Kruisverwijzing
berg
lemma | meaning |
---|---|
agebuta-上げ蓋 | losse, verwijderbare vloerplank (met opbergruimte eronder) |
agedashi-揚げ出し | Japans gerecht van licht gefrituurd voedsel (m.n. tofu of aubergine) |
ageita-上げ板 | losse, verwijderbare vloerplank (met opbergruimte eronder) |
aiyado-相宿 | in dezelfde kamer [dezelfde herberg; hetzelfde hotel] logeren [verblijven] |
akahada-赤肌 | lege (onbegroeide) plekken in het landschap; kale berghelling |
akashōma-赤升麻 | Astilbe thunbergii |
akinasu-秋茄子 | herfst aubergine |
amacha-甘茶 | hortensia (Hydrangea macrophylla var. thunbergii) |
amashoku-甘食 | een zoet broodje (in de vorm van een berg) |
anbu-鞍部 | zadel (lager gedeelte van een bergrug); pas ; col |
arupaka-アルパカ | alpaca (bergschaap Lama pacos ); alpaca (wol) |
arupen-アルペン | Alpen (bergketen) |
arupenshutokku-アルペンシュトック | alpenstok; bergstok (wandelstok met scherpe metalen punt) |
arupensutokku-アルペンストック | alpenstok; bergstok (wandelstok met scherpe metalen punt) |
arupinisuto-アルピニスト | alpinist; bergbeklimmer |
aruto・haideruberuku-アルト・ハイデルベルク | Oud-Heidelberg (Duits romantisch toneelstuk door Wilhelm Meyer-Förster) |
baimo-貝母 | kievietsbloem (Fritillaria thunbergii) |
bō-房 | huis; herberg; pension |
bunkozō-文庫蔵 | opslagplaats [opbergplaats; opbergruimte] voor waardevolle boeken |
chadana-茶棚 | plank om theegerei op te bergen |
chimimōryō-魑魅魍魎 | berg- en riviergeesten (demonen en monsters) |
chōjō-頂上 | bergtop; piek |
chōten-頂点 | top (van een berg); piek |
chōyō-朝陽 | oostzijde van een berg |
chozōshitsu-貯蔵室 | opslagruimte; magazijn; voorraadkamer; bergruimte |
chūfuku-中腹 | (halverwege op de) berghelling |
daimonji-大文字 | (afk. voor) de berg(helling) bij Kyoto waar tijdens het festival Gozan no Okuribi vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
daimonjiyama-大文字山 | de berg(helling) bij Kyoto waar tijdens het festival Gozan no Okuribi vuurpatronen van kanji worden aangestoken |
danbatake-段畑 | terrasland; terrasvormige kweekvelden (op een berghelling) |
dandanbatake-段段畑 | terrasland; terrasvormige kweekvelden (op een berghelling) |
debana-出鼻 | stuk land dat uitsteekt; bergkam |
dōzan-銅山 | kopermijn; berg waaruit kopererts wordt gewonnen |
ekisha-駅舎 | (vroeger) de halteplaats voor postkoetsen, paarden, koeriers en reizigers (diende tevens als herberg) |
enzan-遠山 | berg(en) in de verte |
fēsu-フェース | (berg)helling; rotswand; oppervlak; voorzijde |
fugaku-富岳 | de berg Fuji |
fujisan-富士山 | de berg Fuji |
fujiyama-富士山 | de berg Fuji |
fukakuteiseigenri-不確定性原理 | onzekerheidsrelatie [onzekerheidsprincipe] van Heisenberg |
fumoto-麓 | de voet van een berg |
funayado-船宿 | herberg in een haven (voor zeelui en passagiers) |
furī・kuraibingu-フリー・クライミング | (Eng. free climbing) vrij klimmen (zonder hulpmiddelen in bergsport) |
fuseru-伏せる | verbergen; geheim houden |
futokoro-懐 | gebied omringd door bergen; een veilige [beschutte] plek |
fuyuyama-冬山 | een kale berg in de winter |
fuyuyama-冬山 | een berg die wordt beklommen in de winter |
