Kruisverwijzing
zichzelf
lemma | meaning |
---|---|
aimochi-相持ち | de rekening opsplitsen waarbij ieder voor zichzelf betaalt |
aisatsusuru-挨拶する | iem. (be)groeten; zichzelf introduceren; feliciteren; een toespraak houden; aankondigen; bekendmaken; antwoord geven [sturen]; wraak nemen; bemiddelen |
bureikō-無礼講 | een ongedwongen [informeel] feestje [uitje] (waarbij iedereen zichzelf kan zijn zonder te letten op status of positie) |
chimayou-血迷う | de controle over zichzelf verliezen; in razernij ontsteken; door het lint gaan; gek worden |
datsusara-脱サラ | het zich bevrijden uit de tredmolen van een kantoorbaan, en voor zichzelf beginnen om leuk en zinvol werk te gaan doen |
dokugo-独語 | alleenspraak; monoloog; het tegen zichzelf praten |
dokuhaku-独白 | monoloog; alleenspraak; het tegen zichzelf praten |
dokusensuru-独占する | monopoliseren; voor zich opeisen; voor zichzelf houden |
dokushaku-独酌 | het alleen [in je eentje] (alcohol) drinken; zichzelf inschenken |
fukushō-復唱 | het reciteren; het (voor zichzelf) herhalen wat er gezegd is |
funki-奮起 | zelfstimulering; zichzelf oppeppen |
funkisuru-奮起する | in actie komen; zichzelf oppeppen [stimuleren; vermannen] |
furihanasu-振り放す | (van zich) afschudden; zichzelf bevrijden; ontsnappen |
giseifurai-犠牲フライ | (honkbal) (Eng.: sacrifice fly) een opofferingsslag waarmee de slagman anderen laat scoren en zichzelf opoffert |
gurō-愚老 | (nederig beleefde term waarmee ouderen naar zichzelf verwijzen, b.v.:) ik, oude man; deze oude vrouw |
hāken-ハーケン | rotshaak (gereedschap dat door bergbeklimmers in spleten wordt geslagen om zichzelf te zekeren; Duits:Haken) |
hokusoemu-ほくそ笑む | in zichzelf grinniken; gniffelen; een binnenpretje hebben |
honeoshimi-骨惜しみ | het zichzelf ontzien [sparen] |
jiai-自愛 | het (goed) voor zichzelf zorgen |
jibaku-自爆 | het zichzelf opblazen; zelfmoordaanslag met een bom |
jigajisan-自画自賛 | zijn eigen lof zingen; zichzelf ophemelen; opschepperij |
jikokenji-自己顕示 | het de aandacht trekken; aandacht op zichzelf vestigen; proberen op te vallen |
jikoshōkai-自己紹介 | zelfintroductie; het zichzelf (aan iemand) voorstellen |
jimon-自問 | vragen aan zichzelf; het zich afvragen |
jisen-自薦 | het zichzelf aanbevelen [nomineren; voordragen] (b.v. voor een bepaalde positie of functie) |
jisensuru-自薦する | zichzelf aanbevelen [nomineren; voordragen] (b.v. voor een bepaalde positie of functie) |
jita-自他 | zichzelf en anderen; (filosofie) subject en object |
jitai-自体 | zelf; zichzelf; het eigen lichaam |
junnan-殉難 | zichzelf opofferen voor land of religie; martelaarschap |
kenba-犬馬 | (bescheiden term om naar zichzelf te verwijzen) ik; (uw) dienaar |
kibaru-気張る | zichzelf trakteren |
kimekomu-決め込む | zich inbeelden; een hoge dunk van zichzelf hebben; doen alsof |
kinjiru-禁じる | (met negatie) niet te bedwingen; (zichzelf) niet in bedwang kunnen houden: |
komoru-籠る | zichzelf opsluiten [afzonderen]; binnen blijven |
koritsu-孤立 | geïsoleerdheid; alleen(staand) zijn; op zichzelf aangewezen zijn; eenzaamheid |
kuniku-苦肉 | wanhopige poging [maatregel]; zichzelf kwellen om de vijand te misleiden |
maneku-招く | veroorzaken; (onheil, etc.) over zichzelf afroepen |
mugamuchū-無我夢中 | zichzelf verliezen [helemaal opgaan] in; totaal in beslag genomen door |
nanoru-名乗る | zichzelf introduceren [voorstellen] (met naam); zichzelf identificeren [aankondigen; bekendmaken] als (met titel, beroep, etc.) |
nanoru-名乗る | in de derde persoon (met naam) spreken over zichzelf |
omoiagaru-思い上がる | verwaand zijn; een (te) hoge dunk van zichzelf hebben |
onore-己 | zichzelf; zelf |
oresama-俺様 | (nogal pompeuze, arrogante duiding van zichzelf) ik |
oshikakeru-押しかける | (onuitgenodigd) binnenvallen; zichzelf uitnodigen |
rōsō-老僧 | (woord dat door een oude monnik werd gebruikt om naar zichzelf te verwijzen) ik |
sashichigaeru-刺し違える | zichzelf opofferen om een ander schade toe te brengen |
shuki-手記 | (voor zichzelf opgeschreven) notities [aantekeningen]; herinneringen; memoires |
tatakiageru-叩き上げる | zichzelf opwerken; van onderaf beginnen |
tatsu-立つ | zichzelf staande houden |
temori-手盛り | zelfservice; zichzelf opscheppen; zichzelf bedienen |
wagami-我が身 | mijzelf; zichzelf |
ware-我 | ik; mijzelf; zichzelf |
yasei-野生 | (een nederige term om naar zichzelf te verwijzen) ik; mij |
zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zukkokeru-ずっこける | zichzelf belachelijk maken; domme dingen doen |
zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |