ID / ID ( de (v) | znw | ID's )
1アイデンティティー; 個人の身分 [identiteit]
2身分証明書; アイ・ディー・カード; IDカード [ID-kaart]
Zie ook: identiteit
Zie ook: ID-kaart
Kruisverwijzing
ID
lemma | meaning |
---|---|
aberēji-アベレージ | gemiddelde |
aberēji-アベレージ | (honkbal) slaggemiddelde |
abiriti-アビリティ | bekwaamheid; vermogen |
abuhachitorazu-虻蜂取らず | tussen de wal en het schip vallen [geraken]; noch het een nog het ander (twee dingen tegelijkertijd proberen te doen, maar in geen van beide slagen) |
aburake-脂気 | vettigheid; olieachtigheid |
aburashō-脂性 | (van huid) vettigheid; vettig zijn |
achidōjisu-アチドージス | acidose (te hoge zuurgraad van het bloed) |
achidōshisu-アシドーシス | acidose (te hoge zuurgraad van het bloed) |
ada-仇 | wrok; wrevel; rancune; haat; boosaardigheid |
ada-徒 | vruchteloosheid; ijdelheid; nutteloosheid |
adagoto-徒言 | onwaarheid; leugen |
adanami-徒波 | (het geluid van) onstuimige golven |
adaorosoka-徒疎か | verwaarlozing; nalatigheid |
adappoi-婀娜っぽい | verleidelijk; sexy |
adashi-徒し | wispelturigheid; grilligheid |
adenoido-アデノイド | (medisch) adenoïde (vegetatie) |
adohokurashī-アドホクラシー | adhocratie (bestuursvorm); ad hoc beleid |
aeka-あえか | (poëtische term) teerheid; zachtheid; vluchtigheid |
aenka-亜鉛華 | zinkoxide; zinkwit |
afureko-アフレコ | het indubben (van geluid bij film) |
afutanūn-アフタヌーン | (na)middag |
afutānūn・shō-アフターヌーン・ショー | middagvoorstelling; tv programma |
afutā・rekōdingu-アフター・レコーディング | indubben (van geluid bij film) |
agaki-足掻き | het ondeugend en luidruchtig zijn (van een kind) |
agameru-崇める | hoogachten; bewonderen; verafgoden; aanbidden |
agehachō-揚羽蝶 | page (een algemene term voor vlinders van de Papilionidae-familie) |
agemaki-揚巻 | ouderwetse traditionele haarstijl van jongens (met een scheiding in het midden) |
ahaha-あはは | haha (geluid van vrolijk gelach) |
ahō-阿呆 | dwaasheid; een dwaas; een idioot; een zot; een gek |
ahō-阿呆 | (als scheldwoord) idioot; gek |
ahodara-阿呆陀羅 | idioot; leeghoofd; sul; oen |
ahokusai-阿呆臭い | belachelijk; lachwekkend; dwaas; idioot; gek |
ahotare-阿呆たれ | een dwaas; een idioot |
ai-埃 | eenheid van lengte (ångström) |
ai-愛 | liefde; verliefdheid; passie; hartstocht |
ai-愛 | liefde; genegenheid; affectie |
ai-愛 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; liefdadigheid; onbaatzuchtigheid |
ai-愛 | barmhartigheid; erbarmen |
ai-愛 | (boeddh.) begeerte; lust; gehechtheid aan wereldse dingen |
aibetsuriku-愛別離苦 | de kwelling [pijn] bij het afscheid van een dierbaar familielid |
aibo-愛慕 | liefde; genegenheid; verbondenheid |
aichi-愛知 | Aichi is de naam van een prefectuur in de regio Chūbu (midden Japan) |
aichō-愛寵 | liefde; genegenheid; (speciale) voorkeur; gunst |
aida-間 | tussenruimte; middelste |
aidea-アイデア | idee; denkbeeld; begrip |
aidearizumu-アイデアリズム | idealisme |
aidentitī-アイデンティティー | identiteit |
aidentitī・kādo-アイデンティティー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
aidia-アイディア | idee; denkbeeld; begrip |
aidiarizumu-アイディアリズム | idealisme |
aidīkādo-アイ・ディー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
aidoka-アイドカ | AIDCA (een marketingmodel met acroniem: attention (aandacht), interest (belangstelling), desire (verlangen), conviction (overtuiging), action (actie)) |
aidoma-アイドマ | AIDMA (een marketingmodel met acroniem: attention (aandacht), interest (belangstelling), desire (verlangen), memory (geheugen), action (actie)) |
aidoru-アイドル | een idool; een jonge popster [tv ster] |
aidoru・shisutemu-アイドル・システム | idle system (computer term) |
aigo-愛語 | (boeddh.) vriendelijke woorden (één van de 4 methoden die bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha) |
aijaku-愛惜 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
aijaku-愛着 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
aijirushi-合印 | merkteken; identificatieteken |
aijirushi-合印 | (kleermakerij) markering op stof om aan te geven waar de delen aan elkaar worden genaaid |
aijō-愛情 | liefde; genegenheid; affectie; tederheid |
aikan-哀感 | pathos; droefheid |
aikata-合方 | muzikale begeleiding (Japanse traditionele muziek, zoals bij Kabuki en No theater) |
aikidō-合気道 | aikido (oosterse vechtsport) |
aikidō-合気道 | aikido (Japanse geweldloze zelfverdedigingsvorm, vechtsport zonder competitie of extreme geweldpleging) |
aikyō-愛敬 | aantrekkelijkheid; charme |
aikyō-愛敬 | sympathie; medeleven; affectie; vriendelijkheid |
aikyōbokuro-愛敬黒子 | schoonheidsvlekje [tache de beauté] |
aikyōgen-間狂言 | deel van een no-toneelstuk waarin de kyogen-acteur de leidende rol heeft |
aikyōshōbai-愛敬商売 | beroepsmatige vriendelijkheid (b.v. in restaurant of winkel, e.d.) |
aimai-曖昧 | vaagheid; dubbelzinnigheid |
aimaimoko-曖昧模糊 | obscuur [vaag; onduidelijk; onbestemd; wazig; dubbelzinnig] zijn |
ainen-愛念 | sterke liefde [genegenheid] |
ainoko-合いの子 | kruising; mengsel; hybride |
ainu-アイヌ | Ainu (autochtone bevolking van Hokkaido en de Koerillen) |
airaku-哀楽 | verdriet [droefheid] en plezier |
airen-愛憐 | liefde; affectie; genegenheid; tederheid; mededogen; medelijden |
airensuru-愛憐する | liefde [tederheid; medelijden] hebben [voelen] |
airo-文色 | onderscheid; patroon |
aisatsu-挨拶 | begroeting; introductie; welkoms- [afscheids-] groet |
aisatsu-挨拶 | relatie [band] (tussen 2 mensen bemiddelen; bemiddeling; interventie; bemiddelaar |
aisatsunin-挨拶人 | bemiddelaar |
aisatsusuru-挨拶する | iem. (be)groeten; zichzelf introduceren; feliciteren; een toespraak houden; aankondigen; bekendmaken; antwoord geven [sturen]; wraak nemen; bemiddelen |
aiseki-哀惜 | verdriet; droefheid; treurnis; leed |
aiseki-愛惜 | tegenzin; afkerigheid |
aiseki-愛惜 | het missen (van iemand); triestheid |
aishō-哀傷 | bedroefdheid; smart (vooral na het overlijden van iemand) |
aishū-哀愁 | droefheid; verdriet; smart; leed |
aisō-愛想 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; voorkomendheid; gastvrijheid; hulpvaardigheid |
aisō-愛想 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; voorkomendheid |
aisō-愛想 | gastvrijheid; warme ontvangst |
aisō-愛想 | gunst; welwillendheid; hulpvaardigheid |
aisowarai-愛想笑い | een beleefde glimlach; een vriendelijke glimlach uit beleefdheid |
aita-愛他 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
aitashugi-愛他主義 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
aite-相手 | partner; metgezel; begeleider |
aitemu-アイテム | noodzakelijk iets; benodigdheid; vereiste |
aitemu-アイテム | een virtueel voorwerp, wapen of betaalmiddel dat men nodig heeft om een niveau verder te komen in een |
aiyotsu-相四つ | (sumo) gevecht tussen twee worstelaars die beiden dezelfde hand bij voorkeur gebruiken (dus beiden rechtsaf beiden links) |
aizen-愛染 | (boeddh.) gehechtheid |
aizen-愛染 | (de afkorting van aizenmyōō) Boeddhistische godheid: Koning van de Liefde, zo genoemd vanwege zijn liefde voor Boeddha; godheid van de textiel |
aizenmyōō-愛染明王 | Boeddhistische godheid: Koning van de Liefde, zo genoemd vanwege zijn liefde voor Boeddha; godheid van de textielververs |
aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
ai・dī・kādo-アイ・ディー・カード | identiteitsbewijs; legitimatiebewijs |
ai・eru・ō-アイ・エル・オー | internationale arbeidsorganisatie van de VN (International Labour Organization) |
ajari-阿闍梨 | een monnik die een opleiding heeft voltooid in het esoterisch boeddhisme |
ajikanatoriumu-アジ化ナトリウム | Natriumazide (NaN3) |
ajitsuke-味付け | gekruid; met toevoeging van smaakmakers |
ajiwai-味わい | charme; aantrekkelijkheid |
aka-垢 | vuil; viezigheid |
aka-赤 | totaal; volledig; duidelijk |
akachōchin-赤提灯 | goedkope eet- en drinkgelegenheid (vaak herkenbaar aan een rode lantaarn als uithangbord) |
akagaeru-赤蛙 | bruine kikker (Ranidae) |
akagire-皹 | kloofje (in de huid); barst; scheur |
akahada-赤肌 | geschaafde (rode) huid |
akahada-赤肌 | lege (onbegroeide) plekken in het landschap; kale berghelling |
akajizaisei-赤字財政 | overbesteding door de overheid; financieringstekort; negatieve balans; in de rode cijfers staan |
akami-赤み | een rode [roodachtige] tint; lichte roodheid; een zweem rood |
akamuke-赤剥け | geschaafde, rode huid |
akanbē-あかんべえ | gezichtsuitdrukking waarbij men het onderste ooglid met een vinger naar beneden drukt en het rode gedeelte zichtbaar maakt (minachtend of afkeurend) |
akasu-証す | verduidelijken; verhelderen |
akatonbo-赤蜻蛉 | rode heidelibel (Sympetrum) |
akauntabiritī-アカウンタビリティー | aansprakelijkheid; verantwoordelijkheid |
akeban-明け番 | de tweede helft van een nachtdienst; de werktijd vanaf het midden van een nachtdienst tot de ochtend |
akeppiroge-開けっ広げ | oprechtheid; openhartigheid |
akinoōgi-秋の扇 | herfstwaaier, metafoor voor een vrouw die de genegenheid of interesse van een man heeft verloren (uit een oud Chinees verhaal) |
akiraka-明らか | duidelijk; helder; onbetwistbaar; onomstotelijk |
akkanjō-悪感情 | negatieve gevoelens t.o.v. iem.; wrok; bitterheid; vete |
akke-呆気 | in staat van verbazing [verbijstering]; met stomheid geslagen zijn |
akkerakanto-あっけらかんと | afwezig; wezenloos; verstrooid |
akki-悪気 | boze geest; kwaadaardigheid; boosaardigheid; kwaadwillendheid |
akki-悪鬼 | een kwade geest [godheid] die de mensen op het slechte pad brengt; de god van de onderwereld |
akogi-阿漕 | hebzucht; wreedheid |
akōsutikku・saundo-アコースティック・サウンド | akoestisch geluid |
aku-悪 | het kwaad [de slechtheid] (van natuur, zoals ziekte, natuurrampen, etc.); ondeugd |
akubun-悪文 | een slechte (schrijf)stijl (dit woord wordt vaak gebruikt als uiting van bescheidenheid over een eigen brief, e.d.) |
akubyō-悪病 | een besmettelijke ziekte; een epidemie; een kwaadaardige ziekte |
akubyōdō-悪平等 | gelijke behandeling van mensen ongeacht hun kwaliteiten; op valse [verkeerde] gronden gebaseerde gelijkheid |
akueki-悪疫 | epidemie; plaag; pest |
akugi-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
akugyaku-悪逆 | wreedheid; gewelddadigheid |
akugyaku-悪逆 | ondeugendheid; kattenkwaad; schelmenstreek |
akui-悪意 | kwaadaardigheid (t.o.v. iem.); slechte bedoelingen |
akui-悪意 | kwaaddenkendheid; wantrouwen |
akukanjō-悪感情 | negatieve gevoelens t.o.v. iem.; wrok; bitterheid; vete |
akuma-悪魔 | (boeddh.) een kwade godheid |
akunen-悪念 | slechte dingen van plan zijn; kwade opzet [gedachten; motieven; bedoelingen]; kwaadwillendheid |
akuninshōkisetsu-悪人正機説 | juist slechte mensen ontvangen de gunsten van Amida Boeddha (een theorie van Shinran (1173-1262), de stichter van de boeddhistische Jōdoshin school) |
akusei-悪性 | (med.) maligniteit; kwaadaardigheid (van een ziekte) |
akusei-悪政 | slechte politiek [slecht bestuur]; wanbeleid |
akusesu-アクセス | toegang; toelating; bereikbaarheid |
akushidento-アクシデント | onregelmatigheid; storing (van apparatuur) |
akushōgurui-悪性狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
akushogurui-悪所狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
akushon・direkutā-アクション・ディレクター | Action Director (voor video bewerking) |
akushumi-悪趣味 | plat(vloers)heid; alledaagsheid; vulgariteit; vulgair gedrag |
akutoku-悪徳 | een oneerlijke [onrechtvaardige] daad; corruptie; verdorvenheid; onzedelijkheid |
akuzairyō-悪材料 | een ongunstige omstandigheid [voorwaarde] die de beurs negatief beïnvloedt; een negatieve factor |
ama-尼 | (hatelijke aanduiding voor vrouw) wijf; mens; trut |
amaashi-雨脚 | overdrijvende regen(bui); de snelheid van een passerende regenbui |
amacha-甘茶 | een Japanse kruidenthee gemaakt van gefermenteerde bladeren van Hydrangea macrophylla |
amae-甘え | gebrek aan zelfredzaamheid; (emotionele) afhankelijkheid van anderen |
amagoi-雨乞い | ceremonie om te bidden [dansen] voor regen |
amakawa-甘皮 | opperhuid; epidermis |
amakudari-天下り | vanuit een (hoge) overheidspositie overgaan naar een goedbetaalde functie in semi-overheidsorganisatie of private organisatie |
amami-甘み | zoetheid; zoete smaak |
amanatsu-甘夏 | amanatsu (citrusvrucht, Citrus natsudaidai) |
amaneku-普く | over het algemeen; overal; van heinde en verre; uitgebreid; wijdverbreid |
amenbo-水黽 | de schaatsenrijder, een insect (fam. Gerridae) |
ameyu-飴湯 | zoete moutstroop gekookt met kaneel en andere kruiden tot een drank (medicijn of zomerdrankje) |
ami-醤蝦 | aasgarnalen (Mysidacea) |
amida-阿弥陀 | (boeddh.) Amida; Amitabha |
amigasa-編み笠 | gebreide hoed [muts] |
amimono-編み物 | breiwerk; gebreide stof; gebreid kledingstuk |
amimoto-網元 | aanvoerder [leider] van (een vereniging van) vissers; eigenaar van visnetten en vissersboten |
an-暗 | onwetendheid; achterlijkheid; zwakzinnigheid; domheid |
an-暗 | geheimzinnigheid; verborgenheid; stiekem zijn |
an-暗 | triestheid; melancholie |
an-案 | een gedachte; idee; een plan; een vooruitzicht; verwachting |
an-案 | bezorgdheid |
anago-穴子 | zeepaling; kongeraal (familie Congridae) |
anauma-穴馬 | een outsider; onverwachte kandidaat [kanshebber] |
anbaransu-アンバランス | onevenwichtigheid; onbalans |
anbibarensu-アンビバレンス | ambivalentie; tegenstrijdigheid |
anchinokkuzai-アンチノック剤 | antiklopmiddel (middel dat het kloppen van explosiemotoren tegengaat) |
anchinomī-アンチノミー | antinomie; tegenstrijdigheid; tegenspraak |
anchitēze-アンチテーゼ | antithese; tegenstelling; tegenstrijdigheid |
andoroido-アンドロイド | een androïde (robot in sciencefiction) |
anego-姉御 | oudere zus (beleefdheids vorm) |
angai-案外 | brutaliteit; onbeleefdheid; lompheid |
angājuman-アンガージュマン | engagement (politieke en maatschappelijke betrokkenheid) |
angu-暗愚 | het redeloos zijn; achterlijkheid; zwakzinnigheid; imbeciliteit |
anguro・sakuson-アングロ・サクソン | (lid van een volk) Angelsakser |
anji-暗示 | een suggestieve [hypnotische] overbrenging van gedachten [ideeën] |
anji-案じ | zorgen; bezorgdheid; angst |
anji-案じ | gedachten; idee; plan |
anka-安価 | oppervlakkigheid; lichtvaardigheid |
anka-案下 | een toevoeging aan de adressering op een brief bij wijze van beleefdheid [respect] |
anki-安危 | een zaak van veiligheid (of gevaar) |
anki-暗鬼 | angst uit onzekerheid [twijfel; illusie] |
ankyo-暗渠 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
ankyohaisui-暗渠排水 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
anmai-暗昧 | vaag [onduidelijk] zijn |
anna-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
annai-案内 | iem. de weg wijzen [wegwijs maken]; iem. rondleiden; rondleiding |
annai-案内 | een gids (boek); een toelichting |
annaiki-案内記 | een reisgids; reisboek |
annainin-案内人 | gids |
annaisha-案内者 | gids; degene die voorgaat [leidt; de weg wijst]; iem. die goed geïnformeerd is |
annaisho-案内書 | een handleiding; handboek; een (reis)gids; reisboek |
annaisuru-案内する | (iem.) de weg wijzen; rondleiden; uitnodigen; te zien vragen (voor iem. anders); bemiddelen voor een ontmoeting; mededelen; laten weten |
annei-安寧 | openbare vrede [veiligheid] |
annonzoku-アンノン族 | een term die rond 1970-1980 werd gebruikt voor jonge vrouwen die alleen of in kleine groepen reisden (met modetijdschriften en reisgidsen in de hand) |
annyui-アンニュイ | verveling; sleur; lusteloosheid |
anomī-アノミー | wetteloosheid; wetsloochening; anomie |
anpaia-アンパイア | (sport) scheidsrechter |
anpea-アンペア | ampère (eenheid van elektrische stroomsterkte) |
anpi-安否 | veiligheid; welzijn |
anpo-安保 | (nationale) veiligheid |
anpojōyaku-安保条約 | nationaal veiligheidsverdrag |
anpontan-安本丹 | een dwaas; idoot; gek |
ansanburu-アンサンブル | eenheid; harmonie |
anshin-安心 | kalmte; gemoedsrust; vredigheid |
anshinkan-安心感 | gemoedsrust; veilig gevoel; gevoel van veiligheid |
anshō-暗証 | een geheime letter- [cijfer] combinatie voor toegang tot bepaalde gegevens, of voor identificatie van een persoon |
anshū-暗愁 | zwaarmoedigheid; triestheid |
anshutsu-案出 | een vinding; uitvinding; vindingrijkheid |
antai-安泰 | vrede; veiligheid |
anteihaitō-安定配当 | stabiel dividend |
anteisei-安定性 | stabiliteit; evenwichtigheid |
antō-暗闘 | een geheime vete; verborgen [bedekte] vijandigheid |
anwa-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
anza-安座 | kleermakerszit; met gekruide benen [de benen over elkaar] zitten |
anzen-安全 | veiligheid |
anzen-暗然 | donker; onduidelijk; vaag |
anzenben-安全弁 | veiligheidsklep; uitlaatklep |
anzenberuto-安全ベルト | veiligheidsgordel; veiligheidsriem |
anzenchitai-安全地帯 | veiligheidszone |
anzenhoshō-安全保障 | nationale veiligheid |
anzenhoshōjōyaku-安全保障条約 | (Japans-Amerikaans) Veiligheidsverdrag |
anzenkamisori-安全剃刀 | veiligheidsscheermes |
anzenkanri-安全管理 | veiligheidsbestuur; veiligheidscontrole |
anzenken-安全圏 | veiligheidszone; buffer zone; veilig gebied |
anzenki-安全器 | veiligheidsapparaat |
anzenpin-安全ピン | veiligheidsspeld |
anzensōchi-安全装置 | veiligheidsapparaat; veiligheidssysteem; veiligheidsgrendel |
anzentō-安全灯 | veiligheidslamp |
anzenzaiko-安全在庫 | veiligheidsvoorraad (genoeg voorraad om wisselingen in vraag en aanbod aan te kunnen) |
an'an-暗暗 | geheim; verborgen; vaag; onduidelijk |
an'i-安意 | onbezorgdheid |
an'i-安易 | luchthartigheid; gemakkelijk in de omgang zijn |
an'i-安易 | onverschilligheid; oppervlakkigheid |
an'itsu-安逸 | het nietsdoen; het luieren; luiheid; gemakzuchtigheid |
an'on-安穏 | vredigheid; rust; kalmte |
an'utsu-暗鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
aobukure-青膨れ | een blauwe (opgezwollen) plek (op de huid) |
aoi-葵 | (plant) malve; kaasjeskruid; stokroos |
aomi-青み | blauwheid; groenheid |
aoshio-青潮 | blauw getij (waarbij de zwavel in zeewater colloïdaal wordt en het zeewater troebel wordt) |
aoyagisō-青柳草 | wilgkruid |
aparutoheito-アパルトヘイト | (Zuid-Afrikaans) apartheid; segregatie; rassenscheiding |
apashī-アパシー | apathie; lusteloosheid |
apatchi-アパッチ | Apache (lid van indiaanse volksstam) |
aporia-アポリア | aporie; besluiteloosheid; radeloosheid; onoplosbaar probleem |
aragonashi-粗ごなし | grof malen; grove voorbereidingen |
araihari-洗い張り | een kimono eerst uit elkaar halen en dan de delen apart wassen en uitgespreid [uitgerekt] laten drogen |
arakawa-粗皮 | (ongelooide) dierenhuid; pels |
araragi-蘭 | Japanese taxus (Taxus cuspidata) |
are-彼 | (een woord dat een persoon of ding aanduidt dat ver verwijderd is) die; dat; daar; toen |
are-荒れ | huidkloven |
arehada-荒れ肌 | ruwe huid |
areshō-荒れ性 | (van huid) droogheid; droog zijn |
ariarito-ありありと | duidelijk; helder; levendig |
aridaka-有り高 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
arigatai-有り難い | fijn [prettig] zijn (lett. tot dankbaarheid stemmend zijn) |
arigatameiwaku-有り難迷惑 | een ongewenste gunst; misplaatste vriendelijkheid |
arigatanamida-有り難涙 | tranen van dankbaarheid |
arijigoku-蟻地獄 | mierenleeuwen (insecten: Myrmeleontidae) |
arinashi-有り無し | wel of niet; ja of nee; aanwezigheid of afwezigheid |
arinomama-ありの儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
ariyō-有り様 | waarheid; ideale situatie; hoe het zou moeten zijn |
arubatorosu-アルバトロス | albatros (golfterm: dat men 3 slagen minder nodig heeft op een hole dan gemiddeld; ook wel double eagle genoemd) |
arugamama-有るが儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
arukadia-アルカディア | Arcadia; Arcadië (landschap op de Peloponnesus, Griekenland; in de literatuur voorgesteld als ideaal) |
arukaroido-アルカロイド | alkaloïde (chemie) |
arukotonaikoto-有る事無い事 | feit en fictie; halve waarheid |
aruto・haideruberuku-アルト・ハイデルベルク | Oud-Heidelberg (Duits romantisch toneelstuk door Wilhelm Meyer-Förster) |
asaguroi-浅黒い | donker(gekleurd); donkere huidkleur; gebruind (door de zon) |
asai-浅い | oppervlakkig; onbeduidend |
asankachisso-亜酸化窒素 | distikstofmonoxide; lachgas |
asean-アセアン | Associatie van landen in Zuidoost Azië (Association of Southeast Asian Nations) |
asetori-汗取り | zweet-absorberende stof (op de huid gedragen, b.v. als ondergoed) |
ashibaya-足早 | loopsnelheid |
ashigatame-足固め | grondwerk; voorbereidingswerk; fundering |
ashioto-足音 | het geluid van voetstappen |
asobigokoro-遊び心 | een speelse stemming [geest]; speelsheid |
assen-斡旋 | (arbeids)bemiddeling; interventie |
assensuru-斡旋する | zich voor iem. inspannen [inzetten]; bemiddelen; aanbevelen |
asshukuritsu-圧縮率 | compressibiliteit; samendrukbaarheid |
asutorinzento-アストリンゼント | astringent (huidlotion) |
atamadekkachi-頭でっかち | boekenwijsheid; boekengeleerde; intellectueel; theoreticus |
atamakabu-頭株 | leider; baas; hoofd |
atataka-暖か | warmte; mildheid [zachtheid] (van klimaat); warme temperatuur |
atataka-暖か | warmte (fig., gevoel, etc.); hartelijkheid; vriendelijkheid |
atatakami-温かみ | warmte; vriendelijkheid; medeleven |
ate-当て | hoop; kans; mogelijkheid; gissing; veronderstelling; verwachting; vooruitzicht |
ategaibuchi-宛行扶持 | de afgepaste hoeveelheid rijst die een baas betaalde als loon aan zijn knechten (Edo periode) |
ateumakōho-当て馬候補 | een proef [test] kandidaat |
atorakushon-アトラクション | attractie; bezienswaardigheid |
atsuatsu-熱熱 | hartstochtelijke liefde [verliefdheid] |
atsukau-扱う | bemiddelen |
atsuraemuki-誂え向き | ideaal [heel geschikt] zijn (voor) |
atsureki-軋轢 | conflict; strijd; botsing; onenigheid |
autosaidā-アウトサイダー | outsider; buitenstaander |
awabi-鮑 | zeeoor; abalone; zeeslak van de familie Haliotidae |
aware-哀れ | droefheid; melancholie; verdriet; (onvervuld) verlangen |
aware-哀れ | (arch.) schoonheid; elegantie; pracht |
ayamaritsutaeru-誤り伝える | iets verdraaien (b.v. de werkelijkheid); een verkeerde voorstelling [indruk] geven (van iets) |
ayamaru-誤る | (iem.) misleiden |
ayamatta-誤った | fout; verkeerd; vals; misleidend |
ayame-文目 | onderscheid; patroon |
azamuku-欺く | bedriegen; misleiden |
azayaka-鮮やか | helderheid; levendigheid; pracht |
azerubaijan-アゼルバイジャン | Azerbeidzjan |
a・kapera-ア・カペラ | a capella (zingen zonder instrumentale begeleiding) |
ba-ば | (geeft de aanleiding van wat volgt, nl. een veronderstelling, betoog of beschouwing, etc. van iem.) gezien... |
baa-ばあ | (onomatopee) troostend geluid (voor een kind) |
baai-場合 | gelegenheid; zaak; (voor) het geval (dat); ingeval; als; indien |
bācharu・riaritī-バーチャル・リアリティー | virtuele werkelijkheid [realiteit] |
bādī-バーディー | birdie (golfterm, 1 slag minder nodig voor een hole dan gemiddeld) |
bai-媒 | (in kanji combinaties) bemiddelen |
bai-陪 | (in kanji combinaties) samenkomen; bijwonen; aanwezigheid |
baihin-陪賓 | gasten begeleider; begeleider van de eregast |
baijū-陪従 | aanwezigheid; bijwoning; present zijn |
baikai-媒介 | bemiddeling; interventie; fungeren als tussenpersoon |
baikan-陪観 | het bekijken [bijwonen] van iets met een meerdere [een superieur]; aanwezigheid (bij een keizerlijk bloemenfeest) |
baipasudōro-バイパス道路 | omleidingsweg |
bairyō-倍量 | dubbele hoeveelheid |
baisen-媒染 | het beitsen van stoffen [weefsels] (met een bijtmiddel behandelen voordat ze worden geverfd) |
baishaku-媒酌 | (aanstaande huwelijks-) bemiddeling; het koppelen; tot stand brengen van een huwelijk |
baishōsekininhoken-賠償責任保険 | aansprakelijkheidsverzekering |
baisupurejidento-バイスプレジデント | vicepresident |
baisūsei-倍数性 | polyploïdie (in erfelijkheidsleer) |
baitai-媒体 | medium; media; communicatiemiddelen |
baito-バイト | byte (eenheid van informatie bestaande uit 8 bits) |
baizai-媒材 | oplosmiddel (verf) |
bajitōfū-馬耳東風 | onverschilligheid; het niet willen luisteren |
baka-馬鹿 | een dwaas; idioot; gek |
baka-馬鹿 | dwaasheid; gekheid |
bakari-ばかり | (in de uitdrukking: ww.-vorm -ta+bakari geeft het aan een handeling die net is voltooid) pas; net (klaar) |
bakasu-化かす | betoveren; beheksen; misleiden; bedriegen |
bakateinei-馬鹿丁寧 | overdreven [belachelijke] beleefdheid |
bakayarō-馬鹿野郎 | een dwaas; idioot; simpele ziel; halvegare |
bakku・sukurīn-バック・スクリーン | een donker scherm achter het middenveld in een honkbalstadion (zodat de slagman duidelijker het veld kan overzien) |
baku-漠 | vaag [wazig; onduidelijk; ondefinieerbaar] zijn |
bakuon-爆音 | zoemend [brullend] geluid; motorgeluid |
bakuon-爆音 | geluid van een explosie |
bakuryō-幕僚 | staf; stafofficier (in het hoofdkwartier van de legerleiding) |
bakuryūshu-麦粒腫 | gerstekorrel; strontje in het ooglid (hordeolum) |
bakusai-博才 | vaardigheid met gokken |
bakushō-爆笑 | schaterlach; lachsalvo; luidruchtig gelach |
bakusuru-縛する | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
bakuzen-漠然 | vaag [onduidelijk; ongedefinieerd] zijn |
bakyūmu-バキューム | vacuüm; leegte; luchtledigheid |
banchō-番長 | jeugdbendeleider; leider van schoolgaande jonge delinquenten |
bandai-万代 | 10.000 jaren; altijd; eeuwigheid |
bandomasutā-バンドマスター | bandleider; orkestleider; dirigent |
bangaku-晩学 | studie laat in je leven; studie [opleiding] (beginnen) op oudere [hoge] leeftijd |
bango-蛮語 | streektaal van Hokkaidō |
banishingu・kurīmu-バニシング・クリーム | cosmetische crème (met een laag vetgehalte, die goed in de huid intrekt) |
banjirō-蕃石榴 | guave (vrucht en boom; Psidium guajava) |
banpaia-バンパイア | verleidelijke vrouw; vamp |
banpu-バンプ | verleidelijke vrouw; vamp |
banrei-万霊 | veelheid [myriade] aan zielen [geesten] |
bansha-万謝 | heel erg dankbaar zijn; diepe dankbaarheid |
bansō-伴奏 | muziek begeleiding; accompagnement |
ban'ya-番屋 | vissershut (Hokkaido) |
ban'yū-蛮勇 | roekeloosheid; onverschrokkenheid; overmoed |
baraetī-バラエティー | verscheidenheid; variëteit; afwisseling |
barazushi-ばらずし | kom sushirijst met verschillende ingrediënten erover gestrooid |
bareru-バレル | vat (eenheid voor vloeistof, zoals olie) |
bāreru-バーレル | vat (eenheid voor vloeistof, zoals olie) |
baria・furī-バリア・フリー | toegankelijkheid (voor ouderen en mensen met een beperking) |
bāru-バール | bar (drukeenheid) |
bashauma-馬車馬 | (fig.) oogkleppen op hebben; iets onverstoorbaar doen zonder afgeleid te worden door bijzaken |
basopuresshin-バソプレッシン | vasopressine; antidiuretisch hormoon (ADH) |
basugaido-バスガイド | gids in een toeristenbus [touringcar] |
baton-バトン | (fig.) stokje; leiding |
batsuichi-バツイチ | Iemand die 1 keer gescheiden is |
batten-罰点 | een x-symbool (dat een fout of onmogelijkheid aangeeft) |
battōtai-抜刀隊 | een speciale (met Japanse zwaarden bewapende) politie-eenheid (Meiji-periode) |
bēguru-ベーグル | bagel (rond broodje met een gat in het midden) |
bekutoru-ベクトル | vector (grootheid in wiskunde) |
benchā-ベンチャー | lid van orde van juristen |
bengara-ベンガラ | rood ijzeroxide |
bengo-弁護 | verdediging; pleidooi |
benigara-紅殻 | rood ijzeroxide |
benjiru-弁じる | onderscheiden |
benran-便覧 | handleiding; gids; vademecum; compendium |
benri-便利 | gemak; handigheid; geschiktheid |
bensai-弁才 | welsprekendheid; welbespraaktheid; eloquentie |
benso-弁疏 | verweer; pleidooi; verdediging |
benten-弁天 | Benten (= Benzaiten), godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit; 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie) |
benzaiten-弁財天 | Benzaiten, godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
benzetsu-弁舌 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
beppin-別嬪 | schoonheid; knappe vrouw; mooi meisje |
betaichimen-べた一面 | overal; (verspreid) over het hele oppervlak |
betsu-別 | verschil; onderscheid |
betsuji-別辞 | afscheidsrede; afscheidstoespraak |
betsuri-別離 | scheiding; afscheid |
bibi-微微 | klein [onbeduidend; onbelangrijk; onbetekenend] zijn |
bibō-美貌 | knap uiterlijk; schoonheid; bekoorlijkheid; charme |
biburiomania-ビブリオマニア | bibliomanie (verzotheid op boeken) |
bide-ビデ | bidet (klein zitbadje) |
bideo-ビデオ | video |
bideogēmu-ビデオゲーム | videospel |
bifizusukin-ビフィズス菌 | Bifidobacterium bifidum (bacteriesoort) |
bigaku-美学 | esthetica; esthetiek; schoonheidsleer |
bigināzu・rakku-ビギナーズ・ラック | meer geluk dan wijsheid |
bihada-美肌 | mooie huid |
biin-びいん | kletterend geluid; tjink; ploink |
bijin-美人 | schoonheid; knappe vrouw |
bijo-美女 | mooie [knappe] vrouw; schoonheid |
bijuaru・komyunikēshon-ビジュアル・コミュニケーション | visuele communicatie (het gebruik van visuele elementen om ideeën en informatie over te brengen) |
bijutsukōgei-美術工芸 | kunstnijverheid |
bijutsushin-美術心 | kunstzinnigheid; gevoel voor kunst |
bimyō-微妙 | subtiliteit; delicaatheid |
bīnasu-ビーナス | Venus (godin van de schoonheid) |
binkan-敏感 | (over)gevoeligheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid |
binran-便覧 | handboek; gids; vademecum; compendium |
bion-鼻音 | nasaal geluid; nasale klank; een nasaal |
biribiri-びりびり | geluid van scheurend papier |
bishin-美神 | Venus; godin van de schoonheid |
bitoku-美徳 | deugd; deugdzaamheid; nobel karakter |
biyō-美容 | schoonheid; schoonheidsbehandeling |
biyōin -美容院 | schoonheidssalon; schoonheidsinstituut |
biyōshi-美容師 | kapper; schoonheidsspecialist (zonder scheervergunning) |
bō-暴 | (bruut) geweld; wreedheid |
bōajin-ボーア人 | Boer (Ned. immigrant in Zuid-Africa) |
bōaku-暴悪 | geweld; gewelddadigheid; wreedheid |
bōbō-茫茫 | weids; uitgestrekt; grenzeloos |
bōbō-茫茫 | vaag; onduidelijk |
bōchōseisaku-防諜政策 | contraspionage beleid [politiek] |
bōdai-膨大 | uitbreiding; vergroting; groei; uitzetting; opzwelling |
bōgen-妄言 | leugen; onwaarheid |
bōhon-坊本 | beperkte uitgave van een boek, op basis van lokale verspreiding; boek uitgegeven door een particuliere boekhandel |
bōjakubujin-傍若無人 | arrogantie; onbeschoftheid; brutaliteit; schaamteloosheid |
bojō-慕情 | het verlangen [de liefde; genegenheid] |
bokushu-墨守 | aanhankelijkheid; het zich vastklampen [hechten] (aan een gewoonte, traditie, e.d.) |
bokusōchi-牧草地 | weide; grasland; weiland |
bōkyō-防共 | verdediging tegen (verspreiding van) het communisme |
bōman-暴慢 | arrogantie; brutaliteit; ongemanierdheid; schaamteloosheid |
bōnasu-ボーナス | extradividend |
bonge-凡下 | gewoonheid, alledaagsheid; middelmatigheid |
bonge-凡下 | een gewoon [alledaags; middelmatig] persoon |
bonjin-凡人 | eenvoudige burgers; het gewone volk; een middelmatige persoon |
bonnō-煩悩 | (boeddh.) wereldse verleidingen [verlangens; lusten] |
bonryo-凡慮 | de gewone mens; middelmatige persoon |
bonsai-凡才 | middelmatigheid; matige vaardigheid [bekwaamheid] |
bonsai-凡才 | een persoon met matige vaardigheid [bekwaamheid] |
bonyarishita-ぼんやりした | afwezig; verstrooid |
bonzoku-凡俗 | gewoon [alledaags; middelmatig] zijn |
bonzoku-凡俗 | gewone mensen; een middelmatige persoon |
bon'yō-凡庸 | middelmatigheid |
bōon-忘恩 | ondankbaarheid |
bōon-防音 | geluidsisolatie |
bōongarasu-防音ガラス | geluidswerend [geluiddicht] glas |
bōongōzō-防音構造 | geluiddichte [geluidswerende] constructie |
bōonheki-防音壁 | geluidswal |
bōonsei-防音性 | geluiddichtheid |
bōonsetsubi-防音設備 | geluidsisolatie |
bōonshitsu-防音室 | geluiddichte kamer |
bōonsōchi-防音装置 | geluid isolerend [geluiddichtend] apparaat |
bōontairu-防音タイル | akoestische [geluidswerende] tegel |
boranchi-ボランチ | defensieve middenvelder (voetbal) |
bōrei-暴戻 | tirannie; wreedheid |
boroboro-ぼろぼろ | in stukjes; een voor een; verspreid; de een na de ander |
borudōeki-ボルドー液 | Bordeauxse pap (fungicide ter bestrijding van parasitaire ziekten) |
bōryokukōi-暴力行為 | gewelddaad; gewelddadigheid; gewelddadig gedrag |
boryūmu-ボリューム | volume (geluidssterkte) |
bosanoba-ボサノバ | bossanova (Zuid-Amerikaanse muziek en dans) |
bosatto-ぼさっと | (onomatopee) afwezig; verstrooid; nietsdoend; nutteloos |
bōsei-暴政 | tirannie; despotisme; onderdrukking door de overheid |
bōshoku-望蜀 | onbevredigbaarheid; onverzadigbaarheid |
bōsō-妄想 | fantasie; verbeelding; waanvoorstelling; waanidee |
bōsōzoku-暴走族 | (lid van) een motorbende |
bosu-ボス | baas; leider; hoofd; chef |
bōsuisei-防水性 | waterbestendigheid |
botsurinusukin-ボツリヌス菌 | Clostridium botulinum (bacterie die botulisme veroorzaakt) |
botsushumi-没趣味 | smakeloosheid; gebrek aan smaak [manieren]; vulgair [alledaags] zijn |
boyaboya-ぼやぼや | (onomatopee) afwezig; verstrooid; nietsdoend; nutteloos |
boyakeru-ぼやける | vaag [wazig; onduidelijk] worden; vervagen |
būajin-ブーア人 | Boer (Ned. immigrant in Zuid-Africa) |
bubunkyokuhitsu-舞文曲筆 | vrije schrijfstijl waarbij de de feiten worden verdraaid voor een literair effect |
buchōhō-不調法 | achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
buenryo-無遠慮 | lompheid; brutaliteit; schaamteloosheid; directheid |
bufūryū-無風流 | onbevalligheid; gebrek aan elegantie [verfijning] |
buin-部員 | staflid; clublid |
bui・etchi・esu-ブイ・エッチ・エス | VHS (video systeem) |
bui・tī・āru-ブイ・ティー・アール | VTR (video tape recorder) |
buji-無事 | veiligheid; zekerheid; rust |
bukakkō-不格好 | vormloosheid; onhandigheid; onbeholpenheid |
bukimi-不気味 | vreemdheid; griezeligheid; geheimzinnigheid; spookachtigheid |
bukiryō-不器量 | lelijkheid; onaantrekkelijkheid |
bukiryō-不器量 | onbekwaamheid; incompetentie |
bukitcho-不器用 | onhandigheid; onbekwaamheid; stunteligheid; tactloosheid |
bukiyō-不器用 | onbekwaamheid; onhandigheid |
bun-分 | mate; omstandigheid |
bunbufuki-文武不岐 | literaire en militaire kunsten [de pen en het zwaard] volgen hetzelfde pad [zijn geen gescheiden paden] |
bunkachō-文化庁 | Bureau [Overheidsdienst] voor Cultuur |
bunkajin-文化人 | een hoogopgeleid [cultureel onderlegd] persoon |
bunkakunshō-文化勲章 | Japanse Orde van Culturele Verdienste (onderscheiding voor mensen die een bijdrage hebben geleverd aan behoud en ontwikkeling van de cultuur) |
bunkan-文官 | ambtenarij; ambtenarenapparaat; overheidsdienst |
bunkatsu-分割 | verdeling; splitsing; afscheiding |
bunkatsusuru-分割する | verdelen; splitsen; scheiden |
bunmei-文名 | literaire faam [beroemdheid] |
bunpitsu-分泌 | uitscheiding; afscheiding |
bunpitsusuru-分泌する | afscheiden; uitscheiden |
bunpu-分布 | verspreiding; distributie; verdeling; verstrekking |
bunpuzu-分布図 | verspreidingskaart; verspreidingsdiagram |
bunpu'iki-分布域 | verspreidingsgebied |
bunsansuru-分散する | verspreiden; verdelen; decentraliseren; verstrooien |
bunsōō-分相応 | overeenkomstig [in verhouding met] iemand's status [positie; middelen] |
buntai-分隊 | (mil.) brigade; divisie; eenheid |
burabura-ぶらぶら | (geluid van) heen- en-weer slingeren; bungelen; slenteren |
buraia-ブライア | boomheide (Erica arborea) |
buraiā-ブライアー | boomheide (Erica arborea) |
buraidaru-ブライダル | bruiloft; huwelijksplechtigheid; trouwerij |
buraidaru-ブライダル | bruids-; huwelijks- |
buraidaru・bēru-ブライダル・ベール | bruidssluier |
buraidaru・bēru-ブライダル・ベール | bruidssluier (klimplant) |
burakku・afurika-ブラック・アフリカ | Zwart-Afrika; Donker Afrika (ten zuiden van de Sahara) |
buranketto-ブランケット | deken; plaid |
bure-ぶれ | kleine (vaak onbedoelde) beweging met de camera, waardoor een bewogen [onscherpe] foto [opname; video] wordt gemaakt |
burei-無礼 | onbeleefdheid; ongemanierdheid; onbeschaafdheid |
burīchi-ブリーチ | bleekmiddel; bleken |
buromaido-ブロマイド | bromide |
burujoa-ブルジョア | burger; iemand uit de middenklasse |
burupen-ブルペン | stierenweide; stierenbox |
burū・karā-ブルー・カラー | arbeider; iemand die in een fabriek of werkplaats werkt |
busahō-無作法 | onbeleefdheid; slechte manieren; inbreuk op de etiquette |
busaiku-不細工 | onhandigheid; stunteligheid |
busaiku-不細工 | alledaagsheid; eenvoudigheid; onaantrekkelijkheid |
bushō-武将 | militair leider; generaal; (opperste) krijgsheer; opperbevelhebber |
busshuman-ブッシュマン | Bosjesman (lid van een dwergstam in Afrika) |
butai-部隊 | (leger)eenheid; brigade |
butsuyoku-物欲 | materialisme; hebzucht; hebberigheid |
buyaku-夫役 | corvee; dwangarbeid; slavenarbeid |
buyūden-武勇伝 | levensverhaal van een held; ridderverhaal; (ironisch) heldenepos van kroegloper |
buzama-無様 | lelijkheid; misvormdheid; onbeholpenheid; lompheid |
buzei-無勢 | een klein aantal; numerieke minderheid |
byōbō-渺茫 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
byōbyō-渺渺 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
byōdō-平等 | gelijkheid |
byōteki-病的 | pathologisch; ziekelijk; morbide; ongezond |
byūbyū-びゅうびゅう | (geluid van) loeiende wind, e.d. |
byūtī-ビューティー | schoonheid |
byūtī・supotto-ビューティー・スポット | schoonheidsvlekje |
chakujitsu-着実 | geleidelijkheid; standvastigheid; betrouwbaarheid; zorgvuldigheid |
chakushō-着床 | innesteling; nedatie; innidatie (van eicellen) |
chakushokuryō-着色料 | kleurstof; kleurmiddel |
chakushokuzai-着色剤 | kleurstof; kleurmiddel |
chakusō-着想 | idee; concept |
chame-茶目 | ondeugendheid; speelsheid |
chāmu-チャーム | charme; bekoring; aantrekkelijkheid |
chan-ちゃん | klankverandering van het achtervoegsel -san, gebruikt voor meer vertrouwelijkheid of voor kinderen |
chancharaokashii-ちゃんちゃら可笑しい | belachelijk; absurd; ridicuul |
chansu-チャンス | kans; gelegenheid |
chanto-ちゃんと | stabiel; solide |
charitī-チャリティー | liefdadigheid; liefdadige instelling |
charitī・bazā-チャリティー・バザー | liefdadigheidsmarkt; liefdadigheidsbazaar |
charitī・konsāto-チャリティー・コンサート | liefdadigheidsconcert |
charitī・ōkushon-チャリティー・オークション | liefdadigheidsveiling |
charitī・shō-チャリティー・ショー | benefietconcert; liefdadigheidsvoorstelling |
chashaku-茶杓 | een bamboe schep die wordt gebruikt bij de bereiding van groene poederthee |
cherimoya-チェリモヤ | cherimoya (Zuid-Amerikaanse vrucht en boom, Annona cherimola) |
chian-治安 | openbare orde; openbare veiligheid |
chibō-知謀 | vindingrijkheid; inventiviteit; vernuft |
chibu-恥部 | schande; (bron van) verlegenheid; schaamte |
chichūkai-地中海 | Middellandse Zee |
chidome-血止め | stypticum; bloedstelpend middel |
chie-知恵 | wijsheid; inzicht |
chiekiryō-血液量 | bloedvolume; hoeveelheid bloed |
chīfu-チーフ | chef; baas; aanvoerder; leider |
chīfu・eguzekutibu-チーフ・エグゼクティブ | hoofddirecteur; algemeen directeur; president |
chigai-違い | verschil; onderscheid |
chihōjichi-地方自治 | lokale overheid; lokaal gezag |
chihōjichitai-地方自治体 | lokale authoriteit; lokale overheid; gemeente |
chihōkōmuin-地方公務員 | functionaris [ambtenaar] van een lokale overheid |
chihōsai-地方債 | obligatie(s) uitgegeven door een lokale overheid (provincie; gemeente) |
chiisai-小さい | klein; jong; gering; onbeduidend |
chiisai-小さい | laag (stem, geluid, etc.) |
chiisana-小さな | klein; jong; gering; onbeduidend |
chiisana-小さな | laag (stem, geluid, etc.) |
chiji-千千 | velen; duizenden; verscheidenen |
chijō-痴情 | blinde hartstocht; waanzinnige [dwaze] verliefdheid |
chikama-近間 | in de buurt; niet ver weg; in de nabijheid |
chikame-近目 | bijziendheid; myopie |
chikaradameshi-力試し | test van fysieke kracht [vaardigheden]; proeve van bekwaamheid |
chikarashiba-力芝 | lampenpoetsersgras (Pennisetum alopecuroides) |
chikku-チック | pommade; haarplakmiddel |
chimei-知名 | bekendheid |
chimeido-知名度 | (naams)bekendheid; reputatie |
chin-朕 | (gebruikt als keizerlijke zelfaanduiding) ik (of pluralis majestatis) wij |
chinchō-珍重 | gunstige gelegenheid; vreugdevolle gebeurtenis; iets veelbelovends |
chinchō-珍重 | (zen-boeddhisme) afscheidswoord gebruikt door monniken, zoals: tot ziens, welterusten, blijf gezond en wel, e.d |
chingaizai-鎮咳剤 | hoestdrank; antitussivum; hoeststillend middel |
chinjō-陳情 | petitie; verzoekschrift (m.n. bij een overheidsinstantie) |
chinpira-ちんぴら | (jong) bendelid; gangster; crimineel; yakuza (van lage rang) |
chinrin-沈淪 | het diep zinken; in de vergetelheid geraken; ondergang; teloorgang; vernietiging |
chintsū-沈痛 | droefheid; somberheid |
chin'utsu-沈鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; depressie; melancholie |
chippoke-ちっぽけ | zeer klein; onbeduidend; nietig |
chīpu・gabamento-チープ・ガバメント | goedkope overheid |
chirakaru-散らかる | verspreid [overhoop] liggen; in wanorde verkeren |
chirashizushi-散らし寿司 | een kom sushirijst met verschillende soorten ingrediënten erover gestrooid |
chirichiri-ちりちり | brandend gevoel (op de huid); gerimpeld |
chisetsu-稚拙 | ongekunsteldheid; naïviteit; kinderachtigheid |
chishio-血潮 | warmbloedigheid; hartstochtelijkheid |
chishiryō-致死量 | een fatale [dodelijke] dosis [hoeveelheid] |
chisō-馳走 | gastvrijheid; hartelijkheid; gulheid |
chitekishōgai-知的障害 | zwakbegaafdheid; geestelijk gebrek |
chitose-千歳 | een millennium; duizend jaar; een eeuwigheid |
chōai-寵愛 | gunst; steun; sympathie; genegenheid; liefde |
chōaisuru-寵愛する | sympathie [genegenheid] hebben; liefhebben; beschermen; (iem.) protegeren |
chobo-点 | muziekbegeleiding [recital] van Gidayū (Kabuki theater) |
chōei-澄瑩 | (volmaakt) helder en duidelijk |
chōeki-懲役 | gevangenisstraf [gevangenschap] (met dwangarbeid) |
chōekikei-懲役刑 | gevangenisstraf (met dwangarbeid) |
chogen-緒言 | voorwoord; inleiding |
chōji-丁子 | kruidnagel |
chōjiyu-丁子油 | kruidnagelolie |
chokozai-猪口才 | onbeschaamdheid; brutaliteit; schaamteloosheid |
chokugo-直後 | onmiddellijk [direct] na iets |
chokuhitsu-直筆 | de zaken beschrijven zoals die feitelijk zijn (zonder uitweidingen) |
chokusai-直裁 | het onmiddellijk [resoluut; zonder aarzeling] een besluit nemen |
chokusetsu-直接 | directheid |
chokutō-直答 | direct [onmiddellijk] antwoord |
chokutōsuru-直答する | direct [onmiddellijk; rechtstreeks] antwoorden |
chomei-著名 | faam; bekendheid; beroemdheid |
chōmiryō-調味料 | smaakstof; kruiderij; condiment |
chōnōryoku-超能力 | paragnosie; paranormale begaafdheid; buitenzintuiglijke waarneming |
chōonsoku-超音速 | supersonische snelheid |
chōreibokai-朝令暮改 | inconsequent [inconsistent; onsamenhangend; veranderlijk] gedrag [beleid]; onlogische maatregelen |
chōri-調理 | het koken [bereiden] van eten |
chōsha-庁舎 | overheidsgebouw |
chōshizen-超自然 | occultisme; transcendentie; bovennatuurlijkheid; paranormaliteit |
chōshuritsu-聴取率 | cijfer dat de luisterdichtheid van, en waardering voor radioprogramma's aangeeft |
chōtei-調停 | mediation; bemiddeling; arbitrage |
chōtokkyū-超特急 | hoge snelheidstrein; superexpress trein |
chototsu-猪突 | roekeloosheid; overmoedigheid; onbezonnenheid; onbesuisdheid |
chōzoku-超俗 | wereldvreemdheid; afstandelijkheid; afzijdigheid |
chū-仲 | bemiddeling; bemiddelaar; tussenpersoon |
chū-仲 | het midden van een seizoen |
chūcho-躊躇 | aarzeling; besluiteloosheid |
chūchōkikashidashi-中長期貸出 | lening voor middellange tot lange termijn |
chūchōkikin'yū-中長期金融 | financiering voor middellange en lange termijn |
chūdan-中段 | het midden [de middelste trede; de overloop] van een trap; het midden van een helling |
chūdan-中段 | middenpositie (kendō) |
chūdō-中道 | (gulden) middenweg; halfweg; halverwege; gematigdheid |
chūei-中衛 | (sport) middenspeler; middenvelder; halfback; halfspeler |
chūgakkō-中学校 | middenschool; lager middelbaar onderwijs (in Nederland groep 7 en 8 van de basisschool + brugklas middelbare school) |
chūgaku-中学 | middenschool; lager middelbaar onderwijs |
chūgakusei-中学生 | leerling op middenschool (van hoogste klassen basisschool t/m brugklassen van middelbare school) |
chūgata-中形 | middelgrote maat; medium; middelgroot; middenklasse |
chūgen-中間 | midden; halverwege; middelste positie; centrum |
chūha-中波 | middengolf; middenfrequentie |
chūhen-中編 | middelste deel; tweede deel (van een boek in drie delen) |
chūi-中位 | gemiddelde; midden; middelste rang [positie] |
chūi-注意 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
chūji-中耳 | middenoor |
chūjien-中耳炎 | middenoorontsteking (otitis media) |
chūjiten-中辞典 | middelgroot woordenboek |
chūkai-仲介 | bemiddeling; tussenkomst |
chūkaku-中核 | kern; hart; middelpunt |
chūkanhaitō-中間配当 | interim [tussentijds] dividend |
chūkansō-中間層 | de middenklasse |
chūken-中堅 | (fig.) kern; ruggengraat; steunpilaar; het middenkader |
chūken-中堅 | deel van leger onder directe leiding van de opperbevelhebber |
chūken-中堅 | (honkbal) middenvelder(s) |
chūkenkabu-中堅株 | middelgrote aandelen; aandelen van middelgrote bedrijven |
chūkenkigyō-中堅企業 | middelgrote onderneming [firma] |
chūkenshotokusō-中堅所得層 | (mensen met) middenklasse inkomens |
chūki-中期 | middellange termijn; middelste periode |
chūkintō-中近東 | het Midden- en Nabije Oosten |
chūkyori-中距離 | middellange afstand (wedstrijden) |
chūmitsu-稠密 | dichtheid; opeenhoping |
chūmon-中門 | centrale [middelste] poort [ingang] |
chūnen-中年 | middelbare leeftijd |
chūniku-中肉 | een middelgroot [middelmatig] postuur |
chūniku-中肉 | vlees van middelmatige kwaliteit |
chūnikuchūzei-中肉中背 | een middelgroot [middelmatig] postuur |
chūō-中央 | centrum; kern; hart; midden |
chūōbunritai-中央分離帯 | middenberm (op hoofdwegen en snelwegen) |
chūōkairei-中央海嶺 | midoceanische rug |
chūon-中音 | (muziek) mediant (derde trap van de toonladder); middenregister |
chūōsen-中央線 | middenlijn (op een sportveld, wegdek e.d.) |
chūrō-中老 | middelbare leeftijd |
chūryaku-中略 | inkorting van een citaat in het midden; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het middengedeelte weggelaten worden |
chūryūkaikyū-中流階級 | de middenklasse |
chūsai-仲裁 | arbitrage; bemiddeling |
chūsainin-仲裁人 | bemiddelaar; tussenpersoon |
chūsei-中世 | middeleeuwen |
chūsei-中性 | onzijdigheid (grammatica) |
chūsei-中性 | geslachtsloosheid; androgynie |
chūseisenzai-中性洗剤 | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
chūshin-中心 | middelpunt; centrum; kern |
chūshin-中震 | middelzware aardbeving; aardbeving van gemiddelde intensiteit |
chūshin-忠信 | trouw; loyaliteit; getrouwheid; betrouwbaarheid |
chūshinbu-中心部 | middelpunt; hart; centrale deel; centrum |
chūshōkigyō-中小企業 | middelgrote en kleine ondernemingen; midden -en kleinbedrijf (MKB) |
chūshoku-昼食 | lunch; middagmaal |
chūshū-中秋 | middenin [in het midden van] de herfst (de 15de dag van de 8ste maand van de maankalender) |
chūtā-チューター | studiebegeleider; privéleraar; docent |
chūtai-中退 | voortijdig de school verlaten; de schoolopleiding niet afmaken |
chūtō-中東 | het Midden-Oosten |
chūtohanpa-中途半端 | onvolledigheid; incompleet [halfbakken] zijn |
chūtōkyōikugakkō-中等教育学校 | zesjarige middelbare school |
chūtoshi-中都市 | middelgrote stad |
chūzuri-宙吊り | het (midden) in de lucht hangen [bungelen] |
dabingu-ダビング | het indubben [bijmixen] van geluid in een film; nasynchronisatie |
dabun-駄文 | (een term die ook wordt gebruikt als bescheiden aanduiding voor) mijn (eigen) schrijfwerk |
