu-アウトカーブ | (honkbal) een curveball (effectbal) met een draaibeweging naar buiten |
ayamaritsutaeru-誤り伝える | iets verdraaien (b.v. de werkelijkheid); een verkeerde voorstelling [indruk] geven (van iets) |
bai-貝 | draaitol (traditioneel gemaakt van de Japanese Babylon schelp) |
baito-バイト | bit (stift voor schroevendraaier) |
beddo-ベッド | (planten) perk; zaaibed |
bei-べい | baai |
bōgen-ボーゲン | (bij het skiën) bocht; boog; draai |
bogīsha-ボギー車 | (trein) draaistel; draaiwagen |
bōshu-芒種 | (lett. zaad in kafnaald) tijd om graan te zaaien (één van de 24 seizoenen van de zonnekalender, ca. 6 juni) |
bubunkyokuhitsu-舞文曲筆 | vrije schrijfstijl waarbij de de feiten worden verdraaid voor een literair effect |
buri-振り | een zwaai; slinger(beweging) |
chakku-チャック | klem (van een draaibank, e.d.) |
chigaeru-違える | (medisch) ontwrichten; verstuiken; verdraaien |
chōbi-掉尾 | (lett.) met de staart zwaaien |
chōnenten-腸捻転 | volvulus (draaiing van een deel van de darm) |
chōshizuku-調子づく | op gang [stoom] komen; in de stemming komen; zijn draai weten te vinden; opgetogen [enthousiast] worden; zich laten gaan |
chūjiku-中軸 | as; spil; draaipunt |
chūjiku-中軸 | punt [persoon] waar alles om draait; centrale figuur |
chūkei-中啓 | een traditionele opvouwbare waaier, die lijkt op een ginkoblad |
daiaru-ダイアル | (nummer) draaien [kiezen]; afstemmen |
daichō-台帳 | (kabuki) draaiboek |
daihon-台本 | script; draaiboek; scenario |
daiyaru-ダイヤル | (nummer) draaien [kiezen]; afstemmen |
daiyarusuru-ダイヤルする | een nummer draaien (telefoon) |
darake-だらけ | (achtervoegsel) vol [bedekt; bezaaid] met |
daru・gēmu-ダル・ゲーム | een saaie wedstrijd |
dendōmishin-電動ミシン | elektrische naaimachine |
dendōrokuro-電動ろくろ | elektrische draaischijf; elektrische pottenbakkersschijf |
donsuru-鈍する | traag [sloom; saai] worden |
doraibā-ドライバー | schroevendraaier; golfstok |
e-江 | baai; inham |
ensei-延性 | ductiliteit; kneedbaarheid; taaiheid |
etsukerokuro-絵付けろくろ | boetseerschijf; draaischijf voor beschilderen van keramiek |
fuka-鱶 | haai |
fukahire-鱶鰭 | haaienvin |
fukiageru-吹き上げる | opblazen; opwaaien; opspuiten |
fukiarasu-吹き荒らす | voorbij stormen; verwoesten; kapot waaien |
fukichirasu-吹き散らす | uiteen waaien [blazen]; wegblazen; verstrooien |
fukidasu-吹き出す | beginnen te waaien [blazen; ademen] |
fukikakeru-吹きかける | waaien op [over]; ademen over; besproeien |
fukikomu-吹き込む | binnen waaien; inregenen |
fukimakuru-吹き捲る | lang blijven blazen [waaien] |
fukinukeru-吹き抜ける | doorheen [overheen] waaien [blazen] |
fukiorosu-吹き下ろす | naar beneden waaien |
fukiotosu-吹き落とす | uit de boom waaien (van fruit) |
fukisusabu-吹き荒ぶ | hard waaien; stormen; razen |
fukitaosu-吹き倒す | omver blazen [waaien] |
fukitsukeru-吹きつける | tegen(aan) waaien [blazen] |
fukitsunoru-吹き募る | steeds harder waaien |
fukiyamu-吹き止む | stoppen met waaien; afnemen [gaan liggen] van de wind |
fukiyoseru-吹き寄せる | bij elkaar [op een hoop] waaien [blazen] |
fuku-吹く | waaien |