gakujin-岳人 | bergbeklimmer; alpinist |
ganpeki-岩壁 | berghelling; rotswand |
gekiryo-逆旅 | herberg; logement |
getabako-下駄箱 | (op)bergmeubel voor schoenen (vaak direct bij de ingang van Japanse huizen en gebouwen) |
ginrei-銀嶺 | een besneeuwde bergtop (die zilverwit glanst) |
giyō-ギヨー | een onderzeese tafelberg (vernoemd naar de geograaf Arnold H. Guyot, 1807-1884) |
gomakasu-ごまかす | verbergen; verdoezelen |
gomitame-塵溜め | vuilnisbelt; afvalberg; vuilstortplaats |
gurisēdo-グリセード | glijden langs een berghelling met klimschoenen (zonder ski's) |
gyuō-ギュオー | een onderzeese tafelberg (vernoemd naar de geograaf Arnold H. Guyot, 1807-1884) |
hairando-ハイランド | hoogland; bergachtig gebied |
hāken-ハーケン | rotshaak (gereedschap dat door bergbeklimmers in spleten wordt geslagen om zichzelf te zekeren; Duits:Haken) |
hakidame-掃き溜め | stortplaats; vuilnisbelt; berg afval |
hanaochi-花落ち | jonge vruchten zoals aubergines en komkommers, die worden geoogst kort nadat de bloemen zijn afgevallen |
hanten-飯店 | (China) hotel; herberg; logement |
hatago-旅籠 | (Edo-periode) verblijfkosten in een herberg (logies en eten) |
hatago-旅籠 | (Edo-periode) herberg |
hatagosen-旅籠銭 | (Edo-periode) verblijfskosten in een herberg (logies en maaltijden) |
hatagoya-旅籠屋 | (Edo-periode) herberg |
hikiage-引き上げ | berging (van een schip) |
himarayasanmyaku-ヒマラヤ山脈 | de Himalaya; het Himalaya gebergte |
himarayayukinoshita-ヒマラヤ雪の下 | bergenia (Bergenia stracheyi) |
hirajiro-平城 | een kasteel dat op een vlak terrein is gebouwd (dus niet op een berg of heuvel) |
hisomaseru-潜ませる | (iets) verbergen; verborgen houden; verstoppen |
hokan-保管 | (veilige) bewaring; berging; stalling; opslag |
hyōzan-氷山 | ijsberg |
hyutte-ヒュッテ | (Duits: hütte) hut; berghut |
ichigō-一合 | 1 tiende van de weg (van de voet) naar de top van de berg Fuji |
in-イン | herberg; logement; pension |
inkurain-インクライン | (Eng.: incline) kanaal of spoorlijn over een hellend vlak [berghelling] |
inrō-印籠 | opbergdoosje voor stempels, e.d. |
intoku-隠匿 | verberging; schuilhouding; geheimhouding |
irakusa-刺草 | (Japanse) brandnetel (Urtica thunbergiana) |
ishigumi-石組み | schikking [groepering] van stenen in een Japanse tuin (waarbij de stenen symbolisch worden gebruikt als eiland, berg, etc.) |
iwayama-岩山 | een rotsachtige berg |
jinma-蕁麻 | (Japanse) brandnetel (Urtica thunbergiana) |
jōbako-状箱 | doos om brieven in op te bergen |
jōhō-上方 | boeddhistische tempel bovenop een berg |
kainankyūjo-海難救助 | redding op zee; berging van een schip |
kakehashi-懸け橋 | loopbrug; houten looppad (b.v. op een berg langs een afgrond) |
kakuho-確保 | het zekeren (bij bergbeklimmen) |
kakumau-匿う | iemand onderdak [een schuilplaats] bieden; herbergen |
kakushidokoro-隠し所 | geheime bergplaats; schuilplaats; verstopplek |
kakusu-隠す | verstoppen; verbergen; verhullen; verzwijgen; maskeren; achterhouden; geheimhouden; bedekken |
kamoshika-羚羊 | gems; berggeit |
kanayama-金山 | berg waar metaal wordt gedolven; metaalmijn |