daburyū・daburyū・daburyū-ダブリュー・ダブリュー・ダブリュー | www (Internet: world wide web) |
daburyū・eichi・ō-ダブリュー・エイチ・オー | Wereldgezondheidsorganisatie |
daentai-楕円体 | ellipsoïde |
dafu-懦夫 | een lafaard; een timide [bange] man |
daibubun-大部分 | meerderheid; meer dan de helft; het grootste deel |
daichi-大知 | grote wijsheid; Boeddha's wijsheid |
daidōshōi-大同小異 | vrijwel hetzelfde; bijna identiek |
daigakkō-大学校 | hogere onderwijsinstelling opgericht in samenwerking met een overheidsinstantie |
daigakuin-大学院 | postgraduate opleiding (na behalen van de master graad) |
daigan-代願 | voorbede; voorspraak; als tussenpersoon fungeren; bidden tot god {Boeddha] namens een ander |
daigen-代言 | een pleidooi [het pleiten] namens een ander (advocatuur) |
daigen-題言 | inleidende woorden in een boek of tijdschrift |
daihi-大悲 | grote barmhartigheid [compassie} van Boeddha's en Bodhisattva's |
daiichininsha-第一人者 | de hoogstgeplaatste [meest gezaghebbende] persoon; degene met de hoogste rang; de leidende [invloedrijkste] persoon (op een bepaald gebied) |
daiittō-第一党 | de leidende [belangrijkste; grootste] partij |
daijidaihi-大慈大悲 | (boeddh.) groot mededogen en grote genade; grote compassie en barmhartigheid |
daikan-代官 | magistraat; (plaatsvervangend) overheidspersoon [ambtenaar] |
daikan-大寒 | het midden van de winter; de koudste periode van de winter |
daikanminkoku-大韓民国 | de Republiek Korea (Zuid-Korea) |
daikinmaebaraikādo-代金前払いカード | prepaidkaart |
daikyō-大凶 | misdaad; wreedheid; schurk |
dain-ダイン | dyne (eenheid van kracht) |
dainagon-大納言 | raadslid van de hoogste rang aan het keizerlijk hof van Japan (7e-19e eeuw) |
dainamizumu-ダイナミズム | dynamiek; gedrevenheid |
dainoji-大の字 | (de vorm van het kanji 大) met armen en benen gespreid |
daitanfuteki-大胆不敵 | zonder vrees zijn; onverschrokkenheid |
daitansa-大胆さ | stoutmoedigheid; dapperheid; moed; vermetelheid |
daitōryō-大統領 | president |
daitōryōdaikō-大統領代行 | waarnemend president |
daitōryōfujin-大統領夫人 | presidentsvrouw; first lady |
daitōryōfujin-大統領夫人 | vrouw van een president |
daitōryōfukoku-大統領布告 | presidentieel decreet |
daitōryōkeigotai-大統領警護隊 | geheime dienst (secret service) ter bewaking van de president |
daitōryōkōho-大統領候補 | presidentskandidaat |
daitōryōrei-大統領令 | presidentieel decreet |
daitōryōsenkyo-大統領選挙 | presidentsverkiezingen |
daitōryōshūninenzetsu-大統領就任演説 | presidentiële inauguratierede |
dakui-諾意 | instemmingsbereidheid; intentie tot goedkeuring |
dakusuru-諾する | toestemmen; zich bereid verklaren; instemmen met; akkoord gaan; voldoen aan; inwilligen (verzoek) |
dakuto-ダクト | buis; pijpleiding |
dāku・ēji-ダーク・エージ | de donkere [duistere] middeleeuwen |
dāku・hōsu-ダーク・ホース | (in een race) outsider; onverwachte winnaar |
dāku・hōsu-ダーク・ホース | onbekende mededinger [kandidaat] |
damakurakasu-騙くらかす | bedriegen; misleiden |
damashiai-騙し合い | wederzijdse misleiding [bedriegerij] |
damashiau-騙し合う | elkaar misleiden [bedriegen; voor de gek houden] |
damashiuchi-騙し討ち | een verrassingsaanval; iemand met een list afleiden en dan aanvallen; vals spel |
damasu-騙す | bedriegen; oplichten; vals spelen; misleiden |
dame-駄目 | Bij het spel go een steen [veld] dat voor geen van beide spelers telt |
dameoshi-駄目押し | voor de zekerheid; voor alle zekerheid |
dameoshi-駄目押し | (in sport) nog een extra punt scoren (voor de zekerheid) in al gewonnen positie |
damin-惰眠 | luiheid; ledigheid; inactiviteit; inertie; sluimering |
danchō-団長 | groepsleider; hoofd van een delegatie |
dandan-段段 | geleidelijk; beetje bij beetje |
dandori-段取り | planning; voorbereiding; regeling |
dandorisuru-段取りする | plannen; voorbereiden; regelen |
danjo-男女 | man en vrouw; mannen en vrouwen; jongens en meisjes; beide geslachten |
dankaiteki-段階的 | stapsgewijs; stap voor stap; geleidelijk |
danketsu-団結 | eenheid; eendracht; solidariteit; verbondenheid |
danketsuken-団結権 | het recht van arbeiders om zich te verenigen [zich aan te sluiten bij een vakbond] |
danketsuyoku-団結力 | solidariteit; eenheid; eendracht |
danpingu-ダンピング | het dumpen [goedkoop verkopen] van een grote hoeveelheid goederen ( m.n. op de buitenlandse markt) |
danryoku-弾力 | veerkracht; buigzaamheid |
danryokusei-弾力性 | veerkracht; buigzaamheid; soepelheid |
dantei-断定 | duidelijke beoordeling [bevestiging; verklaring; conclusie] |
dan'in-団員 | groepslid; lid van een organisatie |
darā-ダラー | dollar (munteenheid) |
darake-だらけ | (achtervoegsel) vol [bedekt; bezaaid] met |
daraku-堕落 | corruptie; verdorvenheid |
daritsu-打率 | (honkbal) slagpercentage; slaggemiddelde |
daru-だる | moe zijn; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
daruma-達磨 | Daruma, de boeddhistische monnik Bodhidharma (Zen boeddhisme) |
dasu-出す | maken (van geluid, vuur) |
date-伊達 | gekunsteldheid; gemaaktheid; uiterlijk vertoon |
dātī・furōto-ダーティー・フロート | een systeem waarbij beleidsautoriteiten ingrijpen wanneer er ongewenste fluctuaties optreden op de wisselkoersen |
dāto-ダート | vuil; viezigheid (Eng. dirt) |
datō-妥当 | juistheid; geschiktheid; toepasselijkheid; relevantie |
dattai-脱退 | terugtrekking; terugtreding; afscheiding |
de-出 | aanwezigheid; dienst; aan het werk |
deban-出番 | dienst; werktijd; arbeidsduur |
deddo・bōru-デッド・ボール | (honkbal) een dode bal (het stilleggen van de wedstrijd door de scheidsrechter (b.v. als de slagman wordt geraakt door de worp van de pitcher) |
deha-出端 | uitweg; kans [gelegenheid] om te vertrekken [eruit te komen] |
deha-出端 | (muzikale begeleiding bij) de opkomst van een acteur op het podium (theater) |
deki-出来 | vakmanschap; bekwaamheid; goede uitvoering [afwerking] |
dekiagaru-出来上がる | klaar zijn; beëindigd [voltooid] zijn |
dekiai-溺愛 | adoratie; verliefdheid; dweperij; dol zijn op |
dekiaisuru-溺愛する | iemand adoreren [verafgoden; aanbidden]; dol (verliefd) zijn op |
dekiru-出来る | tot stand komen; gedaan [voltooid] worden; gereed komen |
dekoboko-凸凹 | oneffenheid; ongelijkmatigheid; ruwheid |
dema-デマ | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
demae-出前 | bezorging aan huis van maaltijden bereid door restaurants, cateraars, e.d. |
demagogī-デマゴギー | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
demodori-出戻り | gescheiden vrouw (die weer bij haar ouders woont) |
demotēpu-デモテープ | demobandje (geluids- of videoband voor reclame- en marketingdoeleinden) |
dendō-伝導 | geleiding; transmissie; overdracht |
denkidendōtai-電気伝導体 | elektrische geleider |
denkiunagi-電気鰻 | sidderaal (Electrophorus electricus) |
dennetsuki-電熱器 | elektrothermisch apparaat [toestel]; elektrische kachel; straalkachel; elektrische verwarmingseenheid |
denpa-伝播 | verbreiding; verspreiding |
densenbyō-伝染病 | besmettelijke [overdraagbare] ziekte; epidemie |
dentōkōgei-伝統工芸 | traditionele ambachten [kunstnijverheid] |
deokishiribokakusan-デオキシリボ核酸 | DNA (deoxyribonucleic acid) |
derikashī-デリカシー | verfijning; subtiliteit; fijngevoeligheid |
deruta-デルタ | (wiskunde) variabele grootheid |
deshabaru-出しゃばる | binnendringen; zich bemoeien (met); interrumperen; tussen beiden komen |
deshiberu-デシベル | decibel (eenheid van geluidsintensiteit) |
detēru-デテール | detail; bijzonderheid |
dibaidā-ディバイダー | verdeler; scheidingswand |
dibōsu-ディボース | echtscheiding |
dīenuēkantei-ディーエヌエー鑑定 | DNA-identificatie; genetische vingerafdruk |
difarenshiēshon-ディファレンシエーション | onderscheid; identificatie |
diguriokurashī-ディグリオクラシー | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
diminuendo-ディミヌエンド | (muziekterm) diminuendo (eleidelijk afnemend in toonsterkte) |
dinkusu-ディンクス | (double income, no kids) tweeverdieners zonder kinderen |
dīpu・sausu-ディープ・サウス | het diepe Zuiden (de meest zuidelijke staten van Amerika: Georgia, Alabama, Louisiana en Mississippi) |
ditēru-ディテール | detail; bijzonderheid |
dochaku-土着 | inheemsheid; autochtoniteit |
dōdan-同断 | hetzelfde als voorheen [eerder]; dito; idem |
dōdōmeguri-堂堂巡り | al biddend rond een tempel lopen |
dōga-動画 | animatie(film); video |
dogaishi-度外視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren |
dōgaku-同学 | dezelfde opleiding [school; studie]; hetzelfde vakgebied |
doggutagu-ドッグタグ | (Eng.: dog tag) metalen identiteitsplaatje (van militairen) |
doggu・iyā-ドッグ・イヤー | (Eng.: dog's year) een levensjaar van een hond (ca. gelijk aan 7 mensjaren), geeft aan de snelheid van veranderingen in de informatiemaatschappij |
dogimagisuru-どぎまぎする | opgewonden raken; boos zijn; nerveus worden; de tegenwoordigheid van geest verliezen |
dōitsu-同一 | identiek; (één en) dezelfde |
dōitsusei-同一性 | identiteit |
dōitsushi-同一視 | identificatie; de identiteit vaststellen; als hetzelfde beschouwen |
dōitsushisuru-同一視する | identificeren; als hetzelfde [gelijk] beschouwen |
dōjaku-瞠若 | (opperste) verbazing; verbijstering; als met stomheid geslagen |
doji-どじ | blunder; flater; misser; domheid |
dojji・rain-ドッジ・ライン | Dodge Line, een financieel-economisch beleid opgesteld door Joseph Dodge (1890-1964) voor Japan na de Tweede Wereldoorlog |
dōjōhyō-同情票 | sympathiestem; solidariteitsstem |
dōkan-動感 | levendigheid; beweeglijkheid |
dōkei-同型 | isomorfisme; isomorfie; gelijkvormigheid |
dōkei-同形 | gelijkvormigheid; isomorfie; isomorfisme |
dokkai-読解 | begrijpend lezen; leesvaardigheid |
dokkaika-読解力 | goede leesvaardigheid hebben; goed begrijpend kunnen lezen; |
dokkaikatesuto-読解力テスト | leesvaardigheidstest; toets begrijpend lezen |
dokke-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
dokke-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
dokki-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
dokki-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
dokkō-独行 | onafhankelijkheid; zelfredzaamheid |
dokkyo-独居 | een leven in afzondering [eenzaamheid] |
dōkō-同工 | dezelfde vakmanschap [bekwaamheid] |
doku-毒 | kwaadaardigheid; boosheid; wrok |
dokufu-毒婦 | femme fatale; vamp; verleidster |
dokugakusha-独学者 | autodidact |
dokuji-独自 | het uniek [eigen; individueel; onafhankelijk; origineel] zijn |
dokujiryoku-読字力 | leesvaardigheid |
dokuke-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
dokuke-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
dokuritsu-独立 | onafhankelijkheid |
dokuritsudoppo-独立独歩 | onafhankelijkheid, zelfredzaamheid |
dokuritsujison-独立自尊 | onafhankelijkheid en zelfrespect |
dokuritsusengen-独立宣言 | onafhankelijkheidsverklaring |
dokusei-毒性 | toxiciteit; giftigheid |
dokutāierō-ドクターイエロー | een gele onderhoudstrein, die de shinkansen spoorlijnen controleert op gebreken van apparatuur, rails, en bovenleidingen |
dokutā・kōsu-ドクター・コース | doctoraal programma (PhD-opleiding) |
dokutoku-独特 | eigenaardigheid; bijzonderheid; uniekheid |
dokuzen-独善 | zelfingenomenheid; zelfgenoegzaamheid |
dokyō-度胸 | moed; dapperheid; lef; durf |
dokyumentēshon-ドキュメンテーション | documentatie; handleiding |
domannaka-ど真ん中 | precies in het midden |
dōmin-道民 | bewoner van Hokkaido |
domo-ども | (achter een zelfst.nw.) geeft aan meervoud of nederigheid |
donā-ドナー | donor (in fysica: atoom dat een electron afstaat in halfgeleiders) |
dōnai-道内 | in [binnen] Hokkaido |
donāmitsudo-ドナー密度 | donordichtheid (fysica) |
donarigoe-怒鳴り声 | stemverheffing (in boosheid); boze stem |
donburibachi-丼鉢 | kom (middelgroot, geschikt voor donburi-gerechten) |
donchansawagi-どんちゃん騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
dondon-どんどん | geroffel; getrommel (geluid) |
donkan-鈍感 | ongevoeligheid; gevoelloosheid; tactloosheid |
don'yoku-貪欲 | hebzucht; gierigheid; inhaligheid |
don・fan-ドン・ファン | donjuan; vrouwenverleider; vrouwenversierder |
dōon-同音 | hetzelfde geluid; dezelfde klank; homofonie |
dorai・aisu-ドライ・アイス | (Eng. dry ice) droogijs; koolzuursneeuw (vaste vorm van CO2, koolstofdioxide) |
dorai・sukin-ドライ・スキン | droge huid |
dōri-道理 | reden; logica; zin; waarheid; juistheid |
dorifuto-ドリフト | verschijnsel waarbij deeltjes door een externe kracht in een willekeurige beweging worden gebracht (b.v. elektrische geleiding, warmtegeleiding, etc.) |
dorufin・kikku-ドルフィン・キック | dolfijntrap (zwembeweging met beide voeten tegelijk in een trappende beweging in het water, bij vlinderslag en rugslag) |
dorushokku-ドル・ショック | de Nixon Shock (economische maatregelen van President Nixon in 1971, o.a. het eenzijdig opheffen van de omwisseling van goud in Amerikaanse dollars) |
dōryō-同量 | dezelfde hoeveelheid; gelijkwaardigheid |
doryō-度量 | grootmoedigheid, ruimhartigheid, tolerantie, generositeit, vrijgevigheid |
dosshiri-どっしり | zwaar; omvangrijk; massief; solide |
dosudosu-ドスドス | (onomatopee) stampend geluid (b.v. van een heimachine of van de zware voetstappen van een zwaarlijvig persoon of dier) |
dōsui-導水 | transport van water; het leiden van waterstroming |
dōsuikan-導水管 | waterleiding; waterpijp |
dōtai-導体 | (elektrische) geleider |
dōtei-童貞 | kuisheid (m.n. van mannen); maagdelijkheid; maagd |
dōtō-同等 | gelijkheid; equivalentie |
doyadoya-どやどや | geluid van vele voetstappen [van een menigte mensen] (onomatopee) |
doyasu-どやす | intimideren; (naar iem.) schreeuwen [schoppen; slaan] |
dōzen-同前 | gelijk aan het voorgaande [bovenstaande]; idem (dito) |
dyūpu-デュープ | duplicaat; kopie (van foto, film, video, e.d.) |
dyūpurikēto-デュープリケート | duplicaat; kopie (van foto, film, video, e.d.) |
echiketto-エチケット | etiquette; omgang- en beleefdheidsvormen |
edamichi-枝道 | uitweiding; afdwaling |
edokko-江戸っ子 | (vroeger) iemand die in Edo was geboren en opgegroeid |
edokko-江戸っ子 | (huidige betekenis) iemand die in Tokio is geboren en opgegroeid |
edyukēshon-エデュケーション | onderwijs; opleiding |
ego-エゴ | (in psychoanalyse, de persoonlijkheid) ego |
egokoro-絵心 | talent voor [bekwaamheid in] schilderen; verstand van [interesse in] schilderkunst [schilderijen] |
eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevende persoon; hoofddirecteur; uitvoerende macht |
eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevend; uitvoerend; verantwoordelijk |
eichi-英知 | wijsheid; intelligentie |
eien-永遠 | eeuwigheid |
eikyū-永久 | eeuwigheid |
eimai-英邁 | getalenteerdheid; wijsheid |
eimei-英明 | intelligentie; wijsheid |
eiri-鋭利 | scherpte; scherpzinnigheid |
eiyūshugi-英雄主義 | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
eizu-エイズ | (acquired immunodeficiency syndrome) aids (immunodeficiëntiesyndroom) |
eki-疫 | epidemie |
ekibyō-疫病 | epidemie; pest |
ekigaku-疫学 | epidemiologie |
ekimu-役務 | verplichte arbeid; corvee; werk [diensten] verricht voor anderen |
ekirei-疫癘 | epidemie; pest |
ekitei-駅逓 | (arch.) het transporteren van bagage van (post)station naar (post)station (zoals op de Tokaido route in de Edo periode) |
ekohiiki-依怙贔屓 | partijdigheid; het iemand voortrekken; vooroordeel; vooringenomenheid |
ekoji-依怙地 | koppigheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid |
ekonomī-エコノミー | zuinigheid; bezuiniging; besparing |
ekosaido-エコサイド | ecocide (vernietiging van ecosystemen) |
ekumēne-エクメーネ | oecumene (eenheid van alle christenen) |
emono-得物 | bijzondere techniek [kundigheid; vaardigheid] |
en-円 | yen (munteenheid) |
en-縁 | kans; gelegenheid |
enbi-塩ビ | polyvinylchloride (PVC) |
enbi-艶美 | weelderige [verleidelijke] schoonheid |
engan-遠眼 | verziendheid; hypermetropie |
enkabiniru-塩化ビニル | vinylchloride |
enkabinīru-塩化ビニール | vinylchloride |
enkakarushiumu-塩化カルシウム | calciumchloride |
enkanatoriumu-塩化ナトリウム | natriumchloride; keukenzout |
enkasuiso-塩化水素 | waterstofchloride |
enkōkinkō-遠交近攻 | het beleid [de strategie] om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met verre landen, maar vijandelijke betrekkingen met buurlanden |
enkyoku-婉曲 | omslachtigheid |
enman-円満 | harmonie; vreedzaamheid; tevredenheid; zorgeloosheid |
enrei-艶麗 | grote schoonheid; bekoring |
enryo-遠慮 | terughoudendheid; reserve; tact; zorgzaamheid |
enryobukai-遠慮深い | zeer ingetogen [bescheiden; terughoudend] |
enryonaku-遠慮なく | zonder voorbehoud; zonder terughoudendheid; onbeschroomd; zonder aarzeling |
enryosuru-遠慮する | terughoudend [bescheiden; tactvol] zijn |
ensei-延性 | ductiliteit; kneedbaarheid; taaiheid |
enseki-遠戚 | een ver familielid |
enshi-遠視 | verziendheid; hypermetropie |
enshinryoku-遠心力 | middelpuntvliedende kracht; centrifugale kracht |
enshō-延焼 | vuur dat zich verspreidt [om zich heen grijpt] |
enshō-炎症 | (med.) ontsteking; huidirritatie |
enshōsuru-延焼する | vlam vatten; het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur |
epokē-エポケー | epoche (filosofie, opschorting van oordeel over de werkelijkheid) |
erika-エリカ | erica; dopheide |
erizekyū-エリゼ宮 | het Élysée-paleis (de officiële residentie van de Franse president) |
eshaku-会釈 | begrip; meeleven; voorkomendheid |
esukōto-エスコート | begeleiding; begeleider; escorte |
esukurō-エスクロー | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
esukyoku-エス極 | de zuidpool (van een staafmagneet) |
ē・buikiki-AV機器 | porno (film; video) |
ē・emu-エー・エム | (ante meridiem) voor de middag |
faito-ファイト | vechtlust; strijdvaardigheid |
fāsuto・redi-ファースト・レディ | presidentsvrouw |
fēdoauto-フェードアウト | (beeld) het vervagen [uitvloeien]; (geluid) het wegsterven |
feiru・seifu-フェイル・セイフ | faalveilig (van apparaten, bij falen niet leidend tot een gevaarlijke situatie) |
femisaido-フェミサイド | femicide; vrouwenmoord |
fikisachīfu-フィキサチーフ | fixatief; fixeermiddel (tekenen; schilderen) |
fikusā-フィクサー | bemiddelaar; iemand die (achter de schermen) dingen regelt [voor elkaar krijgt] |
firamento-フィラメント | filament; gloeidraad |
firansoropī-フィランソロピー | filantropie; liefdadigheid |
fīrudo-フィールド | veld; weide; akker |
fittonesu-フィットネス | goede (lichamelijke) conditie; fitheid |
forinto-フォリント | forint (Hongaarse munteenheid) |
forutishimo-フォルティシモ | fortissimo; zeer luid (muziekterm) |
fossa・maguna-フォッサ・マグナ | slenkvallei, gebied waar een vulkanische gordel doorheen loopt (van noord naar zuid door centraal Honshu) |
foto-フォト | fot (eenheid van lichtsterkte) |
fu-膚 | (in kanji combinaties) huid |
fuan-不安 | onzekerheid; ongerustheid; bezorgdheid; vrees |
fuannai-不案内 | onwetendheid; onervarenheid; onbekendheid (met) |
fuantei-不安定 | instabiliteit; onzekerheid |
fubatsu-不抜 | vastberadenheid; onverzettelijkheid |
fuben-不便 | ongemak; onhandigheid |
fubenkyō-不勉強 | het niet genoeg studeren; luiheid; gebrek aan inzet |
fubi-不備 | tekortkoming; onvolkomenheid; onvolmaaktheid; gebrekkigheid |
fubin-不憫 | armzaligheid; armoedigheid |
fubin-不敏 | traagheid; onvermogen; gebrek aan talent [vaardigheid] |
fubōgarasu-風防ガラス | voorruit (van een vervoermiddel) |
fubyōdō-不平等 | ongelijkheid |
fuchi-不治 | ongeneeslijkheid; ongeneeslijk zijn |
fuchi-不知 | onwetendheid; domheid |
fuchise-淵瀬 | onbestendigheid |
fuchōwa-不調和 | disharmonie; disbalans; niet bij elkaar passend; onenigheid |
fuchūi-不注意 | onvoorzichtigheid; onverschilligheid; onoplettendheid |
fudai-譜代 | genealogie; erfelijkheid |
fudan-不断 | besluiteloosheid |
fudegashira-筆頭 | hoofd [leidinggevende] in een organisatie (soms crimineel van aard) |
fudōi-不同意 | meningsverschil; onenigheid; het oneens zijn; afkeuring |
fudōmyōō-不動明王 | Fudō [Acala], de vernietiger van waanideeën en de beschermer van het boeddhisme. |
fudōtai-不導体 | isolator; niet-geleider |
fuen-不縁 | scheiding |
fuen-敷衍 | het verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fuensuru-敷衍する | verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fuete-不得手 | zwak punt; zwakte; onhandigheid |
fufuku-不服 | ontevredenheid; onenigheid; bezwaar; klacht |
fūgetsu-風月 | (heldere) maan en (koele) wind [bries]; de schoonheid van de natuur |
fugi-不義 | onrechtvaardigheid; zedeloosheid; ongepastheid; wangedrag |
fugiri-不義理 | oneerlijkheid; onrechtvaardigheid; oneer; onrecht; ondankbaarheid |
fugō-符合 | gelijktijdigheid; overeenstemming |
fugu-不具 | (lichamelijke) afwijking; handicap; misvorming; mismaaktheid |
fugusha-不具者 | invalide; gehandicapte (persoon) |
fūha-風波 | onenigheid; tweedracht; ruzie |
fuhai-不敗 | onoverwinnelijkheid |
fuhei-不平 | ontevredenheid; ongenoegen; onvrede |
fuheibunshi-不平分子 | ontevreden elementen [leden]; dissidenten |
fuhen-不偏 | onpartijdigheid; onbevooroordeeld zijn |
fuhen-不変 | onveranderlijkheid; constantheid; permanentie |
fuhen-普遍 | universaliteit; algemeenheid; alomtegenwoordigheid |
fuhendatōsei-普遍妥当性 | algemene toepasbaarheid |
fuhenfutō-不偏不党 | onpartijdigheid; neutraliteit; onafhankelijkheid |
fuji-不治 | ongeneeslijkheid; ongeneeslijk zijn |
fujimi-不死身 | onkwetsbaarheid; onsterfelijkheid |
fujitsu-不実 | onoprechtheid; bedrog; bedriegerij; misleiding |
fujitsu-不実 | onechtheid; onwaarheid |
fujō-浮上 | het naar voren komen; zichtbaar [duidelijk] worden |
fujōri-不条理 | absurditeit; ongerijmdheid; onredelijkheid |
fujun-不純 | onzuiverheid |
fujun-不順 | irregulariteit; wisselvalligheid; instabiliteit |
fuka-浮華 | frivoliteit; oppervlakkigheid; lichtzinnigheid |
fuka-負荷 | (fig.) last; grote verantwoordelijkheid [plicht] |
fukabun-不可分 | ondeelbaarheid |
fukachi-不可知 | ondoorgrondelijkheid; raadselachtigheid; onkenbaar [niet te begrijpen] zijn |
fukafuka-ふかふか | (onomatopee) zacht; donzig, pluizig; afwezig; verstrooid; achteloos; onnadenkend |
fukagyakusei-不可逆性 | onomkeerbaarheid |
fukahi-不可避 | onvermijdelijkheid; niet te vermijden |
fukaishisū-不快指数 | mate [index] van luchtvochtigheid (in de zomer) |
fukakai-不可解 | onbegrip; geheimzinnigheid; ondoorgrondelijkheid |
fukaketsu-不可欠 | onontbeerlijkheid; onmisbaar [essentieel] zijn |
fukakōryoku-不可抗力 | overmacht; force majeure; onvermijdelijkheid |
fukaku-不覚 | onvoorzichtigheid; slordigheid; blunder; fiasco; mislukking |
fukakujitsu-不確実 | onzekerheid; onbetrouwbaarheid |
fukakujitsu-不覚実 | onzekerheid, onbetrouwbaarheid |
fukakuteiseigenri-不確定性原理 | onzekerheidsrelatie [onzekerheidsprincipe] van Heisenberg |
fukanō-不可能 | onmogelijkheid |
fukanshihei-不換紙幣 | fiatgeld; onwisselbaar [ongedekt] papiergeld; fiduciair geld |
fukanshō-不感症 | gevoelloosheid; zinloosheid; frigiditeit; (seksuele) ongevoeligheid |
fukanshōseisaku-不干渉政策 | non-interventiebeleid |
fukanzen-不完全 | onvolledigheid; onvolmaaktheid |
fukanzenshūgyō-不完全就業 | onderbezetting; niet voldoende werkgelegenheid |
fukanzenyūsei-不完全優勢 | incomplete dominantie; semidominantie |
fukan'yō-不寛容 | intolerantie; onverdraagzaamheid |
fukashi-不可視 | onzichtbaarheid |
fukashin-不可侵 | non-agressie; onschendbaarheid |
fukassei-不活性 | inactiviteit; laksheid; dadeloosheid; inertie |
fukatoku-不可得 | (boeddh.) onbereikbaarheid; ongrijpbaarheid van de absolute waarheid (vanwege menselijke beperkingen) |
fukenkō-不健康 | slechte gezondheid |
fuki-不羈 | vrijheid; onafhankelijkheid |
fukichirasu-吹き散らす | een gerucht verspreiden; (iets) rondbazuinen |
fukidemono-吹き出物 | huiduitslag; puistje |
fukigen-不機嫌 | slecht humeur; ongenoegen; norsheid |
fukin-付近 | nabijheid; buurt; omgeving |
fukinkō-不均衡 | disbalans; onevenwichtigheid; wanverhouding; onevenredigheid |
fukinshin-不謹慎 | indiscretie; onvoorzichtigheid; onbescheidenheid; onbezonnenheid |
fukiritsu-不規律 | wanorde; gebrek aan discipline; ongedisciplineerdheid |
fukisoku-不規則 | onregelmatigheid; onstandvastigheid |
fukō-不幸 | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
fukōhei-不公平 | partijdigheid |
fukokoroe-不心得 | indiscretie; wangedrag; roekeloosheid |
fūkōmeibi-風光明媚 | schilderachtigheid; natuurschoon |
fukudaitōryō-副大統領 | vicepresident (van een land) |
fukueki-服役 | werkplicht; corveedienst; militaire dienstplicht; gevangenisstraf met dwangarbeid |
fukuekishu-服役囚 | veroordeelde met dwangarbeid |
fukuhai-復配 | hervatting van dividendbetalingen |
fukuiinchō-副委員長 | vicepresident (van een commissie) |
fukujū-服従 | gehoorzaamheid |
fukuramu-膨らむ | uitpuilen; uitzetten; (in volume) toenemen; uitbreiden |
fukushachō-副社長 | vicepresident (van een bedrijf) |
fukutsu-不屈 | onverzettelijkheid; standvastigheid |
fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
fukyōwaon-不協和音 | dissonantie; wanklank; kakofonie; onenigheid |
fukyū-不朽 | onsterfelijkheid; onvergankelijkheid |
fukyū-普及 | verspreiding; voortplanting; propagatie |
fukyūsuru-普及する | verspreiden; zich voortplanten |
fuma-不磨 | duurzaamheid; onsterfelijkheid |
fumajime-不真面目 | onstandvastigheid; gebrek aan eerlijkheid [ernst] |
fuman-不満 | ontevredenheid; onvoldaanheid; ongenoegen |
fumanzoku-不満足 | ontevredenheid; ongenoegen |
fumei-不明 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; dubbelzinnigheid |
fumei-不明 | onwetendheid; gebrek aan inzicht |
fumeiryō-不明瞭 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; duisternis |
fumetsu-不滅 | onsterfelijkheid; onverwoestbaarheid |
fumimochi-不身持ち | losbandigheid; wangedrag |
fumin-不眠 | slapeloosheid; slechte nachtrust |
fuminarasu-踏み鳴らす | stampen (met de voeten); luidruchtig lopen |
fuminshō-不眠症 | slapeloosheid; insomnie |
funare-不慣れ | gebrek aan ervaring; onervarenheid |
funesshin-不熱心 | gebrek aan enthousiasme; onverschilligheid |
fungiri-踏ん切り | besluit; bepaling; vaststelling; vastbeslotenheid |
funin-不妊 | onvruchtbaarheid; steriliteit |
funinjō-不人情 | onvriendelijkheid; gebrek aan medeleven; harteloosheid |
funman-憤懣 | woede; boosheid; nijd; wrevel; irritatie |
funō-不能 | onmogelijkheid |
funpan-噴飯 | belachelijk [absurd; idoot] zijn; het plotseling in lachen uitbarsten [je verslikken door het lachen] |
funpatsu-奮発 | vrijgevingheid; gulheid; verkwisting; verspilling |
funtai-粉黛 | een schoonheid; mooie vrouw |
fuonbunshi-不穏分子 | onruststoker; herrieschopper; opstandeling; dissident |
fuontō-不穏当 | ongeschiktheid; ongepastheid; misplaatst zijn |
furachi-不埒 | onwettigheid; onbeschaamdheid; onvergeeflijkheid; brutaliteit; onbeschoftheid |
furaito・kontorōru-フライト・コントロール | vluchtleiding; luchtverkeersleiding |
furakkusu-フラックス | flux (smeltmiddel) |
furan-フラン | franc (oude franse munteenheid) |
furattā-フラッター | flutter (toonvervorming bij geluidsopname) |
furei-不例 | lichamelijke ongeschiktheid; ongesteldheid; onpasselijkheid; ziekte |
furemawaru-触れ回る | (iets met veel ophef) rondbazuinen; (gerucht) verspreiden |
furigana-振り仮名 | kleine kana lettergrepen (naast kanji geprint om de uitspraak ervan te duiden) |
furīku-フリーク | (Eng.: freak) iemand die gek is op [enthousiast; geobsedeerd door] iets (b.v. film, computer, snelheid, etc.) |
furīmēson-フリーメーソン | vrijmetselaar (lid van de vrijmetselarij) |
furin-不倫 | verdorvenheid; onzedelijkheid; immoraliteit; overspel; een buitenechtelijke affaire |
furishiku-降り敷く | verspreid liggen [gevallen zijn]; uitgestrooid zijn; bezaaid zijn (met) |
furiwake-振り分け | scheiding (in het haar) |
furī・kuraibingu-フリー・クライミング | (Eng. free climbing) vrij klimmen (zonder hulpmiddelen in bergsport) |
furī・kuraimingu-フリー・クライミング | het vrij klimmen (zonder hulpmiddelen) |
furonto・garasu-フロント・ガラス | voorruit (van een vervoermiddel) |
furue-震え | huivering; siddering; getril; gebibber (van kou of angst) |
furui-震い | huivering; siddering; getril; gebibber (van kou of angst) |
furuiotosu-篩い落とす | zeven; filteren; ontdoen (van); afscheiden |
furu・supīdo-フル・スピード | volle snelheid; volle vaart |
furyōken-不了見 | indiscretie; onnadenkendheid; misstap |
fūryokukei-風力計 | windmeter; windsnelheidsmeter |
fusaginomushi-塞ぎの虫 | een gevoel van melancholie [somberheid]; trieste stemming |
fusai-不才 | onbekwaamheid; incompetentie; gebrek aan talent |
fusakui-不作為 | nalatigheid; verzuim; onachtzaamheid |
fusan-不参 | afwezigheid; absentie; verzuim |
fusei-不正 | onrechtvaardigheid; onrecht; oneerlijkheid; wangedrag; onregelmatigheid; fraude |
fuseikaku-不正確 | onnauwkeurigheid; onjuistheid |
fuseishutsu-不世出 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
fuseji-伏せ字 | een ondersteboven gedraaid karakter |
fuseki-布石 | voorbereidingen voor de toekomst |
fusen-不戦 | (vechtsport) niet doorgaan van het gevecht wegens afwezigheid van een deelnemer |
fusenmei-不鮮明 | onduidelijk; onscherp; vaag |
fusessei-不摂生 | verwaarlozing van de gezondheid; ongezond leven |
fushi-不死 | onsterfelijkheid; het eeuwige leven |
fushiawase-不幸せ | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
fushimatsu-不始末 | mislukking; fiasco; wanbeheer; onzorgvuldigheid; nalatigheid; wangedrag |
fushin-不信 | ontrouw; onoprechtheid |
fushinsetsu-不親切 | onvriendelijkheid; onaardigheid; onbeleefdheid; lompheid |
fushizen-不自然 | onnatuurlijkheid |
fushō-不承 | bezwaar; afkeuring; onenigheid; weigering |
fushōchi-不承知 | bezwaar; afkeuring; onenigheid; weigering |
fushōji-不祥事 | betreurenswaardig incident; vervelend voorval; schandaal |
fushōjiki-不正直 | oneerlijkheid; onoprechtheid |
fushozon-不所存 | ondoordachtheid; tactloosheid; onverstandigheid; onvoorzichtigheid |
fusoku-不足 | tekort; gebrek; ontoereikendheid |
fūsoku-風速 | windsnelheid |
fūsokukei-風速計 | windmeter; windsnelheidsmeter; anemometer |
futaiten-不退転 | vastberadenheid; standvastigheid |
futan-負担 | last; verplichting; verantwoordelijkheid |
futanari-双成り | tweevormigheid; dimorfisme; hermafroditisme |
futansuru-負担する | de last [verantwoordelijkheid] dragen |
futegiwa-不手際 | onhandigheid; geklungel; knoeiwerk; onkunde; wanbeleid |
futei-不定 | onbepaaldheid; onzekerheid; onbeslistheid |
futei-不貞 | (huwelijkse) ontrouw; onkuisheid; echtbreuk; overspel |
futei-不逞 | ongehoorzaamheid; insubordinatie; opstandigheid |
futeiki-不定期 | onregelmatigheid |
futeisai-不体裁 | onfatsoenlijke [onappetijtelijke] vertoning; ongepastheid; onbetamelijkheid |
futeki-不敵 | (buitengewone) moed [dapperheid] |
futeki-不適 | ongeschiktheid; het ongeschikt zijn |
futekitō-不適当 | ontoereikendheid; ongeschiktheid |
futōfukutsu-不撓不屈 | eigenzinnigheid; onverzettelijkheid; hardnekkigheid |
futōitsu-不統一 | disharmonie; wanorde; ongeregeldheid; verdeeldheid |
futokorode-懐手 | ledigheid; het nietsdoen |
futoku-不徳 | zedeloosheid; verdorvenheid; gebrek aan deugdzaamheid |
futoku-婦徳 | vrouwelijke deugd [verdienste; deugdzaamheid] |
futokugi-不徳義 | immoraliteit; oneerlijkheid; onoprechtheid |
futōmei-不透明 | ondoorzichtigheid; ondoorschijnendheid |
futtsuri-ふっつり | het (geluid van het) breken van een draad, snaar, etc. |
fuwa-不和 | onenigheid; verdeeldheid; tweedracht |
fuyō-不要 | (in) onbruik; niet in zwang; nutteloosheid |
fuyujitaku-冬支度 | voorbereidingen voor de winter |
fuzei-風情 | (in combinatie met een zelfst.naamwoord) in de hoedanigheid van; zoals |
fuzen-不全 | ontoereikendheid; onvolledigheid; incompleet zijn |
fuzoroi-不揃い | onregelmatigheid; ongelijkheid; oneffenheid |
fu'itchi-不一致 | onenigheid; verschil; inconsistentie; tegenstrijdigheid |
ga-我 | (boeddh.) koppigheid; eigenzinnigheid |
gabugabu-がぶがぶ | (onomatopee) het geluid van slikken; (op)slokkend; snel [veel] drinkend |
gachi-雅致 | kunstvaardigheid; goede smaak; elegantie; verfijning |
gaganbo-大蚊 | langpootmug (Tipulidae) |
gaibufusai-外部負債 | externe aansprakelijkheid |
gaidansu-ガイダンス | begeleiding |
gaido-ガイド | gids; leidsman; reisleider; raadgever |
gaido-ガイド | (reis)gids; handleiding |
gaidorain-ガイドライン | richtlijn; leidraad; richtsnoer |
gaidowei・shisutemu-ガイドウェイ・システム | geleidingssysteem (autobus) |
gaien-外延 | uitbreiding; (verdere) duiding |
gaihanboshi-外反母趾 | hallux valgus (een grote teen die scheefgegroeid is) |
gaijintōrokushō-外人登録証 | ID-kaart [identiteitsbewijs] voor buitenlanders |
gainen-概念 | concept; begrip; idee |
gaiseki-外戚 | familielid van moederszijde [moederskant] |
gaiyōyaku-外用薬 | geneesmiddel voor uitwendig gebruik |
gaizen-慨然 | vastbeslotenheid; standvastigheid |
gaizensei-蓋然性 | waarschijnlijkheid |
gakidaishō-ガキ大将 | snotaap generaal; kinderbende leider; kind dat de buurt terroriseert |
gakkōkyōiku-学校教育 | (school)opleiding; scholing |
gakuchi-学知 | kennis en wijsheid |
gakuchō-学長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
gakuen-学園 | school (vooral een particulier scholen-complex dat zowel lagere- als middelbare school behelst) |
gakugeikai-学芸会 | schoolevenement waarbij kinderen van de lagere school en van (de eerste jaren van) de middelbare school hun muziek- en theaterkunsten vertonen |
gakujutsu-学術 | wetenschap; (wetenschappelijke) kennis; geleerdheid |
gakumenkingaku-額面金額 | nominaal bedrag; nominale hoeveelheid |
gakumon-学問 | kennis; geleerdheid |
gakurekishakai-学歴社会 | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
gakuryoku-学力 | wetenschappelijke bekwaamheid [prestaties]; leervaardigheid |
gakushi-学資 | schooluitgaven; opleidingsfonds |
gakushiki-学識 | wetenschappelijke kennis; geleerdheid |
gamushara-がむしゃら | roekeloosheid; onbezonnenheid |
gangan-がんがん | dreunend [galmend; bulderend; bonzend] geluid [lawaai] |
ganjō-頑丈 | krachtig [solide; sterk; stevig] zijn |
ganriki-眼力 | inzicht; kijk; visie; scherpzinnigheid; inschattingsvermogen |
ganryoku-眼力 | inzicht; kijk; visie; scherpzinnigheid; inschattingsvermogen |
ganseihirō-眼精疲労 | vermoeidheid van de ogen |
ganshiki-眼識 | inzicht; scherpzinnigheid; onderscheidingsvermogen |
ganshoku-顔色 | huidkleur; gelaatskleur; teint |
ganshū-含羞 | verlegenheid; schroom |
gappitsu-合筆 | perceel [kavel] consolidatie |
gappori-がっぽり | een grote hoeveelheid; massa; bundel; pak; stapel |
garandō-伽藍堂 | hal (in een tempel) gewijd aan de tempelgodheid |
gashinshōtan-臥薪嘗胆 | doorzettingsvermogen; vastberadenheid; uiterste pogingen om het doel te bereiken |
gasukan-ガス管 | gaspijp; gasleiding |
gasuru-駕する | (m.b.t. vervoermiddel) instappen; opstijgen; inschepen |
gatagata-がたがた | ratelend [krakend; rammelend] (geluid) |
gausu-ガウス | gauss (eenheid van magnetische fluxdichtheid; genoemd naar Carl Friedrich Gauss) |
gebon-下品 | gemeenheid; laagheid; vulgariteit |
gēderunofukanzenseiteiri-ゲーデルの不完全性定理 | onvolledigheidsstellingen van Gödel |
gego-解悟 | (boeddh.) de opheffing van dwalingen, en de verlichting tot de (universele, ultieme) waarheid |
gehin-下品 | ruwheid; onbeschaamdheid; platvloersheid |
gei-芸 | kundigheid; vaardigheid; artistiek talent |
gejo-下女 | keukenmeid; keukenmeisje; dienstmeid; dienstmeisje |
gekkō-激昂 | opvliegendheid; razernij; grote opwinding |
gemainshafuto-ゲマインシャフト | (sociologie) Gemeinschaft (een samenleving met sterke affectieve bindingen en saamhorigheid) |
gēmu-ゲーム | spel; game (tennis; video; computer) |
gen-厳 | strengheid; striktheid; precisie; nauwkeurigheid |
genbakatsudō-現場活動 | politie aanwezigheid en preventieve acties ter plaatse |
gendai-現代 | vandaag de dag; hedendaags; de huidige tijd |
gendaka-現高 | het huidige bedrag |
genjitsu-現実 | realiteit; werkelijkheid |
genjō-現状 | de huidige situatie [omstandigheden] |
genjū-厳重 | strengheid; onbuigzaamheid; onverbiddelijkheid |
genjū-現住 | huidige bewoning |
genjūmin-原住民 | huidige bewoners; inheemse volken; aboriginals |
genkai-厳戒 | nauwgezette uitkijk; strikte waakzaamheid |
genki-元気 | gezondheid; energie; kracht; vitaliteit |
genkō-現行 | de huidige tijd; hetgeen nu gebeurt |
genkōhan-現行犯 | (Latijn: flagrante delicto) een duidelijk waarneembare overtreding [misdaad]; een delict dat door de politie wordt waargenomen |
genkyō-現況 | huidige [bestaande] situatie |
genmitsu-厳密 | striktheid; nauwkeurigheid; precisie |
gennin-現任 | huidige functie [ambt] |
genomu-ゲノム | (biologie) genoom (alle genen van een individu) |
gensei-厳正 | precisie; striktheid; strengheid; oprechtheid |
genshiryokuanzenhoanin-原子力安全保安院 | Agentschap voor Nucleaire en Industriële Veiligheid; NISA (Nuclear and Industrial Safety Agency) |
genshoku-現職 | huidige functie [werkbetrekking] |
genshū-現収 | het huidige inkomen (samentrekking van: genzai no shūnyū, 現在の収入) |
gensoku-減速 | deceleratie; snelheidsvermindering; vaartvermindering; vertraging; afremming |
gensui-減衰 | (geleidelijke) afname; demping; afzwakking |
gentaku-玄沢 | goedheid van een keizer [heilige]; keizerlijke deugdzaamheid |
gezai-下剤 | laxeermiddel; laxans; purgeermiddel |
gi-伎 | vakmanschap; vaardigheid |
gidayūbushi-義太夫節 | Gidayū (verhalende stijl in Bunraku-theater) |
gigi-疑義 | twijfel; onzekerheid |
giin-議員 | parlementslid; raadslid; afgevaardigde |
giinrippō-議員立法 | wetsvoorstel; door een parlementslid ingediende wet |
gijidō-議事堂 | overheidsgebouw; congresgebouw |
gijutsu-技術 | vakmanschap; een kunst; techniek; bekwaamheid; vaardigheid; kundigheid |
gikō-技巧 | vakmanschap; (technische) vaardigheid [kunde]; techniek |
giku-疑懼 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees |
gimon-疑問 | twijfel; onzekerheid |
gimu-義務 | plicht; verplichting; verantwoordelijkheid |
gingamu-ギンガム | gingang (een in een effen binding geweven middelzware stof; Maleis: genggang) |
ginkōken-銀行券 | bankbiljet (papiergeld door een centrale bank als betaalmiddel uitgegeven) |
gion-擬音 | geluidseffect |
girei-儀礼 | beleefdheid; etiquette |
giretsu-義烈 | heldhaftigheid; heldenmoed; sterk rechtvaardigheidsgevoel |
giridate-義理立て | Iets dat men doet uit beleefdheid [plichtsbesef]; plichtpleging; verplichting |
giryō-技量 | vaardigheid; bekwaamheid; vermogen |
gisei-擬制 | wettelijke [juridische] fictie (aanname ter wille van een pleidooi) |
gishiki-儀式 | ceremonie; ritueel; plechtigheid |
go-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
gobusata-御無沙汰 | langdurige afwezigheid van communicatie; iemand lange tijd niet bezoeken of schrijven |
gōchin-轟沈 | het onmiddellijk zinken; naar de bodem gaan (van een schip) |
gōdō-合同 | combinatie; eenheid; associatie; fusie |
goeikan-護衛艦 | korvet; escorteschip (licht oorlogsschip ter begeleiding van konvooien) |
gōfuku-剛腹 | gulheid; grootmoedigheid; vrijgevigheid |
gōgan-傲岸 | arrogantie; verwaandheid; hoogmoed |
gogatsubyō-五月病 | voorjaarsmoeheid; depressie in mei (m.n. na een nieuwe baan of opleiding, die in april is gestart) |
gogatsuningyō-五月人形 | een (samoerai) pop die wordt uitgestald in mei ter gelegenheid van het kinderfestival van jongens |
gogo-午後 | namiddag (p.m.) |
gōgō-囂囂 | donderend [rommelend; brullend; gierend] geluid |
gohei-御幣 | een houten staf versierd met twee zigzagvormige papieren slingers (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
gōhō-合法 | wettigheid; legitimiteit; rechtmatigheid; conform de wet |
gōhō-豪放 | stoutmoedigheid |
gōin-強引 | opdringerigheid; dwingend gedrag; onderdrukking |
gōjō-強情 | koppigheid; eigenzinnigheid; onverzettelijkheid |
gojūsantsugi-五十三次 | de 53 poststations op de oude Tōkaidō (Edo- Kyoto) route (in de Edo periode) |
gōkakushahappyō-合格者発表 | de bekendmaking van de geslaagde (examen)kandidaten |
gokakusui-五角錐 | vijfhoekige piramide |
gokansei-互換性 | uitwisselbaarheid; compatibiliteit (computerterm) |
gokei-互恵 | wederkerigheid |
gokigenyō-御機嫌よう | (begroeting bij een ontmoeting of afscheid) hallo; hoe gaat het?; tot ziens; tot kijk; groetjes; succes! |
gokudō-極道 | slechtheid; verdorvenheid; zondigheid; kwade levensweg; het slechte pad |
gokudō-極道 | losbandigheid |
gokuhin-極貧 | bittere armoede; ontbering(en); behoeftigheid; nooddruft |
gōkyū-号泣 | luide klaagzang; geweeklaag; gejammer |
gomakasu-ごまかす | bedriegen; vervalsen; misleiden; oplichten |
gōmanburei-傲慢無礼 | onbeschaamdheid; hoogmoed; brutaliteit |
gomashio-胡麻塩 | een smaakmaker uit de Japanse keuken gemaakt van fijngemalen sesamzaad en een kleine hoeveelheid zout |
gōmatsu-毫末 | hele kleine [geringe] hoeveelheid |
gonen-御念 | zorg; aandacht; oplettendheid; overweging |
gōon-号音 | geluidssignaal; geluidssein (via een tempelbel, luidklok, grote trommel, trompet, etc.) |
gōon-轟音 | brullend [donderend] geluid |
gorimuchū-五里霧中 | radeloosheid; verbijsterd [in de war; verdwaald; de kluts kwijt] zijn |
gorogoro-ごろごろ | (onomatopee) gerommel; gedonder; geluid van iets dat hard naar beneden rolt |
gōruden・awā-ゴールデン・アワー | primetime (tijd met de grootste luister- of kijkdichtheid van radio of tv) |
gōruden・taimu-ゴールデン・タイム | (lett. gouden tijd) primetime (zendtijd met de grootste kijk -en luisterdichtheid op tv of radio) |
gosai-後妻 | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
gōsei-剛性 | (mate van) stijfheid; hardheid; rigiditeit |
gosekke-五摂家 | de vijf regentenhuizen (voornaamste families van de Fujiwara-clan, vanaf het midden van de Kamakura-periode) |
gōsha-豪奢 | luxe; pracht; extravagantie; weelderigheid |
goshinzō-御新造 | (erend woord voor) de vrouw [bruid] van een persoon met een hoge sociale status |
gosō-護送 | escorte (gewapende begeleiding) |
goten-御殿 | (erend woord voor) een residentie [herenhuis] van een hooggeplaatst persoon |
gotsugotsu-ごつごつ | (onomatopee) geluid van hoesten [bonken] |
goya-後夜 | de laatste uren van de nacht (van middernacht tot 4 uur 's morgens) |
goyōhajime-御用始め | de hervatting [heropening] van de overheidsdiensten in het nieuwe jaar (meestal op 4 jan.) |
goyōosame-御用納め | eindejaarsluiting van de overheidsdiensten (meestal 28 dec.) |
gozen-午前 | voormiddag (a.m.) |
gōzen-轟然 | een daverend [donderend] geluid (zoals van een explosie of een langs denderende truck of trein) |
guaba-グアバ | guave (vrucht en boom; Psidium guajava) |
gubigubi-ぐびぐび | (onomatopee) klokkend geluid; met grote slokken (alcoholische dranken) drinken |
guchoku-愚直 | simpele [ongecompliceerde] eerlijkheid [openhartigheid] |
guhō-弘法 | het verspreiden van de boeddhistische leer |
gumai-愚昧 | dwaasheid; domheid |
gunbi-軍備 | bewapening; oorlogsvoorbereiding |
gunkei-群形 | allerlei vormen; veelheid aan vormen |
guradēshon-グラデーション | geleidelijke overgang [verandering] |
gurando・suramu-グランド・スラム | grand slam; groot slem (bridge) |
gurasunosuchi-グラスノスチ | glasnost (Sovjetbeleid van openheid in de jaren tachtig) |
guren-紅蓮 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
gurenjigoku-紅蓮地獄 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
guretsu-愚劣 | dwaasheid; domheid |
gurē・karā-グレー・カラー | grijze boorden; arbeiders in technische beroepen |
gurīn・berē-グリーン・ベレー | commando (soldaat); speciale (militaire) eenheid |
gusaku-愚策 | (bescheiden taalgebruik) mijn slechte plan [tactiek] |
gusetsu-愚説 | belachelijk idee; stomme gedachte; dwaas standpunt |
gusetsu-愚説 | (naar) mijn bescheiden mening |
gusha-愚者 | een dwaas [idioot] |
gusoku-具足 | volledigheid; compleetheid |
gūyū-偶有 | toevallige eigenschap; bij toeval een bepaalde eigenschap [vaardigheid] hebben |
guyū-具有 | voorzien van; voorbereid op; met aanleg voor |
gūyūsei-偶有性 | toevallige eigenschap; bij toeval een bepaalde eigenschap [vaardigheid] hebben |
gūzō-偶像 | afgod; afgodsbeeld; idool |
gyakuen-逆縁 | slechte daad die iemand uiteindelijk tot de Boeddhistische leer leidt |
gyakuen-逆縁 | een oudere die begrafenisdienst voor een jong familielid leidt |
gyakutai-虐待 | slechte [wrede] behandeling; mishandeling; wreedheid |
gyappu-ギャップ | verschil; ongelijkheid; discrepantie |
gyōkō-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
gyokujo-玉女 | beeldschone vrouw (poëtische aanduiding voor mooie vrouw) |
gyokuon-玉音 | een mooi stemgeluid |
gyōmei-驍名 | een heldhaftige reputatie; beroemd om (zijn/haar) heldenmoed [heldhaftigheid] |
gyōseishidō-行政指導 | bestuurlijke begeleiding |
gyōzen-凝然 | onbeweeglijkheid |
gyūgyū-ぎゅうぎゅう | (onomatopee) krakend [piepend] geluid |
gyūjiru-牛耳る | controleren, aanvoeren; domineren; de leiding hebben; (fig.) aan het roer staan |
haba-幅 | bewegingsvrijheid; bereik |
habahiroi-幅広い | wijd; breed; ruim; uitgebreid |
habakari-憚り | angst; vrees; aarzeling; terughoudendheid |
habikoru-蔓延る | overwoekerd [begroeid] raken |
habikoru-蔓延る | (over)woekeren; zich verspreiden; overheersen |
habu-ハブ | centrum; middelpunt |
hābu-ハーブ | kruid; kruiden |
habucha-波布茶 | sennathee (een soort thee die wordt gebruikt als laxeermiddel, voor ontgiften of gewichtsverlies) |
hābu・tī-ハーブ・ティー | kruidenthee |
hachidori-蜂鳥 | kolibrie (vogel, Trochilidae) |
hachimenreirō-八面玲瓏 | volmaakte [perfecte] harmonie [helderheid; kalmte] |
hada-肌 | huid |
hadaare-肌荒れ | droge ruwe [schilferige] huid; geïrriteerde huid; slechte [ongezonde] huid |
hadairo-肌色 | huid(s)kleur; kleur van de huid |
hadaka-裸 | naakt; naaktheid |
hadasamui-肌寒い | kil (aanvoelend op de huid); koud; huiverig |
hade-派手 | helderheid; opzichtigheid |
hadoron- ハドロン | (scheikunde) hadron, een subatomair deeltje dat uit quarks bestaat (de naam is afgeleid van het Griekse hadros, dat sterk betekent) |
hae-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind (met name in west-Japan) |
hāfubakku-ハーフバック | (voetbal) middenvelder; halfspeler; (American football) aanvallender middenspeler |
hāfuwē・rain-ハーフウェー・ライン | middenlijn (op sportveld) |
haibanrōzeki-杯盤狼藉 | het over de tafel verspreid liggen van gebruikt serviesgoed (na een diner of banket) |
haibun-配分 | distributie; verspreiding; toewijzing |
haiburiddo-ハイブリッド | hybride; hybridisch |
haiburiddo・konpyūtā-ハイブリッド・コンピューター | hybride computer (combinatie van analoge en digitale computer) |
haidoropurēningu-ハイドロプレーニング | aquaplaning; watergladheid |
haidoropurēningugenshō-ハイドロプレーニング現象 | (het verschijnsel) aquaplaning; watergladheid |
haifai-ハイファイ | (high fidelity) hifi (geluidsinstallatie) |
haihan-背反 | tegenstrijdigheid |
haihan-背反 | weerspannigheid; opstandigheid |
haihanchiken-廃藩置県 | administratieve hervorming van het Japanse staatsbestuur in 1871 (overgang van feodaal clan-systeem naar prefecturen onder centraal overheidsgezag) |
haikinshugisha-拝金主義者 | mammonist (iemand die de geldgod Mammon aanbidt, en streeft naar rijkdom) |
haikyō-背教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
hairu-入る | lid worden (van); zich aansluiten bij; zich in een bepaalde wereld [kring] begeven |