furafura-ふらふら | duizelig; draaierig; wankel; onzeker |
furea-フレア | (van kleding) het klokken; uitwaaieren |
furiageru-振り上げる | omhoog [boven je hoofd] tillen [zwaaien; slaan] |
furikaburu-振り被る | omhooghouden; (boven je hoofd) zwaaien (met) |
furikaeru-振り返る | (achter)omkijken; je hoofd omdraaien; over je schouder kijken; zich omdraaien |
furikazasu-振り翳す | rondzwaaien (met een voorwerp, wapen, e.d.) |
furimawasu-振りす | hanteren; zwaaien (met) |
furimukeru-振り向ける | omdraaien |
furimuku-振り向く | achterom kijken [draaien; keren] |
furippu-フリップ | omslaan; omdraaien; wegtikken; boos worden |
furishiku-降り敷く | verspreid liggen [gevallen zijn]; uitgestrooid zijn; bezaaid zijn (met) |
furu-振る | zwaaien; schudden |
furu-振る | draaien; omdraaien; achterom kijken |
fuseji-伏せ字 | een ondersteboven gedraaid karakter |
fuseru-伏せる | ondersteboven leggen; omdraaien |
gangan-がんがん | dreunend [galmend; bulderend; bonzend] geluid [lawaai] |
guruguru-ぐるぐる | (onomatopee) draaiend; duizelig |
gushinui-串縫い | Japanse standaard manier van naaien met parallelle stiksels |
gyakute-逆手 | (sport) onderhandse greep; backhand; de arm van een tegenstander in tegengestelde richting draaien; een aanval pareren |
gyūgyū-ぎゅうぎゅう | het stevig [strak; hard] trekken [draaien] |
hachijūhachiya-八十八夜 | de 88ste dag sinds het begin van de lente (wordt beschouwd als een goede dag om te zaaien) |
hāfu・suingu-ハーフ・スイング | (honkbal, golf) halve zwaai |
hagiawaseru-接ぎ合わせる | (stukken) verbinden; aan elkaar zetten [naaien; lijmen] |
haisupīdo・suchīru-ハイスピード・スチール | sneldraaistaal; snelstaal |
hakusen-白扇 | een witte waaier |
hanamushiro-花筵 | (fig.) een bloemenkleed (een laag van op de grond gewaaide bloemblaadjes) |
hansoku-反側 | het woelen [zich steeds omdraaien] in bed |
hansokusuru-反側する | in bed (liggen te) woelen; zich steeds omdraaien in bed |
hanten-反転 | omkering; omdraaiing; omrollen |
hantokeimawari-反時計回り | draaien tegen (de wijzers van) de klok in (linksom) |
harau-払う | (met een zwaard, stok e.d.) heen en weer zwaaien |
hari-針 | naaisteek; hechting |
harime-針目 | een (naai)steek; stiksel |
harishigoto-針仕事 | naaldwerk; naaiwerk; borduurwerk |
hatafuri-旗振り | het vlaggenzwaaien |
hatafuri-旗振り | vlaggenzwaaier; starter (bij sport) |
hatafuriyaku-旗振り役 | vlaggenzwaaier; starter (bij sport) |
hayamaki-早蒔き | vroeg (in het seizoen) zaaien |
hidarimaki-左巻き | linksdraaien (tegen de klok in) |
hidarimawari-左回り | linksomdraaiend (tegen de wijzers van de klok in) |
hien-飛燕 | (in vechtsporten) snel bukken en draaien (als een zwaluw) |
hizumi-歪み | vervorming; verdraaiing; kromtrekking; afwijking |
hōsei-縫製 | het naaien (met een naaimachine); naaiwerk |
hyakurai-百雷 | honderd donderslagen; hels lawaai |
iai-居合い | iai, in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
iaijutsu-居合術 | de iai-krijgskunst, het in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
ichaicha-いちゃいちゃ | het flirten; het aaien [strelen] |
ichaichasuru-いちゃいちゃする | flirten; aaien; strelen |