kanju-貫首 | (andere naam voor 天台座主) de hoofdpriester van de Enryaku-ji-tempel op de berg Hiei (van de Tendai-sekte) |
kante-カンテ | scherpe bergwand [rotswand]; graat; punt van afsprong bij skispringen |
kasetto-カセット | casette (opbergdoos) |
keikoku-渓谷 | bergvallei; (diep) dal |
keiryū-渓流 | een stroom [rivier] in een bergvallei |
kengamine-剣ヶ峰 | de rand van een vulkanische krater (m.n. van de berg Fuji) |
kesuta-ケスタ | (geologie) cuesta (steilwandige reliëfvorm, asymmetrische berg of heuvel) |
kiridooshi-切り通し | een weg een door bergachtig [heuvelachtig] terrein [landschap] |
kisuringu-キスリング | soort canvas rugzak voor bergbeklimmen |
kitei-旗亭 | taverne; herberg; restaurant ( van origine in China gemarkeerd met een vlag) |
kōhō-高峰 | bergtop; piek |
kongōjō-金剛杖 | pelgrimsstaf; houten staf van berg-priesters (yamabushi) of bergbeklimmers |
kongōzue-金剛杖 | pelgrimsstaf; houten staf van berg-priesters (yamabushi) of bergbeklimmers |
kōyadōfu-高野豆腐 | bevroren gedroogde tofu (oorspronkelijk gemaakt in de boeddhistische tempel op de berg Koya) |
kōyahijiri-高野聖 | monnik die vanuit de berg Koya wordt uitgezonden om de leer te verspreiden en donaties te verzamelen |
kōzan-高山 | hoge berg |
kōzanbyō-高山病 | hoogteziekte; bergziekte |
kumonomine-雲の峰 | hoge wolken (als een bergtop) in de zomer |
kuraimā-クライマー | klimmer; bergbeklimmer |
kuraiyama-位山 | de berg van de rangen (voor het opklimmen tot een hogere positie) |
kurebasu-クレバス | gletsjerspleet; bergspleet (crevasse) |
kuromatsu-黒松 | Japanse zwarte den (Pinus thunbergii) |
kutsubako-靴箱 | (op)bergmeubel voor schoenen (vaak direct bij de ingang van Japanse huizen en gebouwen) |
kyakusha-客舎 | hotel; herberg; pension |
kyokusui-曲水 | water dat stroomt rond een tuin of bos, of onderaan een berg |
manzan-満山 | de hele berg; alle bergen |
marubōzu-丸坊主 | een kale berg (zonder begroeiing) |
mine-峰 | piek; top; bergkam |
mitōhō-未踏峰 | een berg die nog nooit beklommen is |
miyama-深山 | een plek diep in de bergen |
monooki-物置 | schuur; berghok |
mōryō-魍魎 | berg- en riviergeesten (demonen en monsters) |
nagamochi-長持 | een rechthoekige houten opbergkist (meestal gebruikt voor kleding) |
nando-納戸 | opslagruimte; bergruimte; berging |
nasu-茄子 | aubergine (vrucht) |
nasukon-茄子紺 | aubergine (paarsblauwe kleur) |
natsusaku-夏作 | zomergewassen, (zoals o.a. maïs, bonen, aubergine) die groeien in de zomer, en worden geoogst in de herfst of winter |
natsuyama-夏山 | bergen met de weelderige begroeiing van de zomer |
natsuyama-夏山 | berg die wordt beklommen in de zomer |
naya-納屋 | schuur; berging; (opberg)loods |
noborizaka-上り坂 | opwaartse [oplopende] helling; bergopwaarts; groeiend; herstellend (economie); verbetering (weer, gezondheid) |
nobushi-野武士 | een monnik die in de bergen woont en ascetische praktijken beoefent; bergpriester; heremiet |
nobushi-野武士 | een groep strijders die zich schuil houdt [in hinderlaag ligt] in de bergen |
oki-置き | het opbergen; plaatsen |
okiba-置き場 | (op)bergplaats; bewaarplaats; opslagplaats; magazijn |