hairyo-配慮 | overweging; zorg; aandacht; bezorgdheid; toewijding |
haisetsu-排泄 | uitscheiding |
haisetsukikan-排泄器官 | uitscheidingsorgaan |
haishutsu-排出 | ontlading; uitscheiding; emissie; uitstoot |
haishutsuryō-排出量 | hoeveelheid uitstoot; emissiegehalte |
haishutsusuru-排出する | uitstoten; afscheiden; ontladen |
haitō-配当 | dividend; winstuitkering |
haitoku-背徳 | corruptie; zedeloosheid |
haitōochi-配当落ち | (notering) ex dividend (zonder bijrekening van de waarde) |
haitōrimawari-配当利回り | dividendrendement |
haitōritsu-配当率 | dividendrendement |
haitōshotoku-配当所得 | dividendinkomsten; dividendopbrengst |
haitōzei-配当税 | dividendbelasting |
haiwē・hipunōshisu-ハイウェー・ヒプノーシス | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
hai・sukūru-ハイ・スクール | middelbare school |
hai・supīdo-ハイ・スピード | met hoge snelheid |
hajirau-恥じらう | verlegen [timide] zijn; blozen |
hajishirazu-恥知らず | schaamteloosheid; zonder schaamte zijn; geen schaamte kennen |
hakidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
hakike-吐き気 | misselijk(heid) |
hakkiri-はっきり | duidelijk; helder; expliciet |
hakkirishita-はっきりした | duidelijk; helder; uitgesproken |
hakkirisuru-はっきりする | duidelijk [helder] worden |
hakkōshokuhin-発酵食品 | gefermenteerde voedingsmiddelen (zoals soja, kaas, e.d.) |
hakkōsuru-発酵する | fermenteren; gisten; rijpen (ook fig. van gedachtenen of ideeën) |
hakkyō-発狂 | het verstand verliezen; zinsverbijstering; waanzinnigheid; krankzinnigheid |
hakuai-博愛 | filantropie; liefdadigheid; broederschap |
hakuchi-白痴 | idioterie; volstrekte dwaasheid |
hakumen-白面 | onervarenheid |
hakuryoku-迫力 | kracht; indrukwekkendheid |
hakusei-剥製 | taxidermie (het opzetten van dieren) |
hakuseki-白皙 | witte [blanke] huidskleur [teint] |
hāmonī-ハーモニー | harmonie; eensgezindheid |
hamushi-羽虫 | vogelluis (Menoponidae) |
hamushi-葉虫 | bladhaantje (soort kever, Chrysomelidae) |
hana-花 | schoonheid |
hanafukashi-春深し | hartje lente; midden in de lente |
hanahazukashii-花恥ずかしい | uitzonderlijk mooi (lett. zo mooi dat bloemen erdoor in verlegenheid gebracht worden) |
hanakaze-鼻風邪 | neusverkoudheid |
hanami-花実 | naam [reputatie] en [werkelijkheid]; uiterlijk en innerlijk |
hanami-花見 | (lett. bloemen kijken) Japanse traditie om in de lente gezamenlijk de (voorbijgaande) schoonheid van de kersen- en pruimenbloesems te gaan bewonderen |
hanamizuki-花水木 | kornoelje (Cornus florida) |
hanamuko-花婿 | bruidegom |
hanamushiro-花筵 | (fig.) een bloemenkleed (een laag van op de grond gewaaide bloemblaadjes) |
hanappashi-鼻っぱし | strijdlustigheid; strijdvaardigheid, competitieve geest; vechtlust |
hanappashira-鼻っ柱 | strijdlustigheid; strijdvaardigheid, competitieve geest; vechtlust |
hanarebanare-離れ離れ | apart; gescheiden; uit elkaar; verspreid |
hanareru-離れる | gescheiden worden [weg zijn] (van) |
hanatsu-放つ | een licht [glans; geur; geluid] afgeven |
hanayome-花嫁 | bruid |
hanayomegoryō-花嫁御寮 | bruid |
hanayomeishō-花嫁衣装 | bruidsjurk; trouwjurk; bruidsjapon; trouwjapon |
hanbetsu-判別 | onderscheiding; het onderscheiden |
hanburu-ハンブル | bescheiden; nederig; gedwee |
hanchō-班長 | groepsleider; teamleider |
handanchūshi-判断中止 | epoche (filosofie, opschorting van oordeel over de werkelijkheid) |
handikurafuto-ハンディクラフト | handwerk; handvaardigheid; ambacht |
handobukku-ハンドブック | handleiding; gids |
handōtai-半導体 | halfgeleider; semiconductor |
hanikami-はにかみ | verlegenheid |
haniwa-埴輪 | (oudheid) terracotta beelden (bij grafheuvels) |
hankan-反感 | antipathie; afkeer; aversie; vijandigheid |
hanketsurikon-判決離婚 | echtscheidingsvonnis; echtscheidingsbeschikking |
hanketsuriyū-判決理由 | motivering van een vonnis; ratio decidendi |
hankō-反抗 | opstand; weerstand; verzet; insubordinatie; ongehoorzaamheid |
hanmai-飯米 | (consumptie)rijst; rijst (voor het bereiden van maaltijden) |
hanmei-判明 | vaststelling; verduidelijking; bekendwording; openbaring; identificatie |
hanmi-半身 | een helft van een doormidden gesneden vis |
hanmo-繁茂 | weelderige (planten)groei; woekering (van onkruid) |
hansenbyō-ハンセン病 | (ziekte van Hansen) lepra; melaatsheid |
hansetsu-半切 | het in tweeën [doormidden] snijden |
hansetsu-半切 | stuk papier van halve maat [afmeting] (in de lengte doormidden gesneden) |
hanshazai-反射材 | reflecterend materiaal [reflecterende producten] (voor verkeersveiligheid) |
hansū-半数 | haploïd (biologie) |
hantoki-半時 | (vroeger, in oude eenheid van tijd, een half uur) nu ca. een uur |
hantōmei-半透明 | doorschijnendheid; semitransperantie |
hanzen-判然 | duidelijk [helder; evident] zijn |
han'in'yō-半陰陽 | tweeslachtigheid; hermafroditisme |
happōbijin-八方美人 | opvallende schoonheid; onberispelijke mooie vrouw |
happyōkai-発表会 | een school concert [recital]; een gelegenheid waarbij een reeks uitvoeringen of bevindingen openbaar wordt gemaakt |
haraguai-腹具合 | de conditie [gesteldheid] van de ingewanden |
haranbanjō-波瀾万丈 | wisselvalligheid; stormachtigheid; met veel ups en downs |
harasumento-ハラスメント | intimidatie; pesterij |
hare-晴れ | gala (kostuum); een prachtig uitziende verschijning (bij een formele gelegenheid) |
harenchi-破廉恥 | schaamteloosheid |
haresugata-晴れ姿 | het verschijnen tijdens een bijzondere [formele] gelegenheid |
haretsuon-破裂音 | een harde knal; (geluid van) een explosie |
hariharinabe-はりはり鍋 | Japanse stoofschotel met (mizuna) groente en vlees (oorspronkelijk walvisvlees) (harihari is een onomatopee voor het geluid van kauwen) |
harōwāku-ハローワーク | Hello Work, Japans-Engelse bijnaam van het Japanse Rijksarbeidsbureau |
haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
haruichiban-春一番 | de eerste lentestorm; krachtige zuidenwind in het begin van de lente |
hasei-派生 | derivatie; afgeleide |
haseigo-派生語 | (taalkunde) derivaat; afgeleid woord |
haseisuru-派生する | afgeleid zijn (van); afkomstig zijn (van) |
hashi-橋 | bemiddelaar; tussenpersoon |
hashigaki-端書き | voorwoord; proloog; inleiding |
hashiwatashi-橋渡し | bemiddeling |
hashiwatashi-橋渡し | bemiddelaar |
hasseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hasshin-発疹 | huiduitslag; puistjes; exantheem |
hassō-発想 | idee; begrip; denkbeeld |
hassui-撥水 | waterafstotendheid |
hassuru-ハッスル | bedrijvigheid; drukte |
hatafuri-旗振り | initiatiefnemer; campagneleider |
hatafuriyaku-旗振り役 | initiatiefnemer; campagneleider |
hatagashira-旗頭 | leider; baas; hoofd |
hatahata-はたはた | (geluid van) geklapper [geflapper] (in de wind) |
hatake-疥 | (huidziekte) schurft; psoriasis |
hataraki-働き | werk; arbeid |
hataraki-働き | loon [inkomen] uit arbeid |
hatazao-旗竿 | torenkruid; torenmosterd (Arabis glabra) |
hatchūryō-発注量 | te bestellen hoeveelheid; bestelhoeveelheid |
hatoninaru-ハトになる | in vrijheid stellen; vrijspreken; ontslaan van rechtsvervolging |
hatten-発展 | uitbreiding |
hatten-発展 | de ontwikkeling in de relatie (tussen man en vrouw); een losbandig leven leiden; een actief sex leven hebben |
hattensei-発展性 | (toekomstige) uitbreidingsmogelijkheid |
hattensuru-発展する | zich uitbreiden; (zich) ontwikkelen; groeien; vooruitgaan |
hautsū-ハウツー | hoe te (doen); op welke manier; handleiding |
hayaben-早弁 | eten voor de eigenlijke lunchtijd (bij scholieren vooral, om een langere middagpauze te hebben) |
hayashi-囃子 | muzikale begeleiding bij een toneelstuk (zoals Nō en Kabuki) |
hayatemawashi-早手回し | vroege voorbereiding(en) |
hayato-隼人 | (hist.) volkstam in Zuid Kyushu (die verzet pleegde tegen de Yamato regering van de keizer) |
hea・tonikku-ヘア・トニック | haarmiddel; haartonic |
heddo-ヘッド | hoofd; leidinggevende; leider |
heibi-兵備 | voorbereiding op een oorlog |
heibon-平凡 | het gewoon [alledaags; middelmatig] zijn |
heiki-平気 | nonchalance; onverschilligheid |
heikin-平均 | het gemiddelde (berekenen) |
heikinjumyō-平均寿命 | gemiddelde levensduur; levensverwachting |
heikinsuru-平均する | het gemiddelde berekenen [halen; bereiken] |
heinen-平年 | gemiddeld [normaal] jaar (wat betreft neerslag, temperatuur, etc.) |
heishiki-閉式 | beëindiging [afsluiting; afronding] van een ceremonie [plechtigheid] |
heisoku-閉塞 | maatschappelijke stagnatie, onzekerheid |
heisui-平水 | gemiddeld waterpeil |
heitan-平淡 | eenvoud; bescheidenheid; lichtvaardigheid |
hekutopasukaru-ヘクトパスカル | hectopascal (hPa = 100 pascal, eenheid van luchtdruk) |
hen-変 | vreemdheid; merkwaardigheid |
henchō-変調 | afwijking; onregelmatigheid |
henkō-偏向 | neiging; geneigdheid; inclinatie |
henkutsu-偏屈 | koppigheid; halsstarrigheid; eigenzinnigheid; onbuigzaamheid; excentriciteit |
henkyō-偏狭 | bekrompenheid; kleingeestigheid; kortzichtigheid; intolerantie |
henpa-偏頗 | partijdigheid; discriminatie; vriendjespolitiek |
henpei-扁平 | gladheid; effenheid; vlak [plat] zijn |
hensen-変遷 | verandering; overgang; wisselvalligheid; wederwaardigheid; lotswisseling |
henshū-偏執 | vooringenomenheid; vooroordeel; koppigheid |
hensoku-変則 | onregelmatigheid; afwijkend [abnormaal; incorrect; onjuist] zijn |
hen'ai-偏愛 | partijdigheid; vooringenomenheid; begunstiging |
hen'ondōbutsu-変温動物 | koudbloedigheid; poikilothermie; koudbloedig dier |
heppoko-へっぽこ | slecht; inferieur (in vaardigheid); nutteloos |
herikudaru-謙る | bescheiden [nederig] zijn |
herupesu-ヘルペス | herpes (huidaandoening) |
herusu-ヘルス | gezondheid |
herusu・kea-ヘルス・ケア | gezondheidszorg |
herutsu-ヘルツ | hertz (eenheid voor trillingen per seconde) |
heso-臍 | kern; middelpunt; belangrijkste punt |
heta-下手 | onbekwaamheid; onhandigheid; ondeskundigheid |
hiaringu-ヒアリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hiashi-火脚 | het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur [brand] |
hibiki-響き | geluid; klank |
hibiki-響き | resonantie; vibratie; akoestiek; kwaliteit van een geluid |
hibiku-響く | (van verre) weerklinken; weergalmen; echoën; ver reiken (geluid) |
hidarikiki-左利き | linkshandigheid |
hidariuchiwa-左団扇 | welgesteldheid; in goede doen zijn |
hidenka-妃殿下 | Hare Koninklijke Hoogheid |
hiebie-冷え冷え | (tussen mensen) kilheid; kilte |
hieshō-冷え性 | gevoeligheid voor kou; slecht tegen kou kunnen |
hifu-皮膚 | huid |
hifubyō-皮膚病 | huidziekte; dermatose |
hifuen-皮膚炎 | dermatitis; huidontsteking |
hifugan-皮膚癌 | huidkanker |
hifukai-皮膚科医 | dermatoloog; huidarts |
hifushikkan-皮膚疾患 | huidaandoening; huidproblemen |
higaitodoke-被害届 | aangifte van geleden schade (bij een overheidsinstelling, politie, e.d.) |
higashidonari-東隣り | aan de oostziide grenzend |
hige-卑下 | zelfverachting; een lage dunk van jezelf hebben; nederigheid; onderdanigheid |
hii-非違 | onwettelijkheid; onrechtmatigheid |
hiiki-贔屓 | partijdigheid |
hijō-非情 | ongevoeligheid; kilheid; onverschilligheid |
hijū-比重 | relatieve dichtheid |
hijura-ヒジュラ | (Arab. hijrah) hidjra (de migratie van de islamitische profeet Mohammed en zijn volgelingen van Mekka naar Medina in 622) |
hikage-日陰 | onbekendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
hikage-日陰 | onbekendheid; onopvallendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
hikameikoku-非加盟国 | niet-lid staat [natie; land] van de Verenigde Naties |
hikanshōshugi-非干渉主義 | non-interventie; non-interventionisme (het uit principe niet tussen beide komen) |
hiken-丕顕 | uitgebreide verduidelijking |
hiken-卑倹 | (arch.) spaarzaamheid; natuurlijke eenvoud; soberheid; zuinigheid |
hikigane-引き金 | (fig.) trigger; oorzaak; aanleiding; aanzet (tot) |
hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
hikinobasu-引き伸ばす | uittrekken; verlengen; uitbreiden |
hikite-引き手 | leider; leidinggevende; gids; degene die de touwtjes in handen heeft: |
hikite-引き手 | (afk. voor) een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
hikitechaya-引き手茶屋 | een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
hikkei-必携 | handboek; handleiding |
hikō-非行 | misdrijf; misdadigheid; wangedrag |
hiku-引く | trekken (aan); slepen; leiden (een paard, e.d.) |
hikyō-卑怯 | lafheid; gemeenheid |
hima-隙 | kans; gelegenheid |
himachi-日待ち | (lett.: het wachten op de zon) een bijeenkomst waarbij mensen samen bidden en wachten op de opkomst van de zon (Shinto) |
himan-肥満 | overgewicht; corpulentie; zwaarlijvigheid |
himitsu-秘密 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
himitsushugi-秘密主義 | geheimzinnigheid; geslotenheid |
hinkaku-品格 | waardigheid; goede smaak; elegantie |
hinomarubentō-日の丸弁当 | een bentō (lunchbox) met witte rijst en één rode pruim in het midden (zodat het geheel lijkt op de Japanse vlag hinomaru) |
hiraishin-避雷針 | bliksemafleider |
hiratōin-平党員 | gewoon partijlid |
hiretsu-卑劣 | gemeenheid; laagheid; achterbaksheid |
hiriki-非力 | machteloosheid; hulpeloosheid |
hirō-疲労 | vermoeidheid; moeheid |
hirogaru-広がる | zich (ver)spreiden; wijder [groter; langer] worden |
hirogeru-広げる | verbreden; vergroten; (uit)spreiden; uitbreiden |
hiroi-広い | weids, ruim; breed; uitgestrekt |
hiroizumu-ヒロイズム | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
hirou-拾う | oppikken (geluid, etc.); iemand oppikken [ophalen] |
hiroyaka-広やか | weidsheid; uitgestrektheid |
hiru-昼 | overdag; (tussen de) middag; lunchtijd |
hirugohan-昼御飯 | lunch; middageten |
hirumeshi-昼飯 | lunch; lichte maaltijd rond het middaguur |
hirune-昼寝 | middagdutje; middagslaapje; siësta |
hiruseki-昼席 | matinee; middagvoorstelling |
hiruyasumi-昼休み | lunchpauze; middagpauze; middagrust |
hiseisantekirōdō-非生産的労働 | niet-productieve arbeid; niet-renderende arbeid |
hisenkyoken-被選挙権 | gerechtigdheid om verkozen te worden (als volksvertegenwoordiger); verkiesbaarheid |
hissageru-引っ提げる | leiden (van troepen) |
hisshi-必死 | wanhoop; wanhopigheid |
hīsu-ヒース | dopheide; erica |
hīsu-ヒース | hei; heideveld; onbebouwd stuk land |
hitan-悲嘆 | verdriet; leed; smart; droefheid |
hiteiteki-否定的 | negativiteit; tegenstrijdigheid |
hitode-人手 | arbeider |
hitodebusoku-人手不足 | tekort aan personeel; tekort aan arbeiders |
hitogara-人柄 | karakter; aard; persoonlijkheid |
hitogoe-人声 | (het geluid van) de (menselijke) stem |
hitokawa-一皮 | een stukje huid [vel] |
hitomae-人前 | publiek; openbaar; (in) aanwezigheid van (andere) mensen |
hitomakase-人任せ | het aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
hitomakasesuru-人任せする | (iets) aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
hitomishiri-人見知り | verlegenheid; schuw [bang] zijn voor vreemden; eenkennig zijn |
hitonami-人並み | gewoon [gemiddeld; normaal] zijn |
hitonigiri-一握り | een handvol; handjevol; kleine hoeveelheid; klein [gering] aantal |
hitooji-人怖じ | verlegenheid; schichtigheid (bij vreemden) |
hitoriaruki-独り歩き | je eigen leven leiden; op eigen benen staan |
hitoributai-一人舞台 | alleen de leiding [regie] hebben; veruit de beste zijn |
hitorihitori-一人一人 | elk (persoon); een ieder; een voor een; individueel |
hitoriyogari-独りよがり | zelfingenomenheid; eigendunk; eigenwijsheid |
hitoshii-等しい | eender; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
hitozuki-人好き | charme; aantrekkelijkheid |
hitozure-人擦れ | wereldwijsheid; levenswijsheid; levenservaring |
hitsui-筆意 | schrijfvaardigheid; schrijfstijl; houding bij het kalligraferen |
hitsumetsu-必滅 | sterfelijkheid; mortaliteit |
hittō-筆頭 | hoofd; leidinggevende; aanvoerder |
hiuo-氷魚 | jonge (nog doorschijnende) onvolgroeide Ayu (visjes) |
hiwai-卑猥 | onzedelijkheid; obsceniteit |
hiyakedome -日焼け止め | zonnebrandmiddel |
hiyaku-秘薬 | geheim geneesmiddel; geneesmiddel waarvan het recept geheim gehouden wordt |
hiyaku-秘薬 | wondermiddel; wondermedicijn |
hiyaringu-ヒヤリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hiyatoi-日雇い | dagarbeid; werk per dag; dagloner; dagarbeider |
hiyō-日傭 | dagarbeid; werk per dag; dagarbeider; dagloner |
hiyoku-肥沃 | vruchtbaarheid (van grond, aarde) |
hiyorimi-日和見 | opportunisme; afwachtende houding; besluiteloosheid; de kat uit de boom kijken |
hiyōtori-日傭取り | dagloner; dargarbeider |
hiyowa-ひ弱 | zwakte; fragiliteit; broosheid |
hizakari-日盛り | middaguur [12 uur]; midden op de dag; het heetst van de dag |
hō-奉 | (in combinatie met andere karakters) toewijding; offer; eerbied; gehoorzaamheid |
hoan-保安 | handhaving van de openbare orde [veiligheid]; ordehandhaving |
hoanchō-保安庁 | agentschap voor nationale veiligheid |
hoankensa-保安検査 | veiligheidscontrole |
hōben-方便 | een handige manier; geschikt middel; hulpmiddel |
hōbun-法文 | juridische tekst |
hodō-補導 | begeleiding; supervisie; raadgeving |
hodoyoi-程好い | gematigd; middelmatig |
hōgakubu-法学部 | Faculteit der Rechtsgeleerdheid |
hōgin-放吟 | het luid [hardop] zingen [reciteren] |
hōginsuru-放吟する | luid [hardop] zingen [reciteren] |
hoikushi-保育士 | kleuterleidster; kleuterjuf |
hoikushishō-保育士証 | diploma kleuterleidster |
hōitsu-放逸 | losbandigheid; liederlijkheid; genotzucht |
hojō-捕縄 | bindtouw om bewegingsvrijheid van verdachten, criminelen, e.d., te beperken tijdens het vervoer van een locatie naar een andere (vgl. een hondenlijn) |
hōjō-豊穣 | vruchtbaarheid; rijke [overvloedige] oogst [groei] |
hōjō-豊饒 | vruchtbaarheid; fertiliteit |
hojokin-補助金 | subsidie |
hōjū-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
hōjutsu-方術 | middel; manier; methode; wijze; techniek |
hōka-法科 | juridische afdeling; opleiding Rechten; juridische opleiding |
hōkeishujutsu-包茎手術 | operatie van de voorhuid; besnijdenis |
hoken-保健 | hygiëne; bevordering [behoud] van gezondheid |
hoken-保健 | gezondheidszorg (als schoolvak) |
hokenfu-保健婦 | verpleegkundige [verpleegster] (volks)gezondheidszorg |
hokenjo-保健所 | gezondheidscentrum; consultatiebureau |
hokenshi-保健士 | verpleegkundige [verpleger] (volks)gezondheidszorg |
hokenshi-保健師 | verpleegkundige (volks)gezondheidszorg |
hōkeru-呆ける | verstrooid [afgeleid; in gedachten verzonken] zijn |
hokidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
hōkigusa-箒草 | (plant, Bassia scoparia) studentenkruid; studentenhaver; knuffelplant |
hokkaidō-北海道 | Hokkaido (noordelijkste hoofdeiland van Japan) |
hokkyō-法橋 | (in de middeleeuwen) titel gegeven aan kunstenaars |
hokosaki-矛先 | (fig.) speerpunt (leidend element) |
hōkōtanchiki-方向探知機 | richtingbepaler; navigatiemiddel; radar |
hōman-豊満 | weelderigheid; molligheid; wulpsheid |
hōmatsu-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
hōmingu-ホーミング | geleiding (naar een doel) van moderne wapens (zoals raketten) |
homo・ekonomikusu-ホモ・エコノミクス | homo economicus (de mens die zich laat leiden door economische en rationele overwegingen) |
hōmu-法務 | juridische [justitiële] zaken |
hōmumēdo-ホームメード | eigengemaakt; zelf vervaardig [bereid] |
hōmurūmu-ホームルーム | schoollokaal waar een groep leerlingen extra begeleiding krijgt van een vaste leraar (vaak voordat de reguliere lessen beginnen) |
hōmu・suchīru-ホーム・スチール | (honkbal) het stelen van het thuishonk (d.w.z. dat de honkloper begint te rennen naar de thuisplaat al voordat de pitcher heeft gegooid) |
hon-ホン | foon (eenheid die de luidheid van geluid uitdrukt) |
hon-本 | dit; deze; dezelfde; huidige |
honchō-本庁 | hoofdkantoor van de centrale overheid |
honenashi-骨無し | slapheid; zonder ruggengraat (fig.); een slap iemand; iem. zonder ruggengraat |
honkadori-本歌取り | het componeren van een Japans gedicht waarin de woorden en ideeën van oude, bekende [beroemde] gedichten worden verwerkt |
honma-本真 | (vooral gebruikt in Kyoto en Kansai) waarheid |
honmō-本望 | tevredenheid; voldoening |
honobono-仄仄 | vaagheid; wazigheid |
honobono-仄仄 | warmte; vriendelijkheid |
honoka-仄か | vaag; onduidelijk; zwak |
honpō-本法 | (in juridische teksten een term die wordt gebruikt om naar de wet zelf te verwijzen) deze wet |
honrai-本来 | in wezen; van nature; in hoofdzaak; in werkelijkheid |
honshoku-本職 | (v.n.l. in geschriften gebruikt voor de eerste persoon enkelvoud in overheidsfunctie) ik, naam, in de functie van (politiebeambte)... |
honshoshigosen-本初子午線 | nulmeridiaan (meridiaan van Greenwich) |
honsō-奔走 | het verlenen van gastvrijheid |
honsō-本葬 | officiële begrafenis- of crematieplechtigheid |
hontō-本当 | waarheid; juistheid; oprechtheid; authenticiteit |
hōratsu-放埒 | losbandigheid |
horeizai-保冷剤 | koelmiddel; thermische [koude] gel; koud compres (cold pack; coolpack) |
hōretsu-放列 | batterij (van kanonnen); geschut; in een rij opgestelde artillerie-eenheid |
horidōru-ホリドール | merknaam van parathion (insecticide) |
hōritsugaku-法律学 | rechtswetenschap(pen); rechtsgeleerdheid |
hōsaku-方策 | plan; schema; maatregel; beleid |
hōshi-奉仕 | dienstverlening; dienstbaarheid |
hōshi-放恣 | losbandigheid; genotzucht |
hōshi-芳志 | (uw) vriendelijkheid [vrijgevigheid] |
hōshin-放心 | verstrooidheid; afgeleid zijn |
hōshin-方針 | beleid; koers; aanpak |
hōshin-疱疹 | herpes (huidaandoening) |
hōshin-芳心 | (uw) goede bedoelingen; vriendelijkheid |
hoshō-保障 | garantie; zekerheid |
hōshō-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
hoshō-補償 | compensatie; schadevergoeding; schadeloosheidstelling |
hōshō-褒章 | eremedaille; medaille voor verdienstelijkheid |
hōshō-褒賞 | lof; eer; onderscheiding |
hōshutsu-放出 | het afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
hōshutsusuru-放出する | afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
hosomi-細み | een van de fundamentele principes van de shōfū- of Bashō-stijl in de Japanse poëzie, n.l. het streven naar verfijning en oprechtheid |
hosseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hosshin-発疹 | huiduitslag; puistjes; exantheem |
hossu-法主 | voorzitter [leider] bij een boeddhistische dienst [ceremonie] |
hōtaikō-豊太閤 | Taikō Toyotomi (Toyotomi Hideyoshi) |
hōtan-放胆 | grote moed; stoutmoedigheid; dapperheid; onverschrokkenheid |
hotei-布袋 | Hotei, god van overvloed en goede gezondheid (afgebeeld met dikke buik en zak op zijn rug), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
hōtei-法定 | legaliteit; wettelijkheid |
hōteisokudo-法定速度 | wettelijk toegestane snelheid |
hototogisu-杜鵑草 | paddenlelie; armeluisorchidee (Tricyrtis hirta) |
hottentotto-ホッテントット | Hottentot (lid van een stam in Zuid-Afrika) |
howaito・hausu-ホワイト・ハウス | het Witte Huis (residentie van de president van Amerika) |
hoyahoya-ほやほや | (nog dampend) warm eten (dat net is bereid) |
hōyoku-豊沃 | vruchtbaarheid (van grond, aarde) |
hōyōryoku-包容力 | tolerantie; ruimdenkendheid |
hyakudomairi-百度参り | het 100 keer bezoeken van een schrijn of tempel (om te bidden) |
hyōhakuzai-漂白剤 | bleekmiddel; bleek |
hyōimoji-表意文字 | ideogram; begripteken |
hyōri-表裏 | voor- en achterkant; beide kanten |
hyōtan-氷炭 | contradictie; tegenstelling; onverenigbaarheid; strijdigheid |
hyūmanitī-ヒューマニティー | (Eng.: humanity) mensheid |
i-異 | ongewoonheid; vreemdheid; zonderling [afwijkend] zijn |
i-移 | (arch.) een circulaire (uitwisseling van documenten tussen overheidsinstellingen ten tijde van het Ritsuryō-systeem) |
iatsukan-威圧感 | bedreigende sfeer; gevoel van intimidatie |
ibushigin-燻し銀 | geoxideerd zilver |
ichibai-一倍 | vermenigvuldigen met één; oorspronkelijke bedrag [hoeveelheid] |
ichibetsu-一別 | scheiding; afscheid |
ichiitaisui-一衣帯水 | smalle zeestraat [zee-engte] tussen twee landen; (twee landen) gescheiden door een smalle strook water |
ichimei-一命 | (China) heer; man van beschaving; overheidsdienaar; krijgsman; strijder |
ichimi-一味 | (Boeddhisme) de eenheid van de veelheid van interpretatieverschillen, die afhankelijk van tijdperk, locatie en individuen ontstaan |
ichimokuryōzen-一目瞭然 | het duidelijk [voor de hand liggend] zijn |
ichimonnashi-一文無し | blut; platzak; bankroet; berooid; arm; zonder geld |
ichimon'oshimi-一文惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
ichinan-一難 | een probleem; moeilijkheid; ramp |
ichinenhokki-一念発起 | vastberadenheid; oprecht voornemen [plan] |
ichiritsu-一律 | eenvormigheid; gelijkvormigheid; gelijkheid |
ichiyō-一様 | eenvormigheid; gelijkheid |
ichizu-一途 | toewijding; doelbewustheid; vastberadenheid; rechtlijnigheid |
idai-偉大 | grootsheid; pracht |
idē-イデー | idee; gedachte; denkbeeld |
iden-遺伝 | erfelijkheid; (genetische) overerving |
idengaku-遺伝学 | genetica; erfelijkheidsleer |
ideorogī-イデオロギー | ideologie |
ideorōgu-イデオローグ | ideoloog |
idiomu-イディオム | idioom |
ido-イド | (in psychoanalyse, het onderbewuste) id; es; het |
idō-異同 | verschil; onderscheid |
ienoko-家の子 | (einde van de Heian periode) lid van een clan die een meester-dienaarrelatie had met de feodale heer |
igen-威厳 | waardigheid; statigheid |
ihai-違背 | ongehoorzaamheid |
ihichiōru-イヒチオール | ichtyol (of ichthammol of ammoniumbituminosulfonaat, ontstekingremmend middel in zalf) |
ihō-違法 | onwettigheid; onrechtmatigheid |
iidakudaku-唯唯諾諾 | bereidwillig; gewillig; instemmend |
iifurasu-言い触らす | een gerucht verspreiden |
iikagen-いい加減 | precies goed [passend; geschikt]; zoals het hoort zijn; geschiktheid; de juiste maat [mate] |
iikagen-いい加減 | willekeur; onverantwoordelijkheid |
iikagen-いい加減 | onvolledigheid |
iinasu-言い做す | bemiddelen (tussen); proberen (mensen) te verzoenen |
iizama-好い様 | (ironisch spraakgebruik) netelige [moeilijke; lastige; beschamende] omstandigheid [situatie] |
ijō-委譲 | overdracht (van bevoegdheid, gezag, etc.) |
ika-以下 | al degenen onder de leiding van iem.; inclusief; vanaf.. en lager |
ikaku-威嚇 | (be)dreiging; intimidatie; dreigement; bangmakerij |
ikakusuru-威嚇する | bedreigen; intimideren; bang maken |
ikan-移管 | overplaatsing; verplaatsing; overbrenging; overdracht (b.v. van overheidsstukken) |
iken-遺賢 | een bekwaam persoon die niet door de overheid in dienst wordt genomen (maar in de private sector werkt) |
ikenkōkan-意見交換 | ideeënuitwisseling; het uitwisselen van meningen |
ikensei-違憲性 | ongrondwettigheid |
ikeru-生ける | leven; een leven leiden |
iki-息 | harmonie; eensgezindheid; eendracht |
ikichigai-行き違い | onenigheid; verschil van mening |
ikigire-息切れ | kortademigheid |
ikiji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
ikikaeru-生き返る | weer bijkomen (na bewusteloosheid); weer tot leven komen |
ikiwakare-生き別れ | levenslang gescheiden zijn |
ikiwataru-行き渡る | rondgaan; verspreiden; uitdelen |
ikizumaru-息詰まる | buiten adem [benauwd] zijn; (bijna) niet kunnen ademen (van zenuwachtigheid) |
ikkini-一気に | direct; onmiddellijk |
Ikkoku-一石 | één koku (oude volume eenheid) |
ikoraizā-イコライザー | (voorversterker voor geluidsweergave) equalizer; toonregelaar |
ikuji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
ikusei-育成 | opvoeding; vorming; opleiding; onderricht; training |
ikutamōru-イクタモール | ichthammol (of ammoniumbituminosulfonaat of ichthyic, ontstekingremmend middel in zalf) |
ikyo-依拠 | afhankelijkheid; basis; steun; toeverlaat |
ikyō-異教 | heidendom; paganisme |
ikyōto-異教徒 | heiden |
imafū-今風 | huidige [moderne] stijl [mode; trend] |
imajibun-今時分 | tegenwoordig; de huidige tijd |
inan-以南 | ten zuiden [zuidelijk] (van) |
inari-稲荷 | (afkorting voor) inarizushi, een buideltje van gefrituurde tofuvel gevuld met sushirijst |
inbi-淫靡 | obsceniteit; wellust; wulpsheid; geilheid |
indio-インディオ | inheemse volkeren [Indianen] van Centraal en Zuid-Amerika |
inferioritī・konpurekkusu-インフェリオリティー・コンプレックス | minderwaardigheidscomplex |
infīrudo・furai-インフィールド・フライ | (regel bij honkbal) de scheidsrechter kan bepalen dat de slagman uit is, ook al is er geen vangbal |
ingai-員外 | niet-leden; iemand zonder lidmaatschap |
ingaritsu-因果律 | de wet [het principe] van oorzaak en gevolg [van causaliteit; oorzakelijkheid] |
ingenmame-隠元豆 | gewone boon; groene boon; kidneyboon |
ingin-慇懃 | beleefdheid; hoffelijkheid |
inginburei-慇懃無礼 | gespeelde [niet gemeende] beleefdheid; verborgen afkeer |
ingō-因業 | hardvochtigheid; harteloosheid; genadeloosheid; meedogenloosheid |
inishie-古 | oudheid; oude tijden |
inkeihōhi-陰茎包皮 | voorhuid (van de penis) |
inken-陰険 | bedrieglijkheid; sluwheid |
inken-隠見 | verschijning en verdwijning; zichtbaarheid en onzichtbaarheid [verborgenheid} |
inki-陰気 | treurigheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
inkyo-隠居 | pensionering; het met pensioen gaan; het leiden van een stil [teruggetrokken] leven |
inmyunitī-インミュニティー | immuniteit; onschendbaarheid; vrijstelling |
inobēshon-イノベーション | innovatie; nieuwigheid |
inochishirazu-命知らず | roekeloosheid; onstuimigheid |
inoru-祈る | bidden |
inpotensu-インポテンス | impotentie; machteloosheid; onvermogen |
inran-淫乱 | losbandigheid; (zinnelijke) onmatigheid |
insaidā-インサイダー | insider; ingewijde; vertrouweling |
insaido・sutōrī-インサイド・ストーリー | inside story; persoonlijk verhaal |
insan-陰惨 | gruwelijkheid; afgrijselijkheid |
insatsugaido-印刷ガイド | positie guide (drukwerk) |
intāfea-インターフェア | tussenbeide komen; ingrijpen; interfereren |
intāhai-インターハイ | sportwedstrijden tussen middelbare scholen |
intānashonaru・sekyuritī-インターナショナル・セキュリティー | internationale veiligheid |
intāoperabiritī-インターオペラビリティー | interoperabiliteit (onderlinge uitwisselbaarheid) |
interu-インテル | interlinie (bij boekdrukkerij, metalen plaatje om regels te scheiden) |
intoro-イントロ | introductie; inleiding |
intorodakushon-イントロダクション | introductie; inleiding |
inwai-淫猥 | obsceniteit; onzedelijkheid |
inyū-移入 | invoering; introductie; import (van goederen, maatregelen, ideeën, etc.) |
in'itsu-淫逸 | losbandigheid |
in'utsu-陰鬱 | somberheid; troosteloosheid |
in・hai-イン・ハイ | afk. voor Inter-high, nationaal atletiektoernooi voor middelbare scholen dat twee keer per jaar wordt gehouden |
ipponjōshi-一本調子 | eentonigheid |
ipponjōshi-一本調子 | langdradigheid; saaiheid |
ipponjōshi-一本調子 | eenvoud; rechtlijnigheid |
ippon'yari-一本槍 | (iemands) speciale vaardigheid |
irebun・nain-イレブン・ナイン | elf-negen, verwijst naar een stof-zuiverheid van 99,999999999% |
irei-遺例 | voorbeeld [geval] van een nog bestaand voorwerp [overblijfsel] uit de oudheid |
ireru-入れる | meedoen; deelnemen; lid worden |
irijiumu-イリジウム | iridium |
irimidareru-入り乱れる | door elkaar gehaald [gegooid] worden |
iroiro-色々 | verscheidenheid |
irojikake-色仕掛け | (vrouwelijke) verleidingskunst |
irojiro-色白 | met lichtgekleurde huid; blank; blond |
iroka-色香 | schoonheid; charme |
iroke-色気 | sexappeal; seksuele aantrekkelijkheid |
irokeshi-色消し | kleurloosheid; achromatisme |
irome-色目 | verleidelijke blik; lonk |
ironna-色んな | verschillende; allerlei; verscheidene |
irowake-色分け | kleuronderscheid; kleur-codering |
isakai-諍い | ruzie; onenigheid; woordenwisseling |
isei-威勢 | kracht; sterkte; energie; opgewektheid |
ishiatama-石頭 | eigenwijsheid; koppigheid |
ishibai-石灰 | ongebluste kalk; calciumoxide; calciumhydroxide |
ishibōchō-石包丁 | (oudheid) een stenen (oogst) mes |
ishigami-石神 | een heilige steen [rots] (waarvan men gelooft dat er een godheid in woont)) |
ishikifumei-意識不明 | bewusteloosheid; coma |
ishin-威信 | gezag; prestige; aanzien; waardigheid |
ishitsu-遺失 | verlies; vergetelheid; het verliezen; vergeten; (per ongeluk) achterlaten (b.v. een paraplu in de bioscoop) |
ishō-意匠 | plan; idee; planning |
isho-遺書 | afscheidsbericht [afscheidbrief] van een overledene; zelfmoordbrief |
ishoku-異色 | verschil; onderscheid |
ishoku-衣食 | levensonderhoud; middelen van bestaan |
ishu-意趣 | wrok; wrevel; boosaardigheid |
isokando-イソ感度 | ISO-gevoeligheid (van een camera) |
ison-依存 | afhankelijkheid |
isondo-依存度 | mate [graad] van afhankelijkheid [vertrouwen] |
isoniajido-イソニアジド | isoniazide; isonicotinezuur-hydrazide (INH) |
issankatanso-一酸化炭素 | koolmonoxide; koolstofmonoxide; kolendamp |
issei-一斉 | gelijkheid; gelijkwaardigheid |
issei-一斉 | gelijktijdigheid |
issen-一線 | een lijn [streep]; scheidslijn; onderscheid |
isshokenmei-一所懸命 | in de middeleeuwen de plaats die samoerai kregen als thuishaven om te leven en te werken |
isukumeru-射竦める | de tegenstander intimideren met een woeste [dreigende] blik |
isūsei-異数性 | aneuploïdie (het hebben van een afwijkend aantal chromosomen) |
isūtai-異数体 | aneuploïde; heteroploïde (een individu met een abnormaal aantal chromosomen) |
itai-異体 | ander [niet-identiek] lichaam |
itami-痛み | (geestelijke) pijn; bezorgdheid; angst; verdriet |
itan-異端 | ketterij; dwaalleer; heidendom |
itansha-異端者 | ketter; heiden |
itaranaiten-至らない点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
itaranuten-至らぬ点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
itatsuki-労 | pijn; last; moeite; bezorgdheid; angst |
itazuki-労き | pijn; last; moeite; bezorgdheid; angst |
itazura-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
itazura-悪戯 | tijdverdrijf; pleziertje; amusement; hobby (dit zegt men bescheiden over zijn eigen daden) |
itodo-いとど | oude naam voor een grottensprinkhaan (Rhaphidophoridae) |
itoguchi-糸口 | aanwijzing; leidraad; clue |
itonami-営み | bezigheid; activiteit; werk; zaken |
itsuwari-偽り | onwaarheid; valsheid; onechtheid; leugen |
ittetsu-一徹 | koppigheid; weerspannigheid; halsstarrigheid |
itto-一途 | (één) pad [weg; richting; middel]; de enige weg |
ittōryōdan-一刀両断 | met één slag (van het zwaard) doormidden snijden |
iwaburo-岩風呂 | bad in [(temidden) van] rotsen [rotsachtig terrein] |
iware-謂れ | reden; aanleiding |
iyagarase-嫌がらせ | het treiteren; kwelling; intimidatie |
iyaku-医薬 | geneesmiddel; medicijn |
iyakuhin-医薬品 | geneesmiddel; medicijn; medicament |
iyāmafu-イヤーマフ | oorbeschermer (geluidisolerend) |
iyō-異様 | ongewoonheid; eigenaardigheid |
izon-依存 | afhankelijkheid |
izonsei-依存性 | afhankelijkheid; afhankelijke aard |
izumonokami-出雲の神 | godheid van het Izumo heiligdom (wordt gezien als god van het huwelijk) |
izure-何れ | beide; de een of de ander; geen van beide |
jaaku-邪悪 | wreedheid; kwaadaardigheid; gemeenheid |
jabara-蛇腹 | blaasbalg; trekbalg van een accordeon; geplooide balg van een oude camera |
jabara-蛇腹 | geplooide stof |
jain-邪淫 | ongeremdheid; wellustigheid; onzedelijkheid |
jakkan-若干 | een kleine hoeveelheid; een beetje; een weinig; een paar |
jakki-惹起 | oorzaak; aanleiding; reden |
jakkisuru-惹起する | aanleiding geven tot; leiden tot; veroorzaken |
jakuon-弱音 | zacht [zwak] geluid |
jakyoku-邪曲 | verdorvenheid; gemeenheid; oneerlijkheid |
jashin-邪神 | een kwade godheid; boze geest; duivel |
jashū-邪宗 | heidendom |
jasuto・mīto-ジャスト・ミート | goede timing; (honkbal) de bal precies op goede moment (met het midden van het slaghout) raken |
jibunkatte-自分勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
jichi-自治 | lokale overheid |
jichitai-自治体 | gemeente; plaatselijke overheid |
jidaraku-自堕落 | genotzuchtigheid; aan al zijn verlangens toegevend [verloederd] gedrag |
jidōsokudoihankanshisōchi-自動速度違反監視装置 | snelheidsbewakingsapparatuur; snelheidsradar; radarkanon |
jifu-自負 | trots; zelfverzekerdheid |
jige-地下 | (arch.) lagere overheidsfunctionaris |
jihatsu-自発 | spontaniteit; vrijwilligheid |
jihi-慈悲 | mededogen; barmhartigheid; genade |
jikasei-自家製 | eigengemaakt; zelf vervaardigd [bereid] zijn |
jiketsu-自決 | zelfdoding (bij het op zich nemen van verantwoordelijkheid) |
jiki-時機 | (goede) gelegenheid; kans; goede [geschikte] tijd (om iets te doen) |
jikkyō-実教 | (boeddh.) de ware leer die tot verlichting leidt |
jikkyō-実況 | echte [feitelijke] situatie; omstandigheid |
jikō-事項 | zaak; aangelegenheid; kwestie; item; categorie |
jikoku-時刻 | goed tijdstip; gelegenheid; kans |
jikomanzoku-自己満足 | zelfgenoegzaamheid; eigendunk; zelfbehagen; zelfingenomenheid |
jikomujun-自己矛盾 | een innerlijke tegenspraak; tegenstrijdigheid |
jikoshuchō-自己主張 | zelfbewustheid; aanmatiging |
jiku-軸 | (wiskunde) as; middellijn |
jikyo-辞去 | het vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jikyosuru-辞去する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jikyū-自給 | zelfstandigheid; zelfvoorziening |
jikyūjisoku-自給自足 | zelfvoorzienigheid |
jiman-自慢 | trots; zelfwaardering; verwaandheid; arrogantie |
jimei-自明 | vanzelfsprekendheid; duidelijkheid |
jimi-地味 | eenvoud; soberheid |
jimichi-地道 | normale loopsnelheid (van een paard e.d.) |
jimoku-耳目 | aandacht; oplettendheid |
jimunajiumu-ジムナジウム | gymnasium (opleiding) |
jinbun-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
jinbutsu-人物 | persoon; figuur; individu |
jinbutsu-人物 | persoonlijkheid; aard; karakter |
jingasa-陣笠 | een lid van het Huis van Afgevaardigden dat geen speciale (regerings- of partij)post bekleedt |
jingi-仁義 | naastenliefde en rechtvaardigheid (in confucianisme) |
jinjifusei-人事不省 | bewusteloosheid; onderbewustzijn |
jinjō-尋常 | gewoon [normaal; alledaags; middelmatig; gemiddeld] zijn |
jinkan-人間 | de wereld; de mensheid |
jinkenhi-人件費 | personeelskosten; arbeidsloon |
jinkenseisaku-人権政策 | mensenrechtenbeleid |
jinkōmitsudo-人口密度 | bevolkingsdichtheid |
jinmon-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
jinmukeiki-神武景気 | Jimmu Boom (periode van economische bloei in het midden van de jaren 1950) |
jinrin-人倫 | de mensheid |
jinrui-人類 | menselijk wezen; de mens (Homo sapiens); de mensheid |
jinshi-人士 | persoon met een hoge status [opleiding]; iemand van goede komaf |
jinshin-人身 | (iemands) persoonlijkheid |
jinsoku-迅速 | spoed; promptheid |
jinzō-人造 | kunstmatigheid |
jin'ya-陣屋 | (Edo periode) residentie van de daimyo van een klein domein zonder kasteel |
jioido-ジオイド | geoïde |
jipangu-ジパング | Zipangu, de naam waarmee naar Japan wordt verwezen in Marco Polo's Reizen (het Engelse woord Japan is daarvan afgeleid) |
jippahitokarage-十把一絡げ | zonder onderscheid; ongenuanceerd; lukraak |
jippi-実費 | werkelijke [huidige] kosten [uitgaven]; onkosten |
jirijiri-じりじり | beetje bij beetje; stap voor stap; langzaam maar zeker; langzamerhand; geleidelijk |
jirijiri-じりじり | geknetter; gesis; sissend [knetterend] geluid |
jiritsu-自律 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
jiritsu-自立 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; zelfvoorziening |
jisankin-持参金 | bruidsschat |
jisashukkin-時差出勤 | variabele [flexibele] werktijden [arbeidstijden] |
jisatsu-自殺 | zelfmoord; suïcide; zelfdoding |
jiseishokubutsu-自生植物 | inheemse plant (groeiend in eigen verspreidingsgebied) |
jishinkajō-自信過剰 | overmoedigheid; zelfoverschatting; arrogantie |
jishinsōjitsu-自信喪失 | minderwaardigheidscomplex |
jishōshiki-受賞式 | plechtigheid bij het uitreiken van een prijs; officiële [ceremoniële] prijsuitreiking |
jishu-自主 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
jisoku-時速 | snelheid per uur |
jisoku-自足 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; op eigen benen kunnen staan; autarkie |
jissai-実際 | werkelijkheid; realiteit; stand van zaken |
jisseikatsu-実生活 | realiteit; dagelijkse werkelijkheid; (in) het echte leven |
jisshō-実正 | (vastgesteld) feit; zekerheid; waarheid |
jisshō-実証 | feitelijk [op feiten gebaseerd] bewijs; solide [door feiten ondersteund; aangetoond] bewijs |
jisshō-実証 | (in de traditionele Chinese (kruiden)geneeskunde) een constitutie met een fysieke kracht en sterke weerstand tegen ziekte |
jissō-実相 | de feiten; de werkelijkheid; feitelijke omstandigheden; realiteit |
jissōkannyū-実相観入 | (poëzietheorie van Mokichi Saito) de werkelijkheid achter de waarneming [perceptie] beschrijven in tanka |
jisuru-辞する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jisuru-辞する | (met ontkenning) bereid zijn te doen; (vastberaden) doorgaan; niet opgeven |
jitan-時短 | werktijdverkorting; arbeidsduurverkorting |
jitchoku-実直 | eerlijkheid; betrouwbaarheid |
jitchūhakku-十中八九 | met grote waarschijnlijkheid; negen van de tien keer; in negen van de tien gevallen |
jitsugi-実技 | praktische bekwaamheid [vaardigheid] |
jitsujō-実状 | de feitelijke [actuele] situatie [toestand]; de huidige stand van zaken; de werkelijkheid |
jitsuroku-実録 | feitelijke [waarheidsgetrouwe] beschrijving |
jitsurokumono-実録物 | een feitelijk [waarheidsgetrouw] verslag |
jitsuryoku-実力 | (werkelijke) kracht; vermogen; competentie; talent; vaardigheid |
jitsuwa-実は | in feite; feitelijk; trouwens; om de waarheid te zeggen |
jiyū-自由 | vrijheid |
jiyūhōnin-自由放任 | laisser faire (economische beleidsprincipe zonder overheidsinterventie) |
jiyūhōninshugi-自由放任主義 | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
jiyūshisō-自由思想 | vrije gedachten [ideeën] |
jizen-慈善 | filantropie; liefdadigheid |
jizokukanōsei-持続可能性 | duurzaamheid |
jō-情 | koppigheid |
jōai-情愛 | affectie; genegenheid; liefde |
jōbu-丈夫 | kracht; stevigheid; fitheid; gezondheid |
jōchi-上知 | grote wijsheid |
jōji-畳字 | kanji-idioom (een uitdrukking met meerdere kanji) |
jōjin-常人 | een gewone [middelmatige] persoon; iemand met middelmatige talenten of bekwaamheden |
jōjitsu-情実 | partijdigheid; bevoorrechting; voortrekkerij; vriendjespolitiek |
jojoni-徐徐に | stap voor stap; beetje bij beetje; geleidelijk |
jōju-成就 | verwezenlijking; prestatie; behaald succes; verworvenheid; hetgeen bereikt is |
jōkenzukenatsuinshōsho-条件付捺印証書 | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
jōko-上古 | verre [klassieke] oudheid; ver verleden |
jokō-女工 | fabrieksarbeidster |
jōmukai-常務会 | directiecomité (met als taak het uitvoeren van het door de Raad van Bestuur vastgestelde beleid) |
jōnetsu-情熱 | passie; enthousiasme; bezieling; gedrevenheid |
jōnō-上納 | het betalen (van geld of goederen) aan de overheid\ |
jōnōkin-上納金 | monetaire betaling van burgers aan de vorst, overheid, overkoepelende organisaties (soms crimineel), e.d. |
jorunāta-ジョルナータ | hoeveelheid fresco verf die in 1 dag kan worden opgebracht (van Italiaans: giornata, een dag werk) |
jōshi-上司 | (directe) baas [chef; leidinggevende] |
jōshigun-娘子軍 | leger dat geheel bestond uit (of werd geleid door) vrouwen (tijdens de T'ang periode in de Chin. geschiedenis) |
jōshiki-常識 | (gezond) verstand; slimheid; pienterheid |
jōshō-常勝 | onoverwinnelijkheid; onverslaanbaar zijn; voortdurende overwinningen |
jōshūhan-常習犯 | veelpleger; recidivist; iemand die steeds dezelfde fouten maakt |
jōshūhan-常習犯 | recidive; herhaling van strafbare feiten; het opnieuw vervallen in dezelfde zonde [fouten] |
jōshūsei-常習性 | handeling [drang; neiging] uit gewoonte; recidivisme |
josō-除草 | het onkruid wieden |
josōsuru-除草する | (onkruid) wieden |
josōzai-除草剤 | onkruidverdelger; herbicide |
jōsui-上水 | waterleiding; aanvoer van vers [schoon] water |
jōtai-状態 | staat; conditie; omstandigheid; situatie |
jōtatsu-上達 | (het doorgeven van de wensen [meningen]) van ondergeschikten naar superieuren (bottom-up beleidsstructuur, met inspraak) |
jōzu-上手 | bekwaamheid; expertise |
jū-住 | residentie; verblijf(plaats); woning |
jū-柔 | zachtheid; breekbaarheid; teerheid |
jūgyūzu-十牛図 | Chinese Zen-kalligrafie van 10 ossenhoeders (toegeschreven aan Kakuan; ter verduidelijking van de leer via een vergelijking tussen herders en ossen) |
jūhan-従犯 | medeplichtigheid; medeplichtige |
jūhō-重宝 | kostbare schat; kostbaarheid |
jūjun-従順 | gehoorzaamheid; volgzaamheid |
jūkashitsu-重過失 | (jur.) grove nalatigheid |
jukensha-受験者 | examinandus; examenkandidaat |
juku-塾 | privéschool; stoomcursus (ter voorbereiding op toelatingsexamen voor middelbare scholen en universiteiten) |
jukuchi-熟知 | grondige kennis (van); goede bekendheid (met) |
jukunen-熟年 | middelbare leeftijd |
jukuren-熟練 | vakkundigheid; bekwaamheid |
jukusei-塾生 | student aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
jukusu-熟す | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
jukusuru-熟する | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
jukutatsu-熟達 | hoog ontwikkelde vakkundigheid; bekwaamheid |
jukutō-塾頭 | hoofdonderwijzer [docent; leraar] aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
jumokui-樹木医 | boomverzorger (vroeger aanduiding voor boomchirurgie en boomchirurg, heden voor boomkwakzalverij) |
junbi-準備 | voorbereiding |
junbisuru-準備する | voorbereiden |
jundo-純度 | zuiverheid (van een stof); zuiverheidsgraad |
jungyaku-順逆 | gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid; loyaliteit en verraad |
junkinchisan-準禁治産 | quasi-incompetentie (juridische term) |
junkyo-準拠 | conformiteit; aanpassing; gelijkvormigheid; overeenstemming; navolging |
junnō-順応 | aanpassing; conformatie; inschikkelijkheid; acclimatisatie |
junpō-遵奉 | gehoorzaamheid; inachtneming [naleving] van voorschriften [regels] |
junryō-順良 | goedaardigheid en deugdzaamheid; eerlijkheid |
junshin-純真 | zuiverheid; puurheid; reinheid; onschuld |
junshu-遵守 | naleving; inachtneming; eerbiediging; gehoorzaamheid |
junsui-純粋 | zuiverheid; puurheid; echtheid |
jūn・buraido-ジューン・ブライド | juni bruid (vrouw die in de maand juni trouwt of trouwde) |
jūrōdō-重労働 | zware arbeid; zwaar werk |
jūru-ジュール | joule (J, eenheid van energie) |
jūryō-十両 | 10-ryo, oude Japanse munteenheid |
jūseki-重責 | zware [grote] verantwoordelijkheid |
jūsui-重水 | zwaar water (deuteriumoxide) |
jūtaku-住宅 | woning; residentie |
jūtanbakugeki-絨緞爆撃 | tapijtbombardement (waarbij een groot aantal bommen over een heel gebied worden uitgestrooid, in plaats van bepaalde doelen te raken) |
jūtenseisaku-重点政策 | belangrijkste beleidslijn; voorrangsbeleid |
jūtenshugi-重点主義 | prioriteitssysteem; beleid [principe] van het zich richten op essentiële zaken |
jutsu-術 | een kunst; een techniek; operatie; een bekwaamheid; een vaardigheid; een kundigheid |
jutsu-術 | manier; middel |
jūyō-重要 | belangrijkheid; belang; essentie |
juzu-数珠 | rozenkrans; Boeddhistisch bidsnoer |
ka-苛 | geïrriteerd (huid); ontstoken |
kābaido-カーバイド | calciumcarbide; carbid; karbiet; carbuur |
kabin-過敏 | (over)gevoeligheid; nervositeit |
kabun-過分 | ongeschiktheid; onverdiend [niet goed genoeg] zijn |