ichibandori-一番鶏 | het eerste kraaien van de haan (bij zonsopgang) |
iimagirasu-言い紛らす | zich ergens uitpraten [uitkletsen]; ergens omheen draaien; een ontwijkend antwoord geven |
imochibyō-稲熱病 | (Magnaporthe grisea) rijstschimmel; rijstrothals; rijstzaailingziekte |
in・hai-イン・ハイ | (honkbal) een hoge bal die naar binnen draait |
ipponjōshi-一本調子 | langdradigheid; saaiheid |
ireru-入れる | aanzetten; opendraaien |
irie-入り江 | inham; kreek; baai |
isshin-一新 | totale verandering; ommekeer; ommezwaai; vernieuwing; restauratie |
jabu-ジャブ | stoot; stomp; por; oplawaai |
jikamaki-直播き | directe bezaaiing (het zaaien direct in het veld) |
jikuashi-軸足 | (honkbal) pivotvoet; steunvoet (het standbeen wanneer een speler draait) |
jōzu-ジョーズ | Jaws (film over grote witte haai) |
kachū-渦中 | draaikolk; maalstroom (ook fig.) |
kaeri-返り | terugkeer; wending; omdraaiing |
kaeru-変える | (iets) veranderen; wijzigen; herzien; terugdraaien |
kaeru-返る | omkeren; omgedraaid worden |
kaeshi-返し | omkering; terugdraaiing; teruggave; reactie |
kaesu-返す | (iets) omkeren; omdraaien; herhalen |
kaiten-回転 | rotatie; omwenteling; draai |
kaitendoa-回転ドア | draaideur |
kaitenmokuba-回転木馬 | draaimolen; carrousel |
kaizan-改竄 | falsificatie; verdraaiing (van de feiten); onbevoegde [onrechtmatige] verandering (van tekst) |
kajō-渦状 | spiraalvormig [kolkvormig] zijn; de vorm [toestand] van een draaikolk hebben |
kakesu-懸巣 | Japanse gaai (Garrulus glandarius) |
kamiyori-紙縒り | touw gemaakt van stukjes gedraaid papier |
kamon-渦紋 | werveling [draaikolk] patroon; voluut patroon |
kaname-要 | het essentiële [belangrijkste] punt (waar alles om draait); fundament; hoeksteen |
kangarasu-冬鴉 | (literair) winterkraai; kraai in de winter |
kanna-鉋 | afdraaigereedschap; schaaf |
karamawari-空回り | het stationair draaien (van een motor) |
karamawarisuru-空回りする | stationair draaien (van een motor) |
karasu-烏 | kraai; kauw |
karasugane-烏金 | geld uitgeleend voor één etmaal; lening die direct de volgende ochtend moet worden terugbetaald (lett. kraaien-geld; kraaien krijsen bij zonsopgang) |
karasuguchi-烏口 | (lett. kraaienbek) tekenpen; trekpen (voor tekenen met inkt) |
karikomu-刈り込む | oogsten (maaien [afsnoeien] en opslaan) |
karotōsen-夏炉冬扇 | iets dat nutteloos is, zoals een haard in de zomer of een waaier in de winter |
kashidori-樫鳥 | (een andere naam voor) Japanse gaai (Garrulus glandarius) |
kashigamashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
kashimashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
katakuna-頑な | koppig; onbuigzaam; stug; taai |
katasukashi-肩透かし | (techniek in sumo worstelen) onder-schouderzwaai naar beneden |
katto-カット | (sport) effect; draaibal; kromme bal |
kazamidori-風見鶏 | opportunist; draaier; iemand die met alle winden meewaait |
kazehikaru-風光る | de wind waait op een zonnige lentedag |
kea-ケア | kea (Nieuw-Zeelandse papegaai, Nestor notabilis) |