okuriookami-送り狼 | een wolf die iemand die in de bergen of bossen loopt een tijd lang achtervolgt en dan plotseling aanvalt |
omatsu-雄松 | de Japanse zwarte den (Pinus thunbergii) |
one-尾根 | bergkam; bergrug |
ooya-大家 | huisbaas; waard; herbergier; gastheer |
ooyama-大山 | grote berg |
osameru-収める | leveren; opslaan; opbergen |
pīku-ピーク | bergtop; piek |
pitchi-ピッチ | bij het bergbeklimmen de periode tussen het ene gezekerde punt en het volgende |
pōtā-ポーター | drager bij bergbeklimmingen [bergexpedities] |
raigō-来迎 | aanschouwing van een zonsopgang op een bergtop (wordt vergeleken met Amitabha Boeddha die op bezoek komt met een aureool) |
ranki-嵐気 | vochtige [nevelachtige] berglucht |
rasseru-ラッセル | (te voet) de route vrijmaken bij een bergbeklimming; een bergbeklimming leiden |
reizan-霊山 | heilige berg (waar goden zijn) |
renzan-連山 | gebergte; bergketen; berggebied |
rojji-ロッジ | berghut |
ryokan-旅館 | Japanse stijl hotel [herberg] |
ryōsen-稜線 | bergkam; bergrichel |
ryoshuku-旅宿 | herberg voor reizigers; pleisterplaats |
saikōhō-最高峰 | hoogste berg; hoogste top |
sairō-豺狼 | berghond en wolf (hebzuchtige en wrede beesten) |
san-山 | (in kanji combinaties) berg |
sanchō-山頂 | bergtop; de top van een berg |
sandō-山道 | bergweg; bergpad |
sandō-桟道 | een pad van houten planken (langs een steile berghelling) |
sanka-山家 | een huis in de bergen; berghuis |
sanka-山窩 | een groep bergnomaden in Japan |
sankai-山海 | bergen en zeeën |
sankan-山間 | ravijn; kloof (tussen bergen) |
sankei-山系 | bergketen |
sanki-山気 | koude berglucht; koude [kille] lucht in de bergen |
sankō-山行 | naar de bergen gaan (om te wandelen, klimmen, etc.) |
sankō-山行 | door de bergen gaan [reizen] |
sanmyaku-山脈 | bergketen |
sanpū-山風 | bergwind |
sanpuku-山腹 | helling (heuvel); berghelling |
sanrei-山嶺 | bergtop; bergpiek; bergkam; bergrug |
sanrin-山林 | bergen en bossen |
sanrin-山林 | een bos in de bergen |
sanro-山路 | bergweg; bergpad |
sanryō-山稜 | bergrug; bergkam |
sanryō-山陵 | bergen en heuvels |
sansai-山塞 | een fort [burcht] in de bergen |
sansai-山塞 | een schuilplaats (in de bergen) van bandieten |
sansai-山菜 | eetbare wilde planten (die in de bergen groeien) |
sansen-山川 | bergen en rivieren |
sansen-山泉 | (landschap met) bergen en rivieren |
sansen-山泉 | waterbron in een bergland [bergstreek] |
sansō-山荘 | vakantiehuis(je); (zomer)huis in de bergen |
sanson-山村 | bergdorp |
sansui-山水 | bergen en water [rivieren of meren] |
sansui-山水 | bergwater; water uit de bergen |
santen-山巓 | bergtop |
san'ai-山靄 | bergmist; mist in de bergen |
san'in-山陰 | berggrot; bergholte; (een plek in) de schaduw van de berg |
sarubēji-サルベージ | redding; berging (van een schip) |
satoyama-里山 | bergen en bossen nabij een bevolkt gebied (waarbij de bewoners in hun levensbehoeften daarvan afhankelijk zijn) |
se-背 | bergrug |
seiran-青嵐 | berglucht |
senjutsu-仙術 | bovenaardse krachten [geheim van onsterfelijkheid] van een bergkluizenaar [heremiet] |
sennin-仙人 | taoïstische of boeddhistische asceet (woonachtig in een berggebied) |