kaburaya-鏑矢 | een pijl waaraan een fluitje is bevestigd (dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan) |
kaburo-禿 | kaalheid |
kabuto-兜 | helm (van een soldaat; krijger; ridder) |
kachiki-勝ち気 | vastberadenheid |
kachikosu-勝ち越す | de leiding nemen; overwinning(en) boeken |
kachōfūgetsu-花鳥風月 | schoonheid in de natuur; de natuurlijke schoonheden in de Japanse esthetiek |
kādigan-カーディガン | gebreid vest |
kadō-可動 | beweeglijkheid; beweegbaarheid |
kaenshiki-火焔式 | aardewerk uit het midden van de Jomon-periode met deze decoratie |
kaeri-返り | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
kaeriten-返り点 | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
kaeru-返る | omkeren; omgedraaid worden |
kafēpaurisuta-カフェーパウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
kāfusukin-カーフスキン | kalfsleer; kalfshuid |
kagehinata-陰日向 | oneerlijkheid; onoprechtheid; twee kanten hebben |
kagemusha-影武者 | (hist. bij legerleiders) dubbelganger; plaatsvervanger (om de vijand te verwarren) |
kagemusha-影武者 | iemand (het brein, de feitelijke leider) die achter de schermen werkt en anderen als marionetten bespeelt of gebruikt |
kagen-加減 | aanpassing; verbetering; matiging; de juiste hoeveelheid gebruiken (b.v. van kruiden) |
kageri-陰り | schaduw; somberheid |
kagiwakeru-嗅ぎ分ける | verschillende geuren onderscheiden (door ruiken) |
kagyō-課業 | hoeveelheid werk; werk quotum |
kahan-過半 | het grootste deel; de meerderheid; meer dan de helft |
kahansū-過半数 | de meerderheid; het grootste aantal |
kahei-寡兵 | klein leger; kleine militaire eenheid |
kaheikachi-貨幣価値 | monetaire waarde; de waarde van een munteenheid |
kahen-可変 | variabiliteit; veranderlijkheid |
kahogo-過保護 | overbezorgdheid; overdreven bezorgdheid; te beschermend zijn |
kaibyaku-開白 | (boeddh.) het begin [de eerste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kaichū-回虫 | spoelworm; rondworm (Ascaris lumbricoides) |
kaigaishinshutsu-海外進出 | handel expansie [uitbreiding] overzee; uitbreiding van handel naar het buitenland |
kaigunhikōyokarenshūsei-海軍飛行予科練習生 | de opleiding [training] voor piloten bij de Japanse marine |
kaigunhikōyokarenshūsei-海軍飛行予科練習生 | de aspirant piloot of leerling vlieger op die opleiding |
kaihō-解放 | vrijlating; invrijheidstelling; bevrijding; verlossing |
kaihōsuru-解放する | vrijlaten; in vrijheid stellen |
kaiin-会員 | lid (v.e.vereniging, genootschap, etc.) |
kaikaishiki-開会式 | openingsceremonie; openingsplechtigheid |
kaiko-解雇 | ontslag; opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werkgever |
kaimei-解明 | verduidelijking; opheldering; uitleg |
kaimeisuru-解明する | ophelderen; verduidelijken; uitleggen |
kainade-掻い撫で | oppervlakkigheid |
kaininki-買い人気 | een bereidheid [enthousiasme] om te kopen |
kaion-快音 | een specifiek [herkenbaar] geluid (zoals van een honkbakslag of een brullende motor) |
kairanban-回覧板 | een mededelingenbord [circulaire; bulletin] (in Japan gebruikt door buurtverenigingen als communicatiemiddel binnen de gemeenschap) |
kaiseki-解析 | analyse; ontleding (van b.v. bewijsmateriaal, videobeelden, e.d.) |
kaisetsusho-解説書 | handleiding; instructies |
kaishiki-開式 | het begin [de opening] van een ceremonie [plechtigheid] |
kaishō-解消 | (m.b.t. probleem, moeilijkheid, stress e.d.) oplossing; opheffing |
kaisu-介す | bemiddelen; helpen; als tussenpersoon fungeren |
kaisuru-介する | bemiddelen; helpen; als tussenpersoon fungeren |
kaitendoa-回転ドア | draaideur |
kaitenritsu-回転率 | omloopsnelheid (goederen, kapitaal) |
kaitouranma-快刀乱麻 | (vakkundige) besluitvaardigheid |
kaiyū-会友 | medelid |
kaizai-介在 | interventie; tussenkomst; bemiddeling |
kaizoe-介添え | helper; hulp; assistent; secondant; bruidsmeisje; bruidsjonker |
kaji-鍛冶 | een smid |
kajin-佳人 | een mooie vrouw; een schoonheid |
kajin-家人 | iem. die binnenshuis blijft (met name de echtgenote en de hulp); familielid |
kajitori-舵取り | (lett. of fig.) het sturen (in een bepaalde richting); aan het roer staan; leiderschap; leiding |
kajitori-舵取り | stuurman; roerganger; leider |
kajiya-鍛冶屋 | smid |
kajō-過剰 | overschot; overvloed; overmaat; overtolligheid |
kajōheikin-加重平均 | gemiddelde zwaarte; gemiddeld gewicht |
kajōryūdōsei-過剰流動性 | bovenmatige liquiditeit |
kajū-加重 | (juridisch) verzwaring van een straf |
kakashi-案山子 | iem. die iets [iemand] lijkt te zijn, maar dat in werkelijkheid niet is |
kakawariai-関わり合い | betrokkenheid |
kakehi-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
kakei-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
kakekotoba-掛け詞 | een woordspeling; dubbelzinnigheid; woorden met dezelfde uitspraak maar verschillende betekenissen |
kakera-欠けら | zeer kleine hoeveelheid |
kakikesu-掻き消す | uitvegen; uitwissen; overstemmen (geluid) |
kakki-活気 | levendigheid; vitaliteit; energie; activiteit |
kakoku-過酷 | strengheid; wreedheid; verschrikking |
kaku-拡 | (in kanji combinaties) vergroting; uitbreiding |
kaku-核 | (cel of atoom) kern; middelpunt; pit |
kakuchi-各地 | sommige [verscheidene; diverse] gebieden [plaatsen] |
kakuchō-拡張 | expansie; uitbreiding; verlenging; vergroting |
kakudai-拡大 | uitbreiding; vermeerdering; (uit)vergroting |
kakudo-確度 | (mate van) zekerheid; waarschijnlijkheid; betrouwbaarheid; nauwkeurigheid |
kakujitsu-確実 | deugdelijk [absoluut; zeker; positief; betrouwbaar; degelijk; solide] zijn |
kakujū-拡充 | uitbreiding [expansie; vergroting] (van een werkplek, productielijn, e.d.) |
kakunin-確認 | bevestiging; ratificatie; validatie |
kakuninsuru-確認する | bevestigen; ratificeren; valideren |
kakusa-格差 | verschil; onderscheid; ongelijkheid |
kakusan-拡散 | verspreiding; diffusie |
kakuseiki-拡声器 | megafoon; luidspreker |
kakuseizai-覚醒剤 | stimulans; stimulerend middel |
kakushugakkō-各種学校 | beroepsopleiding; vakschool |
kakutaru-確たる | eker; vaststaand; duidelijk; overtuigend |
kakuteru・pātī-カクテル・パーティー | cocktailpartij; middagborrel |
kamabisushii-囂しい | luid; luidruchtig; rumoerig |
kamadouma-竃馬 | een grottensprinkhaan (Rhaphidophoridae) (grottensprinkhaan (Rhaphidophoridae) |
kamaeru-構える | een bepaalde houding aannemen (b.v. ter verdediging); gereed hebben; bij de hand hebben; klaar staan (om te); voorbereiden |
kamakiri-蟷螂 | bidsprinkhaan |
kameikoku-加盟国 | lidstaat (van een internationale organisatie) |
kami-神 | god; godheid; goden |
kamigakari-神懸かり | goddelijke verschijning [bezetenheid]; goddelijke geest in het lichaam van een persoon |
kamigata-上方 | (Meiji periode) aanduiding voor de stad Kyoto |
kamihitoe-紙一重 | een dunne scheidslijn |
kamikaze-神風 | roekeloosheid; waaghalzerij |
kaminidankatsuyō-上二段活用 | vervoeging [verbuiging] van de tweede groep (nidan) werkwoorden |
kamitsu-過密 | (overmatige) gedetailleerdheid |
kamiwakeru-噛み分ける | onderscheid maken; begrijpen |
kamiyori-紙縒り | touw gemaakt van stukjes gedraaid papier |
kamoku-寡黙 | terughoudendheid; zwijgzaamheid; geslotenheid |
kamosu-醸す | veroorzaken; tot stand brengen; aanleiding geven tot; teweegbrengen |
kamuro-禿 | kaalheid |
kan-款 | welwillendheid; goedheid; vriendelijkheid; oprechtheid |
kan-監 | wacht; waakzaamheid; observatie; surveillance |
kan-間 | tussenruimte; interval; (tijdsaanduiding) |
kanagashira-金頭 | Lepidotrigla microptera (een straalvinnige vissensoort uit de familie van ponen) |
kanahebi-金蛇 | Japanse (gras)hagedis (Takydromus tachydromoides) |
kanakana-かなかな | avondcicade (naar het geluid dat die maakt) |
kanakugi-金釘 | lelijk [onduidelijk] handschrift (afkorting voor kanakugiryū) |
kanashimi-悲しみ | verdriet; bedroefdheid; smart; leed |
kanben-冠冕 | aanduiding voor de officiële taken van overheidsambtenaren |
kanbi-完備 | volledigheid; compleet zijn |
kanbōchōkan-官房長官 | leider van het kabinetssecretariaat [kabinetschef] van Japan |
kanbu-幹部 | leidinggevenden (binnen een bedrijf); directie; staf; kader |
kanburi-寒鰤 | koude geelvinmakreel, d.w.z. die gevangen is midden in de winter |
kanchū-寒中 | midwinter; midden in de winter; het koude jaargetijde |
kandera-カンデラ | candela (eenheid van lichtsterkte) |
kanensei-可燃性 | brandbaarheid; ontvlambaarheid |
kangae-考え | gedachte; mening; opvatting; idee |
kangen-寛厳 | soepelheid en strengheid |
kanjidashō-カンジダ症 | candidiasis; candidose; candida (schimmelinfectie) |
kanjuku-完熟 | volle rijpheid, volle wasdom |
kanjusei-感受性 | gevoeligheid; sensibiliteit |
kanka-看過 | veronachtzaming; toegevendheid; oogluiking |
kankaku-扞格 | meningsverschil; verschil van mening [inzicht]; onverenigbaarheid |
kankatsu-寛闊 | verdraagzaamheid; meegaandheid; mildheid |
kankatsu-管轄 | jurisdictie; (rechts)bevoegdheid; controle |
kanken-官憲 | autoriteiten; het gezag; de overheid |
kankibinran-官紀紊乱 | nalatigheid [corruptie] van de ambtelijke discipline |
kankō-寛厚 | ruimdenkendheid; vrijgevigheid; gulheid |
kankō-緩行 | traag tempo; lage snelheid; langzame vooruitgang |
kankōchō-官公庁 | overheidsinstanties; overheidsgebouwen; publieke instellingen; openbare instanties |
kankoku-韓国 | Zuid-Korea |
kankyo-官許 | officiële goedkeuring [vergunning] (van de overheid) |
kankyō-環境 | (leef)omgeving; (leef)milieu; omstandigheid; toestand |
kankyū-官給 | levering [geld; goederen] van de overheid |
kanmei-官命 | overheidsbevel; opdracht [verordening] van de regering |
kanmei-簡明 | beknoptheid; bondigheid |
kanmi-甘味 | zoetheid; zoete smaak |
kannen-観念 | idee; begrip; notie |
kannenkeitai-観念形態 | ideologie |
kannenron-観念論 | idealisme |
kannenteki-観念的 | conceptueel, denkbeeldig; ideologisch; theoretisch; onrealistisch |
kannō-官能 | zintuiglijkheid; sensualiteit |
kannō-感応 | gevoeligheid; sympathie; toewijding |
kannoiri-寒の入り | het begin van de midwinter periode (6 januari) |
kannōshugi-官能主義 | sensualisme; zinnelijkheid |
kannyūsō-陥入爪 | ingegroeide nagel |
kanō-可能 | mogelijkheid |
kanōsei-可能性 | mogelijkheid; waarschijnlijkheid; kans |
kanpa-看破 | inzicht; scherpzinnigheid |
kanpatsu-煥発 | genialiteit; schittering; briljantheid |
kanpeichūsha-官幣中社 | kanpei-chūsha (middelste klassering van een Shintō heiligdom) |
kanpeki-完璧 | perfectie; volmaaktheid |
kanpi-官費 | overheidsuitgaven; staatsfondsen |
kanpōyaku-漢方薬 | Chinese kruidengeneeskunde |
kanryō-完了 | (taalkunde) de voltooide tijd |
kanryōshudō-官僚主導 | bureaucratisch leiderschap; initiatief van bureaucraten bij overheidsbeleid |
kansei-乾性 | droogheid |
kansei-官製 | door de overheid [overheidsbedrijven; organisaties] gemaakt [vervaardigd] |
kansei-感性 | gevoeligheid |
kansei-慣性 | traagheid; inertie |
kanseiyu-乾性油 | drogende olie (met siccatief behandeld om de droogsnelheid van olieverf te verhogen) |
kansen-官撰 | selectie en redactie van de overheid (van een gedichtenbundel, e.d.) |
kansen-感染 | besmetting (fig.); aangestoken zijn (door slechte ideeën, etc.) |
kansetsu-間接 | indirectheid |
kansha-感謝 | dank; dankbaarheid; waardering |
kanshaku-癇癪 | kwaadheid; slecht humeur; geïrriteerdheid; woede-uitbarsting |
kanshi-冠詞 | lidwoord |
kanshin-歓心 | blijdschap; blijheid |
kansho-官署 | overheidskantoor; overheidsinstelling |
kanshō-感傷 | sentimentaliteit; (grote) gevoeligheid |
kanshō-癇性 | geïrriteerdheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid; slechtgehumeurd zijn |
kanshoku-官職 | [een functie in) overheidsdienst; ambtenarij |
kanshōsuru-干渉する | tussenbeide komen; zich mengen (in); zich bemoeien (met) |
kantai-款待 | vriendelijke bejegening; gastvrijheid; hartelijkheid |
kantan-簡単 | eenvoud; ongecompliceerdheid |
kantei-官邸 | officiële residentie; ambtswoning (b.v. van de premier) |
kanten-寒天 | agar; agaragar (bindmiddel in voedsel) |
kanyū-加入 | toetreding; aansluiting; lidmaatschap; inschrijving |
kanyūsuru-加入する | toetreden; zich aansluiten; lid worden |
kanzen-完全 | perfectie; volmaaktheid; compleetheid |
kanzukasa-主神 | overheidsfunctionaris die verantwoordelijk is voor Shintō-rituelen (ritsuryō-systeem) |
kanzume-缶詰め | (in) afzondering; afgescheiden [afgesloten; apart] gehouden zijn [worden] |
kan'in-官印 | overheidsstempel |
kan'in-官印 | stempel van een overheidsambtenaar |
kan'in-官員 | overheidsfunctionaris; ambtenaar |
kan'on-感恩 | dankbaarheid |
kan'yō-寛容 | tolerantie; verdraagzaamheid; ruimdenkendheid |
kan'yō-肝要 | belangrijkheid; essentie |
kan'yo-関与 | deelname; betrokkenheid |
kan'yōku-慣用句 | idioom |
kaodashi-顔出し | aanwezigheid; verschijning |
kaomake-顔負け | in verlegenheid gebracht; beschaamd zijn |
kaomakesuru-顔負けする | in verlegenheid gebracht zijn; overschaduwd [beschaamd] zijn |
karai-辛い | (smaak) pittig; kruidig; scherp; zoutig |
karakuchi-辛口 | strengheid; hardvochtigheid; scherpte |
karami-絡み | verstrengeling; verbintenis; interactie; betrokkenheid |
karatto-カラット | karaat (eenheid die de zuiverheid van goud en edelstenen aangeeft) |
karei-佳麗 | schoonheid; mooie vrouw |
karei-華麗 | pracht; praal; grootsheid |
karei-鰈 | schol (platvis: Pleuronectidae) |
karen-可憐 | mooiheid; leukheid; charme; lieflijkheid |
karen-可憐 | zieligheid; beklagenswaardigheid |
karigane-雁が音 | roep [geluid] van een wilde gans |
karishakuhō-仮釈放 | voorwaardelijke vrijlating [invrijheidstelling] |
karuhazumi-軽はずみ | onbesuisdheid; onvoorzichtigheid |
karukuchi-軽口 | spraakzaamheid; loslippigheid |
karukuchi-軽口 | scherts; grapje; grappige opmerking; spitsvondigheid |
karusa-軽さ | lichtheid; licht gewicht; geringe zwaarte |
kasakasa-かさかさ | (onomatopee) ritselend (geluid) |
kasankasuiso-過酸化水素 | waterstofperoxide |
kasen-架線 | bovengrondse bedrading; (elektrische) bovenleiding; stroomleiding |
kashi-可視 | zichtbaarheid |
kashi-瑕疵 | (jur.) gebrek; nalatigheid |
kashi-菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
kashidashikinsendaka-貸し出し金銭高 | het volledige bedrag uitgeleend aan een individu of instantie door een bank |
kashigamashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
kashimashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
kashira-頭 | het hoofd; de baas; de leider |
kashitsu-過失 | (jur.) nalatigheid; culpa |
kashō-寡少 | een klein beetje; bijzonder kleine hoeveelheid |
kashō-火傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
kashō-過少 | te kleine hoeveelheid |
kashoku-家職 | een familielid (van samoerai, van adel, of van een rijke familie), dat verantwoordelijk is voor huishoudelijke zaken |
kasō-仮葬 | provisorische begrafenis- of crematieplechtigheid |
kaso-過疎 | onderbevolking; lage bevolkingsdichtheid; ontvolking |
kasōgenjitsu-仮想現実 | (computer) virtuele werkelijkheid ( virtual reality, VR) |
kasokeshi-幽けし | (arch.) vaag; zwak; bleek; onduidelijk |
kasōshiki-火葬式 | crematieplechtigheid |
kasuka-微か | vaag; wazig; onduidelijk |
kasukani-微かに | vaag(jes); ietwat; wazig; onduidelijk; subtiel |
kasumeru-掠める | misleiden; bedriegen; om de tuin leiden; (iets) stiekem doen |
kasumime-翳み目 | aandoening waarbij het gezichtsvermogen is verslechterd door ouderdom, ziekte, etc.; slechtziendheid |
katai-固い | strak; stijf; stabiel; solide |
katai-固い | star; rigide; onbuigzaam (fig.) |
katai-過怠 | (feodaal Japan) bestraffing van een fout of misdaad via geldelijke vergoeding of verplichte arbeid te voldoen |
katame-片目 | één oog; één van beide ogen |
kataru-語る | tonen; laten zien; duiden |
katatsu-下達 | (het doorgeven van instructies) van superieuren naar ondergeschikten (top-down beleidsstructuur, zonder inspraak) |
katawa-片端 | onvolkomenheid; onvolmaaktheid |
katawa-片端 | onbetamelijkheid; ongepastheid |
katen-加点 | toevoeging van lettertekens of schriftsymbolen in een tekst (ter aanduiding van bevestiging of instemming) |
katō-下等 | vulgariteit; grofheid |
katorea-カトレア | cattleya (orchidee) |
katoreya-カトレヤ | cattleya (orchidee) |
kātorijji-カートリッジ | patroon; cartridge; vulling; cassette; container |
katsudō-活動 | activiteit; actie; beweging; inspanning; bedrijvigheid |
katsura-桂 | katsuraboom (Cercidiphyllum japonicum) |
katsuro-活路 | levensonderhoud; middelen van bestaan |
katsuyaku-活躍 | activiteit; bedrijvigheid |
katsuzai-滑剤 | smeermiddel |
kattoin-カットイン | tussen beide komen; in de rede vallen |
kaunseringu-カウンセリング | counseling; advisering; hulpverlening; begeleiding |
kawa-皮 | vel; huid; leer; schil |
kawa-革 | leer; dierenhuid |
kawagoshi-川越し | door een rivier gescheiden zijn; de andere kant van de rivier |
kawaita-乾いた | schril; scherp (geluid, e.d.) |
kawaoto-川音 | het geruis [gekabbel] van een rivier; geluid van stromend (rivier) water |
kawarimi-変わり身 | wendbaarheid; lichtvoetigheid |
kayaku-加薬 | kruiden; specerijen; additiva (vaak bijgevoegd bij instantvoedsel) |
kayō-可溶 | oplosbaarheid (in een vloeistof) |
kazagoe-風邪声 | (door verkoudheid veroorzaakte) hese stem |
kazarike-飾り気 | aanstellerij; vertoon; gekunsteldheid |
kazatooshi-風通し | openheid; goede communicatie |
kaze-風邪 | verkoudheid; kou(tje); influenza |
kazetooshi-風通し | openheid; goede communicatie |
kazō-加増 | toename; uitbreiding (van toelage, bezit, domein, e.d.) |
kazu-数 | hoeveelheid; aantal; getal (taalkunde) |
kazu-数 | enige; sommige; verscheidene |
kē-ケー | K, symbool voor kelvin (eenheid van temperatuur) |
keana-毛穴 | (huid) porie |
kechi-けち | zuinigheid; gierigheid; krenterigheid; spaarzaamheid |
kechigan-結願 | (boeddh.) het einde [de laatste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kechigannichi-結願日 | (boeddh.) de laatste dag van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
kegawa-毛皮 | huid; vel; vacht; bont |
kehaegusuri-毛生え薬 | haargroeimiddel |
keibi-軽微 | geringe mate; onbeduidendheid |
keibihoshō-警備保障 | beveiligingsdienst; veiligheidsdienst |
keieisaikōsekininsha-経営最高責任者 | bestuursvoorzitter; leidinggevende directeur, CEO (chief executive officer) |
keieisha-経営者 | manager; bedrijfsleider; eigenaar |
keihi-桂皮 | kaneel (kruid van de bast van de kaneelboom) |
keijisekinin-刑事責任 | strafrechtelijke aansprakelijkheid |
keijō-敬譲 | respect en nederigheid tonen t.o.v. een ander |
keijō-経常 | gewoon [normaal; regulier; actueel; huidig] zijn |
keikai-警戒 | waaksheid; waakzaamheid |
keikaikan-警戒感 | waakzaamheid; alertheid; behoedzaamheid |
keikaishin-警戒心 | behoedzaamheid; waakzaamheid; alertheid |
keikakukeizai-計画経済 | planeconomie; geleide economie |
keikakusei-計画性 | planmatigheid |
keikan-挂冠 | ontslagname [aftreden] uit een overheidsfunctie [ambt] |
keikei-炯炯 | doordringendheid |
keiken-敬虔 | vroomheid; eerbiedigheid; devotie |
keiki-契機 | gelegenheid; kans |
keiki-景気 | levendigheid; energie; enthousiasme |
keikifuyōseisaku-景気浮揚政策 | economisch herstelbeleid |
keikō-径行 | rechtlijnigheid; spontaniteit |
keimukan-刑務官 | cipier; gevangenisbewaarder; detentiebegeleider |
keirōdō-軽労働 | lichte arbeid; licht werk |
keisatsutechō-警察手帳 | politiepenning; politie ID-bewijs; politiekaart; legitimatiekaart van een politieambtenaar |
keisei-傾城 | beeldschone vrouw; schoonheid |
keiseki-珪石 | siliciumdioxide; silica steen |
keisen-経線 | parallel van de lengtegraad [meridiaan] |
keishikibi-形式美 | schoonheid van vorm; uiterlijke schoonheid |
keisotsu-軽率 | onvoorzichtigheid; lichtvaardigheid; onbesuisdheid |
keitei-径庭 | (groot) verschil; kloof; discrepantie; ongelijkheid |
keitōdateru-系統立てる | systematiseren; (ideeën, kennis, informatie. etc.) ordenen volgens een bepaald principe of bepaalde regel |
keizaidantairengōkai-経済団体連合会 | Nippon Keidanren, een Japanse organisatie die tot doel heeft de economische groei in en buiten Japan duurzaam te stimuleren |
keizaikatsudō-経済活動 | economische bedrijvigheid [activiteit] |
kejime-けじめ | onderscheid; verschil; scheidslijn |
kekkan-欠陥 | nalatigheid; tekortkoming; gebrek; onvolkomenheid; defect; tekort; ontoereikendheid |
ken-間 | lengte eenheid (ca. 1.818 meter) |
kenage-健気 | dapperheid; edelmoedigheid |
kenba-犬馬 | (bescheiden term om naar zichzelf te verwijzen) ik; (uw) dienaar |
kenban-検番 | bemiddelingsbureau [kantoor] voor geisha's |
kenchō-県庁 | overheidskantoor van de prefectuur; provinciehuis |
kendon-慳貪 | gebrek aan mededogen; wreedheid; onvriendelijkheid; kwaadaardigheid |
kenen-懸念 | angst; zorg; bezorgdheid; vrees |
kengen-建言 | een petitie [voorstel; suggestie; mening] geven aan een hogere ambtenaar [overheidsinstantie] |
kengen-権限 | bevoegdheid; jurisdictie |
kengo-堅固 | solide [stevig] zijn |
kengu-賢愚 | wijsheid en domheid; de wijze [slimme] en de dwaze [domme] |
kenjiru-献じる | een offer brengen aan een godheid of Boeddha |
kenjō-謙譲 | nederigheid; bescheidenheid |
kenka-喧嘩 | ruzie; onenigheid |
kenkai-狷介 | koppigheid; eigenwijsheid |
kenkan-顕官 | een hoge overheidsfunctionaris [ambtenaar] |
kenkō-健康 | gezondheid; fitheid; in goede conditie zijn |
kenkō-軒昂 | vrolijkheid; opgewektheid; levendigheid |
kenkōjōtai-健康状態 | lichamelijke conditie; staat van gezondheid; gezondheidstoestand |
kenkon-乾坤 | (windrichtingen) noordwesten en zuidwesten |
kenkyo-謙虚 | bescheidenheid; nederigheid |
kenmei-賢明 | wijsheid; scherpzinnigheid; oordeelkundigheid; intelligentie |
kennen-懸念 | bezorgheid |
kenninfubatsu-堅忍不抜 | doorzettingsvermogen; volharding; vastberadenheid |
kennō-権能 | autoriteit; macht; bevoegdheid |
kennon-剣吞 | risico; onzekerheid; gevaar |
kenran-絢爛 | pracht; bloemrijkheid; oogverblindendheid |
kenren-眷恋 | sterke gehechtheid [liefde; affectie] |
kenryokubunritsu-権力分立 | scheiding der machten |
kenshiki-見識 | scherpzinnigheid; oordeelkundigheid; inzicht |
kenshiki-見識 | ijdelheid; verwaandheid |
kenshin-見神 | mystiek godsbesef (het voelen van de aanwezigheid van God) |
kenshō-健勝 | goede gezondheid |
kenson-謙遜 | bescheidenheid; ingetogenheid |
kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om de jongere broer van iemand anders aan te duiden |
kenzai-健在 | in goede gezondheid [conditie]; (nog steeds) krachtig [sterk; actief] |
kenzai-顕在 | duidelijke zichtbaarheid [aanwezigheid]; onmiskenbaarheid; gemanifesteerd [geopenbaard] zijn |
kenzen-健全 | gezondheid |
kenzen-顕然 | duidelijkheid; opvallendheid |
kenzetsu-懸絶 | groot verschil; aanzienlijk onderscheid |
kenzuru-献ずる | een offer brengen aan een godheid of Boeddha |
ken'yaku-倹約 | zuinigheid; spaarzaamheid |
ken'yoku-謙抑 | bescheidenheid; nederigheid |
keppaku-潔白 | onschuldigheid; integriteit; puurheid |
keppan-血判 | met bloed bezegelen (om trouw en saamhorigheid te zweren) |
keroido-ケロイド | keloïd (verdikking op de huid door overmatige groei van littekenweefsel) |
keshōhin-化粧品 | schoonheidsproduct; cosmetisch product |
kesō-懸想 | verliefdheid |
kesseki-欠席 | afwezigheid |
kessoku-結束 | vereniging; eenheid; solidariteit |
ketatamashii-けたたましい | luidruchtig; lawaaiig; snerpend |
ketsui-決意 | besluit; (vast) voornemen; bedoeling; vastberadenheid |
ketsujo-欠如 | gebrek; tekort; afwezigheid (van iets); ontbering |
ketsurei-欠礼 | het nalaten iemand te begroeten [te complimenteren]; gebrek aan respect [beleefdheid; manieren] |
ketto-ケット | deken; plaid |
kewashii-険しい | streng; scherp; onverbiddelijk |
ki-希 | zeldzaamheid |
ki-機 | kans; gelegenheid |
kibarashi-気晴らし | afleiding; ontspanning; amusement |
kibataraki-気働き | tact; meelevendheid; (snel van) begrip; inzicht |
kibin-機敏 | gevatheid |
kibyō-奇病 | zeldzame ziekte (waarvan oorzaak en geneesbaarheid niet bekend zijn) |
kichi-既知 | bekendheid; (algemeen) bekend zijn |
kichigai-気違い | een gek [idioot] |
kichigaizata-気違い沙汰 | gestoord [idioot; krankzinnig] gedrag; waanzin |
kido-輝度 | (mate van) helderheid [licht] |
kidōtai-機動隊 | oproerpolitie; mobiele eenheid |
kigan-祈願 | gebed; het bidden |
kigansuru-祈願する | bidden |
kigaru-気軽 | luchthartigheid; zorgeloosheid |
kigo-綺語 | (boedddh., een van de tien kwaden) loze woorden die indruisen tegen de waarheid; iets mooier voorstellen dat het is |
kigokoro-気心 | temperament; geaardheid; karakter; inborst |
kigurai-気位 | hooghartigheid; arrogantie; trots |
kigurō-気苦労 | mentale uitputting (door zorg(en), angst, ongerustheid, etc.) |
kigyō-機業 | weefnijverheid; textielindustrie |
kigyōsekinin-企業責任 | maatschappelijk verantwoord ondernemen; collectieve verantwoordelijkheid |
kihai-気配 | attentie; hartelijkheid |
kihai-跪拝 | kniebuiging; teraardewerping; prosternatie; knielend aanbidden [vereren] |
kihonhōshin-基本方針 | basis richtlijn; standaard beleid |
kiippon-生一本 | zuiverheid; puurheid; eerlijkheid; rechtlijnigheid |
kiiui-キーウィ | kiwi (vrucht, Actinidia) |
kijiku-機軸 | het middelpunt [centrum] van activiteit |
kijutsu-奇術 | toverkunst; goochelarij; goocheltruc; vingervlugheid |
kikai-機会 | gelegenheid; kans |
kikan-貴官 | respectvolle term voor het persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon, wordt gebruikt voor overheidsfunctionarissen, militair personeel, e.d. |
kikashokubutsu-帰化植物 | een exoot; een uitheemse plant (die buiten zijn eigen verspreidingsgebied groeit) |
kikitori-聞き取り | luistervaardigheid in [auditief begrip van] een vreemde taal |
kikitsukeru-聞きつける | horen; (geluid; woorden) opvangen |
kikiwake-聞き分け | het goed luisteren; redelijkheid; volgzaamheid |
kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen horen; geluiden goed kunnen onderscheiden |
kikka-菊花 | wierook (van kruidnagel, agarhout en muskus) met een geur die doet denken aan chrysanten |
kikkake-切っ掛け | signaal [teken; aanwijzing; gelegenheid] om iets te beginnen; oorzaak; motief |
kikubari-気配り | aandacht; waakzaamheid; zorg (voor anderen) |
kikuzure-着崩れ | verfomfaaid [vormeloos; versleten; afgedragen] zijn |
kikyō-棄教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
kimagure-気紛れ | gril; wispelturigheid; grilligheid; impulsiviteit |
kimagure-気紛れ | veranderlijkheid; wisselende omstandigheden |
kimayoi-気迷い | besluiteloosheid |
kime-木目 | textuur (van stof, huid, e.d.) |
kimedokoro-決め所 | het belangrijkste [cruciale] punt, het punt dat de doorslag kan geven; de perfecte gelegenheid [kans] |
kimijika-気短 | opvliegendheid; lichtgeraaktheid; ongeduldigheid |
kimitsuhoji-機密保持 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
kimitsusei-気密性 | luchtdichtheid |
kimyō-奇妙 | eigenaardigheid; merkwaardigheid |
kin-謹 | respectvol; bescheiden |
kinakuridonreddo-キナクリドンレッド | Chinacridon rood |
kinakusai-きな臭い | verbrande [verschroeide] geur |
kinchi-錦地 | (beleefde wijze van aanduiden van de woon- of verblijfplaats van de gesprekspartner) uw woonplaats [adres] |
kinda-勤惰 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid (op het werk) |
kindaishisō-近代思想 | moderne ideeën; modern gedachtengoed |
kingan-近眼 | bijziendheid; myopie |
kinji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
kinjitō-金字塔 | pyramide |
kinkokei-禁固刑 | gevangenisstraf (zonder gedwongen arbeid) |
kinkyō-近況 | huidige staat; huidige stand van zaken |
kinohorumu-キノホルム | chinoform (antischimmel middel) |
kinriseisaku-金利政策 | rentebeleid |
kinrōsha-勤労者 | arbeider |
kinrōshotoku-勤労所得 | inkomen uit arbeid |
kinshi-近視 | bijziendheid; myopie |
kinshigan-近視眼 | bijziendheid |
kinshigan-近視眼 | (fig.) kortzichtigheid |
kinshin-近親 | naast familielid; naaste bloedverwant |
kinshinsha-近親者 | bloedverwant; familielid |
kinshō-僅少 | een klein aantal; kleine hoeveelheid; slechts een paar |
kinshukuseisaku-緊縮政策 | bezuinigingsbeleid; bezuinigingsmaatregelen |
kintai-勤怠 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid op het werk |
kinzanjimiso-金山寺味噌 | Kanzanji-miso (vernoemd naar de bereidingswijze in de Kinzanji, een tempel in China) |
kinzen-欣然 | vreugde; blijheid; vrolijkheid |
kin'i-金位 | zuiverheid van goud |
kin'in-近因 | directe oorzaak; aanleiding |
kin'in-金員 | (hoeveelheid) geld; geldbedrag |
kin'itsu-均一 | uniformiteit; eenvormigheid; gelijkheid |
kin'yūseisaku-金融政策 | financieel [monetair] beleid |
kin'yūseisakukōchokuka-金融政策硬直化 | de onbuigzaamheid [verstarring] van het monetair beleid |
kin'yūsōsa-金融操作 | financiële operatie (m.n. een specifiek pakket van maatregelen van een centrale bank om de liquiditeit in het bankverkeer te vergroten of verkleinen) |
kiokure-気後れ | verlegenheid; gêne; schroom; gebrek aan zelfvertrouwen |
kippari-きっぱり | resoluut; beslist; botweg; direct; eerlijk; duidelijk |
kirau-嫌う | ontwijken; onderscheid maken |
kirei-奇麗 | schoonheid |
kiribari-切り張り | opgenaaid lapje stof; stoplapje |
kirihanasu-切り放す | (in gedachten) scheiden [uit elkaar houden]; als twee aparte dingen beschouwen |
kiriharau-切り払う | weghakken; wegsnoeien; wieden; (grond) vrijmaken (van bomen, onkruid, etc.) |
kirorittoru-キロリットル | kiloliter (kl, volume-eenheid) |
kirowatto-キロワット | kilowatt (kW, eenheid van elektrisch arbeidsvermogen) |
kiruto-キルト | quilt (lap stof van aan elkaar genaaide stukjes); doorgestikte deken |
kisai-機才 | gevatheid; spitsvondigheid; vlugheid van begrip |
kisanji-気散じ | afleiding; ontspanning |
kisei-希世 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
kisetsurōdō-季節労働 | seizoenarbeid; seizoenwerk |
kishidō-騎士道 | ridderschap; ridderlijkheid |
kishōsei-希少性 | zeldzaamheid |
kishōshippeiyōiyakuhin-希少疾病用医薬品 | weesgeneesmiddel (een geneesmiddel voor een zeldzame ziekte) |
kitai-希代 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
kiteki-汽笛 | het geluid van een stoomfluit |
kiui-キウイ | kiwi (vrucht, Actinidia) |
kiyō-器用 | bekwaamheid; handigheid |
kizukai-気遣い | zorg; bedachtzaamheid; attentheid; voorkomendheid |
kizukai-気遣い | angst; vrees; bezorgdheid; nervositeit |
kō-弘 | (in kanji combinaties) uitgebreid; wijd; groot; uitgespreid |
koa-コア | kern; middelpunt; binnenste; centrum; klokhuis (van een appel, etc.) |
kōanbu-公安部 | politie (Afdeling Openbare Veiligheid) |
koara-コアラ | koala (buidelbeer) |
kōatsusen-高圧線 | hoogspanningsleiding; hoogspanningskabel; hoogspanningslijn |
koa・shisutemu-コア・システム | bouwconstructiesysteem, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen (machinekamers, trappen, toiletten, liften) middenin een gebouw worden geïnstalleerd |
kōbin-幸便 | een uitgelezen kans; goede gelegenheid [mogelijkheid] |
kōboku-公僕 | (arch.) overheidsfunctionaris; rijksambtenaar |
kōbugattai-公武合体 | kōbu-gattai; verzoening [politieke eenheid] tussen het keizerlijke hof en het shogunaat |
kōchi-公知 | algemene bekendheid |
kōchingu-コーチング | coaching; begeleiding |
kochō-誇張 | overdrijving; hoogdravendheid; grootspraak |
kōchō-高調 | enthousiasme; opgetogenheid |
kōchoku-硬直 | verstijving; stijfheid |
kodai-古代 | de oudheid; klassieke periode; het verre verleden |
kōdai-広大 | uitgestrektheid; grootsheid |
kodaimōsōkyō-誇大妄想狂 | grootheidswaan; megalomanie |
kodashi-小出し | een beetje; kleine hoeveelheid (tegelijk) |
kodawari-拘り | obsessie; fixatie; bezetenheid |
kodawari-拘り | vasthoudendheid; toewijding |
kōdō-公道 | rechtvaardigheid; gerechtigheid |
kodoku-孤独 | eenzaamheid |
koe-声 | dierengeluid (van een vogel, insect, e.d.) |
kōfu-工夫 | arbeider |
kōfun-興奮 | opwinding; opgewondenheid; opschudding; opleving |
kōga-公衙 | overheidskantoor |
kōgi-巧技 | vakmanschap; vakkundigheid |
koguchi-小口 | kleine hoeveelheid (geld) |
kōgyō-工業 | industrie; nijverheid |
kohada-小鰭 | middelgrote vis (m.n. de middelgrote konoshiro) |
kōhaku-厚薄 | partijdigheid |
kōhatsu'iyakuhin-後発医薬品 | generiek geneesmiddel |
kōhei-公平 | onpartijdigheid; rechtvaardigheid |
kōheimushi-公平無私 | onpartijdigheid; eerlijk spel |
kōhi-公費 | publieke uitgaven [middelen]; overheidsgelden [uitgaven] |
kōho-候補 | kandidatuur; kandidaatschap |
kōhōshi-広報誌 | een informatiebulletin (van een overheid, onderneming, organisatie, e.d.) |
kōi-厚意 | goedwillendheid; vriendelijkheid |
kōi-好意 | vriendelijkheid; welwillendheid; tegemoetkoming |
kōi-好意 | genegenheid; sympathie |
koigokoro-恋心 | (ontwakende) liefde; verliefdheid |
koinoyokan-恋の予感 | voorgevoel van liefde; onvermijdelijke verliefdheid; al direct [van te voren] weten dat je verliefd gaat worden op iemand |
kōji-公事 | publieke zaak; overheidsaangelegenheid |
koji-居士 | kluizenaar; erudiet persoon (niet in overheidsdienst) |
kojin-個人 | individu; particulier; privé persoon |
kojinmedorē-個人メドレー | individuele wisselslag (zwemmen) |
kojinsa-個人差 | individuele verschillen; verschillen tussen individuen op basis van hun mentale en fysieke kenmerken |
kojinshugi-個人主義 | individualisme; zelfzuchtigheid; egotisme |
kojinteki-個人的 | persoonlijk; individueel; particulier; privaat |
kōjōsenkinōkōshinshō-甲状腺機能亢進症 | hyperthyreoïdie |
kōka-効果 | effect; uitwerking; (goed) resultaat; effectiviteit; doeltreffendheid |
kōkan-交換 | (uit)wisseling; ruil; verwisseling; wederkerigheid |
kōkan-好感 | een goed gevoel; welwillendheid; goede indruk |
kōkan-高官 | hooggeplaatste overheidsfunctionaris |
kōkatsu-広闊 | weidsheid; uitgebreidheid; uitgestrektheid |
koke-虚仮 | domheid; dwaasheid |
koke-虚仮 | dwaas; domkop; gek; idioot |
kōki-公器 | openbare [publieke] instelling; overheidsinstelling |
kōkishin-好奇心 | nieuwsgierigheid |
kokkaigiin-国会議員 | parlementslid; parlementariër; kamerlid |
kokkakōan'iinkai-国家公安委員会 | Nationale Commissie voor Openbare Veiligheid (Japan) |
kokkakōmuin-国家公務員 | (nationale) overheidsfunctionaris; regeringsbeambte; staatsambtenaar |
kokkei-滑稽 | geestigheid; grappigheid; klucht |
koko-個個 | individueel, afzonderlijk, één voor één; stuk voor stuk |
kōko-後顧 | bezorgdheid (voor de toekomst) |
kōkō-高校 | (laatste 4 jaar van) de middelbare school |
kokoro-心 | hart; ziel; geest; gevoelens; mentaliteit; karakter; aard; persoonlijkheid |
kokoroatari-心当たり | vermoeden; aanwijzing; idee |
kokorobakari-心許り | kleinigheid(je) |
kokorobosoi-心細い | onzekerheid; bevreesdheid; ongerustheid |
kokorodanomi-心頼み | vertrouwen; afhankelijkheid |
kokoroe-心得 | kennis; begrip; bekwaamheid |
kokorogakari-心がかり | zorg; bezorgdheid; last op je schouders |
kokorogamae-心構え | mentale voorbereiding; (geestelijke) houding [instelling] |
kokorogawari-心変わり | verandering van gedachten [ideeën] |
kokoroiki-心意気 | karakter; neiging; inborst; temperament; geaardheid |
kokoroire-心入れ | bedachtzaamheid; behoedzaamheid; bezorgdheid |
kokorojōbu-心丈夫 | gevoel van veiligheid [zekerheid; gerustheid] |
kokorokubari-心配り | zorgzaamheid; aandacht [zorg] voor anderen |
kokorookinaku-心置きなく | zonder terughoudendheid [schroom; voorbehoud; aarzelen; reserve]; onbevreesd |
kokoroyari-心遣り | afleiding; ontspanning |
kokoroyasudate-心安だて | openheid; toegankelijkheid; ongereserveerdheid |
kokoroyuku-心ゆく | volledig; ten volle; naar hartenlust; tot volle tevredenheid |
kokorozashi-志 | welwillendheid; goedheid; vriendelijkheid |
kokorozukushi-心尽くし | vriendelijkheid; attentheid; voorkomendheid |
kōkōsei- 高校生 | scholier van (de laatste 4 jaar van) de middelbare school |
kōkōsei-高校生 | leerling (in de hoogste klassen) van de middelbare school |
koku-刻 | oude tijdseenheid (in de maankalender) |
koku-酷 | strengheid; hardheid; wreedheid |
kokubetsu-告別 | afscheid; vaarwel |
kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie van (de ziel van) een overledene door familieleden en kennissen |
kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie bij pensionering of aftreden |
kokueikigyō-国営企業 | overheidsbedrijf; staatsbedrijf; nationaal bedrijf |
kokufu-国父 | vader [leider] van het land; vader des vaderlands |
kokuhaku-酷薄 | onmenselijkheid; wreedheid |
kokuheichūsha-国幣中社 | kokuhei-chūsha (middelste klassering van een Shintō heiligdom in een prefectuur) |
kokuheisha-国幣社 | een (door de overheden gesubsidieerde) regionale tempel |
kokuhi-国費 | nationale uitgaven; overheidsuitgaven |
kokui-国威 | nationaal prestige [gezag]; nationale eer [waardigheid] |
kōkūkōtsūkansei-航空交通管制 | luchtverkeersleiding |
kokumu-国務 | staatsaangelegenheid; staatszaken |
kokurenanzenhoshōjōninrijikoku-国連安全保障常任理事国 | permanent lid van de Veiligheidsraad (van de Verenigde Naties) |
kokusaibungyō-国際分業 | internationale arbeidsverdeling |
kokusaku-国策 | nationaal beleid; beleid van een natie [land] |
kokuyū-国有 | staatseigendom; eigendom van de staat [overheid] |
kokuyūkigyō-国有企業 | staatsbedrijf; overheidsbedrijf |
kokuze-国是 | nationaal beleid |
kokuzei-国税 | door de nationale overheid geheven belasting |
kokyakumanzokudo-顧客満足度 | klanttevredenheid |
kōkyōkōtsūkikan-公共交通機関 | openbaar vervoer(middel) (bus, tram, trein) |
kōkyōshokugyōanteijo-公共職業安定所 | het Japanse Rijksarbeidsbureau (Japans-Engelse bijnaam: Hello Work) |
kokyū-呼吸 | vaardigheid; truc; handigheid |
kōkyū-恒久 | permanentie; bestendigheid; duurzaamheid; eeuwigheid; eindeloosheid |
komakai-細かい | onbelangrijk; onbeduidend |
komame-小忠実 | ijver; inzet; noeste arbeid; het hard (door)werken |
komaru-困る | in de problemen komen; in verlegenheid gebracht zijn; geen raad met iets weten; vervelend zijn |
kōmei-公明 | rechtvaardigheid; gerechtigheid; eerlijkheid |
kōmeiseidai-公明正大 | eerlijkheid; rechtvaardigheid; integriteit; rechtschapenheid |
kometsukibatta-米搗き飛蝗 | veldsprinkhaan (Acrida cinerea) |
kometsukimushi-米搗き虫 | kniptor (Elateroidea) |
komisshonā-コミッショナー | (bij sportorganisaties) hoofdbestuurslid |
komitto-コミット | inzet; betrokkenheid; toegewijd zijn |
komittomento-コミットメント | betrokkenheid; engagement; toewijding |
kōmu-公務 | overheidszaak; staatszaken; openbare aangelegenheden |
kōmuin-公務員 | rijksambtenaar; overheidsfunctionaris |
kōmuru-被る | ontvangen (van een gunst; vriendelijkheid; rechtvaardige bejegening) |
kōmushikkōbōgaizai-公務執行妨害罪 | (als strafbaar feit) de belemmering van een overheidsambtenaar (politie, e.d.) in de uitoefening van diens werktaken en plichten |
kōnan-硬軟 | hardheid en zachtheid; strengheid en zachtaardigheid |
kōnā・wāku-コーナー・ワーク | vaardigheid in het nemen van bochten (schaatsen, autorace, etc.) |
konbain-コンバイン | dorsmachine; maaidorser |
kōnenreishakoyōanteihō-高年齢者雇用安定法 | Wet stabilisering werkgelegenheid voor oudere werknemers (Eng,: Elderly Persons Employment Stabilization Law) |
konjō-今生 | dit (huidige) leven |
konki-根気 | volharding; vasthoudendheid; energie; doorzettingsvermogen; uithoudingsvermogen |
konmō-根毛 | (plantkunde) wortelhaar; rizoïde |
kōnō-効能 | effect; werkzaamheid |
konosai-此の際 | op dit moment; bij deze gelegenheid; in deze omstandigheden |
konoyo-此の世 | deze (huidige) wereld; de wereld van de levenden |
konseputo-コンセプト | concept; begrip; idee |
kontoku-懇篤 | vriendelijkheid; hartelijkheid |
kōondōbutsu-恒温動物 | warmbloedigheid; homeothermie; warmbloedig dier |
kōontashitsu-高温多湿 | hoge temperatuur en vochtigheid (van klimaat) |
kopīshokuhin-コピー食品 | namaak-voedsel (voedingsmiddel dat lijkt op een (duurder) ingrediënt, maar van een andere substantie nagemaakt is; zoals b.v. crab sticks) |
kōran-高欄 | lage scheidingswand onder de voor- en achterkant van een ossenkar |
kōreika-高齢化 | vergrijzing; veroudering (hoger worden van de gemiddelde leeftijd) |
kōreikasuru-高齢化する | vergrijzen; verouderen; hoger worden van de gemiddelde leeftijd |
koreppotchi-これっぽっち | heel klein beetje; uiterst kleine [geringe] hoeveelheid |
koreshiki-此れしき | kleinigheid; onbelangrijk iets |
kōri-公吏 | (oude term voor) een lokale overheidsfunctionaris [ambtenaar] |
kori-凝り | stijfheid (van de spieren) |
kōri-功利 | bruikbaarheid; nut; nuttigheid |
kōri-行李 | (mil.) legereenheid die munitie, voedsel, uitrusting etc. vervoert |
kōrin-降臨 | neerdaling (naar aarde van een godheid); verschijning; (goddelijke) openbaring |
kōrishugi-功利主義 | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
kōritsu-効率 | doelmatigheid; efficiëntie |
koritsu-孤立 | geïsoleerdheid; alleen(staand) zijn; op zichzelf aangewezen zijn; eenzaamheid |
koroai-頃合い | geschiktheid; juistheid; matigheid |
koroido-コロイド | colloïde |
korokoro-ころころ | (onomatopee) rollend; klaterend (geluid) |
kōrōshō-厚労相 | Minister van Gezondheid, Arbeid en Welzijn (in Japan) |
kōru-コール | (scheidsrechterlijke) beslissing |
kōrudo・kurīmu-コールド・クリーム | koelzalf; huidzalf; nachtcrème; coldcream |
korusetto-コルセット | korset (medisch hulpmiddel) |
kōryoku-効力 | werkzaamheid; effectiviteit |
kōryoku-効力 | (jur.) geldigheid |
kōsaku-工作 | ambacht; handvaardigheid |
kōsankabusshitsu-抗酸化物質 | antioxidant |
kosei-個性 | individualiteit; persoonlijkheid |
kōseinenkin-厚生年金 | (door de overheid beheerde) werknemerspensioenen |
kōseinenkinhoken-厚生年金保険 | (een door de overheid beheerde) pensioenverzekering voor werknemers |
kōseirōdōshō-厚生労働省 | Ministerie van Volksgezondheid, Arbeid en Welzijn |
kōseitan'i-構成単位 | element; component; factor; eenheid |
koseiteki-個性的 | individueel |
kosekishōhon-戸籍抄本 | uittreksel van het familieregister (m.b.t. gegevens van één familielid daarin) |
kōsen-高専 | technische school; middelbare school met een focus op techniek die gemiddeld vijf jaar duurt |
kōsha-巧者 | vakkundigheid; vaardigheid; bekwaamheid; slimheid |
kōshi-公私 | openbaar en privé; overheid en bevolking; officieel en persoonlijk |
koshi-腰 | middel; taille |
kōshi-高師 | (afk. voor) voormalige Japanse Hogere Normaalschool (lerarenopleiding) |
koshiginchaku-腰巾着 | geldbeurs [buideltasje] (gedragen om je middel) |
koshike-帯下 | vaginale afscheiding; leukorroe; witte vloed |
koshiki-轂 | naaf; middenstuk van een wiel |
kōshin-恒心 | standvastigheid; onwrikbaarheid |
koshin-湖心 | het midden van een meer |
kōshinryō-香辛料 | specerijen en kruiden |
koshirae-拵え | het zich voorbereiden; voorbereidingen (treffen) |
koshitantan-虎視眈々 | waakzaamheid; alertheid; klaar zijn om toe te slaan [aan te vallen] |
koshitantan-虎視眈眈 | waakzaamheid; het loeren op een kans (om toe te slaan) |
koshitsu-固執 | standvastigheid; volharding; halsstarrigheid; doorzettingsvermogen |
kōshitsu-膠質 | colloïde (chemische stof) |
kōsho-公署 | districtskantoor; kantoor van lokale overheid |
koshōsō-コショウソウ | tuinkers (Lepidium sativum) |
kōsō-構想 | plan; idee; ontwerp; concept |
kōsō-香草 | geurig kruid |
kosoguru-擽る | prikkelen (iemands nieuwsgierigheid, ijdelheid, etc.); opwekken |
kōsokudōrosaimingenshō-高速道路催眠現象 | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
kōsokujikan-拘束時間 | werkelijke [feitelijke] gewerkte uren [arbeidsuren; werktijd] |
kōsotsu-高卒 | afstuderen aan [het behalen van het diploma van] de middelbare school |
kōsuiryō-降水量 | hoeveelheid neerslag |
kosumechikku-コスメチック | pommade; haarplakmiddel |
kosuru-鼓する | een muziekinstrument bespelen; luiden; bellen |
kōtei-公邸 | (officiële) residentie |
kōtei-孝悌 | (confucianisme) eerbied voor ouderen; kinderlijke gehoorzaamheid; vroomheid; broederliefde |
koteikannen-固定観念 | idee-fixe |
kotēji-コテージ | arbeidershuisje; plattelandshuis; vakantiehuisje; zomerhuis |
kotogadekiru-ことができる | (geeft een mogelijkheid weer) het zou kunnen (dat); het is mogelijk (dat) |
kōtōgakkō-高等学校 | (de laatste 3 of 4 jaar van) de middelbare school |
kotogara-事柄 | zaak; omstandigheid; geval |
kotokomaka-事細か | detaillering; uitvoerigheid; breedvoerigheid |
kōtoku-高徳 | grote deugd; deugdzaamheid; vroomheid |
kōtōmukei-荒唐無稽 | ongerijmdheid; dwaasheid |
kōtōsenmongakkō-高等専門学校 | technische school; middelbare school met een focus op techniek die gemiddeld vijf jaar duurt |
kotoshi-今年 | dit jaar; het huidige [lopende] jaar |
kōtōshihangakkō-高等師範学校 | voormalige Japanse Hogere Normaalschool (lerarenopleiding) |
kotowaru-断る | weigeren; afhouden; afslaan; afwijzen; zich verontschuldigen (voor afwezigheid) |
kotsu-こつ | kneep(je); handigheid; truc |
kōtsū-交通 | communicatie; uitwisseling (gegevens; ideeën) |
kōtsūanzen-交通安全 | verkeersveiligheid |
kōtsūkikan-交通機関 | verkeersmiddelen; transportmiddelen |
kotsukotsu-こつこつ | (geluid van) kloppen; tikken |
koudaimuhen-広大無辺 | grenzeloosheid; oneindigheid; uitgestrektheid |
kouganmuchi-厚顔無恥 | schaamteloosheid; gewetenloosheid |
kōwa-高話 | (met) luide stem |
kowane-声音 | stemgeluid; toon; timbre |
kōyahijiri-高野聖 | monnik die vanuit de berg Koya wordt uitgezonden om de leer te verspreiden en donaties te verzamelen |
kōyō-効用 | gebruik; bruikbaarheid |
kōyō-効用 | werkzaamheid; doeltreffendheid; werking |
kōyō-高揚 | euforie; opgetogenheid |
koyori-紙縒り | touw gemaakt van stukjes gedraaid papier |
kōzen-公然 | openbaarheid |
kubetsu-区別 | verschil; onderscheid; tegenstelling |
kubikase-首枷 | belemmering; obstakel (iets die je vrijheid beperkt) |
kubō-公方 | publieke zaak; overheidszaak |
kuchigaru-口軽 | loslippigheid; babbelziek [praatgraag] zijn |
kuchigōsha-口巧者 | welbespraaktheid |
kuchihatchō-口八丁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
kuchiire-口入れ | bemiddeling |
kuchiire-口入れ | tussenpersoon; bemiddelaar |
kuchiirenin-口入れ人 | tussenpersoon; bemiddelaar |
kuchijōzu-口上手 | welbespraaktheid |
kuchikiki-口利き | bemiddeling; hulp; bijstand |
kuchikiki-口利き | bemiddelaar; invloedrijk persoon |
kuchikura-クチクラ | opperhuid |
kuchiomo-口重 | zwijgzaamheid; onmededeelzaamheid; geslotenheid |
kuchisugi-口過ぎ | levensonderhoud; middelen van bestaan |
kuchitori-口取り | een paard (bij de teugels) leiden |
kudaranai-下らない | waardeloos; onbeduidend |
kuēkā-クエーカー | quaker (lid van de Quakers, een religieus genootschap) |
kufū-工夫 | plan; aanpak; inzicht; idee; ontwerp |
kufūsuru-工夫する | iets uitvinden; een plan [middel] bedenken voor; op een goed idee komen |
kuiiji-食い意地 | hebzucht; gulzigheid; vraatzucht |
kuimono-食い物 | voedsel; levensmiddelen |
kuji-公事 | (arch.) publieke [politieke] ceremonie [aangelegenheid] |
kūkikansen-空気感染 | aërogene infectie; infectie die door de lucht wordt verspreid |
kūkyo-空虚 | leegte; leegheid; zinloosheid; nietszeggendheid |
kumaso-熊襲 | Kumaso, een mythisch volk uit het oude Japan (Zuid-Kyūshū) |
kumen-工面 | vindingrijkheid; het handig voor elkaar krijgen; het op een creative manier verzamelen van geld [goederen] |
kumiaiin-組合員 | lid van een vereniging; vakbondslid |
kumichō-組長 | baas; leider; hoofd (vooral bij yakuza) |