keimanshotō-ケイマン諸島 | Kaaimaneilanden |
keimei-鶏鳴 | hanengekraai (vroeg in de ochtend); dageraad; zonsopgang; ochtendgloren |
kenkyō-牽強 | verdraaiing van de feiten; kromme redenatie |
kennawa-間縄 | een touw dat wordt gebruikt om de plantafstand te markeren bij het zaaien of planten van zaailingen |
ketatamashii-けたたましい | luidruchtig; lawaaiig; snerpend |
kigo-綺語 | (in poëzie en proza) mooi [fraai] woordgebruik |
kikuzure-着崩れ | verfomfaaid [vormeloos; versleten; afgedragen] zijn |
kiribari-切り張り | opgenaaid lapje stof; stoplapje |
kiru-切る | (snel) (om)draaien; van richting veranderen; (een bal) met effect slaan [gooien] |
kirutingu-キルティング | het quilten (verschillende lapjes aan elkaar naaien) |
kiruto-キルト | quilt (lap stof van aan elkaar genaaide stukjes); doorgestikte deken |
kojiwa-小皺 | fijne [kleine] rimpels; kraaienpootjes |
kokekokkō-コケコッコー | (onomatopee) kukeleku (het kraaien van een haan) |
konbain-コンバイン | dorsmachine; maaidorser |
korobasu-転ばす | (laten) struikelen [vallen; draaien] |
kōsokudokō-高速度鋼 | sneldraaistaal; snelstaal |
koyori-紙縒り | touw gemaakt van stukjes gedraaid papier |
kukenui-絎縫い | blinde [onzichtbare] steek (bij naaien van stoffen) |
kurukuru-くるくる | (onomatopee) in de rondte; alsmaar ronddraaiend; wervelend |
kurumeku-眩く | ronddraaien; rondtollen |
kurumeru-包める | misleiden; ergens omheen draaien |
kusagoe-草肥 | compost (van gemaaid gras) |
kusakari-草刈り | het maaien van gras |
kusakari-草刈り | degene die het gras maait |
kusakariki-草刈機 | grasmaaier; grasmaaimachine; grasmachine |
kutsugaesu-覆す | op zijn kop draaien; kapseizen |
kyakuhon-脚本 | draaiboek; scenario; script; (opera) libretto |
kyōzame-興醒め | een saai [oninteressant; vervelend] iets |
kyūchō-急潮 | plotseling hoog water (doordat oceaanwater plotseling een baai instroomt door drukverschil op zee); plotselinge snelle stroming |
madarukkoi-間怠っこい | traag; eentonig; saai; langdradig |
madarukkoshii-間怠っこしい | traag; eentonig; saai; langdradig |
mageru-曲げる | verdraaien (ook fig.: feiten, etc.); veranderen (van mening b.v.) |
makihige-巻き鬚 | (gedraaide) hechtrank (van een plant) |
makikaeshi-巻き返し | zich herstellen (van tegenslag); zich vermannen; het terugdraaien; terugspoelen |
makiokosu-巻き起こす | veroorzaken; doen ontstaan [opwaaien]; ophef veroorzaken |
makiotoshi-巻き落とし | naar beneden draaiende aanval (kendō, sumo) |
makitsukeru-巻き付ける | winden; draaien; knopen; vastbinden |
maku-蒔く | zaaien |
manobi-間延び | traagheid; sloomheid; langdradigheid; saaiheid |
matsukaze-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
matsuwaru-纏わる | (om iets of iemand) heen draaien; omringen; volgen |
mawaributai-回り舞台 | draaiend toneel; draaitoneel |
mawaridōrō-回り灯籠 | een lantaarn waarvan de binnenste cilinder (met uitgesneden afbeeldingen) draait en schaduwen werpt op het buitenste scherm |
mawaru-回る | rondgaan; rondrennen; de ronde doen; ronddraaien |
mawasu-回す | ronddraaien; roteren |
meguraseru-巡らせる | laten rondgaan; laten omcirkelen [ronddraaien} |
