bezoek / be-zoek ( het (o) | znw | bezoeken )
1来訪らいほう; 訪問ほうもん [het bezoeken]
2訪問者ほうもんしゃ; 来訪者らいほうしゃ; 来客らいきゃく [bezoekers]

Zie ook: bezoeker

Zie ook: visite