kumichō-組長 | ploegleider; opzichter |
kumigashira-組頭 | leider; hoofd; baas |
kumiin-組員 | bendelid; gangster |
kumiko-組子 | lid van een groep (geleid door een kumigashira) |
kumiko-組子 | lid van het brandweerkorps |
kundō-訓導 | begeleiding; onderricht; onderwijs |
kunigara-国柄 | nationaal karakter; nationale geaardheid |
kunigarō-国家老 | hooggeplaatste samoerai-ambtenaar in dienst van een daimyō (die in diens afwezigheid het domein beheert) |
kuniku-苦肉 | wanhopige poging [maatregel]; zichzelf kwellen om de vijand te misleiden |
kunshō-勲章 | medaille; onderscheiding |
kuōtā-クオーター | (munteenheid) kwartje; 25 (dollar)cent |
kuragari-暗がり | imbeciliteit; achterlijkheid; domheid |
kurahara-クラハラ | (afk. voor) intimidatie [kwaadwillig gedrag] van klanten |
kurai-位 | dit woord wordt ook gebruikt als eenheid om doden te tellen |
kuraianto・harasumento-クライアント・ハラスメント | intimidatie [kwaadwillig gedrag] van klanten |
kuraikomu-食らい込む | in de gevangenis gegooid worden |
kurasu・akushon-クラス・アクション | (juridisch) groepsvordering; classaction |
kurayami-暗闇 | hopeloosheid; somber [wanhopig; moedeloos] zijn over de toekomst |
kurenzā-クレンザー | reiniger; reinigingsmiddel |
kurēshageki-クレー射撃 | het kleiduivenschieten |
kūrī-クーリー | koelie (ongeschoolde arbeider uit Azië) |
kuria-クリア | helder; duidelijk |
kuriokinōru-クリオキノール | clioquinol (antischinnem middel) |
kurōbu-クローブ | kruidnagel |
kūron-クーロン | coulomb (elektrische eenheid, ampèreseconde) |
kurōna-クローナ | Krona, Zweedse kroon (munteenheid) |
kuronbō-黒ん坊 | iemand met een donkere huid; neger; iemand die bruinverbrand is (door de zon) |
kurōne-クローネ | (Deense of Noorse) kroon (munteenheid) |
kurosoido-クロソイド | clothoïde; spiraal van Cornu (term uit de civiele techniek) |
kurosoidokyokusen-クロソイド曲線 | clothoïde; spiraal van Cornu (term uit de civiele techniek) |
kurosu・pure-クロス・プレー | nek-aan-nekrace; wedstrijd die zo gelijk opgaat datj een scheidsrechter moeilijk kan bepalen wie er wint |
kurōzudo・shoppu-クローズド・ショップ | onderneming waarin lidmaatschap van vakbond verplicht is voor alle werknemers |
kurūgārandokinka-クルーガーランド金貨 | krugerrand (gouden munt Zuid-Afrika) |
kurui-狂い | onregelmatigheid; wanorde; ongeregeldheid |
kurui-狂い | waanzin; krankzinnigheid; fanatisme; obsessie |
kurumeru-包める | misleiden; ergens omheen draaien |
kuruzeiro-クルゼイロ | cruzeiro (oude Braziliaanse munteenheid) |
kusa-草 | gras; kruid; (wilde) plant(en); onkruid |
kusabukai-草深い | met gras begroeid [overwoekerd] |
kusachi-草地 | grasland; grasveld; weide |
kusagare-草枯れ | verdroogd [verwelkt] gras [onkruid] |
kusagoe-草肥 | compost (van gemaaid gras) |
kusahara-草原 | grasveld; grasland; weide |
kusahibari-草雲雀 | soort (veld)krekel (Paratrigonidium bifasciatum) |
kusakagerō-草蜉蝣 | gaasvlieg (Chrysopidae) |
kusamochi-草餅 | rijstcake gekruid met bijvoet (Artemisia) |
kusanone-草の根 | zwevende kiezer (die geen lid is van een partij) |
kusatori-草取り | het (onkruid) wieden |
kusawara-草原 | grasveld; grasland; weide |
kuse-癖 | afwijking; eigenaardigheid |
kuseni-癖に | (grammaticale constructie die een gevoel van ontevredenheid of beschuldiging insinueert) ondanks; hoewel |
kusodokyō-糞度胸 | roekeloosheid; waaghalzerij; overmoed |
kusuri-薬 | medicijn; geneesmiddel |
kutakuta-くたくた | (onomatopee) uitgeput; op; doodmoe; dodelijk vermoeid |
kuttaku-屈託 | zorg; bezorgdheid |
kuwazugirai-食わず嫌い | iets niet lusten zonder het ooit geproefd te hebben; een instinctieve afkeer [vooroordeel] hebben; niet bereid zijn iets (eerst) te proberen |
kūyanenbutsu-空也念仏 | invocatie van Amida Boeddha volgens de leer van Kūya (een Tendai monnik, 903 - 972) met behulp van instrumentale begeleiding (kalebas of bel) en dans |
kyakuatsukai-客扱い | manier van omgaan met gasten [klanten]; klankvriendelijkheid |
kyakudo-客土 | aarde van een andere plek die wordt toegevoegd om de bodemgesteldheid te verbeteren |
kyakuin-客員 | gastlid; buitengewoon lid; erelid |
kyandoru・sābisu-キャンドル・サービス | het aansteken van kaarsen door de bruid en de bruidegom bij een huwelijksreceptie |
kyapashitī-キャパシティー | capaciteit; hoeveelheid; bekwaamheid; vaardigheid; vermogen |
kyappu-キャップ | teamleider (Eng.captain) |
kyaputen・shisutemu-キャプテン・システム | (Character and Pattern Telephone Access Information Network) een VIDEOTEX-systeem |
kyara-キャラ | karakter; persoonlijkheid; personage |
kyarakutā-キャラクター | karakter; persoonlijkheid; personage |
kyō-狂 | gekte; gestoordheid; krankzinnigheid |
kyōai-狭隘 | (fig.) bekrompenheid |
kyōaku-凶悪 | wreedheid; gruwelijkheid |
kyōchoku-強直 | stijfheid |
kyochūchōtei-居中調停 | bemiddeling; mediatie |
kyōda-怯懦 | lafheid |
kyōdōshakai-共同社会 | (sociologie) Gemeinschaft (een samenleving met sterke affectieve bindingen en saamhorigheid) |
kyoeishin-虚栄心 | ijdelheid |
kyōetsu-恐悦 | (bescheiden) genot; genoegen |
kyōgaku-共学 | co-educatie; gemeenschappelijke opleiding [opvoeding] voor jongens en meisjes |
kyogen-虚言 | onwaarheid; leugen |
kyogi-虚偽 | onwaarheid; leugen |
kyōgu-教具 | leermiddelen; onderwijsmiddelen |
kyohaku-巨擘 | autoriteit; grootheid |
kyōhaku-脅迫 | intimidatie; bedreiging; dreigement |
kyōhakukannen-強迫観念 | obsessie; dwangmatig idee; dwanggedachte |
kyōhan-共犯 | medeplichtigheid |
kyōhon-教本 | leerboek; lesboek; cursusboek; handboek; handleiding |
kyōiku-教育 | onderwijs; opleiding; opvoeding |
kyōjaku-強弱 | hard [luid] en zacht; beklemtoning |
kyōji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
kyōjin-狂人 | een gek; idioot; waanzinnige; dwaas |
kyōju-享受 | het genieten van; hebben; bezitten (b.v. gezondheid, vrijheid) |
kyōkagarasu-強化ガラス | hardglas; veiligheidsglas |
kyōkaiseijinkakushōgai-境界性人格障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
kyōkaiseipāsonaritishōgai-境界性パーソナリティ障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
kyōken-恭謙 | nederigheid; bescheidenheid; eerbiedigheid (naar anderen toe) |
kyōkenbyō-狂犬病 | hondsdolheid; rabiës |
kyōki-狂気 | waanzin; krankzinnigheid; ontoerekeningsvatbaarheid |
kyokuhō-局方 | (afk. voor) de officiële Japanse farmacopee (handboek van geneesmiddelen) |
kyokuji-曲事 | ongehoorzaamheid (aan de wet); straf voor ongehoorzaamheid |
kyōmai-供米 | aan de overheid geleverde [afgedragen] rijst (quotum) |
kyomu-虚無 | het niets; de leegte; zinloosheid |
kyōnetsu-狂熱 | grote [extreme] passie [betrokkenheid]; wild enthousiasme |
kyōon-跫音 | het geluid van voetstappen |
kyōretsu-強烈 | krachtigheid; intensiteit |
kyōryō-狭量 | kleingeestigheid; bekrompenheid; vooringenomenheid; intolerantie; onverdraagzaamheid |
kyoryū-居留 | residentie; verblijf |
kyoryūsuru-居留する | verblijven; resideren |
kyōsai-恐妻 | onderdanigheid van een man aan zijn bazige [genadeloze) vrouw [echtgenote] |
kyōseirōdō-強制労働 | dwangarbeid; slavenarbeid |
kyōsha-驕奢 | arrogantie en buitensporigheid |
kyōsō-狂騒 | uitzinnigheid; kabaal; opwinding |
kyōsōzai-強壮剤 | stimulans; opwekkend [versterkend] middel |
kyōwa-共和 | republicanisme; rebublikeinse gezindheid |
kyōyō-教養 | onderwijs; opleiding; ontwikkeling |
kyoyōryō-許容量 | maximaal toelaatbare waarde [hoeveelheid] |
kyōyū-梟雄 | gewetenloze [wrede; gewelddadige] schurk; bendeleider |
kyozai-巨財 | fortuin; rijkdom; grote hoeveelheid geld |
kyozetsuhannō-拒絶反応 | het direct verwerpen [afwijzen] van iets (zonder een duidelijke reden) |
kyū-弓 | afstandseenheid tot het doel bij boogschieten (ca. twee meter) |
kyū-弓 | afstandseenheid voor landmeting (ca. twee en een halve meter) |
kyūhō-旧法 | (inmiddels niet meer geldende) oude wetgeving [bepaling; verordening] |
kyūpī-キューピー | Kewpie (figuur gebaseerd op Cupido, in 1909 gecreëerd door Rose O'Neill; als logo gebruikt door Kewpie Corporation, producent van o.a. mayonaise) |
kyūpiddo-キューピッド | Cupido |
kyurī-キュリー | curie (Ci, een verouderde eenheid van radioactiviteit) |
kyūshitsuzai-吸湿剤 | ontwateringsmiddel; dehydratiemiddel; vocht absorberend middel |
kyūshoku-給食 | schoollunch; middagmaaltijd die op school wordt aangeboden |
kyūshū-九州 | Kyushu (het zuidelijkste hoofdeiland van Japan) |
kyūsoku-球速 | (honkbal) balsnelheid |
maai-間合い | gelegenheid; kans; het juiste moment |
mabuta-瞼 | ooglid |
machikamaeru-待ち構える | klaar staan [zijn] (om te); voorbereid zijn; uitkijken naar |
machimachi-区区 | verscheidenheid |
machinē-マチネー | matinee; middagvoorstelling |
madobe-窓辺 | in de nabijheid van het raam |
madowasu-惑わす | misleiden; verwarring veroorzaken |
maegaki-前書き | voorwoord; inleiding |
maekōjō-前口上 | inleidende opmerkingen; proloog; voorwoord |
maeoki-前置き | voorwoord; inleiding |
mafurā-マフラー | geluiddemper; knaldemper; knalpot (voor de uitlaat van een voertuig) |
mahha-マッハ | mach (verhouding tussen stromingssnelheid (b.v. bij het vliegen) en de snelheid van het geluid; vernoemd naar Ernst Mach) |
maigo-迷子 | een bepaalde variant van begeleidende kabuki muziek [geluidseffecten] |
mainā-マイナー | klein; onbelangrijk; onbeduidend |
mainoritī-マイノリティー | minderheid |
majika-間近 | nabijheid; buurt |
majikiri-間仕切り | scheidingswand; tussenschot |
majoritī-マジョリティー | meerderheid |
makeinu-負け犬 | een duidelijke verliezer (als een hond die met zijn staart tussen de benen afdruipt); underdog |
māketto・rīdā-マーケット・リーダー | marktleider |
makiba-牧場 | weide; grasland (voor vee) |
makihige-巻き鬚 | (gedraaide) hechtrank (van een plant) |
makkura-真っ暗 | uitzichtloosheid |
makoto-誠 | eerlijkheid; oprechtheid; trouw(hartig)heid; toewijding |
makoto-誠 | waarheid; realiteit; feit |
maku-撒く | (be)strooien; verspreiden; sproeien; besprenkelen |
makura-枕 | inleiding; introductie (bij een verhaal, etc.) |
mākyurī-マーキュリー | Mercurius (Romeinse godheid) |
māmā-まあまあ | matig; redelijk; zozo; middelmatig |
man-慢 | verwaarlozing; ontwijking; nalatigheid |
manatsu-真夏 | midzomer; hartje zomer |
manējā-マネージャー | manager; bedrijfsleider |
mangaku-満額 | het volle bedrag; de volledige hoeveelheid |
mangekyō-万華鏡 | caleidoscoop |
manmonisuto-マンモニスト | mammonist (iemand die de geldgod Mammon aanbidt, en streeft naar rijkdom) |
mannaka-真ん中 | (precies) in het midden; centraal; centrum |
mannentake-万年茸 | gesteelde lakzwam (Ganoderma lucidum) |
manobi-間延び | traagheid; sloomheid; langdradigheid; saaiheid |
manpawā-マンパワー | mankracht; arbeidskracht |
manyuaru-マニュアル | (gebruikers)handleiding |
manzoku-満足 | tevredenheid; voldoening |
manzoku-満足 | toereikendheid; voldoende hoeveelheid |
man'etsu-満悦 | totale [volledige] blijheid [tevredenheid] |
mappadaka-真っ裸 | (volledige) naaktheid |
mappiruma-真っ昼間 | overdag; midden op de dag; op klaarlichte dag |
mapputatsu-真っ二つ | twee gelijke delen; doormidden gedeeld |
marariamaen-マラリア蔓延 | verspreiding van malaria |
mare-稀 | zeldzaamheid |
marishiten-摩利支天 | Marīci, een boeddhistische godheid (m.n. de beschermgod van de samoerai) |
marudashi-丸出し | gehele zichtbaarheid; openheid; niets verhullend |
marumekomu-丸め込む | verleiden; inpalmen; overhalen; ompraten; vleien |
marumōke-丸儲け | een duidelijke [afgetekende] winst |
masatsuon-摩擦音 | een fricatief (medeklinker met wrijvend of sissend geluid, zoals f, s, ch) |
masatsutekishitsugyō-摩擦的失業 | frictiewerkloosheid; wrijvingswerkeloosheid |
masen-ません | suffix dat gebruikt wordt voor ontkenning van werkwoorden in de beleefdheidsvorm (masu) |
massaichū-真っ最中 | het midden [middelpunt] zijn; (op) het hoogtepunt zijn |
massatsu-抹殺 | eliminatie; liquidatie; uitwissing |
massatsusuru-抹殺する | elimineren; liquideren; vermoorden; uitwissen; uitvegen; ontkennen; negeren |
masu-マス | massa; grote hoeveelheid; groot aantal |
masu-増す | uitbreiden; verhogen; toevoegen |
masutā-マスター | baas; eigenaar; manager; leider; meester |
matatabi-木天蓼 | zilverwingerd (plant: Actinidia polygama) |
matawari-股割り | spagaat; spreidzit |
matsudai-末代 | eeuwigheid; het einde der tijden; de wereld na de dood |
matsugaku-末学 | (bescheiden zelf-aanduiding van een) wetenschapper [geleerde] |
matsukaze-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
matsuru-祭る | verheerlijken; aanbidden; verafgoden; toewijden |
mattadanaka-真っ直中 | precies in het midden; op het hoogtepunt |
mattaki-全き | perfectie; volledigheid; compleetheid |
mawari-回り | verspreiding |
mawarimichi-回り道 | omleiding; omweg |
mayakashi-まやかし | misleiding; bedrog; fraude; vervalsing |
mayonaka-真夜中 | middernacht; het holst van de nacht |
mayou-迷う | misleid worden; de controle verliezen |
mazamaza-まざまざ | duidelijk [levendig] voor je (zien) |
mazuhizumutekiseikaku-マゾヒズム的性格 | masochistisch karakter [persoonlijkheid] |
meate-目当て | leidraad; richtsnoer |
mechakucha-滅茶苦茶 | onsamenhangendheid; onredelijkheid; ongerijmdheid |
mēdē-メーデー | Dag van de Arbeid (1 mei) |
media・mikkusu-メディア・ミックス | productie- [advertentie] middelen bij meerdere soorten media |
media・riterashī-メディア・リテラシー | mediageletterdheid; mediawijsheid |
medium-メディウム | medium; gemiddelde |
mēdo-メード | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
megafon-メガフォン | megafoon; luidspreker |
megahon-メガホン | megafoon; luidspreker |
megaroporisu-メガロポリス | megalopolis (een groot stedelijk gebied van aan elkaar gegroeide steden) |
megaton-メガトン | megaton (eenheid van massa, gelijk aan 1 miljoen ton |
meguōmu-メグオーム | megohm, 1 miljoen ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
meichi-明知 | (grote) wijsheid; allesomvattend inzicht; helder inzicht; scherpzinnigheid |
meidan-明断 | een duidelijk oordeel; duidelijke [definitieve] uitspraak |
meido-メイド | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
meido-明度 | helderheid; lichtsterkte |
meidō-鳴動 | gerommel; rommelend geluid; gedreun |
meifuku-冥福 | hemelse zaligheid; geluk in het hiernamaals |
meigen-名言 | een wijze uitspraak; wijsheid; beroemd gezegde |
meihaku-明白 | (over)duidelijk; onmiskenbaar; zonneklaar; klinkklaar; onomstotelijk; ondubbelzinnig; onweerlegbaar |
meihaku-明白 | (logica) helder [duidelijk] (Fr. clair ( René Descartes) |
meijitsu-名実 | in naam en in werkelijkheid |
meika-名家 | beroemde persoon; beroemdheid |
meikai-明快 | helderheid; duidelijkheid; eenduidigheid; ondubbelzinnigheid |
meikai-明解 | heldere [duidelijke] uitleg [verklaring] |
meikaku-明確 | duidelijk [helder] zijn |
meiki-明記 | duidelijke omschrijving [beschrijving]; specificatie |
meikyo-明渠 | open (water)leiding [drainering] |
meikyōshisui-明鏡止水 | serene [vredige] gemoedsgesteldheid (zonder slechte gedachten) |
meimei-冥冥 | onduidelijk; moeilijk te begrijpen |
mein・banku-メイン・バンク | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
meiryō-明瞭 | duidelijkheid; helderheid |
meisei-明聖 | grote wijsheid [inzicht; deugdzaamheid] (m.n. van keizers en goden) |
meiseki-名跡 | beroemde plaats [plek; bezienswaardigheid] (met historische waarde) |
meiseki-明晰 | helderheid; duidelijkheid |
meishi-名士 | beroemdheid; bekende persoonlijkheid |
meishi-明視 | duidelijk zichtbaar zijn |
meisho-名所 | bezienswaardigheid |
meisū-名数 | een bepaald [precies] aantal; bepaalde hoeveelheid; numerieke waarde |
meiyo-名誉 | eer; glorie; faam; reputatie; goede naam; prestige; waardigheid |
meiyokaiin-名誉会員 | erelid |
mekimeki-めきめき | opvallend; duidelijk zichtbaar; steeds meer |
mekubari-目配り | waakzaamheid; hoede; oplettendheid |
mekura-盲 | blindheid |
mekura-盲 | onwetendheid |
mekurameppō-盲滅法 | roekeloosheid |
mekuso-目糞 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
memai-目眩 | duizeligheid; draaierigheid |
menbā-メンバー | lid (van een groep, club, etc.); deelnemer |
menboku-面目 | uiterlijk; voorkomen; gezicht; aanzien; eer; reputatie; prestige; waardigheid |
meneji-雌螺子 | (schroef)moer (die op een (schroef)bout gedraaid kan worden) |
menseki-免責 | aansprakelijkheidsvrijstelling; vrijstelling van aansprakelijkheid; vrijwaring; exoneratie |
menso-免訴 | verklaring van onontvankelijkheid; afwijzing; vrijspraak |
mentooshi-面通し | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
menwari-面割り | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
mēn・banku-メーン・バンク | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
meriyasu-メリヤス | gebreide stof |
mesaki-目先 | direct; onmiddellijk |
mesaki-目先 | inzicht; vooruitziendheid |
messhi-滅私 | onbaatzuchtigheid; altruïsme |
metasekoia-メタセコイア | watercipres; Chinese mammoetboom (Metasequoia glyptostroboides) |
metsukeyaku-目付役 | waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
meutsuri-目移り | afgeleid zijn; gebrek aan concentratie; besluiteloosheid |
meyani-目脂 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
meyasubako-目安箱 | (Tokugawa periode) klachtenbus; ideeënbus |
mezo・sopurano-メゾ・ソプラノ | mezzosopraan (een middelhoge vrouwelijke zangstem tussen de sopraan en alt) |
mibae-見栄え | er goed uitzien; arrogante houding; ijdelheid |
mibunshōmeisho-身分証明書 | identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatiebewijs |
michi-未知 | onbekendheid; onbekend zijn |
michiannai-道案内 | bewegwijzering; routeaanduiding |
michiannai-道案内 | gids; iemand die de weg wijst |
michibiku-導く | leiden; begeleiden; loodsen; de weg wijzen |
michibiku-導く | afleiden; concluderen; leiden tot; resulteren in |
michinaka-道中 | op de weg; in het midden van de weg |
michishirube-道標 | handleiding |
michisū-未知数 | onbekend aantal; onbekende hoeveelheid [kwantiteit; kwaliteit]; onbekend gegeven |
mida-弥陀 | (boeddh.) Amida; Amitabha |
middofirudā-ミッドフィルダー | (sport) middenvelder; middenveldspeler |
middonaito-ミッドナイト | middernacht; het holst van de nacht |
midi-ミディ | midi (roklengte halverwege de kuit, tussen mini en maxi) |
midiamu-ミディアム | midden; gemiddelde |
midiamu-ミディアム | medium; communicatiemiddel |
midikomi-ミディコミ | midi communicatie |
midorijūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
midoru-ミドル | midden; middelpunt |
midorueiji・shindorōmu-ミドルエイジ・シンドローム | midlifecrisis; middelbare leeftijdssyndroom |
midorukyū-ミドル級 | (boksen) middengewicht klasse |
midoru・kurasu-ミドル・クラス | middenklasse |
midoru・manejimento-ミドル・マネジメント | het middenkader (binnen een organisatie) |
midoru・tīn-ミドル・ティーン | (Eng. middle teen = mid-teen) in de leeftijd van 15 of 16 jaar |
mie-見栄 | uiterlijk; ijdelheid; vertoning; vertoon |
miemie-見え見え | duidelijk; helder |
miesuku-見え透く | transparant zijn; helder [duidelijk] zijn. |
migara-身柄 | (iemands) lichaam; persoon; identiteit |
migatte-身勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
migikiki-右利き | rechtshandigheid |
miharashi-見晴らし | uitzicht; vergezicht; zichtbaarheid |
mihari-見張り | wacht; uitkijk; hoede; waakzaamheid |
mihatenu-見果てぬ | onvoltooid; onaf; onvolledig; onvervuld |
mihattatsu-未発達 | onontwikkeld(heid), nog niet ontwikkeld zijn |
mihiraki-見開き | verspreid over twee pagina's (van een boek of tijdschrift) |
mihitsunokoi-未必の故意 | bewuste [opzettelijke] verwaarlozing; nalatigheid; onachtzaamheid |
mihoreru-見惚れる | geboeid [gefascineerd; gegrepen] raken (door) |
mīizumu-ミーイズム | zelfzuchtigheid; egoïsme |
mijuku-未熟 | onrijpheid; onervarenheid |
mikai-未開 | onbeschaafdheid; wildheid; primitiviteit |
mikakedaoshi-見かけ倒し | verkeerde [misleidende] indruk; niet zo goed zijn als het er uitziet; klatergoud |
mikan-未完 | het onvoltooid [incompleet] zijn |
mikata-味方 | legereenheden van het keizerlijk hof of de overheid |
miken-眉間 | ruimte tussen de wenkbrauwen; glabella (midden van het voorhoofd vlak boven de neus) |
miketsu-未決 | onbeslistheid; onzekerheid; het hangende [in behandeling] zijn |
mikiru-見切る | duidelijk [goed] (kunnen) zien [opmerken; onderscheiden] |
mikisā-ミキサー | mixer (groente- of fruitmixer; cementmixer; geluidsmixer) |
mikishingu-ミキシング | het combineren [mengen] van audio- en videobeelden |
mikudarihan-三下り半 | echtscheidingsbrief (in de Edo periode geschreven in drie en een halve regel) |
mimai-見舞い | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
mimau-見舞う | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
mimidare-耳垂れ | afscheiding uit oor |
mimizunaku-蚯蚓鳴く | het geluid van de regenwormen (in de (regenachtige) herfstnacht; wordt gebruikt als uitdrukking voor eenzaamheid) |
mimore-ミモレ | midi (roklengte tot halverwege de kuit) |
mimoto-身元 | identiteit |
minami-南 | zuid; zuiden |
minamiafurika-南アフリカ | Zuid-Afrika |
minamihankyū-南半球 | het zuidelijk halfrond |
minamijūjisei-南十字星 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
minamijūjiza-南十字座 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
minamikaikisen-南回帰線 | steenbokskeerkring; zuiderkeerkring |
minamikaze-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind |
minamiosechia-南オセチア | Zuid-Ossetië |
minamisūdan-南スーダン | Zuid-Soedan |
minikui-見難い | onduidelijk; onleesbaar |
minkanryōhō-民間療法 | oude huismiddeltjes; geneesmiddeltjes uit grootmoeders tijd |
minomushi-蓑虫 | zakjesdrager; zakrupsvlinder (Psychidae) |
miokuri-見送り | afscheid; uitgeleide |
miokuru-見送る | iemand uitgeleide doen [uitzwaaien; wegbrengen] |
mirareru-見られる | (beleefdheidsvorm) zien |
miren-未練 | blijvende [kwijnende] affectie [genegenheid]; niet willen opgeven; niet kunnen loslaten; spijt |
miryō-未了 | onvoltooid [incompleet] zijn |
misai-未済 | niet gedaan [niet voltooid] zijn |
misakai-見境 | onderscheid; discriminatie |
misao-操 | trouw; standvastigheid; eer |
misao-操 | kuisheid; maagdelijkheid |
misedokoro-見せ所 | plek [gelegenheid] waar je laat zien wat je kunt |
miseinen-未成年 | minderjarig(heid) |
mishirigoshi-見知り越し | bekendheid |
mishō-未詳 | onbekend; [niet vastgesteld; niet geïdentificeerd] zijn |
mishuran・gaido-ミシュラン・ガイド | Michelingids |
missetsu-密接 | nauwe verbondenheid; dicht bij elkaar zijn |
misu・kontesuto-ミス・コンテスト | missverkiezing; schoonheidswedstrijd |
mitoreru-見惚れる | geboeid [gefascineerd; gegrepen] raken (door) |
mitsudo-密度 | dichtheid; densiteit |
mitsukurou-見繕う | voorbereiden; klaarmaken; klaarleggen |
miuchi-身内 | familielid |
miuchi-身内 | (gokwereld) bendelid |
miwake-見分け | het onderscheiden [onderscheid maken; uit elkaar houden] |
miwakeru-見分ける | onderscheiden; onderscheid maken; uit elkaar houden |
miyai-宮居 | paleis; keizerlijke residentie |
miyasui-見易い | duidelijk; helder; makkelijk te zien [begrijpen] |
miyuki-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
mizuashi-水足 | de snelheid van stromend water |
mizubari-水張り | natte stof [papier] uitspreiden zodat het zonder kreukels opdroogt |
mizugokoro-水心 | het midden van het water (van een rivier, meer, vijver, etc.] |
mizukagen-水加減 | de juiste hoeveelheid water om een gerecht klaar te maken (b.v. rijst te koken) |
mizukasa-水嵩 | watervolume; hoeveelheid water |
mizuke-水気 | vochtigheid; damp; stoom |
mizusakazuki-水杯 | het ritueel van het gezamenlijk inschenken en drinken van water waarbij men voorgoed afscheid neemt van elkaar |
mizusumashi-水澄まし | schrijvertje (soort watertor, Gyrinidae) |
mochi-持ち | duurzaamheid |
mochiai-持ち合い | wederzijdse hulp; onderlinge afhankelijkheid |
mochiai-持ち合い | (in) balans; evenwicht; onveranderlijkheid |
mochibunhō-持分法 | equity recht; billijkheidsprincipe |
mochihada-餅肌 | een (fluweel)zachte huid |
mōdōken-盲導犬 | blindengeleidehond |
mōfu-毛布 | deken; plaid |
mogaribue-虎落笛 | het fluitende geluid van een winterse wind die door een bamboe hek waait |
mōgen-妄言 | leugen; onwaarheid |
mogidō-没義道 | onmenselijkheid; wreedheid; meedogenloosheid |
mogusa-艾 | moxa; bijvoetwol (brandmiddel gebruikt in geneeskunde) |
mōi-猛威 | woestheid; woede; heftigheid; geweld; enorme kracht |
moisuchā-モイスチャー | vocht; vochtigheid; condens |
mokurei-黙礼 | stilzwijgende groet [buiging] (vooral tijdens een plechtigheid) |
mōmai-蒙昧 | onwetendheid |
mōmoku-盲目 | blindheid; blind zijn (ook fig.) |
mōnen-妄念 | aanhoudende [voortdurende] betwijfeling; (boeddh.) verkeerde ideeën [gedachten] |
mongoroido-モンゴロイド | Mongolide (lid van het Mongoolse ras) |
monjayaki-もんじゃ焼き | hartige pannenkoek met een verscheidenheid aan ingrediënten (groente, vis, vlees, e.d.) |
monju-文殊 | Manjushri, bodhisattva die helpt onwetendheid te overwinnen en wijsheid te bereiken |
monka-門下 | onder begeleiding van |
monkokaihō-門戸開放 | opendeurpolitiek; opendeurbeleid |
monkokaihōseisaku-門戸開放政策 | opendeurpolitiek; opendeurbeleid |
monoanji-物案じ | angst; bezorgdheid |
monofobia-モノフォビア | monofobie (angst voor eenzaamheid) |
monogataru-物語る | (aan)tonen; duiden |
monogusa-物臭 | luiheid; sloomheidheid; luiaard; een lui iemand |
monomorai-物貰い | (bij het ooglid) strontje; hordeolum |
mononoaware-物の哀れ | een sterk (ethisch) gevoel [waardering] voor schoonheid (van de natuur) |
mononomigotoni-物の見事に | duidelijk; vanzelfsprekend; levendig |
monooji-物怖じ | verlegenheid; bedeesdheid |
monooshimi-物惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
monooto-物音 | een geluid; klank |
monoshirazu-物知らず | onwetendheid |
monoshiri-物知り | een uitgebreide kennis [informatie] |
monowakare-物別れ | onenigheid; breuk (in onderhandelingen) |
monowasure-物忘れ | vergeetachtigheid; geheugenverlies |
monoyawaraka-物柔らか | mildheid; zachtheid; vriendelijkheid; rustig voorkomen |
monozuki-物好き | grilligheid; bevlieging; rage |
monrōshugi-モンロー主義 | monroeleer (genoemd naar de Amerikaanse president James Monroe) |
mon'an-問安 | informeren naar de veiligheid [het welzijn] van een hogere in rang |
mon'ei-門衛 | bewaker; poortwachter; portier (van overheidsgebouwen, bedrijven, scholen, etc.) |
morahadaonugu-諸肌を脱ぐ | beide schouders [het bovenlichaam] ontbloten (bij het dragen van een kimono) |
moraibisuru-貰い火する | overslaan van vlammen; verspreiden van vuur |
morāru・sābei-モラール・サーベイ | moreel onderzoek naar tevredenheid van werknemers over arbeidscondities |
moriawase-盛り合わせ | een verscheidenheid aan gerechten |
moridakusan-盛り沢山 | verscheidenheid; groot aantal |
morote-諸手 | beide handen [armen] |
moru-モル | mol; grammolecule (eenheid) |
mosamosa-もさもさ | behaard (persoon); dichtbegroeid (planten) |
mosatto-もさっと | verstrooid; afwezig |
mōshin-盲進 | roekeloosheid; onbesuisdheid; onbezonnenheid |
mōshiwake-申し訳 | onbeduidend; klein; bescheiden; niet noemenswaard |
mōsō-妄想 | fantasie; verbeelding; waanvoorstelling; waanidee |
motenashi-持て成し | onthaal; ontvangst; gastvrijheid |
motte-以て | door; door middel van; via; per |
moyamoya-もやもや | mistig; nevelig; troebel; vaag; onduidelijk |
moyoi-催い | (in combinatie met een zelfst. n.w.) voorbereiding |
mozaiku-モザイク | (biologie: dier of plant met genetische eigenschappen van verschillende soorten) hybride; entbastaard |
mubō-無謀 | roekeloosheid; ondoordachtheid; onvoorzichtigheid |
mubyōsokusai-無病息災 | in goede gezondheid; volkomen gezond zijn |
mucha-無茶 | onredelijkheid; dwaasheid; ongerijmdheid |
muchi-無知 | onwetendheid; gebrek aan kennis |
muda-無駄 | nutteloosheid; zinloosheid |
mufunbetsu-無分別 | indiscretie; onnadenkendheid; onvoorzichtigheid |
muga-無我 | zelfopoffering; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; altruïsme |
mugai-無害 | onschadelijkheid; onschuld |
mugaku-無学 | ongeletterdheid; analfabetisme; onwettendheid; onontwikkeldheid |
mugei-無芸 | zonder (verworven) talent [begaafdheid] |
mugen-無限 | onbegrensdheid; grenzeloosheid; onbeperktheid; oneindigheid |
mugendai-無限大 | oneindigheid; onmetelijkheid |
mugifumi-麦踏み | het vertrappen van tarweplanten in de winter (om de koudebestendigheid te vergroten en de stengelvoeten van het gewas sterker te maken) |
mugon-無言 | zwijgzaamheid; stilte |
muhai-無配 | zonder dividend |
muhaikabu-無配株 | aandeel zonder dividenduitkering |
muhaitō-無配当 | zonder dividend uitkering [betaling] |
muhen-無辺 | oneindigheid; grenzeloosheid |
muhitsu-無筆 | analfabetisme; ongeletterdheid |
muhō-無法 | onwettigheid; wetteloosheid; onrecht |
muhyōjō-無表情 | uiterlijke onbewogenheid; expressieloos [strak] gezicht; uitdrukkingsloosheid |
mui-無為 | ledigheid; inactiviteit; werkloosheid |
muichimon-無一文 | blut; platzak; bankroet; berooid; arm; zonder geld |
muimi-無意味 | zonder betekenis zijn; betekenisloosheid; zinloosheid; onzin |
muishiki-無意識 | bewusteloosheid; onderbewustzijn |
mujihi-無慈悲 | genadeloosheid; meedogenloosheid; wreedheid |
mujin-無尽 | onuitputtelijkheid; onbegrensdheid; onbeperktheid |
mujinhansōsha-無人搬送車 | automatische geleid voertuig; onbemand (robot)voertuig |
mujinzō-無尽蔵 | onuitputtelijke [ongelimiteerde] hoeveelheid [voorraad] |
mujō-無常 | veranderlijkheid; onzekerheid; vergankelijkheid |
mujō-無情 | harteloosheid; hardvochtigheid; wreedheid\ |
mujō-無情 | gevoelloosheid |
mujōken-無条件 | onvoorwaardelijkheid |
mujun-矛盾 | tegenstelling; discrepantie; tegenstrijdigheid; inconsistentie |
mukan-無官 | iemand die geen officiële functie [positie; rang] bij de overheid heeft |
mukangae-無考え | ondoordachtheid; achteloosheid; onbezonnenheid; roekeloosheid |
mukankaku-無感覚 | ongevoeligheid; gevoelloosheid; lusteloosheid; apathie |
mukanshin-無関心 | onverschilligheid; nonchalance |
mukashikatagi-昔気質 | ouderwetse ideeën [denkwijze] |
mukashitsusekinin-無過失責任 | aansprakelijkheid zonder schuld [zonder nalatigheid] |
muko-婿 | bruidegom |
mukō-無効 | ongeldigheid; nulliteit |
mukōiki-向こう意気 | vechtlust; strijdlustigheid; strijdvaardigheid |
mukōjōmen-向こう正面 | zitplaats vooraan (in theater, e.d.); (zitplaatsen aan) de zuidkant van de sumoring |
mukuchi-無口 | zwijgzaamheid |
mukyū-無窮 | oneindigheid; onsterfelijkheid; eeuwigheid |
munenmusō-無念無想 | vrijheid [bevrijd] van alle wereldse gedachten |
munō-無能 | onbekwaamheid; incompetentie |
munōryoku-無能力 | incompetentie; onbekwaamheid; onvermogen |
munōyaku-無農薬 | pesticidenvrij; (landbouw) zonder bestrijdingsmiddelen |
muon-無音 | geluidloosheid |
muri-無理 | onredelijkheid |
muryō-無量 | onmetelijkheid; oneindigheid |
muryoku-無力 | machteloosheid |
musai-無才 | onbekwaamheid; gebrek aan talent [kennis] |
musaku-無策 | zonder plan [maatregelen; middelen] |
musan-無産 | (afk. voor) het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
musan-霧散 | verspreiding; verdrijving; verdwijning |
musankaikyū-無産階級 | het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
musekinin-無責任 | onverantwoordelijkheid |
mushaburi-武者振り | moed; durf; krijgshaftigheid; onversaagdheid; onverschrokkenheid; manmoedigheid |
mushi-無死 | (honkbal) nul uit (nog geen slagmannen uitgegooid) |
mushi-無私 | onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid |
mushi-無視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren (van regels, etc.); minachting |
mushin-無心 | (boeddh.) bevrijd van mentale fixatie voor dingen en ideeën |
muteki-無敵 | onoverwinnelijkheid |
mutonchaku-無頓着 | onverschilligheid; nonchalance |
mutonjaku-無頓着 | onverschilligheid; nonchalance |
mutsū-無痛 | pijnloosheid |
muyami-無闇 | buitensporigheid; onmatigheid |
muzōsa-無造作 | achteloosheid; zorgeloosheid |
myō-妙 | eigenaardigheid; mysterie |
myōyaku-妙薬 | wondermiddel; wondermedicijn |
na-名 | een reputatie; naam; een goede naam; faam; beroemdheid; eer; glorie; een slechte reputatie; gerucht; roddel; kletspraatjes |
nabete-並べて | gewoon; gemiddeld |
nadaraka-なだらか | gelijkmatigheid; zachtheid; glooiend zijn; geleidelijk (oplopend) |
nadokoro-名所 | beroemde [bekende; interessante] plaats; bezienswaardigheid |
nagamochi-長持 | lange houdbaarheid |
nagara-ながら | (gevoegd achter een ww. geeft het aan een gelijktijdigheid van meerdere handelingen) terwijl; onder het...; al ...nde |
nagaremono-流れ者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
nagasaki-長崎 | Nagasaki, de naam van een stad in het zuiden van de prefectuur Nagasaki. |
nagashiba-流し場 | douchehoek of wasgelegenheid (zoals in Japan voorafgaand aan het baden) |
nagasu-流す | stromen; golven (geluid; elektriciteit) |
nagatachō-永田町 | de wijk Nagata in het Chiyoda district van Tokio (met o.a. het parlementsgebouw en de officiële residentie van de Minister-President) |
nagauta-長唄 | nagauta, een (lange) ballade gezongen met begeleiding van een shamisen (Japans snaarinstrument) |
nagori-名残 | gevoel van wanhoop [verdriet] bij een afscheid |
naifukuyaku-内服薬 | geneesmiddel voor inwendig gebruik |
naikakusōridaijin-内閣総理大臣 | minister-president; premier |
naimitsu-内密 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
naimu-内務 | binnenlandse (staats)zaken m.b.t. politie, publieke werken, algemene volksgezondheid (inclusief afvalverwerking en riolering) en lokaal bestuur |
naishin-内心 | (geometrie) middelpunt |
naisu・midi-ナイス・ミディ | leuke [aardige; aantrekkelijke] vrouw van middelbare leeftijd |
naisu・midoru-ナイス・ミドル | leuke [aardige; aantrekkelijke] man van middelbare leeftijd |
naito-ナイト | ridder; paard (schaken) |
naiyō-内用 | [私用] privé [particuliere; interne] zaken [aangelegenheid] |
naiyōbi-内容美 | schoonheid van inhoud; innerlijke schoonheid |
naiyōgo-内容語 | (taalkunde) woorden, zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, die de semantische betekenis in een zin aanduiden |
naka-中 | (van)uit; onder; in het midden; de middelste; temidden; tussen; in; inclusief |
naka-中 | middelpunt; centrum |
naka-中 | interval; tussenruimte; middenstuk |
nakaban-中番 | tussendienst; middelste werkschema |
nakabi-中日 | de middelste dag van een meerdaags evenement of sporttoernooi |
nakabi-中日 | de middelste dag van de equinox |
nakadachi-仲立ち | bemiddeling; tussenkomst; vertegenwoordiging |
nakadachi-仲立ち | bemiddelaar; tussenpersoon; medium; vertegenwoordiger |
nakadaka-中高 | de onderbouw [middenschool] en bovenbouw van middelbare scholen |
nakajima-中島 | een eiland midden in een vijver [rivier] |
nakanaka-中中 | halverwege; in het midden; neutraal |
nakane-中値 | gemiddelde prijs |
nakayubi-中指 | middelvinger |
nakenashi-なけなし | geringe hoeveelheid; het kleine beetje (weinige) dat men heeft |
nakigoe-鳴き声 | dierengeluiden (geblaf, gehinnik, gekwaak, gefluit, gemiauw, etc.) |
nakkurubōru-ナックルボール | (honkbal) een bal die met een speciaal effect wordt gegooid door de pitcher |
naku-鳴く | (het geluid maken van dieren) piepen; zingen; tjilpen; huilen; krijsen |
namahanka-生半可 | oppervlakkigheid; halfslachtigheid |
namahenji-生返事 | een vaag [onduidelijk] antwoord |
namaiki-生意気 | verwaandheid; vrijpostigheid; onbeschaamdheid; brutaliteit |
namaiki-生意気 | halfslachtigheid |
namaji-なまじ | onnadenkendheid; roekeloosheid; onbedachtzaamheid |
namakajiri-生齧り | oppervlakkigheid |
namakawa-生皮 | ongeleide huid [pels] |
namako-海鼠 | zeekomkommer (Holothuroidea) |
namameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
nami-並 | gewoon; doorsnee; gemiddeld |
namiashi-並足 | normaal [gemiddeld] looptempo; wandelpas |
namida-涙 | (in combinatie met een zelfstandig naamwoord) een kleine hoeveelheid; een beetje; licht(elijk) |
namidame-涙目 | ogen die gauw tranen (bij vermoeidheid, e.d.) |
namimakura-波枕 | het geluid van de golven bij nacht (als je in bed ligt) |
namitaitei-並大抵 | gewoon [middelmatig; doorsnee] zijn |
namuamidabutsu-南無阿弥陀仏 | Namu Amida Butsu, aanroeping van Amida Boeddha |
nan-南 | (in kanji combinaties) zuid; zuiden |
nan-軟 | (in samenstellingen) zachtheid; zacht zijn |
nanairotōgarashi-七色唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
nanakusa-七草 | zeven soorten; verscheidenheid; allerlei |
nanakusa-七草 | de zeven kruiden van de lente |
nanakusagayu-七草粥 | rijstepap, traditioneel gekookt met 7 kruiden (op de zevende dag van het nieuwe jaar) |
naname-斜め | vervormd; verdraaid; verwrongen |
nanatsu-七つ | werd vroeger gebruikt voor tijdsaanduidingen: ca. 4 uur in de morgen of middag |
nanbā・sukūru-ナンバー・スクール | (een van) de acht oudste en meest prestigieuze middelbare scholen in Japan (in de Meiji periode) |
nanbei-南米 | Zuid-Amerika |
nanboku-南北 | Noord en Zuid (let. Zuid en Noord) |
nanbokuamerika-南北アメリカ | Noord -en Zuid-Amerika |
nanbokuni-南北に | van noord naar [tot] zuid |
nanbu-南部 | het zuidelijk deel; het zuiden |
nanbyō-難病 | ziekten die door het Japanse Ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn zijn aangeduid als zeldzame en hardnekkige ziekten |
nandemokademo-何でも彼でも | alles (zonder enig onderscheid); alles (wat dan ook) |
nandemokandemo-何でもかんでも | alles (zonder onderscheid) |
nandemonai-何でもない | niets (ernstigs); onbeduidend |
nando-難度 | moeilijkheidsgraad |
naniganashi-何がなし | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden] |
nanigashi-某 | een bepaalde hoeveelheid [som] |
nanikanashi-何彼無し | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden]; op de één of andere manier |
nanikato-何彼と | alles en nog wat; het een en ander; verscheidene |
nanka-南下 | het zuidwaarts [naar het zuiden] gaan |
nankyoku-南極 | Zuidpool |
nankyokuken-南極圏 | zuidpoolcirkel |
nankyokutairiku-南極大陸 | Antarctica; zuidpoolgebied |
nanmaidabu-なんまいだぶ | een informele korte vorm van ’Namu Amidabutsu’ (aanroeping van Amida Boeddha) |
nannantō-南南東 | het zuidzuidoosten |
nannanzai-南南西 | het zuidzuidwesten |
nanori-名乗り | zijn naam (en overige informatie) geven; zijn kandidatuur aankondigen |
nanori-名乗り | naam na het bereiken van volwassenheid bij adelijke en samoerai families |
nanoru-名乗る | zichzelf introduceren [voorstellen] (met naam); zichzelf identificeren [aankondigen; bekendmaken] als (met titel, beroep, etc.) |
nanoru-名乗る | namen geven aan vogels en insecten naar het geluid dat ze maken |
nanpa-軟派 | verleider; playboy; rokkenjager |
nanpū-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind; zomerwind |
nanpū-南風 | liedjes uit het zuiden |
nansei-南西 | het zuidwesten |
nanteki-難敵 | een machtige [formidabele] vijand; een sterke tegenstander |
nanten-南天 | de zuidelijke hemel |
nantō-南東 | het zuidoosten |
nan'ō-南欧 | Zuid-Europa |
nan'yō-南洋 | de Stille Zuidzee |
nan'yō-南洋 | de eilanden in de Stille Zuidzee (zoals de Filippijnen, Indonesië, e.a.) |
nareru-熟れる | rijp worden; volwassen [volgroeid] worden |
nari-鳴り | het klinken; de klank; het gerinkel; geluid; resonantie |
narishingu・kurīmu-ナリシング・クリーム | voedende huidcrème |
narōkyasutingu-ナローキャスティング | narrowcasting, een internetcommunicatie-model, gebaseerd op een verspreidingsmechanisme en een gefragmenteerd gebruik van de inhoud |
naru-成る | (voltooid) worden [zijn] |
naru-鳴る | klinken; luiden; bellen; rinkelen; slaan (van een klok bv.) |
naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
nasake-情け | goedheid; mededogen; sympathie |
nasakeshirazu-情け知らず | genadeloosheid; harteloosheid |
nasakeyōsha-情け容赦 | mededogen en vergevingsgezindheid; genade |
nasaru-為さる | (dit is een beleefdheidsvariant van het werkwoord suru) doen |
nasaru-為さる | (gebruikt als hulp-ww. om beleefdheid uit te drukken; wordt niet vertaald of uitgedrukt door de toevoeging: alstublieft) |
nashikuzushi-済し崩し | geleidelijke ontmanteling [afbraak] |
nata-鉈 | bijl; hakmes; leidekkershamer |
natsukaze-夏風邪 | een zomer- [warm weer] verkoudheid |
natsukodachi-夏木立 | een bos dat in de zomer dicht begroeid is |
natsunari-夏成り | een landbouw-belasting over de opbrengsten van de zomer-oogst (stamt uit de Middeleeuwen) |
natsuume-夏梅 | zilverwingerd (plant: Actinidia polygama) |
nattoku-納得 | instemming; aanvaarding; volgzaamheid; toegeeflijkheid; meegaandheid |
ne-音 | (in kanji combinaties) geluid; toon; klank |
nebari-粘り | plakkerigheid; kleverigheid |
nebarike-粘り気 | plakkerigheid; kleverigheid |
negau-願う | bidden |
negawakuwa-願わくは | ik bid (tot God dat...) |
nejireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
neko-猫 | bijnaam van een shamisen (een muziekinstrument, zo genoemd omdat het vaak met kattenhuid is bekleed) |
nekokaburi-猫被り | hypocrisie; huichelarij; schijnheiligheid; |
nemawashi-根回し | het voorbereidend werk; grondwerk; het leggen van de basis; het achter de schermen manoeuvreren; consensus bereiken om iets te kunnen verwezenlijken |
nemimi-寝耳 | geluiden die je hoort terwijl je slaapt |
nemuke-眠気 | slaperigheid |
nemurigusuri-眠り薬 | slaapmiddel |
nen-念 | voorzichtigheid |
nenbutsu-念仏 | invocatie [gebed; recitatie] voor Amida Boeddha (door het reciteren van zijn naam) |
nenchū-粘稠 | stroperigheid; viscositeit; dik-vloeibaarheid |
nendai-年代 | vroeger tijdperk; oudheid |
nennotame-念のため | voor de zekerheid |
nensei-粘性 | viscositeit; stroperigheid; kleverigheid |
nenshō-年少 | jeugdigheid; jong zijn |
nenzuru-念ずる | bidden |
neru-練る | kennis [bekwaamheid] verbeteren door oefenen [trainen] |
nessei-熱誠 | totale [warme] eerlijkheid [oprechtheid] |
nesshō-熱傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
netsuke-熱気 | koortsachtigheid; koortsig zijn |
netsuryō-熱量 | hoeveelheid warmte; calorische waarde |
netsusamashi-熱冷まし | koortsverlagend geneesmiddel; koortswerend middel |
netsuzō-捏造 | verzinsel; onwaarheid; bedenksel; bedrog; vervalsing |
nezumitori-ネズミ捕り | (politieterm) autoval (voor het registreren van snelheidsovertredingen) |
nezumizan-鼠算 | snelle vermenigvuldiging; snelle toename (in aantal); snelle verspreiding |
ni-に | (bij tijdsaanduidingen) om; in |
ni-に | (bij plaatsaanduidingen) in; op; bij; aan |
ni-丹 | rode aarde (bevat cinnaber of kwiksulfide) |
ni-荷 | last; moeite; verantwoordelijkheid; verplichting |
nibui-鈍い | dof; vaag; kleurloos; onduidelijk; vaag |
nichibeianzenhoshōjōyaku-日米安全保障条約 | het Japans-Amerikaanse Veiligheidsverdrag |
nichijōsahanji-日常茶飯事 | schering en inslag; de gewone [alledaagse] zaken (afgeleid van het dagelijks eten); een alledaagse gebeurtenis |
nigate-苦手 | zwakte; zwak punt; onhandigheid; onkundigheid |
nigori-濁り | onzuiverheid; onreinheid |
nihonsankei-日本三景 | de drie bewonderingswaardige landschappen in Japan (Matsushima, Amanohashidate, en Miyajima) |
nihonyakkyokuhō-日本薬局方 | de officiële Japanse farmacopee (handboek van geneesmiddelen) |
nijūjinkaku-二重人格 | dubbele persoonlijkheidsstoornis |
nikoyon-にこよん | dagloner; dagarbeider |
nikuatsu-肉厚 | dikheid; vetheid; vlezigheid |
nikuiro-肉色 | huidkleur; vleeskleur |
nikushimi-憎しみ | haat; wrok; vijandigheid |
nikushin-肉親 | familielid; bloedverwant |
nikushitsu-肉質 | vlezigheid |
nikutairōdō-肉体労働 | fysieke [lichamelijke] arbeid |
nikyoku-二極 | bipolariteit; tweepoligheid |
nimaijita-二枚舌 | oplichterij; oneerlijkheid; bedrog; onbetrouwbaarheid |
nin-仁 | sympathie; welwillendheid; liefdadigheid |
ningen-人間 | mens; persoon; mensheid |
ningendokku-人間ドック | algeheel [uitgebreid] medisch (lichamelijk) onderzoek |
ningenkokuhō-人間国宝 | levend nationale kunstschat (titel gegeven aan kunstenaars of traditionele ambachtslieden met een zeer hoge technische bekwaamheid) |
ningenmi-人間味 | menselijkheid; menslievendheid; zachtaardigheid |
ningensei-人間性 | de menselijke natuur [aard]; menselijkheid |
ninjō-人情 | menselijk gevoel; menselijkheid; vriendelijkheid; menselijke aard |
ninjū-忍従 | onderwerping; overgave; ondergeschiktheid |
ninku-忍苦 | uithoudingsvermogen; weerstand; lijdzaamheid |
ninkyō-任侠 | ridderlijkheid; hoffelijkheid |
ninpu-人夫 | (hand)arbeider; werkman; bouwvakker; sjouwer; kruier |
ninsoku-人足 | arbeider [dagloner] (in havens, bouwplaatsen e.d.) |
niryūkatanso-二硫化炭素 | Koolstofdisulfide |
nisankaiō-二酸化硫黄 | zwaveldioxide |
nisankatanso-二酸化炭素 | koolstofdioxide; kooldioxide; koolzuurgas |
nishibi-西日 | namiddagzon; ondergaande zon (in het westen) |
nishitsunomedori-西角目鳥 | papegaaiduiker |
nissharyō-日射量 | hoeveelheid zonnestraling; insolatie; blootstellen aan zonnestralen |
nitto-ニット | breiwerk; gebreide stof; gebreid kledingstuk |
nittowea-ニットウェア | gebreide kleding |
niyaku-荷役 | havenarbeider; dokwerker |
niyori-により | volgens; door (middel); vanwege |
nīzu-ニーズ | behoefte); benodigdheid; vereiste |
nō-能 | talent; vaardigheid; bekwaamheid; gave |
nōauto-ノーアウト | (honkbal) nul uit (nog geen slagmannen uitgegooid) |
nōben-能弁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
noberu-延べる | (uit)strekken; (uit)spreiden; openvouwen |
noberuti-ノベルティ | nieuwigheid; noviteit; nieuw product |
nobori-上り | van zuid naar noord Kyoto gaan |
noborizaka-上り坂 | opwaartse [oplopende] helling; bergopwaarts; groeiend; herstellend (economie); verbetering (weer, gezondheid) |
nobushi-野武士 | (in de middeleeuwen) boeren die (in groepen) verslagen samoerai aanvielen en zich hun uitrustingen, etc. toeëigenden |
nobutoi-野太い | (van een stem) luid; hard; schor |
nochizoi-後添い | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
nōfu-納付 | betaling (van belastingen, bekeuringen, e.d. aan overheidsinstellingen) |
nogiku-野菊 | wilde chrysant (Asteroideae) |
nōhau-ノーハウ | deskundigheid; (vak)kennis; expertise |
nōhi-能否 | competentie en incompetentie; bekwaamheid en onbekwaamheid |
nōhittonōran-ノーヒットノーラン | (honkbal) een wedstrijd waarin geen van beide teams een honkslag hebben geslagen |
noizu-ノイズ | (hard) geluid; lawaai; ruis |
nōkō-濃厚 | (sterke) waarschijnlijkheid; grote kans |
nōmitsu-濃密 | volheid; diepte (van smaak, b.v.); gedetailleerdheid |
nonki-呑気 | zorgeloosheid; nonchalance; onbezorgdheid |
nōran-悩乱 | angst; ongerustheid; angstig [van streek] zijn |
nori-糊 | lijm; plakmiddel; kleefstof; stijfsel |
norikae-乗り換え | overstap (wisselen van vervoermiddelen) |
norikaeru-乗り換える | overstappen (vervoermiddelen) |
noriki-乗り気 | interesse; gretigheid; vurigheid; enthousiasme |
noru-乗る | misleid [bedrogen] worden |
noru-乗る | (zich) goed verdelen [uitspreiden; uitsmeren] |
nōryoku-能力 | vaardigheid; bekwaamheid; competentie; vermogen; capaciteit |
nōsagyō-農作業 | agrarisch werk; landbouwarbeid |
nōsai-能才 | vermogen; bekwaamheid; vakkundigheid |
nōsei-農政 | landbouwbeleid; landbouwpolitiek |
nōsotchū-脳卒中 | attaque; beroerte; CVA (cerebro vasculair accident) |
nōtenki-脳天気 | geheel zonder zorgen; onbezorgdheid; lichtzinnigheid |
notto-ノット | knoop (eenheid voor snelheid van schepen) |
nouhau-ノウハウ | deskundigheid; (vak)kennis; expertise |