memagurushii-目まぐるしい | duizelingwekkend; wervelend; draaierig; duizelig |
memai-目眩 | duizeligheid; draaierigheid |
meneji-雌螺子 | (schroef)moer (die op een (schroef)bout gedraaid kan worden) |
merīgōraundo-メリーゴーラウンド | carrousel; draaimolen |
migimaki-右巻き | rechtsdraaien (met de klok mee) |
miihaa-みいはあ | iemand die met alle winden meedraait; aansteller; navolger |
miokuru-見送る | iemand uitgeleide doen [uitzwaaien; wegbrengen] |
mishin-ミシン | naaimachine |
mishō-実生 | zaailing; jong plantje |
mochikuzusu-持ち崩す | geruïneerd worden; naar de haaien gaan |
modosu-戻す | terugdraaien; terugplaatsen; terugzetten |
moesakaru-燃え盛る | oplaaien van een brand [vuur]; fel [hevig] branden |
moetatsu-燃え立つ | het doen oplaaien van een brand; hevig branden; fel kleuren |
mogaribue-虎落笛 | het fluitende geluid van een winterse wind die door een bamboe hek waait |
mojiru-捩る | draaien; wikkelen; verdraaien |
mukinaoru-向き直る | zich omdraaien [omkeren]; rechtsomkeert maken |
mukiteki-無機的 | levenloos; geesteloos; futloos; saai |
muku-向く | zich richten (naar; tot); (om)draaien naar; uitzien op; gaan in de richting (van) |
naderu-撫でる | aaien; strelen; strijken (over); gladstrijken |
nae-苗 | zaailing |
naedoko-苗床 | (planten) perk; zaaibed |
naegi-苗木 | zaailing; jong boompje |
nagadangi-長談義 | langdradige [saaie] toespraak [speech; lezing] |
naname-斜め | vervormd; verdraaid; verwrongen |
nawashiro-苗代 | een kweekveld voor jonge rijstplantjes (zaailingen) |
nebarizuyoi-粘り強い | hardnekkig; volhardend; koppig; taai |
nejiageru-捩じ上げる | iemand de arm omdraaien [verdraaien; omwringen]; iemand in bedwang houden |
nejikomu-捩じ込む | indraaien; inschroeven |
nejireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
nejiru-捩る | draaien; schroeven |
nejiru-捩る | verdraaien; verzwikken |
nigiribasami-握り鋏 | een U-vormige schaar (zonder vingergaten); wordt meestal gebruikt bij naaiwerk |
nigiyaka-賑やか | lawaaiig; kleurig; druk; vrolijk; welvarend |
nigosu-濁す | ergens omheen draaien; een ontwijkend antwoord geven; vaag blijven |
nishitsunomedori-西角目鳥 | papegaaiduiker |
noizu-ノイズ | (hard) geluid; lawaai; ruis |
nuu-縫う | naaien; stikken |
ōgi-扇 | (dichtvouwbare) waaier |
ohire-尾鰭 | opsmuk; verfraaiing (van een verhaal) |
okuribi-送り火 | ceremonieel vuur [fakkels] om de zielen van de overledenen bij hun vertrek uit te zwaaien |
okuru-送る | (iem.) uitgeleide doen [uitzwaaien] |
omotezukai-面使い | één van de bewegingen in Nō theater (het hoofd naar links en rechts draaien om om je heen te kijken) |
ōmu-鸚鵡 | papegaai |
ōmubyō-オウム病 | papegaaienziekte; psittacosis |
ōmugaeshi-鸚鵡返し | het (iemand) napraten; papegaaien |
osomaki-遅蒔き | het laat (in het seizoen) zaaien |
ōten-横転 | rotatie; het omrollen [draaien; kantelen] (op een zijde) |
oto-音 | geluid; klank; lawaai |
pettingu-ペッティング | het strelen; aaien; liefkozen |
purantā-プランター | plantmachine; zaaimachine |
rogui-櫓杭 | draaipunt [steunpunt] voor roeiriemen in een Japanse boot |
rokuro-轆轤 | pottenbakkerswiel; draaischijf; draaibank |
rokuroseikei-ロクロ整形 | het (op de schijf) draaien [vormen] |
roshutsukyō-露出狂 | exhibitionist; potloodventer; vaandelzwaaier |
saihō-裁縫 | naaiwerk |
sainen-再燃 | het opnieuw vlamvatten [oplaaien] (van ruzie, brand, liefde, e.d.) |
saisō-採草 | grasmaaien voor veevoer of compost |
saka-逆 | omgekeerd; omgedraaid; ondersteboven |
sakuzen-索然 | saaiheid; ongeïnteresseerdheid |
sakuzuke-作付け | het planten [aanplanten; zaaien] van gewassen |
same-鮫 | haai |
sanzaisuru-散在する | diffuus [verspreid; verstrooid; bezaaid] zijn |
sasu-刺す | naaien; borduren |
sawagu-騒ぐ | lawaai [kabaal] maken; rumoerig zijn |
seiran-青嵐 | frisse zomerwind (wind die waait door groen gebladerte) |
sekishokutō-赤色灯 | rood zwaailicht (op voertuigen van politie, ambulance, e.d.) |
senkai-旋回 | rotatie; ommekeer; draaiing |
senkaisuru-旋回する | (om)draaien; ronddraaien; roteren |
serifuzuke-台詞付け | draaiboek |
shākusukin-シャークスキン | haaienhuid; haaienleer; haaienvel |
shan-シャン | mooi; fraai; prettig |
shibakari-芝刈り | het maaien van een gazon; grasmaaien |
shibakariki-芝刈機 | grasmaaier; grasmaaimachine; grasmachine |
shibutoi-しぶとい | taai; vasthoudend; onverzettelijk; volhardend; koppig; eigenwijs |
shirakeru-白ける | bedorven [verpest] worden (sfeer); verveeld raken; saai worden; lusteloos worden |
shitanui-下縫い | het los [tijdelijk] aan elkaar naaien; rijgsteken |
shiwa-皺 | (huid) rimpel; groef; kraaienpootjes |
shōfū-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
shōrai-松籟 | het geluid van de wind die waait door pijnbomen |
shubungu-シュブング | schwung; zwaai; draai; zwenking; ski-beweging |
shubyō-種苗 | zaden en zaailingen |
shūkō-秋耕 | het zaaien in de herfst |
sodetsuke-袖付け | een mouw aan een kledingstuk naaien; het armsgat; de mouwnaad |
sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
sōingu-ソーイング | naaiwerk; naaien |
sōon-騒音 | lawaai; herrie; wanklank; geluidsoverlast |
sōsharu・apurikēshon-ソーシャル・アプリケーション | sociale software; software waar sociale netwerken op draaien (Engels: social application) |
sotomata-外股 | manier van lopen, met de tenen naar buiten gedraaid |
sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
suehiro-末広 | (ceremoniële) waaier |
suehirogari-末広がり | (ceremoniële) waaier |
suingu-スイング | zwaai; slinger |
sukuryūdoraibā-スクリュードライバー | schroevendraaier |
supin-スピン | draai; rotatie |
sutetchi-ステッチ | steek (naaien, breien, borduren) |
sutetchi-ステッチ | (vast)naaien; hechten |
tachisawagu-立ち騒ぐ | lawaai maken |
tafu-タフ | stoer; taai; sterk; robuust; volhardend |
tafunesu-タフネス | taaiheid; (ge)hardheid; sterkte; onvermoeibaarheid |
taikutsu-退屈 | verveling; sleur; saaiheid; eentonigheid |
taisabaki-体捌き | (judo) draaiende beweging van het lichaam |
taketonbo-竹蜻蛉 | (traditioneel Japans speelgoed) bamboe libelle, een propellor die gaat draaien door een pin snel in beide handpalmen te wrijven |