nōyaku-農薬 | (chemische) bestrijdingsmiddelen; landbouwchemicaliën |
nuhi-奴婢 | paria [outcast] in de juridische hiëarchie van de Heian periode (eind 7e tot 10e eeuw) |
nukabukuro-糠袋 | een stoffen zak gevuld met rijstzemelen om de huid mee te schrobben tijdens het baden |
nukegara-抜け殻 | een afgeworpen huid (van een slang, insect, etc.) |
nukeme-抜け目 | onvoorzichtigheid; onoplettendheid; nalatigheid |
nukesaku-抜け作 | dwaas; idioot; domkop |
nukureochido-ヌクレオチド | nucleotide (chemie) |
numeri-滑り | slijm; slijmerigheid |
nūn-ヌーン | het middaguur; 12 uur 's middags |
nurenezumi-濡れ鼠 | (lett. een natte muis of rat) kletsnat zijn; doorweekt tot op de huid zijn |
nushi-主 | eigenaar; bezitter; meester; leider |
nusumu-盗む | ideëen [gedachten] stelen en imiteren; zich iets toeëigenen; afkijken; plagiaat plegen; in het geheim iets van iem. leren |
nyojitsu-如実 | werkelijkheid; realiteit; feit |
nyojitsu-如実 | (boeddhisme) absolute waarheid |
nyuansu-ニュアンス | nuance; schakering; gering onderscheid |
nyūgaku-入学 | inschrijving; toelating (tot een school, opleiding, etc.) |
nyūgakusuru-入学する | zich inschrijven (bij een school); met een opleiding beginnen |
nyūton-ニュートン | newton (eenheid van kracht) |
nyū・dīru-ニュー・ディール | reeks economische maatregelen van de Amerikaanse president F. Roosevelt om de Grote Depressie van 1929 te overwinnen |
nyū・furontia-ニュー・フロンティア | New Frontier, de naam die John F. Kennedy gaf aan zijn regeringsprogramma tijdens de presidentsverkiezingen in 1960 |
o-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
ōbābaransu-オーバーバランス | onevenwichtigheid; het evenwicht verliezen |
ōbākiru-オーバーキル | overmatig streng economisch beleid |
obasan-小母さん | (aanspreektitel voor vrouw van middelbare leeftijd) mevrouw |
ōbāsukiru-オーバースキル | overschot aan geschoolde arbeidskrachten; overgekwalificeerdheid |
obiyakasu-脅かす | intimideren; (be)dreigen |
oboe-覚え | zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid |
oboroge-朧げ | vaagheid; onduidelijkheid |
ōbun-応分 | geschiktheid; gepastheid; draagkracht; vermogen |
ochimusha-落ち武者 | (spreektaal) student, kandidaat, of sollicitant die heeft gefaald in zijn [haar] ondernemingen |
ōdā-オーダー | ordeteken; onderscheidingsteken |
odayaka-穏やか | rust; vreedzaamheid; vredigheid |
ōdio-オーディオ | audio; geluid |
ōdō-横道 | kwaad; kwaadaardigheid; zonde; verdorvenheid |
ogamu-拝む | bidden; eerbied bewijzen (aan) |
ōgonbunkatsu-黄金分割 | gulden snede; sectio aurea; sectio divina (de verdeling in uiterste en middelste reden) |
ogori-驕り | arrogantie; hooghartigheid; verwaandheid |
ogoru-奢る | in luxe leven; een luxueus leven leiden |
ōhei-横柄 | hooghartigheid; trots; hoogmoed |
ohizamoto-お膝元 | in de nabijheid [aan de zijde] van een hooggeplaatste persoon\ |
ohizamoto-お膝元 | de residentie van de keizer of de shogun |
oichirasu-追い散らす | wegjagen; verjagen; uiteendrijven; verspreiden |
oiharau-追い払う | wegjagen; uiteendrijven; verspreiden |
oikirichōkyō-追い切り調教 | een snelheidstraining (van paarden) |
ōja-王者 | leider; topman (in een organisatie e.d.) |
okaeshi-お返し | vergelding; wraak; (fig.) terugbetaling (in gelijke munt); een quid pro quo |
okashi- お菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
okashira-お頭 | het hoofd; de baas; de leider |
okimono-置物 | (fig.) hoofd [leider] alleen in naam; stroman; zetbaas |
okishidanto-オキシダント | (scheikunde) oxidant |
okite-掟 | plan; voorbereiding; procedure |
ōkō-横行 | het woekeren; hoogtij vieren; wijdverspreid [veelvoorkomend] zijn |
okoshi-御越し | een beleefdheidsvorm voor: de komst; het komen; het gaan |
okubyō-臆病 | lafheid; bangheid; zwakheid |
okumaru-奥まる | bescheiden [verlegen] zijn |
okuru-送る | (iem.) uitgeleide doen [uitzwaaien] |
okuru-送る | afscheid (moeten) nemen; (een naaste) verliezen |
okuyukashii-奥ゆかしい | mooi; gracieus; elegant; smaakvol; verfijnd; bescheiden; teruggetrokken |
okuyuki-奥行き | (fig.) diepgang (van iemands persoonlijkheid, gedachten, e.d.) |
ōkyū-応急 | noodoplossing; tijdelijke oplossing; lapmiddel |
omae-御前 | (arch. beleefdheidsaanduiding) zich onder de ogen van goden, boeddha's of hooggeplaatste personen bevinden |
omatsurisawagi-御祭り騒ぎ | feestvreugde; onstuimige vrolijkheid; knalfeest |
ometsukeyaku-お目付役 | (beleefd) waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
omiyage-御土産 | bruidsschat |
omodaka-沢瀉 | (plant) driebladig pijlkruid (Sagittaria trifolia) |
omoi-思い | gedachte; idee; gevoel |
omoi-重い | stevig; solide |
omoiyari-思い遣り | attentheid; voorkomendheid; zorgzaamheid |
omosa-重さ | belang; belangrijkheid |
omotekata-表方 | (in het theater) personeel dat in direct in contact staat met de bezoekers (kaartverkopers, begeleiders etc) |
omotenashi-お持て成し | gastvrijheid; onthaal; ontvangst |
omouzonbun-思う存分 | naar hartelust; naar volle tevredenheid; volop; met volle teugen; tot het uiterste; zonder zich in te houden |
ōmu-オーム | Ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
on-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
on-音 | geluid; klank |
onaji-同じ | hetzelfde; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
ōnā・shisutemu-オーナー・システム | een door werknemers geleide onderneming |
onchi-音痴 | toondoofheid |
onchō-恩寵 | gunst; vriendelijkheid; genade |
ondo-音頭 | het voorgaan; de leiding [het voortouw] nemen |
onga-温雅 | warmte en sierlijkheid; sereniteit en elegantie |
ongi-恩義 | (morele) verplichting; gunst; dankbaarheid |
ongusutorōmu-オングストローム | ångström (eenheid van lengte, 10⁻¹⁰ meter = 0,1 nanometer) |
ongyoku-音曲 | Japanse traditionele liedjes, begeleid door shamisen muziek |
onjō-温情 | warme gevoelens; medeleven; genade; welwillendheid |
onkochishin-温故知新 | lessen trekken uit het verleden; nieuwe ideeën krijgen door de geschiedenis te bestuderen |
onnatarashi-女誑し | verleiding; het verleiden [versieren] van vrouwen |
onpa-音波 | geluidsgolf |
onryō-音量 | (geluid)volume |
onsei-音声 | stem(geluid); audio |
onsu-オンス | (gewichtseenheid) Engelse ons (=28,3 gram; in de goudhandel 31, 10 gram) |
ōnusa-大幣 | een houten staf met meerdere slingers van stof of papier (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
on・za・jobu・torēningu-オン・ザ・ジョブ・トレーニング | praktijkopleiding; opleiding tijdens het werk |
ōō-往往 | vaak; af en toe; bij gelegenheid |
oobanburumai-大盤振る舞い | gulle gastvrijheid; gulheid |
oogoe-大声 | een luide [harde] stem |
oogosho-大御所 | leidende [invloedrijke; machtige] persoon |
ooguchi-大口 | grote hoeveelheid |
oometsuke-大目付 | inspecteur-generaal van de overheid in de Edo-periode |
oomori-大盛り | een (extra) grote hoeveelheid [portie] (voedsel) |
oomukashi-大昔 | het verre verleden; de oudheid; heel lang geleden |
ooraka-大らか | ruimdenkendheid; vrijmoedigheid |
ootono-大殿 | paleis; residentie |
oowarai-大笑い | dwaasheid; lachertje; mikpunt [voorwerp] van spot |
oowaraisuru-大笑いする | schaterlachen; luid [bulderend] lachen; brullen van het lachen |
ooyama-大山 | grote gok; veel; grote hoeveelheid |
ooyorokobi-大喜び | grote vreugde [blijdschap]; opgetogenheid |
operētā-オペレーター | organisator; bedrijfsleider |
opinion・rīdā-オピニオン・リーダー | opinieleider; opiniemaker; opinievormer |
ōpun-オープン | openlucht; open ruimte; buitenlucht; openbaarheid |
ōpuningu-オープニング | kans; gelegenheid |
ōpun・dētingu・shisutemu-オープン・デーティング・システム | het systeem van het labelen van producten met de houdbaarheidsdatum en de productiedatum |
ōpun・shoppu-オープン・ショップ | een bedrijf [kantoor] waar de werknemers niet verplicht zijn lid te worden van de vakbond |
opushon-オプション | keus; keuze; alternatief; mogelijkheid |
opushonaru・tsuā-オプショナル・ツアー | optionele excursie; facultatieve rondleiding (bij een geboekte reis) |
oregano-オレガノ | oregano (tuinkruid) |
orei-御礼 | etiquette; decorum; beleefdheid |
oreimairi-御礼参り | tempelbezoek om een godheid of Boeddha te bedanken voor de vervulling van een wens |
oresama-俺様 | (nogal pompeuze, arrogante duiding van zichzelf) ik |
orifushi-折節 | (op) dat moment; (bij) die gelegenheid |
origami-折り紙 | waarmerk; keurmerk; certificaat van echtheid |
orihime-織り姫 | textielarbeidster; weefster |
orijinaritī-オリジナリティー | originaliteit; oorspronkelijkheid |
orimono-下り物 | vaginale afscheiding; kraamvloed; nageboorte |
oroka-愚か | idioot; belachelijk |
orosoka-疎か | nonchalance; slordigheid; onzorgvuldigheid |
ōrubakku-オールバック | (helemaal) naar achteren gekamd haar (zonder scheiding) |
ōrudo・gāru-オールド・ガール | oudje; beste meid |
orutānatibu-オルターナティブ | alternatief; optie; keuze(mogelijkheid); uitweg |
ōrutānatibu-オールターナティブ | alternatief; andere mogelijkheid [optie] |
osa-長 | hoofdman; stamhoofd; opperhoofd; chef; leider; oudste |
osan-御三 | keukenmeid; keukenmeisje |
oshige-惜しげ | tegenzin; spijt; terughoudendheid |
ōshigoto-大仕事 | grote werkzaamheid; enorme ondernemingsactiviteit; levenswerk |
ōshokushu-黄色種 | xanthoom (gele gezwelvorming in de huid) |
ōshu-王者 | leider; topman (in een organisatie e.d.) |
oso-悪阻 | Zwangerschapsmisselijkheid (Hyperemesis gravidarum) |
ōsō-押送 | escorte (gewapende begeleiding); overplaatsing (v.e. gevangene) |
ōsoritī-オーソリティー | autoriteit; gezag; overheidsinstantie |
osumashi-お澄まし | preutsheid; een preuts persoon |
ote-御手 | beleefdheidsvorm voor hand |
ote-御手 | beleefdheidsvorm voor iemands handschrift |
otemae-お手前 | bekwaamheid; talent; vakmanschap |
otenba-お転婆 | een wilde [jongensachtige] meid; wildebras |
oto-音 | geluid; klank; lawaai |
otokozuki-男好き | lichtzinnigheid; losbandigheid; een verliefde [losbandige] vrouw |
oyabune-親船 | moederschip (groot schip dat het middelpunt van een vloot vormt) |
oyaomoi-親思い | liefde [genegenheid] voor je ouders |
ozzu-オッズ | winstkansen; waarschijnlijkheid om te winnen (bij een weddenschap b.v.) |
ō・bī-オー・ビー | alumnus; afgestudeerde; reünist; senioren lid |
paburikku・inborubumento-パブリック・インボルブメント | burgerparticipatie in beleidsvoering |
paburikku・kōporēshon-パブリック・コーポレーション | openbaar bedrijf; publieke instantie; overheidsbedrijf |
pachipachi-ぱちぱち | geknetter; knappend geluid |
pachipachi-ぱちぱち | geklik (het repeterende geluid van achter elkaar foto schieten) |
padokku-パドック | omheinde weide voor paarden (bij een paardenstal of renbaan) |
paionia-パイオニア | pionier; baanbreker; wegbereider |
paipurain-パイプライン | pijpleiding; pijplijn |
pākingu-パーキング | het parkeren; parkeergelegenheid |
pandane-パン種 | rijsmiddel voor brood (zoals gist, e.d.) |
panerā-パネラー | panellid |
panerisuto-パネリスト | panellid |
panorama-パノラマ | panorama; weids landschap; weids uitzicht |
panpan-ぱんぱん | (onomatopee) pang pang; geluid van geknal [schoten; vuurwerk, etc.) |
parachion-パラチオン | parathion (zeer giftig insecticide) |
parafurēzu-パラフレーズ | een parafrase; omschrijving; verduidelijking |
parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
parapara-ぱらぱら | (onomatopee) (her en der) verspreid zijn [liggen] |
parapara-ぱらぱら | (onomatopee) schaars; verspreid; (van iemands haar) piekerig; in losse plukken geknipt |
patapata-ぱたぱた | (geluid van) gekletter (regen); getrippel (voeten); geklapper (doek, etc.); geflapper (vleugels) |
pātishon-パーティション | scheidingsmuur; tussenschot; partitie |
paurisuta-パウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
penisu-ペニス | penis; lid; mannelijk geslachtsdeel |
pēpā・puran-ペーパー・プラン | een plan dat alleen maar op papier bestaat, en waarvan de haalbaarheid of uitvoerbaarheid klein is |
perusona-ペルソナ | mens; persoon; persoonlijkheid |
peseta-ペセタ | peseta (vroegere Spaanse munteenheid) |
peso-ペソ | peso (munteenheid, tegenwoordig van diverse Zuid-Amerikaanse landen en de Filipijnen) |
pēsu-ペース | stap; tred; loopsnelheid |
pēsutorī-ペーストリー | deeg; pasteideeg; brooddeeg; taartendeeg |
pijin・ingurisshu-ピジン・イングリッシュ | Pidginengels (handelstaal op basis van het Engels) |
pinboke-ピンぼけ | (fotografie) onscherp; onduidelijk |
pirafu-ピラフ | pilav (rijstgerecht uit het Midden-Oosten) |
piramiddo-ピラミッド | pyramide |
pirimijin-ピリミジン | pyrimidine |
piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) scheurend (geluid) |
piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) fluitend (geluid) |
pitchi-ピッチ | snelheid en frequentie waarmee een handeling wordt herhaald |
pī・emu-ピー・エム | (post meridiem) na de middag |
pī・eruhō-ピー・エル法 | (Product Liability Law) productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
pī・pī・emu-ピー・ピー・エム | (parts per million) deeltjes per miljoen (eenheid die een miljoenste aanduidt) |
pī・shīkādo-ピー・シーカード | insteekkaart (uitbreidingskaart bestemd voor notebooks; oude computer term) |
pochapocha-ぽちゃぽちゃ | (onomatopee) het geluid van opspattend water |
pōchi-ポーチ | zak(je); buidel; tas |
pokanto-ぽかんと | met een krak [klap; bons] (geluid) |
pokkuri-ぽっくり | erg breekbaar zijn; breekbaarheid |
pokkuri-ぽっくり | het geluid van de hoeven van een paard dat stapvoets loopt |
pondo-ポンド | pond (gewicht); pond (munteenheid) |
poriamido-ポリアミド | polyamide |
porienkabinīru-ポリ塩化ビニール | polyvinylchloride (PVC) |
porikō-ポリ公 | (afgeleid van het Engels: police; informeel, ook beledigend) politieagent |
porishī-ポリシー | beleid; politieke maatregelen |
pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van het vallen van een druppel [traan] |
pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van iets dat uit de handen glijdt |
potchi-ぽっち | klein beetje; slechts; schamel; onbeduidend |
pōtto-ぽうっと | scherp [schril] geluid |
pūpū-ブーブー | (onomatopee) knor-knor (geluid van een varken) |
puraimarī・kea-プライマリー・ケア | eerstelijnsgezondheidszorg |
puraimu・taimu-プライム・タイム | primetime (zendtijd met de grootste luister- of kijkdichtheid) |
puraisu・rīdāshippu-プライス・リーダーシップ | prijsleiderschap (systeem waarin marktprijzen worden bepaald door toonaangevende, machtige bedrijven) |
purē-プレー | (afk. van play ball) oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
purēbōru-プレーボール | oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
purejidento-プレジデント | president; voorzitter |
pureppī-プレッピー | leerling van een (op de universiteit) voorbereidende school |
pureryūdo-プレリュード | prelude; inleiding; voorspel |
puripeidokādo-プリペイド・カード | prepaidkaart |
puripeido・kādo-プリペイド・カード | prepaid kaart (telefoon) |
purobabiritī-プロバビリティー | waarschijnlijkheid |
purodakushon・chīmu-プロダクション・チーム | productieteam; programmaleiding |
puropōshon-プロポーション | verhouding; evenredigheid; percentage; relatie; balans |
puroretaria-プロレタリア | proletariër (bezitloze arbeider) |
puroretariāto-プロレタリアート | proletariaat (klasse van bezitloze arbeiders) |
purorōgu-プロローグ | proloog; voorwoord; inleiding |
purosessā-プロセッサー | processor; centrale verwerkingseenheid, CVE (computer) |
putsuputsu-ぷつぷつ | (huid)uitslag; hobbelig; knobbelig; rafelig |
pyūpyū-ぴゅうぴゅう | (onomatopee) scherp [schril] [hoog] fluitend geluid van wind of projectielen |
rabu・ōru-ラブ・オール | (Eng.: love all) (score bij sportwedstrijd, b.v. tennis) 0-0; nul-nul; (bij bridge) niemand kwetsbaar |
rachi-拉致 | ontvoering; kidnapping |
rai-癩 | lepra; melaatsheid |
raibyō-癩病 | lepra; melaatsheid |
raichō-来聴 | het bijwonen van (een lezing, muziek, etc.); aanwezigheid |
raiden-ライデン | Leiden (stad in Nederland) |
raidō-雷同 | volgzaamheid (zonder zelf na te denken blind navolgen wat anderen doen) |
raifurain-ライフライン | reddingslijn; scheidslijn tussen leven en dood; verbindingslijn |
raijō-来場 | aanwezigheid; bezoek; opkomst |
raikai-来会 | aanwezigheid op een bijeenkomst [vergadering] |
rakujin-楽人 | een zorgeloos persoon; iemand die een zorgeloos leventje leidt |
rakusei suru-落成する | voltooid [afgebouwd] zijn |
rakutan-落胆 | ontmoediging; neerslachtigheid; teleurstelling |
ran-濫 | (in kanji combinaties) overvloed; overstroming; overdaad; verspreiding |
ran-蘭 | orchidee |
ranchikisawagi-乱痴気騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
randa-懶惰 | luiheid; laksheid; gemakzuchtigheid |
rangyō-乱行 | gewelddadig gedrag; wangedrag; losbandigheid |
ranjuku-爛熟 | overrijpheid; overrijp zijn |
ranjuku-爛熟 | volledige wasdom; complete rijpheid; volledig ontwikkeld zijn |
rannāzu・hai-ランナーズ・ハイ | runner's high ( een toestand tijdens het hardlopen waarbij ademhaling en snelheid voor het gevoel perfect op elkaar zijn afgestemd) |
ranritsu-乱立 | teveel [een overschot aan] (mensen, kandidaten, etc.) |
ransha-乱射 | wilde schietpartij (zonder aanleiding en gerichtheid) |
rantaisei-卵胎生 | ovoviviparie; eierlevendbarendheid |
ran'ō-卵黄 | eierdooier; eidooier; eigeel |
rasseru-ラッセル | (te voet) de route vrijmaken bij een bergbeklimming; een bergbeklimming leiden |
ratsuwan-辣腕 | scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid |
raudosupīkā-ラウドスピーカー | luidspreker |
rei-礼 | beleefdheid; etiquette; respect; fatsoen |
rei-礼 | dank; dankbaarheid |
rei-隷 | (afkorting van reisho) kalligrafie stijl voor kanji (ontwikkeld volgens traditie voor een algemene leesbaarheid; ook wel kopiist-schrift genoemd) |
reigen-冷厳 | grimmigheid; strengheid |
reigen-霊験 | wonder; wonderbaarlijke werkzaamheid [doeltreffendheid] |
reigi-礼儀 | hoffelijkheid; beleefdheidsvormen; etiquette; goede manieren |
reihaijo-礼拝所 | plaats van verering [godsdienstbeoefening; aanbidding, e.d.] |
reihitsu-麗筆 | erenaam ter aanduiding van een (schrijf)penseel |
reihō-礼法 | hoffelijkheid; beleefdheidsvormen; etiquette; goede manieren |
reiji-零時 | middernacht; 12 uur 's nachts |
reiji-零時 | midden op de dag; 12 uur 's middags |
reijin-麗人 | een schoonheid; mooie vrouw |
reijō-礼譲 | hoffelijkheid; beleefdheid |
reiketsu-冷血 | koudbloedigheid (dierkunde) |
reiketsu-冷血 | harteloosheid; ongevoeligheid |
reikoku-冷酷 | wreedheid; meedogenloosheid; harteloosheid |
reimairi-礼参り | tempelbezoek om een godheid of Boeddha te bedanken voor de vervulling van een wens |
reisei-冷静 | kalmte; rust; bedaardheid; evenwichtigheid |
reisetsu-礼節 | etiquette; beleefdheid; goede manieren |
reishi-霊芝 | gesteelde lakzwam (Ganoderma lucidum) |
reisho-隷書 | (afkorting van reisho) kalligrafie stijl voor kanji (ontwikkeld volgens traditie voor een algemene leesbaarheid; ook wel kopiist-schrift genoemd) |
reitetsu-冷徹 | koelbloedigheid |
reitoku-令徳 | zuiverste deugdzaamheid [deugd] |
reiyaku-霊薬 | wondermiddel (medicijn) |
reizen-冷然 | koude; stijfheid; een koele [kille; afstandelijke; onverschillige] houding |
reizoku-隷属 | ondergeschiktheid; dienstbaarheid; slavernij |
rejidensu-レジデンス | (Eng.: residence) residentie; woning; verblijfplaats; woonplaats |
rejion・donūru-レジオン・ドヌール | (Frans: Légion d’honneur) Legioen van Eer (ridderorde) |
rekidan-轢断 | in tweeën [doormidden] gesneden zijn (door overrijden van b.v. een trein) |
rekijitsu-暦日 | kalenderdag gerekend van middernacht tot de volgende middernacht |
rekkitoshita-歴とした | echt; onmiskenbaar; duidelijk; onweerlegbaar; wettelijk |
ren-連 | een riem (hoeveelheid papier) |
renai-恋愛 | liefde; verliefdheid |
renbo-恋慕 | liefde; tedere gevoelens; genegenheid |
renjuku-練熟 | bekwaamheid; vaardigheid; vakkundigheid; behendigheid; ervaring |
renkō-連行 | begeleiding naar een politiebureau (niet geheel op vrijwillige basis) |
renpira-レンピラ | lempira (munteenheid van Honduras) |
renpīra-レンピーラ | lempira (munteenheid van Honduras) |
renpōsōsakyoku-連邦捜査局 | federale veiligheidsdienst (FBI, Federal Bureau of Investigation) |
rensō-連想 | associatie (van woorden of ideeën) |
rentai-連帯 | solidariteit |
rentaiishiki-連帯意識 | solidariteitsgevoel; solidariteitsbesef |
renza-連座 | betrokkenheid; het betrokken zijn bij |
reppaku-裂帛 | (het geluid van) scheuren of knippen van een stuk stof |
reppaku-裂帛 | een luide [schrille] kreet [schreeuw] |
repura-レプラ | lepra; melaatsheid |
ressei-劣勢 | minderwaardigheid; nadeel; ongunstige situatie |
resseki-列席 | aanwezigheid; het bijwonen; aanwezig zijn |
resse・fēru-レッセ・フェール | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
resuponshibiritī-レスポンシビリティー | verantwoordelijkheid |
retsui-劣位 | inferioriteit; ondergeschiktheid; ondergeschikte positie |
retsujaku-劣弱 | minderwaardigheid |
retsuza-列座 | aanwezigheid; presentie |
rettōkan-劣等感 | minderwaardigheidscomplex |
rēzā・disuku-レーザー・ディスク | laserdisk; Cd-video (een analoge optische schijf voor het bewaren van beeld en geluid) |
riben-利便 | gemak; geschiktheid; bruikbaarheid |
ribensei-利便性 | gemak; gebruiksvriendelijkheid |
ribetsu-離別 | (echt)scheiding; afscheid |
rīdā-リーダー | leider |
ridatsu-離脱 | afscheiding; terugtrekking; onthouding; het afstand doen van |
rīdo-リード | leiding; leiden |
rīdo-リード | leidraad; richtsnoer |
rien-離縁 | scheiding |
rifujin-理不尽 | onredelijkheid; oneerlijkheid; onwettelijkheid |
rigai-理外 | onredelijkheid |
rijikoku-理事国 | lidstaat van een uitvoerend comité in een internationale organisatie |
rikaku-離隔 | isolement; (af)scheiding; afzondering |
riken-利剣 | (Boeddh.) beeldspraak voor de wijsheid of boeddhistische leer die nodig is om aardse verlangens en kwade krachten te kunnen verwerpen |
rikkōho-立候補 | bekendmaking van kandidatuur [kandidaatstelling] |
rikō-利口 | slimheid |
rikon-離婚 | echtscheiding |
rikonsuru-離婚する | (echt)scheiden |
rikyū-離宮 | keizerlijk paleis; keizerlijke residentie |
rin-鈴 | bel; belgeluid |
rinen-理念 | idee; concept |
rinjō-臨場 | bezoek; aanwezigheid; deelname; bijwoning |
rinko-凛乎 | imponerendheid; indrukwekkendheid |
rinseki-臨席 | aanwezigheid; bijwoning; presentie |
rinsentaisei-臨戦態勢 | klaar voor de strijd; in staat van paraatheid (voor de oorlog) |
rinsho-臨書 | het nauwkeurig overschrijven van kanji naar een (klassiek) schrijfmodel (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
rinshoku-吝嗇 | gierigheid; zuinigheid |
rinto-凛と | (geluid) resonerend; weerklinkend; helder |
rinyō-利尿 | diurese; urineafscheiding |
rinyū-離乳 | het spenen; geleidelijk stoppen met borstvoeding (en overgaan op vast voedsel) |
rippuku-立腹 | woede; boosheid |
risan-離散 | verspreiding; verdeling; verstrooiing |
rishū-履修 | inschrijving (voor een studieprogramma); voltooiing van een opleiding |
rishū-離愁 | pijn [verdriet] van het afscheid(nemen) [scheiden] |
risō-理想 | een ideaal; ideaalbeeld |
risōka-理想化 | idealisering; het idealiseren (van iets of iemand) |
risōshugi-理想主義 | idealisme |
risōteki-理想的 | ideaal (ideale) |
ritsuryōsei-律令制 | Ritsuryō-systeem, rechtssysteem van gecentraliseerde overheid gebaseerd op de ritsuryō-wetboeken |
rō-聾 | doofheid |
rōbashin-老婆心 | sterke [overdreven] bezorgdheid; grote aandacht voor iemands welzijn] |
robatayaki-炉端焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een houtskoolvuur(tje) worden bereid |
rōdō-労働 | arbeid; (zwaar) werk |
rōdōjikantanshuku-労働時間短縮 | werktijdverkorting; arbeidsduurverkorting |
rōdōjōken-労働条件 | arbeidsomstandigheden; werkomstandigheden |
rōdōkankeichōseihō-労働関係調整法 | wet voor Arbeidsverhouding en Geschillen |
rōdōkeiyaku-労働契約 | arbeidsovereenkomst; arbeidscontract |
rōdōken-労働権 | het recht op werk [arbeid] |
rōdōkijunhō-労働基準法 | Japanse Arbeidsnormenwet; Standaard Arbeidsrechtenwet |
rōdōkinko-労働金庫 | kredietunie van arbeiders |
rōdōkyōyaku-労働協約 | CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) |
rodon-魯鈍 | dwaasheid; domheid; stommiteit; onbezonnenheid |
rōdōryoku-労働力 | arbeid; werk; mankracht |
rōdōsai-労働祭 | Dag van de Arbeid (1 mei) |
rōdōsaigai-労働災害 | arbeidsongeval; ongeluk op [tijdens] het werk |
rōdōsanpō-労働三法 | de drie Japanse arbeidswetten (労働基準法 Standaard Arbeidsrechten; 労働組合法 Vakbondsrecht; 労働関係調整法 Arbeidsverhouding en Geschillen) |
rōdōseisansei-労働生産性 | arbeidsproductiviteit |
rōdōsha-労働者 | arbeider; werknemer |
rōdōshakaikyū-労働者階級 | de arbeidersklasse; de werkende klasse |
rōdōshijō-労働市場 | arbeidsmarkt |
rōdōshō-労働省 | Ministerie van Arbeid (nu Ministerie van Volksgezondheid, Arbeid en Welzijn) |
rōdōsōgi-労働争議 | arbeidsconflict |
rōdōundō-労働運動 | arbeidersbeweging |
rōeki-労役 | (zware) arbeid; werk; bezigheid; inspanning |
rōgan-老眼 | presbyopie; verziendheid op oudere leeftijd |
rogu-ログ | log (toestel om de snelheid van een schip te bepalen) |
rōjaku-老弱 | lichamelijke zwakheid op oudere leeftijd; ouderdomsklachten |
rōkihō-労基法 | (afk. voor) Japanse Arbeidsnormenwet; Standaard Arbeidsrechtenwet |
rōko-牢固 | stevigheid; vastheid; strakheid; stijfheid |
rōko-牢固 | koppigheid |
rōkosei-牢固性 | stevigheid; de mate waarin iets stevig of inflexibel is |
rokuga-録画 | video-opname; videoregistratie |
rokuon-録音 | geluidsopname |
rokuonsuru-録音する | opnemen (geluid) |
rokuroku-碌碌 | tevredenheid |
rokusansei-六三制 | 6-3 onderwijssysteem (6 jaar basisschool gevolgd door 3 jaar middelbare school) |
rōkyū-老朽 | aftakeling; gebrekkigheid; seniliteit |
romanchikkukaidō-ロマンチック街道 | de Romantische Strasse (Zuid-Duitsland) |
romansugurē-ロマンスグレー | romantisch grijs, een uitdrukking voor een aantrekkelijke man van middelbare leeftijd (met hier en daar wat grijs haar) |
ronguintabyū-ロングインタビュー | lang [uitgebreid] interview |
rōnin-浪人 | (in de oudheid) wereldreiziger; iemand die rondreiste zonder een direct einddoel |
rōrerai-ローレライ | Lorelei, een legendarische nimf die zeelui verleidde met haar mooie zangstem en ze schipbreuk liet lijden |
rōretsu-陋劣 | gemeenheid; ongemanierdheid; hatelijkheid |
rōrō-朗朗 | resonantie; helder [duidelijk; sonoor] zijn |
rōshi-老師 | oorlogsmoeheid (van strijdkrachten) |
rōshikankei-労使関係 | arbeidsverhoudingen |
rōshū-老醜 | de lelijkheid van ouderdom [oude mensen] |
rozario-ロザリオ | rozenkrans; bidsnoer; paternoster |
rui-類 | soort; ras; verscheidenheid |
ruigohanpuku-類語反復 | tautologie (logische waarheid) |
ruisui-類推 | evenredigheid; redenering bij analogie; het afleiden door te vergelijken |
rukusu-ルクス | lux (eenheid van lichtsterkte) |
rusu-留守 | niet thuis zijn; afwezigheid |
ryakugi-略儀 | informaliteit; ongedwongenheid |
ryakuhuyūkaizai-略取誘拐罪 | de misdaad van het iemand ontvoeren [kidnappen] |
ryakuju-略綬 | baton (militaire onderscheiding) |
ryakushiki-略式 | informaliteit; ongedwongenheid |
ryakushu-略取 | beroving; plundering; ontvoering; kidnapping |
ryō-両 | beide; allebei; alletwee |
ryō-両 | een ryō [tael], een weeg-eenheid (voor goud, zilver, etc.) |
ryō-良 | goedheid; goedaardigheid; van goede kwaliteit; iets goeds |
ryō-量 | hoeveelheid; kwantiteit |
ryōan-良案 | een goed idee [plan] |
ryōashi-両足 | twee [beide] benen [voeten] |
ryōdonari-両隣 | beide naaste buren; buren van beide kanten |
ryōjo-諒恕 | acceptatie; inwilliging (in overweging van iemand's situatie); consideratie |
ryōjō-領城 | districtskasteel (van een daimyo in de Edo periode), als zetel van het bestuur van een district (als een centrale overheid) |
ryōke-両家 | beide families; beide huizen |
ryōken-了見 | idee; intentie; bedoeling |
ryōkishin-猟奇心 | curiositeit; nieuwsgierigheid |
ryokōannaisho-旅行案内書 | een reisgids |
ryokujūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
ryōmen-両面 | twee [beide] kanten [zijden] |
ryōmi-涼味 | koelte; frisheid |
ryōnagare-両流れ | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
ryōnagarezukuri-両流造 | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
ryōrisuru-料理する | koken; eten klaarmaken [bereiden] |
ryōritsu-両立 | co-existentie; verenigbaarheid; het goed samengaan |
ryōsatsu-了察 | consideratie; voorkomendheid; attentheid; sympathie |
ryōseibai-両成敗 | beide partijen als schuldig aangewezen en gestraft |
ryōsha-両者 | beide(n); allebei |
ryōshi-両氏 | twee personen; beide personen |
ryōshin-両親 | (beide) ouders (vader en moeder) |
ryoshū-旅愁 | weemoedigheid [melancholie] tijdens het reizen |
ryōshū-領袖 | leider [baas; hoofd] (van een politieke fractie) |
ryōsoku-両足 | twee [beide] benen [voeten] |
ryōte-両手 | beide handen [armen] |
ryōtekikin'yūkanwaseisaku-量的金融緩和政策 | kwantitatief versoepelingsbeleid; kwantitatieve versoepeling; kwantitatieve geldverruiming |
ryōtōzukai-両刀遣い | het houden van zowel alcohol als snoep; iemand die zowel van sake houdt als van zoetigheid |
ryōwaki-両脇 | beide zijden |
ryōyō-療養 | medische behandeling; herstel; recuperatie; revalidatie |
ryōzen-両全 | perfect [compleet; goed] voor beide kanten [zijden; partijen] |
ryūchō-流暢 | spreekvaardigheid |
ryūdōsei-流動性 | vloeibaarheid; beweeglijkheid |
ryūdōsei-流動性 | liquiditeit (financieel) |
ryūha-流派 | individueel opgerichte scholen in Japanse tradities in b.v. kunst, filosofie, religie, budō, e.d. |
ryūkō-流行 | gangbaarheid; wijdverspreid zijn |
ryūkōbyō-流行病 | epidemie |
ryūryō-嚠喨 | welluidendheid |
sa-差 | verschil; onderscheid |
sabaku-佐幕 | aanhankelijkheid [trouw] aan het shogunaat |
sabetsuka-差別化 | differentiatie; differentiëring; onderscheid |
sabetsukasuru-差別化する | differentiëren; onderscheiden; onderscheid maken |
sabo-サボ | sabotage; staking; stiptheidsactie; langzaamaanactie |
sabotāju-サボタージュ | sabotage; staking; stiptheidsactie; langzaamaanactie |
sadaka-定か | zeker(heid); zonder twijfel |
sadon・desu-サドン・デス | (bij sportwedstrijden) verlenging bij gelijke eindstand tot er door een van beiden partijen wordt gescoord |
sae-冴え | helderheid; duidelijkheid; zuiverheid |
sae-冴え | vakkundigheid |
sagyōin-作業員 | arbeider |
sagyōjikan-作業時間 | werkuur; arbeidsuur |
sagyōken-作業犬 | werkhond (zoals: een geleidehond, politiehond, e.d.) |
sagyōyōin-作業要員 | aantal personeel; arbeiderskrachten |
sahanji-茶飯事 | gewone [alledaagse; onbelangrijke; onbeduidende] dingen [zaken; gebeurtenis] |
sai-才 | jaar (klasse-aanduider voor leeftijd) |
sai-歳 | jaar (klasse-aanduider voor leeftijd) |
saibanchō-裁判長 | voorzittende rechter; president van de rechtbank |
saibankan-裁判官 | rechter(s); lid [leden] van de rechtbank |
saibanken-裁判権 | jurisdictie; rechtspraak; rechtsbevoegdheid; rechtsmacht |
saibanzata-裁判沙汰 | rechtszaak; (juridisch) proces; geding |
saichi-細緻 | aandacht voor detail; zorgvuldigheid; precisie |
saichū-最中 | het (precieze) midden; midden in; in de loop van |
saidosurō-サイドスロー | (sidearm) een worp met de arm evenwijdig aan de grond (honkbal) |
saifon-サイフォン | sifon; hevel (buisleiding) |
saigoppe-最後っ屁 | laatste wanhopige poging [toevlucht; tactiek; redmiddel] (zoals van een wezel in het nauw, die een vieze geur uitstoot om de vijand te verjagen) |
saihi-歳費 | jaaruitgaven (van de overheid) |
saihon-サイホン | sifon; hevel (buisleiding) |
saijin-祭神 | (shintō) godheid van een heiligdom |
saikan-才幹 | vermogen; bekwaamheid; talent; geschiktheid |
saiken-細見 | gedetailleerde kaart [plattegrond; gids] |
saikin-細謹 | kleine onvolkomenheid; klein gebrek |
saikōkeieisekininsha-最高経営責任者 | leidinggevende directeur, CEO (chief executive officer) |
saikōsokudo-最高速度 | maximumsnelheid |
saikuroido-サイクロイド | cycloïde; radlijn; roltrek |
saiminzai-催眠剤 | slaapmiddel; narcoticum; hypnoticum |
saimitsu-細密 | gedetailleerdheid; precisie; nauwgezetheid |
sainō-才能 | begaafdheid; aanleg; talent; gave |
sainyū-歳入 | jaarlijkse overheidsinkomsten (totale overheidsinkomsten binnen één fiscaal jaar) |
sairen-サイレン | sirene (demonisch wezen uit Griekse mythologie); verleidster |
sairen-サイレン | sirene (geluidssignaal) |
sairensā-サイレンサー | geluiddemper; geluidsdemper |
sairento-サイレント | stil; geluidloos; rustig |
sairyaku-才略 | intelligentie en tactiek [strategie]; vindingrijkheid |
sairyō-宰領 | het organiseren [verzorgen; begeleiden] van groepsreizen; reisleider; gids |
sairyō-裁量 | (discretionaire) beslissingsbevoegdheid |
sairyōrōdōsei-裁量労働制 | discretionair arbeidssysteem (waarin lonen worden betaald op basis van vooraf bepaalde hoeveelheid gewerkte tijd i.p.v. van de werkelijke werkuren) |
saisankabu-採算株 | dividendrendement; hoogrenderende aandelen |
saishin-細心 | nauwkeurigheid; precisie |
saishō-最少 | de kleinste hoeveelheid; het kleinste aantal |
saishutsu-歳出 | jaarlijkse overheidsuitgaven (totale overheidsuitgaven binnen één fiscaal jaar) |
saita-最多 | de grootste hoeveelheid; het grootste aantal |
saitanchō-歳旦帳 | saitan-chō, een gedichtenbundel uitgegeven ter gelegenheid van de saitan-biraki bijeenkomst |
saiteki-最適 | uiterste geschiktheid; beste oplossing [voorwaarde] |
saitoku-才徳 | wijsheid en deugdzaamheid |
saiwai-幸い | geluk; vreugde; blijheid |
saiwan-才腕 | vaardigheid; bekwaamheid; talent |
saji-些事 | een kleinigheid; iets dat onbelangrijk [onbeduidend; onbetekenend] is |
saka-逆 | omgekeerd; omgedraaid; ondersteboven |
sakamuke-逆剝け | (de plaats waar de huid langs de nagel in ingescheurd) nijnagel; dwangnagel; stroopnagel |
sakan-盛ん | wijdverbreid [populair; in trek] zijn |
sakazuki-杯 | een drinkgelag; banket; huwelijksdronk (het drinken uit elkaars glazen door bruid en bruidegom op hun huwelijk) |
sakibosori-先細り | (geleidelijk) afnemend; aflopend; afbouwend; dalend |
sakibutori-先太り | (geleidelijk) toenemend; opbouwend; stijgend |
sakigake-先駆け | pionier; wegbereider; initiatiefnemer; voorloper; voorbode; leider |
sakki-殺気 | bloeddorstigheid; moordlustigheid |
sakoku-鎖国 | afsluiting van het land (duidt op de periode dat Japan zich had afgesloten van de rest van de wereld, met uitzondering van Nederland en China) |
sakuhō-作法 | bereidingswijze; de manier om iets te maken |
sakuragai-桜貝 | (kleine) roze zeeschelp (Nitidotellina nitidula) |
sakusō-錯綜 | ingewikkeldheid; gecompliceerdheid |
sakutei-策定 | het opstellen van een plan [strategie; beleid] |
sakuteisuru-策定する | een plan [strategie; beleid] opstellen |
sakuzatsu-錯雑 | complexiteit; ingewikkeldheid; gecompliceerdheid |
sakuzen-索然 | saaiheid; ongeïnteresseerdheid |
samo-然も | klaarblijkelijk; werkelijk; schijnbaar; duidelijk; waarschijnlijk |
sanaka-最中 | middenin; in het midden |
sanchi-産地 | gebied [streek] waar een lokaal product (wijn, vruchten, kunstnijverheid, e.d.) wordt geproduceerd |
sangiingiin-参議院議員 | lid van het (Japanse) Hogerhuis |
sangyō-讃仰 | eerbied; eerbiedigheid; verering; lofrede; lofspraak |
sangyōchōseiseisaku-産業調整政策 | industrieel aanpassingsbeleid |
sanitarī-サニタリー | sanitair; de gezondheid betreffende; hygiënisch |
sanka-参稼 | iemand met een speciale functie [vaardigheid] binnen een organisatie |
sanka-酸化 | oxidatie |
sankaaen-酸化亜鉛 | zinkoxide |
sankaaruminiumu-酸化アルミニウム | aluminiumoxide |
sankabutsu-酸化物 | een oxide |
sankaen-酸化炎 | oxidatiebrand; oxidatieve vlam |
sankagindenchi-酸化銀電池 | zilveroxidebatterij |
sankakadomiumu-酸化カドミウム | cadmiumoxide |
sankakangenkōso-酸化還元酵素 | oxidoreductase |
sankakoku-参加国 | lidstaat |
sankanamari-酸化鉛 | loodoxide |
sankasuru-参加する | deelnemen; meedoen; lid worden (van een groep); inschrijven (voor) |
sankasuru-酸化する | oxideren |
sankatetsu-酸化鉄 | ijzeroxide |
sankazai-酸化剤 | oxidant |
sankei-三景 | de drie bewonderingswaardige landschappen in Japan (Matsushima, Amanohashidate, en Miyajima) |
sankenbunritsu-三権分立 | de scheiding der drie machten (Trias politica) in de staatsinrichting (de wetgevende, de uitvoerende, en de rechtsprekende macht) |
sankō-三更 | de derde [middelste] periode [wacht] van de nacht |
sanmi-酸味 | zure smaak; zuurheid |
sanmon-三門 | driedelige toegangspoort bij een tempel (m.n. een grote in het midden met twee kleine ernaast) |
sanpeijiru-三平汁 | gerecht uit Hokkaido, een soep met rijstzemelen, vis en ingelegde groenten |
sanpu-散布 | verspreiding; verstrooiing; besprenkeling; besproeiing |
sanpuzu-散布図 | verspreidingskaart; verstrooiingsdiagram; besprenkelingsschema |
sanran-散乱 | verspreiding; verstrooiing |
sansankudo-三三九度 | (bij Shinto-huwelijksritueel) het drinken van kopjes sake door het bruidspaar (eerst de man 3, dan de vrouw 3, dan de man weer 3 kopjes, totaal 9) |
sansei-参政 | lid van het Edo-shogunaat |
sansei-酸性 | zuurgraad; zurigheid; zuurgehalte |
sansonzuhō-サンソン図法 | sinusoïdeprojectie (een pseudo-cilindrische kaartprojectie) |
sansūkentei-算数検定 | rekenvaardigheid test |
santarō-三太郎 | (spotnaam) grote dwaas; idioot |
santoku-三徳 | de drie deugden (wijsheid, moed en welwillendheid) |
santoku-三徳 | de drie deugden van Boeddha (het redden van de levende wezens, het afsnijden van wereldse verlangens, en wijsheid) |
sanzai-散在 | diffuus [verspreid] gelegen |
sanzaisuru-散在する | diffuus [verspreid; verstrooid; bezaaid] zijn |
sanzen-参禅 | beoefening van zen-meditatie (onder begeleiding van een zen-meester) |
sappūkei-殺風景 | eentonigheid; smakeloosheid |
sarujie-猿知恵 | oppervlakkige [triviale] wijsheid [slimheid] |
sasayaka-細やか | pover; eenvoudig; bescheiden |
sashichigaeru-刺し違える | (bij sumo, verkeerde beslissing van de scheidsrechter) de verkeerde worstelaar als winnaar aanwijzen |
sashihikaeru-差し控える | zich matigen; terughoudend [bescheiden] zijn; zich inhouden |
sasorimodoki-蠍擬 | zweepstaartschorpioen (Thelyphonida) |
sasou-誘う | verleiden; verlokken; meevoeren |
sassoku-早速 | meteen; direct; onmiddellijk |
sasu-注す | een kleine hoeveelheid (vloeistof) inschenken; vloeistof beetje bij beetje inschenken |
satchi-察知 | gevolgtrekking; (logische) conclusie; afleiding; deductie |
saundo-サウンド | geluid |
saundoāto-サウンドアート | geluidskunst |
saundo・chekku-サウンド・チェック | geluidstest |
saundo・efekuto-サウンド・エフェクト | geluidseffecten |
saundo・kādo-サウンド・カード | geluidskaart |
saundo・supekutorogurafu-サウンド・スペクトログラフ | geluidsspectrograaf |
saundo・torakku-サウンド・トラック | soundtrack; geluidsspoor; filmmuziek |
sawagu-騒ぐ | stampij [drukte] maken (om iets); luid protesteren |
sayaka-明か | helder [fris; duidelijk] zijn |
sayasaya-さやさや | (onomatopee) zacht geruis; een ruisend geluid |
sazan・kurosu-サザン・クロス | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
se-瀬 | kans; gelegenheid |
sēfutī-セーフティー | veiligheid |
sēfutī・barubu-セーフティー・バルブ | veiligheidsklep; veiligheidsventiel |
sēfutī・rokku-セーフティー・ロック | veiligheidsslot |
sēfutī・zōn-セーフティー・ゾーン | veiligheidszone |
segurigēshon-セグリゲーション | afzondering; afscheiding; segregatie |
seian-成案 | definitief [voltooid] ontwerp; concreet plan |
seibaisūsei-正倍数性 | euploïdie (het hebben van een complete set chromosomen) |
seibaisūtai-正倍数体 | euploïde (een individu met een complete set chromosomen) |
seibetsu-性別 | geslachtsonderscheid |
seibi-整備 | voorbereiding; uitrusting; onderhoud; service |
seibi-盛美 | uitzonderlijke schoonheid |
seibisuru-整備する | voorbereiden; klaar maken; uitrusten; voorzien van; onderhouden |
seidaku-清濁 | goed en kwaad; zuiverheid en onzuiverheid; rein en onrein zijn; tolerant zijn |
seido-精度 | precisie; nauwkeurigheid; accuratesse |
seidōitsuseishōgai-性同一性障害 | genderidentiteitsstoornis; genderdysforie |
seiei-清栄 | (uw) gezondheid en welvaart [voorspoed] |
seifuan-政府案 | beleidsnota |
seiga-清雅 | sierlijkheid; elegantie |
seigan-請願 | petitie; verzoekschrift (m.n. bij een overheidsinstantie) |
seigensokudo-制限速度 | snelheidslimiet |
seigi-正義 | gerechtigheid; rechtvaardigheid |
seigi-正義 | onkreukbaarheid; rechtschapenheid; deugdzaamheid |
seigōsei-整合性 | samenhang; gebondenheid; consistentie |
seihei-精兵 | elite-eenheid; elitekorps; elitetroepen |
seihyō-製氷 | ijsbereiding; ijsproductie |
seii-誠意 | oprechtheid; eerlijkheid; goede trouw |
seiiki-西域 | gebieden van het Midden-Oosten aan de westelijke grenzen van China |
seiin-成員 | lid van een organisatie [vereniging] |
seiin-正員 | volwaardig lid; formeel gekwalificeerd lid |
seijitsu-誠実 | oprechtheid; eerlijkheid; te goeder trouw |
seika-声価 | reputatie; faam; bekendheid; populariteit |
seika-盛夏 | middenin de zomer; hoogzomer |
seikaku-性格 | (iem.'s) karakter; aard; persoonlijkheid |
seikaku-正確 | juistheid; correctheid; precisie |
seikan-生還 | het overleven; het er heelhuids afbrengen |
seikan-精悍 | mannelijkheid; viriliteit; stoerheid; potentie |
seikatsusuru-生活する | leven; een leven leiden |
seiku-成句 | frase; uitdrukking; idioom |
seimeisen-生命線 | scheidslijn tussen leven en dood; zaak van leven of dood |
seimitsu-精密 | precisie; nauwkeurigheid; nauwgezetheid; accuratesse; gedetailleerdheid |
seimoku-井目 | (bij het go-spel, als er een groot verschil in vaardigheid is) het vooraf plaatsen van 9 stenen op het bord door de slechtste speler |
seimu-政務 | overheidsaangelegenheid; regeringszaken |
seinan-西南 | het zuidwesten |
seinansei-西南西 | het westzuidwesten |
seinen-成年 | (wettelijke) meerderjarigheid |
seinō-性能 | efficiëntie; bekwaamheid; capaciteit; prestatie |
seion-声音 | stemgeluid |
seion-清音 | helder geluid |
seiren-清廉 | eerlijkheid; integriteit; onkreukbaarheid |
seirenkeppaku-清廉潔白 | absolute eerlijkheid; onberispelijke integriteit |
seiri-整理 | liquidatie; reorganisatie |
seirō-晴朗 | helderheid; kalmte |
seiryōzai-清涼剤 | verfrissing; verfrissend medicijn; tonic; koelmiddel; koelvloeistof |
seisa-性差 | geslachtsonderscheid; verschil in sekse (tussen man en vrouw) |
seisai-精彩 | levendigheid; vrolijkheid |
seisai-精細 | gedetailleerdheid; precisie |
seisaku-政策 | beleid; politieke maatregelen |
seisakukatsudōhi -政策活動費 | onkostenvergoeding voor beleidsactiviteiten (aan fractieleden door hun eigen partij) |
seisan-清算 | liquidatie (van een bedrijf); opheffing |
seisan-青酸 | blauwzuur; waterstofcyanide |
seisankari-青酸カリ | cyaankali; kaliumcyanide |
seisannin-清算人 | curator; liquidateur; vereffenaar |
seisanshabeika-生産者米価 | de prijs die de overheid aan de boeren betaalt voor hun rijst (in het kader van de wet op de voedselcontrole) |
seisantekirōdō-生産的労働 | productieve arbeid |
seisekkai-生石灰 | calciumoxide (CaO); ongebluste kalk |
seishi-静止 | stilstand; stagnatie; bewegingloosheid |
seishibosatsu-勢至菩薩 | Mahāsthāmaprāpta, bodhisattva (die symbool staat voor de kracht van wijsheid en sterkte) |
seishiki-正式 | vormelijkheid; correctheid |
seishineiseigaku-精神衛生学 | geestelijke gezondheidsleer |
seishin'eisei-精神衛生 | geestelijke [psychische] gezondheid |
seishō-斉唱 | in koor; gelijktijdigheid |
seiskaisha-清算会社 | bedrijf dat geliquideerd wordt |
seisō-成層 | stratificatie; laagvorming; gelaagdheid |
seiso-精粗 | fijnheid of ruwheid; gedetailleerdheid of grofheid |
seisoku-正則 | regelmatigheid; correct [juist; regulier; gebruikelijk; normaal] zijn |
seitai-成体 | organisme dat voldoende volgroeid is om zich voort te planten |
seitai-政体 | bestuursvorm; overheidssysteem; staatsbestel |
seitō-正統 | legitimiteit; wettigheid; orthodoxie |
seitōkōfukin-政党交付金 | (politieke) partij subsidie |
seiun-青雲 | eruditie; geleerdheid; hoge status |
seiyaku-製薬 | vervaardiging van geneesmiddelen [medicijnen] |
seiyō-西洋 | het Westen; Occident |
seizōbutsusekinin-製造物責任 | productaansprakelijkheid |
seizōbutsusekininhō-製造物責任法 | productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
seizonnōryoku-生存能力 | levensvatbaarheid |
sekaihokenkikan-世界保健機関 | WHO, Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization) |
sekennami-世間並み | gebruikelijke [normaal; gewoon; gemiddeld) zijn |
sekenshi-世間師 | wereldwijsheid |
seki-席 | plaats [plek] waar een ontmoeting [gebeurtenis; gelegenheid] zal plaatsvinden; kamer; zaal |
seki-籍 | lidmaatschap (b.v. van een club) |
sekibetsu-惜別 | het verdriet [leedwezen] bij het afscheid nemen; met tegenzin afscheid nemen |
sekidome-咳止め | hoestmiddel; hoestdrank |
sekigaku-碩学 | een erudiet persoon; iemand met uitgebreide kennis; een groot geleerde |
sekijō-席上 | aanwezigheid; bijwoning (van een vergadering, bijeenkomst, e.d.) |
sekinin-責任 | verantwoordelijkheid; taak; verplichting |
sekininhoken-責任保険 | W.A. verzekering; aansprakelijkheidsverzekering |
sekininkan-責任感 | verantwoordelijkheidsgevoel |
sekininnogare-責任逃れ | het vermijden [ontduiken] van verantwoordelijkheid |
sekininsha-責任者 | de verantwoordelijke (degene die de verantwoordelijkheid draagt); leidinggevende; supervisor |
sekinintsuiseki-責任追跡 | aansprakelijkheid |
sekirara-赤裸裸 | naaktheid |
sekiryō-寂寥 | eenzaamheid; verlatenheid |
sekisei-赤誠 | oprechtheid |
sekishin-赤心 | oprechtheid; openhartigheid; toewijding |
sekkai-石灰 | ongebluste kalk; calciumoxide; calciumhydroxide |
sekkaichisso-石灰窒素 | kalkstikstof; calciumcyanamide |
sekken-節倹 | kostenbesparing; zuinigheid |
sekki-石器 | stenen werktuig (oudheid) |
sekkō-拙攻 | slecht opgezette [voorbereidde] aanval; zwak offensief (bij sportwedstrijden) |
sekuhara-セクハラ | ongewenste intimiteiten; seksuele intimidatie |
sekushuaru・harasumento-セクシュアル・ハラスメント | ongewenste intimiteiten; seksuele intimidatie |
sekyuritī-セキュリティー | veiligheid; beveiliging |
sekyuritī・porisu-セキュリティー・ポリス | veiligheidspolitie; staatsveiligheidsdienst |
semen-セメン | (afk. voor semen cina) (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
semenshina-セメンシナ | (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
semidokyumentarī-セミドキュメンタリー | semidocumentaire; gespeelde documentaire |
seminarī-セミナリー | seminarie; theologische hogeschool; priesteropleiding |
senakaawase-背中合わせ | onenigheid; ruzie |
sencha-煎茶 | groene thee van de middelste kwaliteit (gyokuro is de hoogste, en bancha de minste) |
sendenkā-宣伝カー | reclamewagen; luidsprekerwagen |
senjin-先人 | voorouder(s); voorloper; iemand uit de (klassieke) oudheid |
senjō-線上 | op de lijn [grens; scheidslijn] |
senjunenbutsu-専修念仏 | aanroeping van de Amida Boeddha (de dagelijkse obesrvatie van de boeddhistische leer in de Jōdo-sekte) |
senjutsu-仙術 | bovenaardse krachten [geheim van onsterfelijkheid] van een bergkluizenaar [heremiet] |
senkan-専管 | exclusieve bevoegdheid [controle]; alleenrecht |
senkin-千金 | een grote hoeveelheid geld; een fortuin |
senkō-専行 | eigengereidheid; het handelen op eigen gezag [naar eigen goeddunken]; het willekeurig handelen |
senkusha-先駆者 | pionier; baanbreker; wegbereider |
senmanmuryō-千万無量 | ontelbaarheid; onmetelijkheid; onpeilbaarheid |
senpenbanka-千変万化 | voortdurend veranderend; eindeloze verscheidenheid |
senryō-千両 | kaal sarcandra-kruid (Sarcandra glabra) |
sensabanbetsu-千差万別 | enorme verscheidenheid; groot assortiment |
sensai-繊細 | slankheid; tengerheid; fijngevoeligheid; delicaatheid |
senshibiritī-センシビリティー | gevoeligheid; sensibiliteit |
senshin-専心 | onverdeelde aandacht; concentratie; aandachtigheid |
senshitibu・aitemu-センシティブ・アイテム | een gevoelig voorwerp (dat bij diefstal, verlies of zoekraken gevaarlijk kan zijn voor de openbare veiligheid) |
sensōnetsu-戦争熱 | oorlogszuchtigheid |
sentā-センター | midden; centrum; middelpunt |
sentā-センター | (balsporten) middenspeler |
sentārain-センターライン | middellijn; middenlijn; middenstreep |
sentaringu-センタリング | centreren; in het midden plaatsen |
sentaringu-センタリング | tekst in een document uitlijnen vanaf het midden |
sentā・bentsu-センター・ベンツ | een split onder de middenzoom aan de achterkant van een jas |
sentō-銭湯 | openbare badgelegenheid; badhuis |
sentoraru-セントラル | centraal; midden-; belangrijkste |
senzai-千載 | duizend jaar; millennium; vele jaren; een eeuwigheid |
senzai-洗剤 | (af)wasmiddel; schoonmaakmiddel |
sen'in-船員 | (van een schip) bemanning; bemanningslid |
separētā-セパレーター | iemand [iets] dat scheidt; afscheider; afscheidingstoestel; centrifugaal machine |
seppaku-雪白 | onschuldigheid; puurheid; integriteit |
seppitsu-拙筆 | (in bescheidenheid over) het eigen handschrift |
seremonī-セレモニー | ceremonie; ritueel; plechtigheid |
seri-芹 | Japanse peterselie; Java waterdropkruid (Oenanthe javanica) |
seru-セル | celluloid |
serufukea-セルフケア | zelfzorg; voor je eigen gezondheid [geluk] zorgen |
seruroido-セルロイド | celluloid |
sesesshon-セセッション | afscheiding; secessie |
seshū-世襲 | afstamming; afkomst; erfelijkheid |
sesshoku-節食 | matigheid; het weinig eten |
sessō-節操 | bestendigheid; standvastigheid; trouw; integriteit |
setchakuzai-接着剤 | lijm; kleefstof; hechtmiddel; plakmiddel |
setsudo-節度 | gematigdheid; matiging; standaard; norm; regel(s) |
setsugetsuka-雪月花 | de maan, sneeuw, en bloemen (de schoonheid van alle seizoenen) |
setsumei-説明 | uitleg; beschrijving; verduidelijking |
setsumeisekinin-説明責任 | aansprakelijkheid; verantwoordelijkheid |
setsumeisuru-説明する | uitleggen; verduidelijken; aantonen |
setsumō-雪盲 | sneeuwblindheid |
setsurin-節臨 | het overschrijven van een passage [versregel] van een originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
setsuyaku-節約 | bezuiniging; zuinigheid; besparing |
sewanin-世話人 | tussenpersoon; bemiddelaar; organisator; vertegenwoordiger; conciërge |
sewayaki-世話焼き | tussenpersoon; bemiddelaar; organisator; vertegenwoordiger; conciërge |
seyo-施与 | liefdadigheid; het geven van een aalmoes; dispensatie; genade |
shā-シャー | het (geluid van) blazen; sissen (b.v. van een kat) |
shagi-謝儀 | dankbetuiging; dankoffer; geschenk uit dankbaarheid |
shagōhyō-社号標 | pilaar [aanduiding] met de naam van een shinto heiligdom |
shagōhyō-社号標 | pilaar [aanduiding] met de naam van een bedrijfsorganisatie |
shai-シャイ | verlegen; schuw; schuchter; timide; terughoudend; bedeesd |
shaikaitsūnen-社会通念 | algemeen (maatschappelijk) geaccepteerde ideeën en waarden |
shain-社員 | werknemer; personeelslid; staflid |
shainshō-社員証 | werknemersverklaring; werknemersidentificatie; medewerkerspasje |
shaka-釈迦 | Shakyamuni; Siddhartha Gautama; Boeddha |
shakaihoshō-社会保障 | sociale zekerheid |
shakaihoshōhō-社会保障法 | socialezekerheidswet; sociale verzekeringswet |
shakaihoshōkyōtei-社会保障協定 | Sociale Zekerheidsverdrag; overeenkomst Sociale Zekerheid |
shakaihoshōseido-社会保障制度 | stelsel van sociale zekerheid |
shakaijin-社会人 | een (volwassen) werkend lid van de samenleving |
shakaikōgaku-社会工学 | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
shakaisei-社会性 | saamhorigheidsgevoel; gemeenschapszin |
shakaiseigi-社会正義 | social rechtvaardigheid [gerechtigheid] |
shako-硨磲 | groot (tweekleppig) schelpdier (Tridacninae) |
shako-蝦蛄 | bidsprinkhaankreeft (Stomatopoda) |
shaku-勺 | oude eenheid van volume (0,018 liter) |
shaku-勺 | oude oppervlakte eenheid (ca. 0,033 meter) |
shakuhō-釈放 | vrijlating; invrijheidstelling |
shakujō-錫杖 | boeddhistische gebedszang met de staf als begeleiding |
shākusukin-シャークスキン | haaienhuid; haaienleer; haaienvel |
shasuru-謝する | bedanken; dankbaarheid tonen |
sherupa-シェルパ | sherpa (berggids in de Himalaya) |
sherupa-シェルパ | Sherpa (lid van Tibetaans volk in Nepal) |
shiagaru-仕上がる | voltooid [klaar; af] zijn |
shīaha-シーア派 | het sjiisme (een van de twee grote ideologische stromingen binnen de islam, waarvan de andere het soennisme is) |
shiankabutsu-シアン化物 | cyanide |
shiankabutsuchūdoku-シアン化物中毒 | cyanidevergiftiging |
shiankakariumu-シアン化カリウム | kaliumcyanide; cyaankali |
shiba-シバ | Sheba (oud koninkrijk in Arabië); Sheba (asteroïde) |
shibahara-芝原 | grasveld; weide |
shibaru-縛る | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
shibire-痺れ | verlamming; verstijving; gevoelloosheid |
shibireei-痺れ鱝 | sidderrog (Torpediniformes) |
shibiregusuri-痺れ薬 | verdovingsmiddel |
shibirenamazu-痺れ鯰 | siddermeerval (Malapterurus electricus) |
shibireunagi-痺れ鰻 | sidderaal (Electrophorus electricus) |
shibo-思慕 | een diep verlangen (naar); sterke verbondenheid (met) |
shibui-渋い | scherp; hard (geluid) |
shichidō-七道 | de 7 districten van het oude Japan (Tōkaidō, Tōsandō, Hokurikudō, San'yōdō, San'indō, Nankaidō en Saikaidō) |
shichimitōgarashi-七味唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
shichō-師長 | docent [meester] en superieur [leidinggevende] |
shichō-視聴 | het beluisteren en bekijken (film, video, e.d.) |
shichō-視聴 | aandacht; oplettendheid; observatie; herkenning |
shidaini-次第に | geleidelijk aan; langzamerhand; beetje bij beetje; stukje voor stukje |
shidō-士道 | krijgseer; ridderlijkheid; gedragscode van de samoerai |
shidō-指導 | advies; raad; instructie; begeleiding |
shidōan-指導案 | leerbegeleidingsplan; onderwijsbegeleidingsplan |
shidōgenri-指導原理 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
shidōhōshin- 指導方針 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
shidokoro-為所 | geschikt moment [goede gelegenheid] om (iets) te doen |
shidōshuji-指導主事 | begeleider in het (school)onderwijs; docenten begeleider [adviseur] |
shidōsuru-指導する | (op)leiden; adviseren; instrueren |
shigaku-私学 | privéschool; privé opleiding; privé onderwijs |
shigi-市議 | gemeenteraadslid; wethouder; (in België) schepen |
shigi-鴫 | snip; zandloper (vogel, Scolopacidae) |
shigokōchoku-死後硬直 | rigor mortis; lijkstijfheid |
shigosen-子午線 | meridiaan |
shigoto-仕事 | werk; baan; beroep; taak; bezigheid |
shihai-支配 | leiding; bestuur; beheer; controle |
shihaisuru-支配する | leiden; besturen; beheren; controleren |
shihyō-死票 | (bij verkiezingen) een verspilde stem (b.v. een stem op een kansloze kandidaat) |
shii-恣意 | willekeurigheid; eigenmachtigheid; eigenzinnigheid |
shii-椎 | naaldboom Castanopsis cuspidata (Japanse Chinquapin) |
shii-私意 | eigenzinnigheid; egoïsme; zelfzuchtigheid |
shiisei-恣意性 | willekeur; willekeurigheid; arbitrariteit |
shiji-師事 | bij iemand studeren; onder iemands leiding iets leren |
shiji-指事 | ideogram; een Chinees karakter dat een abstract idee symboliseert, waarbij de betekenis af valt te leiden uit de vorm |
shiji-指示 | aanwijzing; aanduiding |
shiji-私事 | een persoonlijke [privé] zaak; persoonlijke aangelegenheid |
shijisuru-指示する | aanwijzen; aanduiden |
shijō-紙上 | op papier ((nog) niet in werkelijkheid) |
shikan-止観 | (Tendai boeddhisme) meditatie waarbij de geest zich concentreert op een enkel object, zonder afleidende gedachten |
shiki-指揮 | commando; supervisie; leiding |
shikibetsu-識別 | herkenning; onderscheiding |
shikibetsubangō-識別番号 | identificatienummer |
shikiji-識字 | geletterdheid; alfabetisme; vermogen om te lezen en schrijven |
shikijiritsu-識字率 | alfabetiseringsgraad; graad van geletterdheid |
shikikin-敷金 | waarborgsom; zekerheidsreserve |
shikin-資金 | fonds(en); kapitaal; financiële middelen |
shikinbusoku-資金不足 | onvoldoende (monetaire) middelen; gebrek aan fondsen [geld; kapitaal] |
shikiri-仕切り | afbakening; scheiding; scheidslijn; grens |
shikiru-仕切る | afscheiden; splitsen; verdelen |
shikisha-指揮者 | leider; commandant; directeur |
shikisha-識者 | een goed geïnformeerd [intelligent; hoogopgeleid] persoon |
shikisokuzekū-色即是空 | vorm [materie] is leegte (boeddhisme); alles is ijdelheid |
shikkaku-失格 | ongeschiktheid; niet gekwalificeerd zijn |
shikke-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
shikkei-失敬 | onbeleefd; onbeleefdheid |
shikki-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
shikkō-失効 | ongeldigheid; verlies van effectiviteit [geldigheid]; het verlopen [vervallen] |
shikonchō-紫紺鳥 | staalvink (Vidua chalybeata) |
shikotama-しこたま | veel; een grote hoeveelheid |
shimoichidankatsuyō-下一段活用 | vervoeging [verbuiging] van ichidan werkwoorden eindigend op: -eru |
shimoyashiki-下屋敷 | (Edo periode) residentie van de daimyo in de buitenwijken van Edo |
shinamon-シナモン | kaneel (kruid van de bast van de kaneelboom) |
shinbashira-心柱 | (Tenrikyō shintō) hoofdpriester; leider |
shinbigan-審美眼 | oog voor schoonheid; schoonheidsgevoel |
shinbijiumu-シンビジウム | cymbidium (orchidee) |
shinboku-親睦 | vriendelijkheid voor elkaar; wederzijdse vriendschap |
shinbutsubunri-神仏分離 | (1868) de scheiding van Shinto en Boeddhisme (van shinto goden en boeddha's, van boeddhistische tempels en shinto heiligdommen) |
shinchō-慎重 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
shindansho-診断書 | gezondheidsverklaring; doktersverklaring; medische verklaring |
shingaku-神学 | (studie) theologie; godgeleerdheid |
shingan-真贋 | echtheid of onechtheid; waarheid of onwaarheid; authenticiteit of valsheid; origineel of imitatie |
shinifie-シニフィエ | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
shinimonogurui-死に物狂い | wanhopige vastberadenheid; met de moed der wanhoop; een strijd op leven en dood |
shinjin-新人 | nieuweling; nieuwkomer; nieuw lid; rekruut; novice; groentje |
shinjitsu-信実 | eerlijkheid; oprechtheid; (te) goeder trouw |
shinjitsu-真実 | waarheid; werkelijkheid |
shinkaku-神格 | goddelijke status; goddelijkheid; godheid |
shinkansen-新幹線 | hoge snelheidstrein (TGV; Eng.: bullet train) |
shinkei-神経 | gevoeligheid |
shinkeishitsu-神経質 | zenuwachtigheid; nervositeit |
shinkeishitsu-神経質 | kieskeurigheid; pietluttigheid |
shinki-新奇 | originaliteit; nieuwigheid |
shinki-新規 | nieuwheid; versheid |
shinkijiku-新機軸 | innovatie; origineel idee; nieuwe start |
shinkinkan-親近感 | genegenheid; affiniteit; sympathie |
shinkū-真空 | vacuüm; luchtledigheid; leegte |
shinnā-シンナー | (Eng.: thinner) verdunningsmiddel; verfverdunner |
shinpai-心配 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees |
shinpan-審判 | scheidsrechter |
shinpan'in-審判員 | rechter; scheidsrechter |
shinpen-身辺 | in je nabijheid; in je naaste omgeving |
shinpi-真皮 | lederhuid; hypodermis |
shinpu-新婦 | bruid |
shinpuku-臣服 | leenmanschap; ondergeschiktheid; onderworpenheid; vazal zijn |
shinpyōsei-信憑性 | geloofwaardigheid; betrouwbaarheid |
shinratsu-辛辣 | hardheid; scherpte; bitterheid; wreedheid |
shinrei-振鈴 | het geluid [het luiden] van een bel [klok] |
shinri-心理 | geestestoestand; geestesgesteldheid |
shinri-真理 | waarheid |
shinrō-新郎 | bruidegom |
shinrui-親類 | familielid; (bloed)verwant(e) |
shinsei-真性 | de ware aard; echtheid; zuiverheid; reinheid |
shinsei-真正 | echtheid; authenticiteit |
shinsei-神性 | goddelijkheid; godheid; goddelijke aard |
shinsei-神聖 | heiligheid |
shinseki-親戚 | familierelatie; familiekring; familielid |
shinsetsu-親切 | vriendelijkheid |
shinsetsushin-親切心 | goedheid; vriendelijkheid |
shinshi-進士 | (Oud China) iemand die is geslaagd voor een examen om in overheidsdienst te treden |
shinshi-進士 | (Nara-Heian periode in Japan) iemand die na een overheidsexamen in het Ministerie van Riten en Ceremoniën wordt toegelaten |
shinshinsōshitsu-心神喪失 | ontoerekeningsvatbaarheid |
shinshutsu-侵出 | binnendringen (in een ander land of invloedssfeer); grensoverschreiding |
shinshutsu-浸出 | doorsijpeling; afscheiding; uitscheiding; filtratie; percolatie |
shinshutsusuru-浸出する | doorsijpelen; afscheiden; uitscheiden; filtreren; percoleren |
shinsotsu-新卒 | een pas [recent] afgestudeerd iemand; iemand die net zijn (school, universiteit, etc.) opleiding heeft voltooid |
shintaihappu-身体髪膚 | het hele (menselijk) lichaam (kop tot teen; huid en haar) |
shintakuginkō-信託銀行 | trust bank (die cliënten in staat stelt transacties met elkaar te verrichten door middel van contracten die trusts genoemd worden) |
shintetsugenso-親鉄元素 | siderofiel element (b.v. goud, kobalt, ijzer) |
shintōsei-浸透性 | permeabiliteit; doorlaatbaarheid; doordringbaarheid |
shinzenbi-真善美 | (3 deugden) waarheid, goedheid en schoonheid |
shinzō-新造 | nieuwheid; nieuw zijn |
shinzoku-親族 | familielid; (bloed)verwant(e) |
shin'uchi-真打ち | (theater) leidende speler; hoofdrolspeler |
shin'ya-深夜 | middernacht |
shioke-塩気 | zout; hoeveelheid zout |
shiorashii-しおらしい | bewonderenswaardig; aardig; lief; bescheiden |
shirafu-素面 | nuchterheid; nuchter [niet dronken] zijn |
shiran-紫蘭 | Japanse orchidee (Bletilla striata) |
shiremono-痴れ者 | idioot; dwaas; mafkees; domoor |
shiretsu-熾烈 | felheid |
shirewataru-知れ渡る | wijd verbreid [bekend] worden |
shirigaru-尻軽 | losbandigheid; onbezonnenheid |
shirimetsuretsu-支離滅裂 | inconsistentie; onsamenhangendheid |
shirisubomari-尻窄まり | (geleidelijke) verzwakking; achteruitgang; uitdoving; vermindering |
shiryoku-資力 | (geld)middelen; kapitaal(kracht); vermogen |
shiryokushōgai-視力障害 | slechtziendheid |
shisai-子細 | reden; omstandigheid |
shisaku-施策 | maatregel; beleid |
shisan-四散 | verspreiding [verstrooiing] in alle richtingen |
shisansuru-四散する | in alle richtingen verspreiden [verstrooien] |
shisei-市制 | lokale overheid; gemeente |
shisei-市政 | gemeentelijke overheid; lokale overheid; gemeentebestuur; stadsbestuur |
shisei-施政 | regering; beleid |
shisei-至誠 | oprechtheid; volledige toewijding |
shisei-雌性 | vrouwelijkheid |
shiseihōshin-施政方針 | bestuurlijk beleid; regeringspolitiek |
shishin-至心 | oprechtheid |
shishitsu-脂質 | lipide (vet of vetachtige stof) |
shishōbō-四攝法 | (boeddh.) de 4 methoden die de bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha |
shishuku-私淑 | idolisering; verafgoding; grote bewondering |
shisō-師僧 | een leidende [de leer onderwijzende] boeddhistische monnik |
shisō-志操 | beginselvastheid; integriteit; standvastigheid; het vasthouden aan je principes |
shisō-思想 | idee; denkwijze; ideologie |
shisōteki -思想的 | ideologisch |
shissei-執政 | (overheids-) administratie; bestuur |
shissei-失政 | verkeerd beleid; slecht bestuur; wanbestuur; wanbeheer |
shisso-質素 | eenvoud; soberheid; matigheid; bescheidenheid |
shissoku-失速 | snelheidsverlies |
shisutemu・konpōnento-システム・コンポーネント | een stereo set [stereotoren] (bestaande uit afspeelapparatuur, versterker en luidspreker) |
shitaaji-下味 | het vooraf (voor het koken, braden, etc.) kruiden van voedsel |
shitagari-下刈り | het (onkruid) wieden |
shitagarisuru-下刈りする | (onkruid) wieden |
shitagoshirae-下拵え | ingrediënten klaarmaken voor het eten; voorbereidingen voor het koken; het voorkoken |
shitajunbi-下準備 | voorbereiding(en) |
shitaku-支度 | voorbereiding |
shitashigoto-下仕事 | voorwerk; voorbereidend werk; aangenomen werk |
shitashimi-親しみ | vertrouwdheid; intimiteit; genegenheid; affectie |
shitashirabe-下調べ | vooronderzoek; voorbereiding(en) |
shitasōdan-下相談 | voorbereidende [inleidende] gesprekken |
shitatameru-認める | (zich) voorbereiden; zich klaarmaken; regelen |
shitatarazu-舌足らず | onduidelijke uitspraak door spraakgebrek; slissen; lispelen |
shitatarazu-舌足らず | krom praten; slecht woordgebruik; onduidelijke uitleg |
shitayomi-下読み | doorlezing; oefening; voorbereiding (op lessen, etc.) |
shitei-視程 | zichtbaarheid |
shiteyaru-為て遣る | (iemand anders) te slim af zijn; misleiden; om de tuin leiden; foppen |
shītoberuto-シートベルト | veiligheidsgordel; veiligheidsriem; stoelriem |
shitsu-湿 | vochtigheid |
shitsudo-湿度 | luchtvochtigheid; vochtigheidsgraad |
shitsudokei-湿度計 | hygrometer; vochtmeter; vochtigheidsmeter |
shitsudokushō-失読症 | dyslexie; woordblindheid |
shitsujitsugōken-質実剛健 | soberheid en vastberadenheid |
shitsunen-失念 | vergeetachtigheid; het vergeten |
shitsurei-失礼 | onbeleefdheid; ongemanierdheid; onhoffelijkheid |
shitsuryō-質量 | massa; hoeveelheid |
shitto-嫉妬 | jaloersheid; jaloezie; afgunst; naijver |
shiun-紫雲 | (in Boeddhisme) de wolk waarop de boeddha Amida gelovigen op hun sterfbed tegemoet treedt |
shiwa-皺 | (huid) rimpel; groef; kraaienpootjes |
shiyō-枝葉 | bijzaken; onbelangrijke [onbeduidende] dingen |
shiyōkigen-使用期限 | vervaldatum; houdbaarheidsdatum (niet voor levensmiddelen) |
shiyōmassetsu-枝葉末節 | onbeduidende details; bijkomstigheden |
shiyōryō-使用量 | gebruikte hoeveelheid |
shiyui-思惟 | (boeddh.) wijsheid verkrijgen door diepe gedachten [bedachtzaamheid] |
shizen-自然 | natuurlijkheid; spontaniteit |
shizoku-士族 | (in 1947 afgeschaft als stand of rang) samoerai-familie(lid); afstamming van een samoerai-familie |
shī・ai-シー・アイ | bedrijfsidentiteit; huisstijl (Corporate Identity) |
shī・esu-シー・エス | (customer satisfaction) klanttevredenheid |
shī・ī・ō-シー・イー・オー | (chief executive officer) president-directeur; algemeen directeur |
shī・pī・yū-シー・ピー・ユー | (central processing unit) centrale verwerkingseenheid (computerterm) |
shī・tī・shī-シー・ティー・シー | (centralized traffic control) centrale verkeersleiding |
shochō-所長 | hoofd [leider; chef, e.d.] (van een bijkantoor, onderzoeksinstelling, gevangenis, e.d.) |
shōchō-省庁 | overheidskantoren; ministeries |
shōchō-省庁 | de overheid; de autoriteiten |
shochō-署長 | hoofd [leider; chef, e.d.] (van een politiebureau, brandweer, belastingdienst, e.d.) |
shochū-暑中 | midden in de zomer; in het heetst van de zomer |
shōdokuyaku-消毒薬 | ontsmettingsmiddel; antisepticum |
shōfū-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
shōgaisupōtsu-生涯スポーツ | levenslang sporten; sport die je altijd kan doen (ongeacht leeftijd) voor de gezondheid en recreatie |
shogen-緒言 | introductie; inleiding |
shōgo-正午 | 12 uur 's middags; middag(uur) |
shōgō-称号 | titel; graad; aanduiding; benaming |
shōgun-将軍 | shogun; groot opperbevelhebber; legerleider; generaal; veldheer (met tijdelijk mandaat van de keizer) |
shogyōmujō-諸行無常 | (boeddh.) de vergankelijkheid van alles (in de schepping); alle wereldse [aardse] dingen zijn vergankelijk |
shōhikigen-消費期限 | de vervaldatum (voornamelijk van voedsel); de uiterste houdbaarheidsdatum [gebruiksdatum] |
shōjiki-正直 | eerlijkheid; oprechtheid |
shōjinbutsu-小人物 | een onbeduidend [onbelangrijk; kleingeestig; bekrompen] persoon |
shojiryoku-書字力 | schrijfvaardigheid |
shojoenzetsu-処女演説 | maidenspeech (eerste redevoering als volksvertegenwoordiger) |
shōka-商科 | handelsopleiding |
shōkafuryō-消化不良 | onbegrijpelijkheid; (fig.) moeilijk te verteren; moeilijk te begrijpen |
shokan-所管 | rechtsbevoegdheid; jurisdictie |
shōkaryōku-消化力 | verteerbaarheid |
shokatsu-所轄 | rechtsbevoegdheid; jurisdictie |
shōken-小見 | kortzichtigheid; bekrompen blik [mening] |
shoki-所記 | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
shōki-正気 | geestelijke gezondheid; gezond verstand |
shōki-笑気 | lachgas; distikstofmonoxide |
shokibidō-初期微動 | (aardbeving) eerste [inleidende; aanvangs-] trillingen |
shōkon-性根 | energie; kracht; vitaliteit; doorzettingsvermogen; vastberadenheid; vasthoudendheid |
shokugyōanteijo-職業安定所 | overheidsdienst voor arbeidsvoorziening [arbeidsbemiddeling] |
shokuhi-植皮 | huidtransplantatie |
shokuhin-食品 | voedsel; voeding; levensmiddelen; voedingsmiddel |
shokuin-職員 | personeel; medewerker; personeelslid; staflid |
shokuryō-食糧 | voedingsmiddelen; voedselvoorraad; proviand |
shokuryōhin-食料品 | levensmiddel; voedingsmiddel; proviand |
shokuten-食店 | (term uit de Meiji periode) eethuis; eetgelegenheid; restaurant |
shōmikigen-賞味期限 | houdbaarheidsdatum (voor levensmiddelen); uiterste consumptiedatum |
shōmu-商務 | (commerciële) zaken; handelsaangelegenheid |
shōmyō-称名 | het reciteren van de naam van de Boeddha (b.v. Namu Amida Butsu) |
shonbori-しょんぼり | moedeloosheid; neerslachtigheid |
shōnenba-正念場 | het moment van de waarheid; een keerpunt (in het leven); alles-of-niets [erop-of-eronder] situatie |
shōninkokka-商人国家 | natie [volk] van winkeliers [kruideniers] |
shōonki-消音器 | geluiddemper; geluidsdemper |
shoppusei-ショップ制 | verplicht vakbondslidmaatschap |
shōrai-松籟 | het geluid van de wind die waait door pijnbomen |
shōrai-松籟 | het geluid van een kokende theeketel |
shōraisei-将来性 | toekomstperspectief; mogelijkheid; belofte (voor de toekomst) |
shōraisuru-招来する | veroorzaken; teweeg brengen; aanleiding geven tot; leiden tot |
shōran-ショーラン | (short range navigation) navigatiehulpmiddelen voor de korte afstand |
shōran-照覧 | een duidelijk beeld (van iets); het helder zien |
shorō-初老 | de middelbare leeftijd; begin van de ouderdom; vroegoud zijn |
shosa-所作 | gedrag; hoe zich te gedragen (bij een bepaalde gelegenheid) |
shōsei-小成 | klein beetje succes; kleine prestatie; bescheiden resultaat |
shōsei-小生 | (formeel, bescheiden, mannelijk taalgebruik) ik |
shōsha-小社 | ons bedrijf; wij (bescheiden wijze om tegen een ander over je eigen bedrijf te spreken) |
shoshin-初心 | naïviteit; onervarenheid |
shōshinmono-小心者 | timide [bedeesde] persoon; lafaard |
shōshitsu-消失 | (geleidelijke) verdwijning; vervaging |
shōshitsusuru-消失する | (geleidelijk) verdwijnen; vervagen; wegsterven |
shōsō-正倉 | overheidsinstelling (in de oudheid) |
shosoku-初速 | de beginsnelheid; aanvangssnelheid |
shōsoku-消息 | verblijfplaats; omstandigheid; situatie; voortgang |
shosokudo-初速度 | beginsnelheid |
shōsū-少数 | minderheid; klein [gering] aantal |
shōsūha-少数派 | minderheid; minderheidsgroepering |
shōtai-正体 | (shinto) de geest van een god(heid) die in een voorwerp huist |
shōteki-小敵 | kleine [onbeduidende] vijand; zwakke tegenstander |
shoya-初夜 | de eerste nacht; bruidsnacht; de eerste (nacht)wacht |
shōyaku-生薬 | natuurgeneesmiddel; natuurlijk medicijn (plantaardig of dierlijk) |
shū-秀 | voortreffelijkheid; uitmuntendheid |
shū-醜 | lelijkheid |
shubōsha-首謀者 | leider (van een bende, opstand, e.d.) |
shūchaku-執着 | gehechtheid; fixatie; obsessie |
shūchi-周知 | algemene bekendheid |
shudan-手段 | middel; methode |
shūdansoshō-集団訴訟 | (juridisch) groepsvordering; classaction |
shudō-主動 | leiderschap |
shuei-守衛 | bewaking; beveiliging; bewaker beveiliger; (bij overheidsgebouwen, universiteiten, e.d.) |
shūeki-囚役 | dwangarbeid (van gevangenen) |
shufu-首府 | hoofdstad (waar ook de overheid meestal zetelt) |
shugi-手技 | vaardigheid; handwerk |
shūgi-衆議 | publieke discussie; volksraadpleging; meerderheidsbesluit |
shūgiingiin-衆議院議員 | lid van het (Japanse) Lagerhuis |
shūgyō-修業 | training ter uitbreiding van kennis en vaardigheden; afronding [voltooiing] van een opleiding |
shūgyō-就業 | werk; werkgelegenheid; het aan het werk gaan |
shūgyōbasho-就業場所 | standplaats; werkplek; arbeidslocatie |
shuhan-主犯 | leider (m.b.t. een misdaad of misdrijf); voornaamste pleger [dader; schuldige] |
shuhan-首班 | hoofd; leider |
shuhi-種皮 | zaadhuid; zaadvlies |
shuhigimu-守秘義務 | geheimhoudingsplicht; vertrouwelijkheid; zwijgplicht |
shui-主位 | leidende [beste] positie; hoogste rang |
shui-主意 | hoofdgedachte; hoofdonderwerp; focus; centraal idee |
shui-主意 | belangrijkste betekenis [idee; mening] |
shui-首位 | eerste plek; koppositie; leidende positie |
shūjinrōdō-囚人労働 | gevangenisarbeid |
shūkabutsu-臭化物 | bromide |
shukketsu-出欠 | aanwezigheid en afwezigheid |
shūkyōka-宗教家 | religieuze persoon [figuur; leider] |
shūkyōshin-宗教心 | vroomheid; devotie |
shukyū-守旧 | conservativisme; behoudendheid |
shūnen-執念 | vastberadenheid; hardnekkingheid; volharding; doorzettingsvermogen |
shungen-峻厳 | strictheid; strengheid |
shunin-主任 | chef; hoofd; manager; baas; de leidinggevende |
shunjun-逡巡 | aarzeling; besluiteloosheid |
shunō-首脳 | het hoofd; de leider |
shunran-春蘭 | nobele orchidee (Cymbidium goeringii) |
shuren-手練 | vaardigheid; bekwaamheid |
shuryō-酒量 | drankhoeveelheid |
shuryokuginkō-主力銀行 | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
shusa-主査 | hoofdonderzoeker; leider van een onderzoeksteam |
shusei-守成 | overname en consolidatie van een bedrijf |
shuseki-主席 | de voorzitter; het hoofd; de leider |
shuseki-首席 | leider; voorzitter; hoofd |
shūsen-周旋 | bemiddeling; tussenkomst (om iets te regelen); aanbeveling |
shūshi-愁思 | droevige [verdrietige] gedachten; droefheid; bedroefdheid; verdriet |
shūshigae-宗旨替え | verandering (van ideologie, interesse, etc.) |
shūshinkoyō-終身雇用 | vaste aanstelling; levenslange werkgelegenheid [tewerkstelling] |
shushō-首相 | premier; minister-president; eerste minister |
shūshoku-愁色 | bezorgde [angstige; sombere] blik; somberheid |
shūshokuguchi-就職口 | werkplek; werkgelegenheid; vacature |
shūshokunan-就職難 | moeilijk werk kunnen vinden (door een tekort aan werkgelegenheid) |
shūshokuritsu-就職率 | werkgelegenheidsgraad; werkgelegenheidspercentage |
shūshokushiken-就職試験 | een test [examen] om te kunnen beoordelen of een kandidaat geschikt is voor baan |
shusokudo-終速度 | eindsnelheid |
shusseki-出席 | aanwezigheid; opkomst |
shusshinchi-出身地 | geboorteplaats; bakermat; plaats waar men is opgegroeid |
shutaisei-主体性 | onafhankelijkheid; eigen identiteit [initiatief]; individualiteit |
shutaiteki-主体的 | onafhankelijk; individueel; proactief |
shūtoku-習得 | scholing; het verkrijgen van kennis [bekwaamheid] |
shūtokusuru-習得する | onder de knie krijgen; aanleren; kennis [bekwaamheid] verwerven |
shutsuba-出馬 | kandidaatstelling bij verkiezingen |
shutsubahyōmei-出馬表明 | kandidaatstelling |
shutsunyū-出入 | komen en gaan; aankomst en vertrek; storting en opname (van monetaire middelen) |
shuwan-手腕 | talent; gave; bekwaamheid; vaardigheid |
shūzen-愁然 | melancholie; verdrietigheid; treurigheid |
sō-壮 | kracht; dapperheid; moed; heldhaftigheid; iets magnifieks [groots] |
sō-壮 | de leeftijd vol kracht, energie en gezondheid; iemand van ca. 30 jaar; iemand in de bloei van zijn leven |
sō-壮 | een woord dat wordt gebruikt om het aantal keren te tellen van moxibustie (behandeling met brandende moxa op de huid) |
sōbetsu-送別 | vaarwel; afscheid |
sobireru-そびれる | (als achtervoegsel bij een werkwoord) een kans [gelegenheid] missen; er niet in slagen om |
soboku-素朴 | eenvoud; onnozelheid; naïviteit |
sōchi-送致 | (juridisch) verwijzing; renvooi |
sōchisuru-送致する | (juridisch) verwijzen; renvooieren |
sōchō-総長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
soejō-添え状 | begeleidende [bijgevoegde] brief |
sofutonomikkusu-ソフトノミックス | economische beleid dat meer gericht is op informatie en de software industrie |
sofuto・tatchi-ソフト・タッチ | zachtheid; zachtaardigheid; zacht aanvoelen; zachte aanpak |
sōgan-双眼 | beide ogen |
sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
sōgen-草原 | grasvlakte; weide; grasveld |
sōgi-葬儀 | begrafenis(ritueel); uitvaartplechtigheid; afscheid (van een overledene) |
sogo-齟齬 | onenigheid; discrepantie; tegenspraak |
sōgōgakka-総合学科 | een extra keuzevak dat op middelbare scholen wordt aangeboden naast de algemene en gespecialiseerde vakken |
sōgoizon-相互依存 | onderlinge afhankelijkheid |
sōgon-荘厳 | plechtstatigheid; grootsheid |
sōhaku-蒼白 | bleekheid; lijkbleek zijn |
sōhan-相反 | tegenstrijdigheid; tegenspraak; contradictie |
sōhō-双方 | beide partijen |
sōhon-草本 | (niet-houtige gewassen) kruiden; planten |
sōikufū-創意工夫 | vindingrijkheid; originaliteit |
soin-素因 | aanleg; vatbaarheid (voor ziekten) |
sōiten-相違点 | geschilpunt; punt van verschil; onderscheid |
sōji-相似 | gelijkenis; overeenkomst; gelijkvormigheid; analogie |
sōjōheikin-相乗平均 | meetkundig [geometrisch] gemiddelde |
sōkei-早計 | vroegtijdigheid; voorbarigheid |
sōken-壮健 | goede gezondheid |
sokkoku-即刻 | onmiddellijk; meteen |
sokkyū-速球 | fastball (met grote snelheid geworpen bal) |
sokō-粗肴 | een bescheiden [nederige] term voor gerechten die men een ander aanbiedt |
sokobaku-若干 | een (onbepaald) aantal; een kleine hoeveelheid; een paar; een beetje |
sōkōkai-壮行会 | een (groots) afscheidsfeest |
sōkoku-相克 | rivaliteit; wedijver; onenigheid; conflict |
sōkoku-相克 | tegenstrijdigheid |
sōkonbokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
sōkonmokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
sokudo-速度 | snelheid; tempo |
sokuishiki-即位式 | kroningsplechtigheid; inhuldigingsceremonie |
sokuji-即時 | onverwijld; onmiddellijk; ogenblikkelijk |
sokuō-即応 | navolging; aanpassing; volgzaamheid |
sokuryoku-速力 | snelheid |
sokuteifunō-測定不能 | onmeetbaarheid |
sokuza-即座 | het bereid zijn; het klaar [op het punt] staan |
somatsu-粗末 | slordigheid; onzorgvuldigheid |
sōmei-聡明 | wijsheid; intelligentie |
sondai-尊大 | arrogantie; verwaandheid |
sōnen-想念 | idee; begrip; denkbeeld |
songen-尊厳 | waardigheid; prestige |
sonohigurashi-其の日暮らし | een onzeker [sober] bestaan leiden; (financieel) de eindjes aan elkaar knopen; van dag tot dag leven; het leven nemen zoals het komt |
sonokurai-其の位 | (ongeveer) zoveel; in die mate; een dergelijke hoeveelheid |
sonotsudo-その都度 | bij elke gelegenheid; telkens weer; elke keer |
sonshoku-遜色 | minderwaardigheid; ondergeschiktheid |
sonzai-存在 | het bestaan; het leven; de aanwezigheid |
sōō-相応 | doelmatigheid; overeenkomstigheid; geschiktheid |
sōon-騒音 | lawaai; herrie; wanklank; geluidsoverlast |
sōonkōgai-騒音公害 | geluidsoverlast |
sōpuresu・sōpu-ソープレス・ソープ | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
sōran-総覧 | uitgebreid overzicht; compendium; bronnenboek; complete gids |
sorane-空音 | geluid dat men meent te horen maar er niet echt is; vermeend dierengeluid |
sorausobuku-空嘯く | onverschilligheid veinzen |
soreppotchi-それっぽっち | zo weinig; zo gering; zo klein; zo'n klein beetje; slechts [alleen maar] dit [dat]; onbelangrijk; onbeduidend; futiel |
soreshiki-其れしき | iets dat klein [gering; onbeduidend; onbelangrijk] is |
sōridaijin-総理大臣 | minister-president; premier |
soriddo-ソリッド | solide; vast; stevig; massief; degelijk |
sōrin-叢林 | dichte bebossing; dichtbegroeid bos |
soro-候 | gebruikt als hulpwerkwoord, voegt het beleefdheid toe van de spreker voor de toehoorder |
sorō-疎漏 | nalatigheid; onzorgvuldigheid; roekeloosheid |
sorosoro-そろそろ | langzaam; zachtjes; geleidelijk |
sōryō-総量 | totale [bruto] gewicht [volume; hoeveelheid] |
sōsei-早生 | snelle groei; vroegrijpheid; prematuur |
sōsharu・danpingu-ソーシャル・ダンピング | lagere productiekosten door het werken met zeer goedkope arbeidskrachten |
sōsharu・enjiniaringu-ソーシャル・エンジニアリング | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
sōsharu・sekyuritī-ソーシャル・セキュリティー | sociale zekerheid |
sōshi-相思 | wederzijdse liefde [vriendschap; genegenheid] |
sōshiki-葬式 | begrafenis; teraardebestelling; uitvaart; begrafenisplechtigheid |
soshikirōdōsha-組織労働者 | arbeiders georganiseerd in een vakbond |
soshikitai-組織体 | organisatie; instituut; organisatorische eenheid |
sōshisōai-相思相愛 | wederzijdse liefde [vriendschap; genegenheid] |
sōshu-宗主 | hoofdman; leider |
sōsō-草草 | haast; drukte; gehaastheid; agitatie |
sōsō-草草 | vereenvoudiging; snelheid; slordigheid |
sossensuihan-率先垂範 | het initiatief [de leiding] nemen om een goed voorbeeld te stellen |
sōsū-総数 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
sotchoku-率直 | eerlijkheid; oprechtheid |
sōtō-相当 | gelijkwaardigheid |
sōtō-相当 | behoorlijke [aanzienlijke] hoeveelheid |
sōtō-総統 | alleen-heerser; opperbevelhebber; (machtige) president |
sotoberi-外耗 | de verhouding tussen het verlies van de hoeveelheid graan bij vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
sotomata-外股 | manier van lopen, met de tenen naar buiten gedraaid |
souru-ソウル | Seoel (de hoofdstad van Zuid-Korea) |
soyō-素養 | basistraining; opleiding; verworven kennis [vaardigheid] |
sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
suehiro-末広 | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
suehirogari-末広がり | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
sugata-姿 | aanwezigheid; conditie |
sugu-直ぐ | meteen; direct; onmiddellijk |
sugusama-直ぐ様 | onmiddellijk; direct; meteen |
suhada-素肌 | de blote huid |
sui-粋 | bedachtzaamheid; consideratie; begrip |
suibun-水分 | vocht; vochtigheid; water |
suichoku-垂直 | het loodrecht zijn; rechtstandigheid; loodrechte stand |
suidō-水道 | watervoorziening; waterleiding; stromend water (in huis) |
suidōkaisha-水道会社 | waterleidingbedrijf |
suidōkan-水道管 | waterpijp; waterleiding |
suidōsui -水道水 | kraanwater; leidingwater; tapwater |
suigyo-水魚 | water en vis(sen) (ook als symbool van iets dat moeilijk van elkaar te scheiden is) |
suiheibungyō-水平分業 | horizontale arbeidsverdeling [werkverdeling; specialisatie] |
suihō-水泡 | metafoor voor vluchtigheid [verspilling] |
suimitsu-水密 | waterdichtheid |
suiri-推理 | gevolgtrekking; deductie; afleiding; redenering |
suisankakariumu-水酸化カリウム | kaliumhydroxide |
suisankanatoriumu-水酸化ナトリウム | natriumhydroxide |
suishinsha-推進者 | promotor; drijvende kracht; leider |
suitai-推戴 | onder de leiding [het voorzitterschap] van; (iemand) laten voorzitten; iemand de leiding geven |
suiyaku-水薬 | vloeibaar medicijn; geneesmiddel in drankvorm; medicinaal drankje |
suiyōeki-水溶液 | waterige oplossing (oplossing waarbij water het oplosmiddel is) |
suji-筋 | logica; (logische) redenering; juistheid; gerechtigheid |
sukarā-スカラー | (Eng.: scalar) scalair; scalaire grootheid (wiskunde) |
sukarupu・kea-スカルプ・ケア | hoofdhuidverzorging |
sukebeikonjō-助平根性 | wellust; liederlijkheid |
sukebeikonjō-助平根性 | geilheid; hitsigheid; ontucht |
sukērabiriti-スケーラビリティ | schaalbaarheid; uitbreidbaarheid; aanpasbaarheid |
sukima-隙間 | onvoorbereidheid; onzorgvuldigheid |
sukin-スキン | huid; leer |
sukinshippu-スキンシップ | intimiteit [huidcontact] tussen moeder en kind |
sukiru-スキル | vaardigheid; bekwaamheid |
sukiru・inbentorī・shisutemu-スキル・インベントリー・システム | inventarisering van de vaardigheden, opleidingen en ervaringen van de werknemers van een bedrijf |
sukōkā-スコーカー | luidsprekersysteem voor middentonen |
sukoshi-少し | een beetje; geringe hoeveelheid |
sukuea・sutansu-スクエア・スタンス | (bij honkbal en golf) een slaghouding met beide voeten op een lijn |
sukunai-少ない | weinig; gering; kleine hoeveelheid; schaars; onvoldoende; zelden |
sukūringu-スクーリング | onderwijs; opleiding; scholing |
sukūru-スクール | school; opleiding |
sukūru・zōn-スクール・ゾーン | gebied rond een school met een snelheidsbeperking voor verkeer |
sukūtā-スクーター | scooter (vervoermiddel) |
sumi-酸み | zuur(te)graad; zuurheid; mate van zuur zijn |
sumika-住み処 | woonplaats; residentie; woning |
sumu-済む | aflopen; eindigen; voorbij zijn; voltooid zijn |
sunao-素直 | mildheid; zachtaardigheid; gehoorzaamheid |
sunēkuuddo-スネークウッド | letterhout of slangenhout (hout met een natuurlijke tekening lijkend lettersschrift of op slangenhuid, van de tropische boom Brosimum guianense) |
sūpābaizā-スーパーバイザー | leidinggevende; toezichthouder; opzichter |
supaisu-スパイス | specerij; kruiden |
supan・obu・kontorōru-スパン・オブ・コントロール | spanwijdte (een management-begrip dat aangeeft aan hoeveel ondergeschikten een manager moet leidinggeven) |
supīdo-スピード | snelheid |
supīdoappu-スピードアップ | versnelling; snelheidsverhoging; opdrijving |
supīdobōru-スピードボール | (honkbal) fastball (met snelheid geworpen bal van de pitcher) |
supīdo・gan-スピード・ガン | snelheidsmeter (bij honkbal, een machine die de werpsnelheid meet) |
supīkā-スピーカー | luidspreker; speaker |
suppadaka-素っ裸 | (volledige) naaktheid |
supureddo-スプレッド | verspreiding; breedte; reikwijdte |
supureddo-スプレッド | spreiding (van portefeuille, risico's, e.d.) |
supuringubōdo-スプリングボード | gelegenheid; kans; springplank (fig.) |
supurōru-スプロール | wildgroei; onregelmatige [onordelijke] uitgroei [uitbreiding] |
suraidingu-スライディング | sliding (bij sport: glijdende beweging over de grond met de benen vooruit) |
suriban-擦り半 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
suribanshō-擦り半鐘 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
surūputto-スループット | verwerkte hoeveelheid; productie; verwerkingscapaciteit |
sūryō-数量 | kwantiteit; hoeveelheid |
susuharai-煤払い | het huis schoonmaken op oudjaar (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
susuharai-煤払い | verwijdering van roet van heiligdommen in december (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
sutairubukku-スタイルブック | stijlboek; stijlgids |
sutandobai・kurejitto-スタンドバイ・クレジット | lening van IMF (Internationaal Monetair Fonds) aan lidstaten |
sutāringu-スターリング | pond sterling (Engelse munteenheid) |
sutāringu・burokku-スターリング・ブロック | een groep landen (voornamelijk uit het Britse Gemenebest) die hun munteenheid aan het pond sterling koppelden |
suteroido-ステロイド | steroïde(n) |
suterusu-ステルス | (Eng. stealth) heimelijkheid; stiekem; in het geheim |
sutēto・amachua-ステート・アマチュア | door de overheid gesubsidieerde amateursporter |
sutorakku・auto-ストラック・アウト | (honkbal) uitgegooid met drie slag (waardoor de slagman uit is) |
sutoreputomaishin-ストレプトマイシン | streptomycine (bacteriëndodend geneesmiddel) |
sutorikinīne-ストリキニーネ | strychnine (giftig alkaloïde) |
sutorofurusu-ストロフルス | strophulus (huidirritatie bij kleine baby's) |
suwarajiundō-スワラジ運動 | Swarāj, een Indiase onafhankelijkheidsbeweging |
sūyō-枢要 | belang; belangrijkheid |
taai-他愛 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
tabakaru-謀る | misleiden; bedriegen |
tabaneru-束ねる | leiden; beheren; controleren |
tabekata-食べ方 | bereidingswijze; manier van koken |
tabijitaku-旅支度 | voorbereidingen voor de reis |
tabirako-田平子 | Lapsanastrum apogonoides (een plant) |
tabun-多分 | (grote) hoeveelheid |
taburakasu-誑かす | bedriegen; oplichten; iem. verleiden (om iets te doen) |
taburoido-タブロイド | tabloid (een formaat voor kranten en tijdschriften, 420-297 mm) |
tabyō-多病 | ziekelijkheid; zwakke [kwetsbare] gezondheid |
tachiai-立ち会い | aanwezigheid |
tachidokoroni-立ち所に | direct; onmiddellijk; meteen; à la minute |
tachifusagaru-立ち塞がる | het in de weg [voor iemand] gaan staan; met gespreide handen staan; iem. blokkeren [tegenhouden] |
tachikaze-太刀風 | het zoevende geluid [geruis] van een zwaardslag; de wind veroorzaakt door een zwaardslag |
tachikurami-立ち眩み | duizeligheid bij (op)staan; orthostatische hypotensie |
tachimochi-太刀持ち | (bij sumo) een van de twee worstelaars die een yokozuna begeleiden bij de ringceremonie |
tachiuchi-太刀打ち | twist; woordenstrijd; onenigheid |
tadachini-直ちに | onmiddellijk; direct; meteen |
tadoritsuku-辿り着く | (na veel nadenken) op een idee [antwoord] komen; een ingeving krijgen |
tafunesu-タフネス | taaiheid; (ge)hardheid; sterkte; onvermoeibaarheid |
tagei-多芸 | veelzijdigheid |
tagen-多言 | spraakzaamheid; breedsprakerigheid; langdradigheid |
tahōmen-多方面 | veelzijdigheid; veelsoortigheid |
tai-他意 | een andere bedoeling; bijbedoeling; kwaadwillendheid |
tai-隊 | compagnie; corps; eenheid |
tai-鯛 | zeebrasem (Sparidae) |
taiatsu-耐圧 | drukbestendigheid |
taigaku-退学 | het vroegtijdig de school [universiteit] verlaten (de opleiding niet afmaken) |
taihan-大半 | meerderheid; het grootste deel |
taii-大意 | de kern; essentie; (hoofd)strekking; het algemene idee; een korte samenvatting |
taiin-隊員 | korpslid (politie, brandweer, krijgsmacht., e.d.) |
taikai-退会 | opzegging; terugtrekking; beëindiging (van een lidmaatschap) |
taikanshiki-戴冠式 | kroningsplechtigheid |
taikei-体刑 | lijfstraf; dwangarbeid |
taikei-隊形 | formatie; samenstelling; (militaire) eenheid |
taiko-太古 | een ver verleden; de oudheid |
taikōsei-耐光性 | kleurvastheid; kleurechtheid (verf) |
taikōtennō-大行天皇 | de aanduiding voor de naamperiode van een recent overleden keizer |
taikutsu-退屈 | verveling; sleur; saaiheid; eentonigheid |
taikyoku-大局 | algemene [globale] situatie [omstandigheid]; algemene [globale] toestand; breder geheel; het grote beeld; het algehele overzicht |
taikyū-耐久 | weerstand; duurzaamheid; volharding |
taimen-体面 | eer, reputatie; waardigheid; prestige |
taimu-タイム | tijm (kruid) |
tainetsu-耐熱 | hittebestendigheid |
tainin-体認 | deskundigheid op basis van ervaring; door ervaring wijs geworden |
tainōshobun-滞納処分 | beslaglegging naar aanleiding van een betalingsachterstand |
taiō-対応 | overeenstemming (met); gelijkwaardigheid |
taiō-対応 | geschiktheid; gepastheid; afstemming |
taiō-対応 | verenigbaarheid; compatibiliteit; toepasbaarheid |
taira-平ら | gelijkmatigheid; effenheid |
tairetsu-隊列 | gelid; rij; linie; colonne |
tairyō-大量 | grote hoeveelheid; overvloed (aan); massa |
tairyōgyakusatsu-大量虐殺 | massamoord; genocide; massaslachting |
taisei-大声 | een luide [harde] stem |
taiseki-体積 | volume; hoeveelheid; massa; kubieke inhoud |
taisetsu-大切 | belang; belangrijkheid |
taishin-耐震 | aardbevingsbestendigheid |
taishitsu-体質 | fysieke [lichamelijke] gesteldheid |
taishō-大笑 | luid gelach; schaterlach |
taishoku-大食 | vraatzucht; gulzigheid; grote eetlust; het veel eten; zich volproppen |
taishoku-耐食 | corrosie resistentie; roestbestendigheid |
taishosha-退所者 | gevangene die zijn tijd heeft uitgezeten en zijn vrijheid terugkrijgt [wordt vrijgelaten] |
taisō-大層 | (in) hoge mate; grote hoeveelheid |
taisuisei-耐水性 | waterbestendigheid |
taiten-大典 | (historisch) overheidsambt in het ritsuryō rechtssysteem van Japan |
taitō-対当 | equivalentie; gelijkwaardigheid; overeenkomstigheid |
taitō-対等 | gelijkheid; equivalent; gelijk niveau |
taiwanbōzu-台湾坊主 | (algemene term voor) kaalheid |
taizanhokuto-泰山北斗 | autoriteit; deskundige; beroemdheid |
taizen-泰然 | kalmte; ingetogenheid; zelfbeheersing |
taji-多事 | veelbewogenheid; veel gebeurtenissen [incidenten] |
tajitatan-多事多端 | het erg druk hebben; veel werk hebben; veelbewogenheid |
tajō-多情 | wispelturigheid; wisselvalligheid; onbetrouwbaarheid |
tajūjinkaku-多重人格 | meervoudige [gespleten] persoonlijkheid |
taka-多寡 | hoeveelheid; aantal; kwantiteit |
taka-高 | hoogte; waarde; hoeveelheid |
takabanashi-高話 | (met) luide stem |
takabisha-高飛車 | hooghartigheid; hoogmoedigheid; hoogdravendheid |
takaibiki-高鼾 | luid gesnurk |
takaraka-高らか | luid |
takatakayubi-高高指 | middelvinger |
takawarai-高笑い | een luide lach; lachsalvo; gehinnik |
takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
take-竹 | de middelste [tweede] rang (van het 3-rangen systeem, waarbij 1= matsu (den), en 3 = ume (pruim) ) |
takegaki-竹垣 | bamboe hek [omheining; afrastering; afscheiding] |
taketonbo-竹蜻蛉 | (traditioneel Japans speelgoed) bamboe libelle, een propellor die gaat draaien door een pin snel in beide handpalmen te wrijven |
takuetsu-卓越 | excellentie; superioriteit; uitmuntendheid |
takumi-匠 | handvaardigheid; (vak)bekwaamheid |
takusan-沢山 | veel; een grote hoeveelheid; een groot aantal; een heleboel |
tamagoyaki-卵焼き | (zoete of gekruide) omelet |
tamasudare-玉簾 | Witte westenwindbloem (Zephyranthes candida) |
tameiki-溜息 | een zucht (van vermoeidheid, opluchting, e.d.) |
tamushi-田虫 | ringworm (huidaandoening: tinea corporis) |
tan-丹 | rode aarde (bevat cinnaber of kwiksulfide) |
tan-反 | oppervlakte eenheid: 1 tan = (300 tsubo =) ca. 991 vierkante meter) |
tanbetsu-反別 | de oppervlakte van een veld (aangeduid in: tan) |
tanbi-嘆美 | bewondering; aanbidding |
tanbi-耽美 | voorliefde [gevoeligheid] voor kunst en schoonheid |
tangan-嘆願 | smeekbede; petitie; pleidooi; (officieel) verzoek\ |
tanishi-田螺 | zoetwaterslak (Viviparidae) |
tanjunsen-単純泉 | eenvoudige waterbron (warmwaterbron met een extreem laag gehalte aan mineralen en kooldioxide) |
tanka-単価 | eenheidsprijs; stukprijs; prijs per eenheid |
tankabutsu-炭化物 | (chemie) carbide |
tankakarushiumu-炭化カルシウム | carbid; calciumcarbid; carbuur |
tankatangusuten-炭化タングステン | wolfraamcarbide (een keramische stof, die ontstaat uit wolfraam en koolstof) |
tankidaigaku-短期大学 | (2-jarige) hogeschool [universiteit] (opleidend tot Bachelor diploma) |
tannin-担任 | de leiding hebben over een bepaalde klas (of een bepaald vak) op school |
tanō-多能 | veelzijdigheid |
tanpeikyū-短兵急 | onbezonnenheid |
tanpotsuki-担保付き | met (gegarandeerde) zekerheid |
tanpotsukishasai-担保付社債 | bedrijfsobligatie met zekerheid |
tanrei-端麗 | schoonheid; bekoorlijkheid; elegantie |
tansangasu-炭酸ガス | koolzuurgas; koolstofdioxide; kooldioxide |
tansei-丹誠 | oprechtheid; toewijding; inspanning |
tanshin-丹心 | oprechtheid, eerlijkheid; trouw |
tanshin-単身 | alleen; zonder begeleiding; op eigen houtje; in je eentje |
tanshō-丹霄 | (ambts)woning [residentie] van de keizer |
tansho-短所 | zwakheid; tekortkoming; gebrek; zwak punt; nadeel |
tanto-たんと | veel; een grote hoeveelheid; een groot aantal; een heleboel |
tantō-担当 | het de leiding hebben; verantwoordelijk zijn |
tantōsha-担当者 | leidinggevende; de verantwoordelijke persoon; coördinator; contactpersoon |
tantōsuru-担当する | de leiding hebben; verantwoordelijk zijn |
tan'i-単位 | eenheid van gewicht [lengte]; munteenheid |
tan'i-単位 | kleine eenheid (van een instelling, familie, e.d.); groep; sectie |
tan'itsu-単一 | alleen [enkel] zijn; eenheid; eenvoud |
tan'on-湛恩 | hoogste (universele) welwillendheid; exceptionele goedheid |
tarashikomu-誑し込む | (iemand) verleiden; inpalmen; versieren |
tarento-タレント | beroemdheid; ster (tv, film, etc.) |
tarumi- 弛み | slapte; krachteloosheid; verslapping |