tān-ターン | draai; wending; omwenteling; kentering; bocht; afslag |
tanemaki-種蒔き | het zaaien; zaad (over een akker) strooien |
tāntēburu-ターンテーブル | draaischijf (van platenspeler) |
tāntēburu-ターンテーブル | draaischijf (voor locomotieven) |
tebata-手旗 | vlaggetje; kleine vlaggetje om mee te zwaaien |
teisen-停船 | (van vaartuigen) het stoppen; bijdraaien |
temawashi-手回し | (apparaten) met de hand bediend [gedraaid] |
tenchimuyō-天地無用 | (tekst op bagage, pakketten, etc.) niet ondersteboven draaien; deze kant boven houden |
tenjiru-転じる | draaien; wenden; van richting veranderen |
tenkai-転回 | omwenteling; rotatie; het ronddraaien |
tenshadai-転車台 | draaischijf (voor voertuigen, m.n. treinen) |
tenui-手縫い | met de hand genaaid |
ten'i-転移 | (med.) uitzaaiing; metastase |
tōbi-掉尾 | (lett.) met de staart zwaaien |
tojiru-綴じる | (dicht)naaien; stikken |
tokeimawari-時計回り | draaien met (de wijzers van) de klok mee (rechtsom) |
tōtenkō-東天紅 | hanengekraai |
tsuisuto-ツイスト | draai; wending; draaibeweging; kromming |
tsukurigoe-作り声 | een gemaakte [verdraaide] stem |
tsumaranai-詰まらない | saai; vervelend; oninteressant |
tsuzuru-綴る | inbinden; aan elkaar naaien [stikken] |
u-烏 | kraai |
uchimata-内股 | manier van lopen, met de tenen naar binnen gedraaid |
uchiwa-団扇 | papieren waaier (onopvouwbaar) |
uneriguji-うねり串 | een draaispit [pin] om vis te roosteren |
unerigushi-うねり串 | een draaispit [pin] om vis te roosteren |
unten-運転 | optimaal gebruik (van iets); optimaal laten draaien [functioneren] |
urusai-煩い | lawaaierig; luidruchtig |
utsumukeru-俯ける | naar beneden kijken; ondersteboven draaien [hangen]; op zijn kop zetten |
uzu-渦 | draaikolk; werveling; maalstroom |
uzumaki-渦巻き | draaikolk; werveling; maalstroom |
uzumaku-渦巻く | ronddraaien; wervelen |
uzushio-渦潮 | draaikolk |
waiwai-わいわい | (onomatopee) lawaai(eri)g; luidruchtig |
wan-湾 | baai |
wangan-湾岸 | oever van een baai |
wannai-湾内 | binnen de baai |
warusawagi-悪騒ぎ | druk [lawaaiig] feestgedruis; pretmakerij |
yaboyō-野暮用 | een saaie klus; oninteressant karwei |
yakamashii-喧しい | luidruchtig; lawaaierig; rumoerig |
yamakaze-山風 | wind die waait in de bergen |
yamaoroshi-山颪 | bergwind; wind die waait [raast] door de bergen |
yojireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
yojiru-捩る | (in elkaar) draaien; wikkelen; kronkelen |
yori-縒り | draai; kronkel; vouw; plooi |
yurasu-揺らす | (iets) heen-en-weer schommelen [zwaaien; slingeren] |
yurayura-ゆらゆら | (onomatopee) schommelend; slingerend; zwaaiend; wankelend |
yuriugokasu-揺り動かす | schudden; wiebelen; zwaaien |
yusayusa-ゆさゆさ | (onomatopee) schommelend; zwaaiend; wankelend |
zawameku-ざわめく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren) |
zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |
zawazawasuru-ざわざわする | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren); rillen; bibberen |
zōhō-蔵鋒 | een techniek in de kalligrafie (waarbij de punt van het penseel rond op het papier wordt gedraaid) |