taryō-多量 | grote hoeveelheid |
tasai-多才 | veelzijdigheid |
tasan-多産 | vruchtbaarheid; fertiliteit |
tashika-確か | zeker; waar; ongetwijfeld; duidelijk |
tashinamu-嗜む | voorzichtig [bescheiden] zijn |
tashō-多少 | aantal; hoeveelheid |
tashu-多種 | veelheid aan categorieën |
tassha-達者 | ervaring; vakmanschap; bekwaamheid; meesterschap |
tassha-達者 | goede gezondheid; fitheid |
tasū-多数 | groot aantal; meerderheid |
tasūha-多数派 | meerderheid; meerderheidsgroepering |
tasukufōsu-タスクフォース | speciale eenheid |
tatchi-タッチ | deelname; betrokkenheid |
tate-立て | belangrijkste; hoofd-; leidende |
tate-縦 | lengte; hoogte; diepte; verticaal; loodrecht; van boven naar beneden; van noord naar zuid |
tategyōji-立て行司 | de hoofdscheidsrechter in een sumotoernooi |
tatewari-縦割り | iets verticaal [in de lengte] doormidden delen |
tateyakusha-立て役者 | hoofdrolspeler; leidende figuur; sleutelfiguur |
tatsuben-達弁 | welbespraaktheid |
tatsubun-達文 | goed geschreven [duidelijke] tekst |
tatsui-達意 | begrijpelijkheid; duidelijkheid; klaarheid |
tatsumi-辰巳 | het zuidoosten |
tawake-戯け | grappenmakerij; dwaasheid; gekheid |
tawake-戯け | een gek; idioot; grappenmaker |
tayō-多様 | verscheidenheid |
tayori-頼り | het vertrouwen [steunen; rekenen; zich verlaten op]; betrouwbaarheid; steunpilaar |
tayōsei-多様性 | diversiteit; verscheidenheid |
tayūmoto-太夫元 | theaterdirecteur; productieleider; manager van een toneelgezelschap |
tazai-多罪 | (een beleefde term om je te verontschuldigen voor onbeleefdheid, nalatigheid, e.d.) excuses (voor...) |
tazuki-方便 | middelen van bestaan; levensonderhoud |
te-手 | knecht; arbeider |
teaki-手明き | ongebondenheid; niet druk hebben; ontspanning |
teate-手当て | voorbereiding |
tebanashi-手放し | openlijk; onbeperkt; vrijelijk; zonder terughoudendheid |
tebiki-手引き | begeleiding; hulp; advies |
tebiki-手引き | handleiding; gids |
tebiroi-手広い | uitgebreid |
tēburu・sentā-テーブル・センター | tafelkleedje (als decoratie op het midden van de tafel) |
tedare-手足れ | bedrevenheid; vaardigheid; handigheid |
tegaru-手軽 | eenvoud; ongecompliceerdheid |
tegatai-手堅い | solide; betrouwbaar; veilig |
tegiwa-手際 | (goede) uitvoering; vakmanschap; bekwaamheid |
tegokoro-手心 | discretie; consideratie; rekening houden met anderen |
tehai-手配 | voorbereiding(en); voorzorg; maatregel |
tei-廷 | (in kanji combinaties) plaats van overheidsaangelegenheden |
tei-貞 | (in combinaties) principieel zijn; kuisheid |
teichakueki-定着液 | een fixatief; fixeermiddel |
teigen-提言 | mening; idee; gedachtegoed; voorstel |
teinei-丁寧 | beleefdheid; hoffelijkheid |
teinei-丁寧 | zorgvuldigheid |
teineigo-丁寧語 | beleefdheidsvorm; beleefd taalgebruik |
teisei-貞正 | trouw [loyaliteit] en oprechtheid |
teisetsu-貞節 | kuisheid; [echtelijke] trouw |
teishuku-貞淑 | zuiverheid; reinheid (als vrouwelijke deugd) |
teisōtai-貞操帯 | kuisheidsgordel |
teitaku-邸宅 | villa; landhuis; paleis; residentie |
teizō-逓増 | geleidelijke groei [toename] |
tejina-手品 | toverkunst; goochelarij; goocheltruc; vingervlugheid |
tekagen-手加減 | op basis van ervaring dingen (kunnen) doen; bekwaamheid |
tekigō-適合 | conformiteit; congruentie; verenigbaarheid; overeenstemming |
tekihō-適法 | wettigheid; rechtsgeldigheid |
tekii-敵意 | vijandigheid; vijandelijkheid; vijandschap; haat; wrok; rancune |
tekikaku-的確 | accuraatheid; juistheid |
tekiki-手利き | bekwaamheid; vakmanschap; een bekwaam [vakkundig; geschoold] persoon |
tekiryō-適量 | juiste [passende] hoeveelheid; optimale dosis [dosering] |
tekisei-適性 | geschiktheid; bekwaamheid |
tekiseikensa-適性検査 | onderzoek [test] naar geschiktheid; proeve van bekwaamheid |
tekishi-敵視 | vijandigheid; vijandige houding |
tekitai-敵対 | vijandigheid; verzet; weerstand |
tekitō-適当 | correctheid; geschiktheid |
tekka-鉄火 | gewelddadigheid; boosaardigheid |
tekkaku-適格 | geschiktheid; bekwaamheid; competentie |
tekkusu-テックス | tex (eenheid voor lineaire massa, voor het meten van de fijnheid van garen of vezels) |
tekubari-手配り | voorbereiding; maatregel |
tekuda-手管 | truc; list; handigheid |
tekunikaru・nokkuauto-テクニカル・ノックアウト | technische knockout (wanneer een scheidsrechter bepaalt dat één van de deelnemers aan een gevecht niet in staat is verder te gaan) |
tekunokurashī-テクノクラシー | technocratie (economische inrichting van de maatschappij onder leiding van technici) |
tema-手間 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
temachin-手間賃 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
temadai-手間代 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
temaegatte-手前勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
temaemiso-手前味噌 | zelfverheerlijking; zelfingenomenheid; opschepperij |
temahima-手間暇 | arbeid en tijd; moeite en tijd |
temawashi-手回し | (apparaten) met de hand bediend [gedraaid] |
temawashi-手回し | voorbereiding(en); maatregel(en) |
temijika-手短 | kortheid; beknoptheid |
ten-天 | de voorzienigheid; het lot; de lotsbestemming |
tenagusami-手慰み | plezier; ontspanning; afleiding |
tenami-手並み | optreden; bekwaamheid; kundigheid |
tencha-点茶 | het bereiden van groene (poeder)thee (tijdens de theeceremonie) |
tengusa-天草 | rode algen (Gelidiaceae) |
tenjiku-天竺 | aanduiding bij (Chinese) gerechten: erg [te] pittig |
tenjin-天人 | de hemel en mensheid |
tenjō-添乗 | jet vergezellen; begeleiden; meerijden |
tenka-天下 | de overheid [regering; regerende macht] van een land |
tenkabutsu-添加物 | additief; toevoeging; toevoegingsmiddel; hulpstof |
tenkai-展開 | uitspreiding; uitrolling; openvouwen |
tenkaisuru-展開する | ontwikkelen; uitspreiden; uitrollen; openvouwen; uitlichten; uitwerken |
tenki-天気 | het weer (weersgesteldheid) |
tennen-天然 | natuurlijkheid; spontaniteit |
tennin-天人 | de hemel en mensheid |
tenouchi-手の内 | bekwaamheid; kundigheid |
tenpo-テンポ | snelheid; tempo; vaart |
tenrai-天籟 | het geluid van de natuur [van de wind} |
tenrei-典麗 | elegantie; netheid |
tensei-展性 | soepelheid; buigzaamheid; vervormbaarheid |
tenshi-展翅 | het spreiden van de vleugels van een insect (voor het tentoonstellen van een dood exemplaar) |
tenshokuzai-展色剤 | (bind)middel dat gebruikt wordt in verfstoffen [kleurstoffen] |
tenshon-テンション | (emotionele) spanning; gespannenheid; zenuwachtigheid |
tentan-恬淡 | onverschilligheid; ongeïnteresseerdheid; onbekommerdheid |
tentekisenseki-点滴穿石 | met beperkte kracht [middelen] grote dingen bereiken |
tenui-手縫い | met de hand genaaid |
tenuki-手抜き | slordigheid; nalatigheid; onachtzaamheid |
tenzen-恬然 | kalmte; sereniteit; bedaardheid; zelfbeheersing |
teochi-手落ち | onoplettendheid; nalatigheid; vergissing |
teppanyaki-鉄板焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een ijzeren plaat (teppan) worden bereid |
terebigēmu-テレビゲーム | tv (video)game |
terekakushi-照れ隠し | het verbergen van schaamte [verlegenheid] |
teren-手練 | handigheid; sluwheid; slinksheid |
tereru-照れる | verlegen [in verlegenheid] zijn; zich opgelaten voelen |
tēru-テール | tael (Chinese weeg-eenheid) |
teshigoto-手仕事 | handwerk; handarbeid; werken met je handen |
teshō-手性 | handigheid |
teshoku-手職 | handwerk; handarbeid |
tesusabi-手遊び | tijdverdrijf; pleziertje; afleiding |
tetsumenpi-鉄面皮 | schaamteloosheid; onbeschaamdheid; brutaliteit |
tetsuzai-鉄剤 | ijzerpreparaat; een geneesmiddel dat ijzer bevat |
tettei-徹底 | grondigheid; volledigheid; rechtlijnigheid |
tezaiku-手細工 | handwerk; handvaardigheid; ambacht |
tezuma-手妻 | (goochel)truc; toverkunstje; vingervlugheid |
tī・pī・ō-ティー・ピー・オー | passende kleding voor de tijd, plaats en gelegenheid |
tobihi-飛び火 | rondvliegende vonken [vlammen]; zich verspreidend [overspringend] vuur |
tobihi-飛び火 | (fig.) vonken die overspringen; zich verspreidende gevolgen [effecten] |
tobitobi-飛び飛び | sporadisch; verspreid; hier en daar; van de hak op de tak |
tobokeru-惚ける | onwetenheid veinzen; doen alsof je iets niet weet |
tobokeru-惚ける | verstrooid [afwezig; vaag; nietszeggend] zijn |
tochikan-土地勘 | goede kennis van [vertrouwdheid met] een bepaalde plaats [omgeving; buurt] |
tochō-都庁 | (afk. voor) het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
tōdori-頭取 | leider; aanvoerder; hoofd; baas |
tōdori-頭取 | president; bankdirecteur |
tōdori-頭取 | leider van een theatergroep; eigenaar van een sumo dojo |
tōgan-冬瓜 | waspompoen (Benincasa hispida) |
tōgō-投合 | overeenstemming; overeenkomst; gelijkgestemdheid |
tōgōsuru-統合する | unificeren; tot eenheid brengen; integreren |
toh-取っ | voorvoegsel (afgeleid van 取り), gebruikt om de betekenis van werkwoorden te intensiveren [versterken] |
tōhenboku-唐変木 | (een scheldwoord) domkop; lomperik; idioot; sukkel |
tōhi-当否 | goed of fout; rechtvaardigheid |
tōhi-当否 | geschiktheid; gepastheid |
tōin-党員 | partijlid; lid van een partij; partijgenoot |
tōitsu-統一 | eenheid; samenhang |
tōitsusuru-統一する | herenigen; verenigen; consolideren; standaardiseren |
tōji-冬至 | (één van de 24 seizoenen in de oude maankalender, als de zon staat op 270 graden (geografische) lengte); midwinter; de kortste dag: 21 of 22 dec. |
tōjin-党人 | partijlid; lid van een politieke partij |
tōka-等価 | gelijkwaardigheid; equivalentie (aan) |
tōkai-韜晦 | verberging; het verborgen houden; verzwijgen; bescheidenheid |
tōkaidō-東海道 | de Tōkaidō (route in Japan) |
tōkaidōgojūsantsugi-東海道五十三次 | de 53 poststations op de oude Tōkaidō (Edo- Kyoto) route (in de Edo periode) |
tōkenranbu-刀剣乱舞 | Tōken Ranbu, video--cardgame |
tokiakasu-説き明かす | duidelijk maken; ophelderen; uitleggen |
tokka-徳化 | door een goed voorbeeld te geven (met oprechte deugdzaamheid), anderen onderwijzen en hun levenswijze te verbeteren |
tokkō-特効 | (met) specifieke (uit)werking [werkzaamheid] |
tokkyū-特級 | hoogwaaridig [eersteklas; van goede kwaliteit] zijn |
tōkō-刀工 | zwaardsmid; zwaardenmaker |
tokorodokoro-所所 | hier en daar; her en der (verspreid) |
tokoshie-常しえ | eeuwigheid; voor altijd |
tokubetsu-特別 | bijzonderheid; uitzondering |
tokubetsuhaitō-特別配当 | buitengewoon dividend |
tokubetsukaikei-特別会計 | speciale rekening (staat los van de algemene rekening en wordt beheerd door de nationale of lokale overheid in Japan) |
tokubetsukyōshitsu-特別教室 | speciaal uitgeruste klaslokalen (voor vakken als muziek, handvaardigheid, huishoudkunde, e.a., ook gebruikt als audio-visuele ruimte) |
tokudan-特段 | bijzonderheid; uitzonderlijk [buitengewoon] zijn |
tokuhitsu-禿筆 | (bescheiden term voor) het eigen schrijfwerk |
tokuhitsutaisho-特筆大書 | groot [duidelijk] schrift (dat goed in het oog valt) |
tokui-得意 | voldoening; tevredenheid (over de eigen prestaties) |
tokui-得意 | trots; zelfgenoegzaamheid |
tokui-得意 | (iemands) specialiteit; sterke punt; vaardigheid |
tokuibi-特異日 | (meteorologie) singulariteit: een specifieke dag waarop een bepaald weertype zich met grote waarschijnlijkheid voordoet |
tokusei-徳政 | (middeleeuwen) kwijtschelding van schulden |
tokusen-特選 | eervolle onderscheiding (door een jury tijdens een wedstrijd) |
tokushi-篤志 | welwillendheid; liefdadigheid |
tokushoku-特色 | kenmerk; eigenschap; aard; eigenaardigheid |
tokushu-特殊 | bijzonderheid; eigenaardigheid |
tokushuhōjin-特殊法人 | bijzondere onderneming (voor projecten zonder commerciële doeleinden, zoals overheidsbedrijven, bedrijfsverenigingen, stichtingen, e.d.) |
tokushutsu-特出 | uitmuntendheid; onderscheidende kwaliteit(en) |
tokutei-特定 | vaststelling; specificering; identificatie |
tōkyōtochō-東京都庁 | het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
tōkyū-等級 | klasse; rang; graad; magnitude; omvang; grootheid |
tōmei-透明 | transparantie; helderheid |
tōmoku-頭目 | leider; baas |
tomoni-共に | samen; gezamenlijk; beiden |
ton-トン | tonnage; ton (eenheid van massa en gewicht in het metrieke stelsel) |
tōnan-東南 | het zuidoosten |
tōnantō-東南東 | het oostzuidoosten |
tonari-隣 | nabijheid; naast |
tonchaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
tonchiki-頓痴気 | dwaas; ezel; idioot; stomkop; sufferd |
tonjaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
toomawashi-遠回し | indirectheid; omhaal van woorden |
toome-遠目 | verziendheid |
toorisōba-通り相場 | gangbare [huidige] prijs |
toppu-トップ | top; leiders; kader; hoofdfiguur |
tora-虎 | (informeel) beschonkenheid; dronkenschap; dronkenlap; zuiplap |
toriatsukaisetsumeisho-取扱説明書 | gebruiksaanwijzing; handleiding |
toridori-取り取り | verscheidene; allerlei; diverse |
toriko-取り粉 | rijstmeel, dat (tegen het vastkleven) op het werkblad wordt gestrooid bij het maken van mochi (kleefrijstbolletjes) |
torikoshigurō-取り越し苦労 | overbezorgdheid; teveel [onnodig] gepieker over de toekomst |
torikotto-トリコット | tricot; gebreide stof; gebreide kleding |
torime-鳥目 | nachtblindheid |
torimotsu-取り持つ | bemiddelen; aanbevelen |
torimusubu-取り結ぶ | bemiddelen; als bemiddelaar optreden |
torinasu-取り成す | bemiddelen; tussenbeide komen; een goed woordje doen (voor iemand) |
torinidādo・tobago-トリニダード・トバゴ | Trinidad en Tobago |
toritsugi-取り次ぎ | agentschap; bemiddeling; tussenpersoon |
toritsugigyōmu-取次業務 | fiduciair bedrif [agentschap] |
toritsugu-取り次ぐ | distribueren; bemiddelen; als tussenpersoon [distributeur] optreden |
toriwakeru-取り分ける | delen; verdelen; scheiden |
tōrō-蟷螂 | bidsprinkhaan |
toru-執る | doen; uitvoeren; zich inzetten voor; het bevel [de leiding] nemen |
tōrui-糖類 | sachariden; koolhydraten |
tōryō-統領 | leider; heerser |
tōsandō-東山道 | Tōsandō, een van de zeven oude wegen in het gebied tussen de Tōkaidō en de Hokurikudō, en onderdeel van de Gokishichidō (五畿七道) |
tosatsu-塗擦 | het (op de huid) inwrijven van een zalf |
tōsen-唐船 | Japanse schepen die in de middeleeuwen handel dreven met China |
tōshi-透視 | (ergens) doorheen kijken; doorzichtigheid |
tōshi-透視 | helderziendheid |
toshigai-年甲斐 | de wijsheid der jaren; wijsheid overeenkomstig leeftijd |
toshima-年増 | een vrouw van middelbare leeftijd; een oudere vrouw |
toshinokō-年の功 | wijsheid en ervaring; wijsheid der jaren |
tōshō-刀匠 | zwaardsmid; iemand die zwaarden smeedt |
tōshōheikinkabuka-東証平均株価 | gemiddelde aandelenkoers van de Beurs van Tokio |
tōshu-党首 | partijleider |
tōshu-当主 | de huidige eigenaar; het huidige hoofd (van een familie, stam, e.d.) |
tōshutōron-党首討論 | debat tussen partijleiders |
toso-屠蘇 | toso, een kruidige sake (wordt vooral met Nieuwjaar gedronken) |
tōsuido-透水度 | mate van waterdoorlaatbaarheid |
tōsuikeisū-透水係数 | waterdoorlaatbaarheidscoëfficiënt |
tōsuiritsu-透水率 | waterdoorlaatbaarheidspercentage |
tōsuiryōkeisū-透水量係数 | overdraagbaarheidscoefficient |
tōsuisei-透水性 | waterdoorlaatbaarheid |
tōsuishiken-透水試験 | waterdoorlaatbaarheidstest |
tōtaru-トータル | het totaal (volledige hoeveelheid) |
tōtetsu-透徹 | helderheid; doorzichtigheid; transparantie |
tōtetsu-透徹 | helderheid (fig.); duidelijkheid |
totetsusuru-透徹する | duidelijk zijn; doorzichtig zijn; helder [transparant] zijn |
tōtorojī-トートロジー | tautologie (logische waarheid) |
totsugu-嫁ぐ | (in een familie) trouwen; bruid worden |
tōza-当座 | huidig; voorlopig; tijdelijk |
tsu-つ | hulpwerkwoord, gevoegd achter de renyōkei van een werkwoord of adjectief, drukt uit: voltooide handeling; uiteindelijk; zekere verwachting; zekerheid |
tsubo-坪 | oppervlakte eenheid: ca. 3,3 vierkante meter |
tsuchiiro-土色 | aardkleur; vale tint; bleekheid |
tsuchikeiro-土気色 | aardkleur; vale tint; bleekheid |
tsugi-次 | post station (op de oude Tōkaidō route) |
tsugō-都合 | omstandigheid; situatie; gelegenheid |
tsuideni-序でに | terloops; bij gelegenheid; terwijl; tegelijk; tegelijkertijd; en passant |
tsuizō-追贈 | toekenning van een postume onderscheiding [rang] |
tsūji-通事 | tussenpersoon; bemiddelaar |
tsukaigatte-使い勝手 | gebruikersvriendelijkheid; gebruikersgemak |
tsukamaseru-摑ませる | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsukamasu-摑ます | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsukare-疲れ | vermoeidheid; uitputting |
tsukareru-疲れる | moe worden; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
tsukatsuka-つかつか | (onomatopee) gedecideerd; zonder aarzeling |
tsukeru-着ける | verkrijgen (van kennis, opleiding, e.d.) |
tsukiyukihana-月雪花 | maan, sneeuw, en bloemen (schoonheid in alle seizoenen) |
tsukkomu-突っ込む | alles tezamen nemen (zonder onderscheid te maken); alles tegelijk in aanmerking nemen; overal rekening mee houden |
tsūkon-痛恨 | (diepe) droefheid; leedwezen; berouw; smart |
tsuku-漬く | gekruid [op smaak gebracht] zijn |
tsukunento-つくねんと | afwezig; verstrooid; zonder nadenken |
tsukuri-作り | voorbereiding |
tsukurigoe-作り声 | een gemaakte [verdraaide] stem |
tsuma-妻 | (arch.) één van twee dingen die sterk aan elkaar gerelateerd zijn (bv. een hert en hagi (Japanse struikklaver) zijn beiden symbool voor de herfst) |
tsumabiraka-詳らか | gedetailleerd; duidelijk |
tsumaranai-詰まらない | onbeduidend; nutteloos |
tsumasakiagari-爪先上がり | een opgaand [omhooglopend] pad; geleidelijk steiler wordende helling |
tsumikusa-摘み草 | het plukken van (wilde) planten, kruiden en bloemen |
tsumitsukuri-罪作り | bedrog; misleiding; wreedheid |
tsunagiawaseru-繋ぎ合わせる | samenbrengen; samenbundelen; samenbinden; verbinden; (verschillende zaken) samenvoegen tot een eenheid |
tsunbo-聾 | doofheid; slechthorendheid; dove |
tsunbosajiki-聾桟敷 | de dovengalerij (bovenste rijen stoelen in de schouwburg waar de verstaanbaarheid van het toneel slecht is) |
tsune-常 | de normale [gebruikelijke] omstandigheden [gang van zaken]; constantheid; onveranderlijkheid |
tsuno-角 | jaloersheid; wrok; woede |
tsunokakushi-角隠し | hoofdtooi van een traditioneel geklede Japanse bruid |
tsunoru-募る | in hevigheid [kracht] toenemen; sterker [heftiger] worden |
tsuridasu-釣り出す | uitlokken; weglokken; uit zijn tent lokken; verleiden |
tsurisugara-吊巣雀 | buidelmees (Remis pendulinus) |
tsuru-釣る | lokken; verleiden |
tsūsetsu-通説 | (uitgebreide) uitleg [verklaring] |
tsuta-蔦 | Japanse wilde wingerd (Eng.: Boston ivy; Parthenocissus tricuspidata) |
tsūtatsu-通達 | vakkundigheid; bekwaamheid; veel kennis [begrip] hebben |
tsūtei-通底 | zaken [dingen; ideeën] die aan de oppervlakte verschillend lijken, maar in de basis overeenkomen |
tsutsumashii-慎ましい | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
tsutsumashiyaka-慎ましやか | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
tsutsuoto-筒音 | geluid van een geweerschot |
tsutsushimi-慎み | voorzichtigheid; bescheidenheid; terughoudendheid |
tsuyameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
ubamegashi-姥目樫 | eik (Quercus phillyraeoides) |
ubu-初 | naïviteit; onbedorvenheid; onschuldigheid |
uchiakeru-打ち明ける | iem. iets toevertrouwen; onthullen; openbaren; de waarheid vertellen |
uchiawase-打ち合わせ | voorbespreking; voorbereiding; inleidend gesprek |
uchiberi-内耗 | de verhouding tussen de hoeveelheid graan die overblijft na vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
uchikake-打ち掛け | Japanse bruidsjapon die over de kimono wordt gedragen |
uchiki-内気 | verlegenheid; terughoudendheid |
uchimata-内股 | manier van lopen, met de tenen naar binnen gedraaid |
uchiwa-内輪 | bescheidenheid; gematigdheid; soberheid; kleine hoeveelheid |
uchiwasaboten-ウチワサボテン | vijgcactus (Opuntioideae) |
ude-腕 | bekwaamheid; vaardigheid |
udekiki-腕利き | bekwaamheid; vakmanschap; een bekwaam [vakkundig; geschoold] persoon |
udemae-腕前 | bekwaamheid; vaardigheid |
udonge-優曇華 | (Sanskriet) udumbara (een mythische plant die zogezegd eens in de 3000 jaar bloeide), wordt gebruikt als metafoor voor iets dat uiterst zeldzaam is |
uēbu-ウエーブ | golf (elektriciteit, geluid, radio, etc.) |
uerunesu-ウエルネス | gezondheid; lichamelijk welbevinden |
uerunesu-ウエルネス | activiteiten om de gezondheid te behouden |
uesuto-ウエスト | (Eng.: waist) taille; middel |
uesuto・baggu-ウエスト・バッグ | buideltasje; heuptas |
uesuto・pōchi-ウエスト・ポーチ | buideltasje; heuptasje |
ūfā-ウーファー | woofer (luidsprekersysteem voor lage tonen) |
ufufu-うふふ | hihi (geluid van gegrinnik) |
uindō・doresshingu-ウインドー・ドレッシング | lokkertje; misleidende voorstelling van zaken |
uirō-外郎 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
uirōmochi-外郎餠 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
uitto-ウイット | scherpzinnigheid; geestigheid; gevatheid; vernuft; spitsvondigheid |
ujiko-氏子 | parochiaan [gemeentelid] van een shinto heiligdom |
ujō-有情 | menselijkheid; medeleven |
ukai-迂回 | omweg; omleiding |
ukan-有官 | iemand met een officiële functie [rang; positie] bij de overheid; een ambtenaar |
ukeai-請け合い | garantie; zekerheid; borg |
ukeau-請け合う | beloven; garanderen; verantwoordelijkheid nemen voor |
ukiyobanare-浮き世離れ | wereldvreemdheid; het los van [onverschillig voor] de werkelijkheid [realiteit] zijn |
ukkarimono-うっかり者 | een verstrooide [vergeetachtige] persoon |
uma-午 | (oude tijd notatie) uur van het paard (rond het middaguur) |
uma-午 | (windrichting) het zuiden |
umami-旨み | kennis; bekwaamheid; smaak (van kunst, etc.); winst |
umi-海 | (fig.) een zee (van); een grote hoeveelheid |
umu-有無 | wel of niet; ja of nee; aanwezigheid of afwezigheid |
undei-雲泥 | een groot verschil [onderscheid] |
unmu-雲霧 | sombere gevoelens; mistroostigheid |
unohana-卯の花 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
untengijutsu-運転技術 | rijvaardigheid; rijtechniek |
unto-うんと | enorm; verschrikkelijk veel; grote hoeveelheid |
unubore-自惚れ | verwaandheid; ijdelheid; arrogantie |
urabanashi-裏話 | het verhaal achter iets; inside story |
uragaki-裏書き | echtheidsverklaring |
urajōmen-裏正面 | (zitplaatsen aan) de andere kant (de zuidkant) an de sumoring |
urami-恨み | wrok; rancune; wrevel; verbolgenheid; vijandigheid |
uranari-末生り | vrucht die groeit aan het uiteinde van een tak of stengel (en daardoor onvolgroeid en onrijp is) |
ureashi-売れ足 | snelle verkoop; de snelheid waarmee een product wordt verkocht |
ureāze-ウレアーゼ | urease (ureum amidohydrolase, een enzym dat de hydrolyse van ureum naar koolstofdioxide en ammoniak katalyseert) |
uree-憂え | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
urei-憂い | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
uriba-売り場 | optimaal moment om te verkopen; ideale verkoopconditie |
urikehai-売り気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
uruguai・raundo-ウルグアイ・ラウンド | Uruguay-ronde (Internationale onderhandelingen van 1986 tot 1994, die uiteindelijk leidden tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie) |
urusai-煩い | lawaaierig; luidruchtig |
urushimake-漆負け | huiduitslag door gifsumak (van de plant Rhus radicans) |
urutora・shī-ウルトラ・シー | gymnastiekoefening die qua uitvoering moeilijker is dan de norm voor de hoogste van de drie lagere moeilijkheidsgraden |
uryō-雨量 | hoeveelheid regen [neerslag] |
usa-憂さ | somberheid; zwaarmoedigheid; droefgeestigheid; neerslachtigheid; melancholie; weemoed |
usabarashi-憂さ晴らし | afleiding; ontspanning |
usei-雨声 | het geluid van regen |
ushin-有心 | inzicht en beleid |
ushin-有心 | overdenking; scherpzinnigheid |
ushin-有心 | (boeddh.) gehechtheid, sterke mentale fixatie voor dingen en ideeën |
uso-嘘 | leugen; onwaarheid; verzinsel |
usuaji-薄味 | licht gekruid; milde smaak |
usude-薄手 | dunheid; iets dat heel dun [ondiep; oppervlakkig] is |
utakata-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
utsubo-鱓 | kidako murene (vissoort, Gymnothorax kidako) |
utsugi-空木 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
utsuwa-器 | bekwaamheid; gave; aanleg; talent; vaardigheid; geschiktheid |
uttetsuke-打って付け | ideaal [perfect; meest geschikt; meest passend; precies goed] zijn |
uwanori-上乗り | het begeleiden [de begeleider; opzichter] van goederen [vracht; lading] tijdens transport |
uwasuberi-上滑り | oppervlakkig zijn; oppervlakkigheid |
uwatchōshi-上っ調子 | luchthartigheid; oppervlakkigheid; op spottende toon [manier] |
wabisabi-侘寂 | wabisabi, een Japans esthetisch concept waarin de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie centraal staat |
wagahai-我輩 | (mannelijk taalgebruik, eerste persoon enkelvoud, tegenwoordig met een nogal arrogante duiding) ik |
wagamama-我が儘 | egoïsme; zelfzuchtigheid; ongehoorzaamheid |
wagon・sābisu-ワゴン・サービス | bereiding van gerechten (op een etenskar) bij de tafel van de klanten in een restaurant |
wairudokyatto・sutoraiki-ワイルドキャット・ストライキ | wilde stakingsactie; staking zonder toestemming van de vakbondsleiders |
waisetsu-猥褻 | onzedelijkheid; obsceniteit |
waiwai-わいわい | (onomatopee) lawaai(eri)g; luidruchtig |
waizatsu-猥雑 | vulgariteit; grofheid; onfatsoenlijkheid |
wai・daburyū・shī・ē-ワイ・ダブリュー・シー・エー | Young Women’s Christian Association, een beweging die zich inzet voor leiderschap en rechten van vrouwen en meisjes |
wakachigaki-分かち書き | het scheiden van (Japanse) woorden door spaties |
wakagashira-若頭 | jonge onderbaas bij gangsters (soms de opvolger en [of] familielid van de capo) |
wakage-若気 | jeugdigheid |
wakahage-若禿 | vroegtijdige kaalheid; kaalheid op jonge leeftijd |
wakame-若布 | alg; zeewier (Undaria pinnatifida) |
wakana-若菜 | jonge groene kruiden |
wakare-別れ | scheiding; afsplitsing; afscheid |
wakarebanashi-別れ話 | gesprek over een scheiding [beëindiging van een relatie] |
wakareme-分かれ目 | scheidslijn; tweesprong; splitsing; keerpunt |
wakareru-分かれる | verdeeld worden; zich vertakken [verspreiden] |
wakareru-別れる | afscheid nemen; uit elkaar gaan; scheiden |
wakaru-分かる | duidelijk zijn; begrijpen; zich realiseren |
wake-分け | (in samenstellingen) verdelen; indelen; scheiden; sorteren |
wakkusu-ワックス | was (poetsmiddel) |
wakōdōjin-和光同塵 | (boeddh.) de Boeddha en Bodhisattva versluieren hun wijsheid om op toegankelijke wijze de lijdende mensheid te kunnen redden |
wakusei-惑星 | een outsider; onverwachte kanshebber [mededinger] |
wāku・shearingu-ワーク・シェアリング | deeltijdbanen; deeltijdse arbeid |
wan-ワン | woef (het geluid van blaffen van een hond) |
wan-腕 | (in kanji combinaties) arm; bekwaamheid |
wanman-ワンマン | één man die de leiding heeft [die alle macht naar zich toetrekt]; tiran; dictator |
wanman・kā-ワンマン・カー | een trein, bus of tram met maar 1 personeelslid (de bestuurder die ook de functie van conducteur vervult) |
wan・iyā・rūru-ワン・イヤー・ルール | WAN (computerterm, afkorting van Wide Area Network) |
warabi-蕨 | adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) |
waridasu-割り出す | berekenen; uitrekenen; begroten; afleiden (uit) |
waromono-悪者 | (arch.) iemand zonder opleiding of talent; een middelmatige persoon |
wārudo・waido・webu-ワールド・ワイド・ウェブ | world wide web (www); internet |
warugi-悪気 | kwade bedoelingen [opzet]; boosaardigheid; kwaadwillendheid |
waruitazura-悪悪戯 | ondeugendheid; kattenkwaad |
warujie-悪知恵 | sluwheid; listigheid; geslepenheid; doortraptheid |
warusa-悪さ | slechtheid |
warusawagisuru-悪騒ぎする | druk [luidruchtig] feestvieren, zonder rekening te houden met de overlast voor anderen |
waruzure-悪擦れ | te veel wereldwijsheid; iem. die (door ervaring) heel sluw [listig] is geworden |
watakushigoto-私事 | privé zaak [aangelegenheid] |
watari-辺 | buurt; nabijheid; omgeving |
watarimono-渡り者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
watatsumi-海神 | zeegod; (Gr.) Poseidon; (Rom.) Neptunus |
watto-ワット | watt (elektrische eenheid van vermogen) |
waza-技 | techniek; vaardigheid; handigheid; manoeuvre |
wazurai-患い | bezorgdheid; ongerustheid; spanning |
webukōkoku-ウェブ広告 | webvertising; adverteren op het (world wide) web |
webusupēsu-ウェブスペース | webspace (hoeveelheid ruimte op een server) |
webu・gaido-ウェブ・ガイド | webgids |
wo-を | o is het partikel dat een lijdend voorwerp aanduidt |
won-ウォン | won (Koreaanse munteenheid) |
yaban-野蛮 | barbaarsheid; wreedheid; onbeschaafdheid |
yabo-野暮 | domheid; dwaasheid; onwetendheid; domme daad [handeling; opmerking] |
yabo-野暮 | ongemanierdheid; lompheid; smakeloosheid |
yaboten-野暮天 | lompheid; dwaasheid |
yachigusa-八千草 | veel [verscheidene] planten [kruiden] |
yachiyo-八千代 | (lett. 8000 jaar) zeer lange periode; eeuwigheid |
yachū-夜中 | middernacht; (midden) in de nacht |
yahan-夜半 | middernacht; midden in de nacht |
yahi-野卑 | vulgariteit; platvloersheid; grofheid |
yaji-野次 | boegeroep; hoongelach; gejoel; luide kritiek |
yajin-野人 | een burger; persoon zonder functie in de overheid |
yajirobee-弥次郎兵衛 | één van de twee hoofdpersonen uit het boek Tōkaidōchū Hizakurige (Jippensha Ikku, gepubliceerd 1802-1822) |
yakamashii-喧しい | luidruchtig; lawaaierig; rumoerig |
yakamashii-喧しい | streng; meedogenloos; onverbiddelijk; veeleisend |
yakata-屋形 | paleis; herenhuis; residentie (van de adel) |
yakebokkui-焼け木杭 | verschroeide stok [balk]; staaf houtskool |
yakedo-火傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
yakeno-焼け野 | verbrande [verschroeide] akker |
yakenohara-焼け野原 | verbrand [verschroeid] veld [akker; gebied] |
yakeyama-焼け山 | verbrande [verschroeide] heuvels [bergen] |
yakkai-厄介 | hulp; steun; afhankelijkheid; verblijf (bij iem.) |
yakkodako-奴凧 | een (traditionele) Japanse vlieger in de vorm van een man met uitgespreide armen (als vleugels) |
yaku-薬 | narcotica; drug(s); verdovend middel |
yakubutsu-薬物 | geneesmiddel; medicijn; medicament |
yakubyō-疫病 | epidemie; pest |
yakuhin-薬品 | medicijn; geneesmiddel; chemisch produkt |
yakuhōshi-薬包紙 | poederpapiertje (een vierkant velletje papier dat wordt gevouwen om poedervormige geneesmiddelen in te verpakken in apotheken) |
yakuin-役員 | directeur; leider; leiding gevend persoon; chef |
yakujihō-薬事法 | de wet op farmaceutische en medische hulpmiddelen |
yakumi-薬味 | kruiden; specerijen; smaakmakers |
yakunin-役人 | overheidsfunctionaris; ambtenaar |
yakurigaku-薬理学 | farmacologie; geneesmiddelenleer |
yakurisayō-薬理作用 | medicinale werking; de werking van geneesmiddelen |
yakushin-薬疹 | huiduitslag als bijwerking van medicijngebruik |
yakusho-役所 | (lokaal) overheidsgebouw |
yakushoku-役職 | beleidsfunctie; bestuursfunctie |
yakushu-薬種 | ingrediënten voor geneesmiddelen; Chinese kruiden |
yakusō-薬草 | geneeskruiden; geneeskrachtige kruiden |
yakutaku-役宅 | woning toegewezen aan iemand op basis van zijn functie (m.n. bij de overheid) |
yakutō-薬湯 | extract; kruidenthee; aftreksel |
yakuza-やくざ | gangster; bendelid |
yamaban-山番 | berggids; boswachter |
yamafutokoro-山懐 | middenin de bergen; in het hart van de bergen |
yamahata-山畑 | bergweide; bergakker |
yamanari-山形 | de vorm van een berg; een chevron (een omgekeerde V als onderscheidingsteken, b.v. op de mouw van een officier) |
yamanari-山鳴り | het rommelend geluid van een berg [vulkaan] |
yamatonadeshiko-大和撫子 | de ideale Japanse vrouw (met traditionele deugden en gratie) |
yamatoshimane-大和島根 | Yamato-shima; Yamato no Kuni; Gebied rondom Yamato (een voormalige provincie van Japan, gelegen in de huidige prefectuur Nara) (arch.) |
yami-闇 | in de war [in verlegenheid] zijn; zonder onderscheid |
yami-闇 | hopeloosheid; uitzichtloosheid |
yamiji-闇路 | in een toestand zijn waar men geen onderscheidingsvermogen meer heeft; van de goede weg afgedwaald zijn |
yamikumo-闇雲 | iets doen zonder erover na te denken over de consequenties; onnadenkendheid; roekeloosheid; willekeur |
yaminoutsutsu-闇の現 | de werkelijkheid in het duister; onduidelijkheid; iets waarvan je niet zeker bent of het werkelijkheid is of niet |
yamōshō-夜盲症 | nachtblindheid |
yana-梁 | fuik; visdam; visweer (om een vis door de rivier te geleiden) |
yanagawa-柳川 | modderkruiper (riviervis, Cobitoidea) |
yaniwani-矢庭に | direct; onmiddellijk; meteen |
yan'ya-やんや | toejuichingen (zoiets als: Ned. bravo!; (Eng. wow); luid applaus |
yarikake-遣り掛け | onvoltooid; niet af; (nog) in uitvoering |
yarikehai-ヤリ気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
yarikuchi-遣り口 | manier (van doen); handigheid; truc |
yarippanashi-遣りっ放し | onaf; onvolledig; onvoltooid |
yasei-野性 | wild [ongetemd] zijn; wildheid |
yashiro-社 | plaats waar een god(heid) ter aarde komt; plaats waar deze god(heid) wordt vereerd |
yashu-野趣 | rustieke [landelijke] schoonheid |
yasudaiji-易大事 | iets dat er eenvoudig uitziet, maar in werkelijkheid zeer belangrijk is |
yasume-安め | nederigheid; bescheidenheid |
yasuragi-安らぎ | (gemoeds)rust; kalmte; vredigheid; sereniteit |
yasuuri-安売り | op lichtvaardige wijze bereidwillig zijn |
yatara-矢鱈 | roekeloosheid; willekeur; lukraak [ongenuanceerd] zijn |
yatōkōho-野党候補 | oppositiekandidaat |
yawahada-柔肌 | (jonge) zachte huid |
yō-洋 | (afk. voor) het Westen; Occident |
yōbai-溶媒 | oplosmiddel |
yobi-予備 | voorbereiding; inleidend; voorafgaand |
yobikō-予備校 | een school voor voorbereiding op (het toelatingsexamen van) een universiteit |
yobimono-呼び物 | bezienswaardigheid; manifestatie; evenement; attractie; hoogtepunt |
yōchi-幼稚 | kinderachtigheid; kinderlijkheid |
yōdai-容態 | (medische) aandoening [kwaal]; lichamelijke gesteldheid [conditie] |
yogi-余技 | hobby; niet-beroepsmatige bezigheid |
yōi-用意 | voorbereiding; voorzorg; (in) gereedheid (brengen) |
yōji-用事 | zaak; zaken; aangelegenheid; werk; bezigheid |
yōjin-用心 | voorzichtigheid; zorgvuldigheid; voorzorg |
yojireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
yōjo-妖女 | verleidster; vamp; heks; tovenares |
yōka-妖花 | een betoverend mooie bloem [schoonheid] |
yokaren-予科練 | de opleiding [training] voor piloten bij de Japanse marine |
yōken-用件 | zaak; kwestie; aangelegenheid; dingen die gedaan moeten worden |
yōki-妖姫 | een sprookjesachtig mooie vrouw; een betoverende schoonheid |
yokkaichizensoku-四日市喘息 | Yokkaichi asthma, veroorzaakt door inademen van zwaveldioxide (vervuilingsziekte in Japanse prefectuur Mie tussen 1960 en1972) |
yokochō-横帳 | oblong [liggend] formaat notitieboek (van vellen papier horizontaal doormidden gevouwen en gebonden) |
yokoguruma-横車 | onredelijkheid; dwarsheid |
yokomichi-横道 | de verkeerde kant; het verkeerde pad; afdwaling; uitweiding |
yokoshima-邪 | verdorvenheid; slechtheid |
yokowari-横割り | horizontaal doormidden delen |
yokuke-欲気 | grote hebzucht; inhaligheid; begeerte |
yokume-欲目 | partijdigheid; bevooroordeeld [vooringenomen] zijn |
yome-嫁 | bruid; echtgenote |
yomeiribune-嫁入り舟 | boot(je) om een bruid (pasgetrouwde echtgenote) te vervoeren (naar het huis van de echtgenoot) |
yometoome-夜目遠目 | (gezegde) Bij duisternis kan men geen onderscheid maken tussen mooi en lelijk. (lett. een vrouw in het donker, in de verte) |
yometori-嫁取り | een bruid nemen; een vrouw trouwen |
yomihon-読本 | handleiding; handboek |
yomikuse-読み癖 | vreemde [idiomatische] uitspraak [lezing] |
yonaka-夜中 | middernacht; (midden) in in de nacht |
yondai-四大 | universiteiten of hogescholen met vierjarige opleidingen |
yorokonde-喜んで | met plezier; bereidwillig; blijmoedig; graag |
yōsei-陽性 | opgewektheid; vrolijkheid |
yōsei-養成 | training; opleiding; scholing; opvoeding |
yōseisuru-養成する | trainen; opleiden; opvoeden |
yosenkai-予餞会 | een afscheidsfeest |
yoshū-予習 | (voor de les) voorbereiding; oefening |
yoshūsuru-予習する | (studie, les, etc.) voorbereiden |
yosōhaitōritsu-予想配当率 | verwacht percentage dividend |
yosomono-余所者 | (geen standaard term, soms onbeleefd) buitenlander; vreemdeling; buitenstaander; outsider |
yōsu-様子 | omstandigheid; situatie; stand van zaken |
yotōgiin-与党議員 | lid van de regeringspartij |
yowa-夜半 | middernacht; midden in de nacht |
yowagoshi-弱腰 | zwakheid; lafheid; passieve [laffe] houding |
yowaki-弱気 | zwakheid; bedeesdheid; lafheid |
yowasa-弱さ | zwakte; kwetsbaarheid |
yōyaku-漸く | geleidelijk |
yōyou-漸う | beetje bij beetje; stap voor stap; geleidelijk |
yūben-雄弁 | welbespraaktheid; welsprekendheid |
yūbu-勇武 | (helden)moed; dapperheid |
yūbutsu-尤物 | een bijzondere schoonheid [mooie vrouw] |
yūchi-誘致 | aantrekking; verlokking; verleiding |
yūchisuru-誘致する | lokken; verleiden; aantrekken |
yūchūbā-ユーチューバー | youtuber (iem. die video's op YouTube plaatst en deelt) |
yudan-油断 | onoplettendheid; onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn (etymologie: het licht gaat uit door het niet op tijd bijvullen van de lampolie) |
yudantaiteki-油断大敵 | de grootste vijand is onoplettendheid [onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn] |
yūdō-誘導 | aanmoediging; aansporing; begeleiding; beïnvloeding |
yūdōdan-誘導弾 | geleid projectiel |
yūetsukan-優越感 | meerderwaardigheidsgevoel; gevoel van superioriteit |
yūfō-ユーフォー | ongeïdentificeerd vliegend voorwerp (unidentified flying object) |
yūgeki-遊撃 | (militaire) aanval door een mobiele eenheid |
yūgen-幽玄 | diepzinnigheid; geheimzinnigheid; het occulte |
yūgen-幽玄 | subtiele eenvoud [elegantie]; pure [verborgen] schoonheid |
yūgengaisha-有限会社 | een besloten vennootschap; een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid |
yūgensekinin-有限責任 | beperkte aansprakelijkheid |
yūgō-融合 | harmonie; eensgezindheid; verzoening |
yūgun-遊軍 | reservetroepen; mobiele eenheid; vliegende brigade |
yūhai-有配 | dividend uitkerend aandeel |
yūhaikabu-有配株 | dividendaandeel |
yūhitsu-右筆 | (hist.) (overheids)dienaar belast met het schrijven van documenten |
yuigadokuson-唯我独尊 | eigenwaan; hoogmoed; verwaandheid |
yūin-誘因 | oorzaak; motief; (directe) aanleiding; drijfveer |
yūin-誘引 | aantrekkingskracht; verleiding; bekoring |
yuinōkin-結納金 | gift van de familie van de a.s. bruidegom aan de familie van de a.s. bruid bij een verloving |
yūjo-宥恕 | vergevingsgezindheid; edelmoedigheid; vrijgevigheid |
yūjūfudan-優柔不断 | besluiteloosheid |
yūkai-誘拐 | ontvoering; kidnap(ping) |
yūkaihannin-誘拐犯人 | kidnapper; ontvoerder |
yūkaisuru-誘拐する | ontvoeren; kidnappen |
yūkan-勇敢 | moed; dapperheid; onversaagdheid |
yūkan-憂患 | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
yūkemuri-夕煙 | rook die opstijgt uit de kamado bij het bereiden van het avondeten |
yūki-勇気 | moed; dapperheid; heldhaftigheid; stoutmoedigheid |
yukichigai-行き違い | onenigheid; verschil van mening |
yukime-雪眼 | sneeuwblindheid |
yukiusagi-雪兎 | sneeuwhaas (Lepus timidus, heeft 's winters een witte vacht) |
yūkō-有功 | verdienste; verdienstelijkheid; verdienstelijk [werkzaam] zijn |
yūkō-有効 | effectiviteit; doeltreffendheid; werkzaamheid; geldigheid |
yūkōkikan-有効期間 | geldigheidsduur |
yūkon-雄渾 | grootsheid; kracht; pracht |
yūku-憂苦 | droefheid; smart; bezordheid |
yūkyū-悠久 | eeuwigheid |
yumanite-ユマニテ | mensheid |
yumanite-ユマニテ | menselijkheid |
yūmei-有名 | faam; roem; bekendheid; (goede) reputatie |
yūmeijin-有名人 | beroemdheid; bekende persoonlijkheid |
yūmeimujitsu-有名無実 | slechts in naam (en niet in werkelijkheid) |
yumeutsutsu-夢現 | half in slaap [ tussen slapen en wakker] zijn; tussen droom en werkelijkheid |
yunanimisumu-ユナニミスム | unanimisme; eenstemmigheid |
yunion・shoppu-ユニオン・ショップ | vakbondswinkel, een vorm van een vakbondsveiligheidsclausule met afspraken tussen werkgevers en vakbond |
yunitto-ユニット | eenheid; zelfstandig onderdeel; afdeling |
yunitto・puraishingu-ユニット・プライシング | eenheidsprijs; prijs per eenheid |
yunitto・rōdo-ユニット・ロード | eenheidslading; laadeenheid |
yūnō-有能 | competentie; bekwaamheid |
yunyōkan-輸尿管 | ureter; urineleider |
yunyūizondo-輸入依存度 | de mate van (economische) afhankelijkheid van import (verhouding tussen invoerwaarde en nationale productie) |
yurai-由来 | oorsprong; herkomst; afkomst; afgeleide; ontlening |
yurankan-輸卵管 | de eileider (buis van Fallopio) |
yūri-遊離 | scheiding; afzondering; losmaking; vrijmaking; bevrijding |
yūro-ユーロ | euro; Europese munteenheid |
yuruyaka-緩やか | licht [flauw; geleidelijk; kalm] zijn |
yūryo-憂慮 | angst; bezorgdheid; zorg; vrees |
yuryō-湯量 | hoeveelheid water uit een warmwaterbron |
yusei-油性 | vetheid |
yūsei-雄性 | mannelijkheid |
yūseigachi-優勢勝ち | (judo) overwinning door overmacht [bij scheidsrechter's besluit] |
yūshi-有司 | overheidsambtenaar |
yūshiki-有識 | geleerdheid; goede algemene ontwikkeling; deskundigheid |
yūshō-優賞 | aanprijzing; eervolle vermelding; hoofdprijs; bijzondere onderscheiding |
yūshun-優駿 | voortreffelijkheid; iemand [iets] met bijzondere kwaliteiten |
yūsō-勇壮 | moed; heldhaftigheid |
yūtairui-有袋類 | buideldier |
yūtiritarianizumu-ユーティリタリアニズム | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
yūtō-優等 | superioriteit; uitmuntendheid; hogere rang [klasse]; cum laude |
yūtō-遊蕩 | losbandigheid; onmatigheid; lichtzinnigheid; van losse zeden |
yūtoku-有徳 | deugdzaamheid; fatsoen |
yūtopian-ユートピアン | utopist; idealist; dagdromer |
yūutsu-憂鬱 | melancholie; depressie; droefgeestigheid; zwaarmoedigheid |
yūwaku-誘惑 | verleiding; verlokking |
yūwakusuru-誘惑する | verleiden; verlokken |
yūwarosen-融和路線 | beleid van verzoening |
yūyaku-勇躍 | goedgehumeurdheid; vrolijke stemming |
yūyūjiteki-悠悠自適 | een rustig, teruggetrokken leven leiden; eervolle rust na een welbesteed leven |
yūzai-有罪 | schuld; aansprakelijkheid |
yūzai-融剤 | flux (smeltmiddel) |
yūzūmuge-融通無碍 | onbevangenheid; buigzaamheid; veerkrachtigheid; veelzijdigheid |
zaazaa-ざあざあ | (geluid van) harde regen [hard stromend water] |
zagashira-座頭 | het hoofd [de leider] van een (toneel)gezelschap |
zaigen-財源 | bron van inkomsten; financiële middelen |
zaijōninpi-罪状認否 | voorgeleiding met het schuldig of onschuldig pleiten (van de tenlastelegging) |
zaike-在家 | (in de middeleeuwen) landhuis met grondgebied |
zaisei-財政 | openbare financiën [financiële toestand]; overheidsfinanciën |
zaisei-財政 | (particuliere) financiën; geldzaken; geldmiddelen |
zakuzaku-ざくざく | (onomatopee) krakend geluid (zoals bij lopen op ijzige sneeuw) |
zankoku-残酷 | wreedheid; bruutheid; genadeloosheid |
zannyo-残尿 | urine residu (in de blaas) |
zansa-残渣 | residu |
zassō-雑草 | onkruid |
zatsuon-雑音 | geruis; geluid; ruis (van harttonen, frequenties, e.d.) |
zawameku-ざわめく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren) |
zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |
zawazawasuru-ざわざわする | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren); rillen; bibberen |
zāzā-ざーざー | (onomatopee) (het geluid van) gekletter van harde regen |
zazensō-坐禅草 | stinkdierkool (Symplocarpus foetidus) |
zeigen-贅言 | breedsprakigheid; overbodige woorden; pleonasme |
zeijaku-脆弱 | zwakheid; breekbaarheid; broosheid |
zen-善 | het goede; goedheid; deugd |
zen-漸 | geleidelijke vooruitgang |
zen-漸 | (in kanji combinaties) geleidelijk; stap voor stap |
zenchishiki-善知識 | (boeddh.) iem. die de Boeddhistische leer uitlegt en mensen leidt naar de juiste (Boeddhistische) weg |
zendō-善道 | (boeddh.) de goede [juiste] weg; de weg van rechtschapenheid [deugdzaamheid] |
zengen-漸減 | geleidelijke afname |
zengensuru-漸減する | geleidelijk afnemen |
zengofukaku-前後不覚 | bewusteloosheid |
zenkai-前回 | de vorige keer; de vorige gelegenheid |
zenko-前古 | vroeger; oude tijden; oudheid |
zenmei-喘鳴 | stridor; hoorbare [piepende] ademhaling |
zenmen-前面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
zenrin-全臨 | het overschrijven van een gehele originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
zensei-善政 | een goede regering; goed bestuur [beleid] |
zensen-前線 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
zensenmen-前線面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
zenshikimō-全色盲 | achromatopsie; volledig kleurenblindheid |
zenshin-善心 | moreel besef; geweten; rechtschapenheid |
zenshin-漸進 | geleidelijke vooruitgang [ontwikkeling] |
zensō-前奏 | voorspel; inleiding; prelude |
zensokuryoku-全速力 | volle snelheid; volle vaart |
zentō-漸騰 | het geleidelijk oplopen van de (markt)prijs |
zenzō-漸増 | geleidelijke toename |
zenzōsuru-漸増する | geleidelijk toenemen |
zen'initchi-全員一致 | unanimiteit; eenstemmigheid |
zetsuentai-絶縁体 | isolator; isolerend [niet-geleidend] materiaal |
zetsumyō-絶妙 | uitmuntendheid; volmaaktheid; perfectie |
zettaitasū-絶対多数 | een absolute meerderheid |
zōchiku-増築 | uitbreiding van een gebouw; aanbouw |
zōfuku-増幅 | versterking (elektriciteit, geluid) |
zōgen-造言 | leugen; onwaarheid; verzinsel |
zōhai-増配 | verhoogd dividend; verhoging van het dividend |
zōhan-造反 | opstand; afvalligheid |
zōhibyō-象皮病 | elefantiasis (huidaandoening) |
zōho-増補 | aanvulling; uitbreiding |
zōhō-蔵鋒 | een techniek in de kalligrafie (waarbij de punt van het penseel rond op het papier wordt gedraaid) |
zōhyō-雑兵 | een onbeduidende [onbelangrijke] persoon binnenin een organisatie; een werkmier |
zokkō-続稿 | een doorlopend manuscript; voortzetting [uitbreiding] van een bestaand manuscript |
zokkyoku-俗曲 | Japanse populaire volksliedjes (m.n. met shamisen begeleiding) |
zokubanare-俗離れ | wereldvreemdheid |
zokuke-俗気 | wereldlijke gerichtheid; platvloersheid; uit zijn op roem of geld |
zoru-ゾル | sol; colloïdale oplossing |
zōsetsu-増設 | uitbreiding; verhoging; vergroting |
zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zuboshi-図星 | doelwit; roos (middelpunt van een schietschijf) |
zui-随 | (in kanji combinaties) het volgen; navolgen; begeleiden |
zuihansen-随伴船 | volgboot; begeleidend schip |
zuiin-随員 | lid van een entourage [gevolg; staf]; begeleidend personeel |
zuikan-随感 | incidentele indrukken; willekeurige gedachten |
zuiki-随喜 | diepe dankbaarheid; overweldigende vreugde; groot geluk |
zuikō-随行 | het begeleiden; vergezellen |
zuikōsuru-随行する | begeleiden; vergezellen |
zukan-図鑑 | veldgids; identificatie-gids (b.v. voor planten of dieren) |
zunberabō-ずんべらぼう | slordigheid; een slordig persoon |
zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zurō-杜漏 | onachtzaamheid; slordigheid; nalatigheid |
zusan-杜撰 | slordigheid; imperfectie |
zuzu-数珠 | rozenkrans; Boeddhistisch bidsnoer |
しんらいど-信頼度 | betrouwbaarheid |