senpuku-潜伏 | onderduik; schuilhouding; het zich verbergen [verstoppen] |
sessen-雪山 | de Himalaya; het Himalaya gebergte |
setsurei-雪嶺 | besneeuwde bergtop |
setsuzan-雪山 | een besneeuwde berg |
setsuzan-雪山 | een altijd witte berg |
setsuzan-雪山 | de Himalaya; het Himalaya gebergte |
shakō-斜坑 | tunnel [schacht] in een hellend vlak [berghelling] |
sherupa-シェルパ | sherpa (berggids in de Himalaya) |
shimau-仕舞う | opbergen; wegbergen; wegstoppen; wegleggen |
shimayama-島山 | berg op een eiland; eiland dat voor het grootste deel wordt gevormd door een berg |
shimayama-島山 | eiland in de vorm van een berg in een tuinvijver |
shirikakushi-尻隠し | het verbergen van je eigen fouten [mislukkelingen] |
shokan-書函 | brievenbak; opbergdoos voor brieven |
shugen-修験 | Japans berg ascetisme |
shugendō-修験道 | Japans berg ascetisme (een samensmelting van verschillende religieuze stromingen, zoals Boeddhisme en Shinto) |
shuhō-主峰 | voornaamste top [bergpiek] in een bergketen |
shujinkō-主人公 | pensionhouder; herbergier; waard; werkgever; eigenaar |
shunken-峻険 | stijl en hoog zijn (van bergen) |
shunpō-皴法 | in oosterse schilderijen een techniek waarbij extra inkt wordt toegevoegd om de oneffenheden van bergen, rotsen, e.d. realistischer weer te geven |
soba-岨 | steile berghelling [rotswand] |
sodeyama-袖山 | bovenste plooi (in bergvorm) van een mouw (Japanse traditionele kleding) |
sōmō-草莽 | onbegaanbaar [onherbergzaam] terrein zoals bergen en rivieren |
sowa-岨 | steile berghelling [rotswand] |
suishō-水晶 | (berg)kristal |
suitai-翠黛 | (archaïsch) de kleur van een berg gehuld in een groenige nevel; de berg (die in de groene nevel is gehuld) |
suitchibakku-スイッチバック | zigzagspoorweg (op een berghelling) |
sukairain-スカイライン | (Eng.: skyline) horizon; silhouet [contouren] van bergen of gebouwen in de lucht |
suso-裾 | voet van een berg |
suvārubarushotō-スヴァールバル諸島 | Spitsbergen |
taberuna-タヴェルナ | taverne; herberg |
taizan-大山 | grote [hoge] berg |
takane-高嶺 | hoge bergtop [piek] |
takanenohana-高嶺の花 | (lett. een bloem op een hoge bergtop) iets dat buiten je bereik is; iets waar je naar verlangt maar niet kunt bereiken |
take-岳 | (hoge) berg |
tanigawa-谷川 | bergbeek; rivier die door het dal stroomt |
tegakari-手がかり | handgreep; houvast (bij bergbeklimmen) |
teishu-亭主 | herbergier; eigenaar (van horeca); gastheer |
teizan-低山 | laaggebergte; lage berg |
tendaizasu-天台座主 | de hoofdpriester van de Enryaku-ji-tempel op de berg Hiei (van de Tendai-sekte) |
tennōzan-天王山 | de naam van een berg in Oyamazaki-cho (prefectuur Kyoto) |
terekakushi-照れ隠し | het verbergen van schaamte [verlegenheid] |
tobukuro-戸袋 | opbergruimte (aan de rand van de dorpel) voor stormdeuren [luiken] van traditionele Japanse huizen |
tōchō-登頂 | beklimming tot aan de bergtop; het bereiken van de top |
tōge-峠 | bergpas; bergtop; bergkam |
tōkai-韜晦 | verberging; het verborgen houden; verzwijgen; bescheidenheid |
tooyama-遠山 | berg(en) in de verte |
tozan-登山 | het bergbeklimmen; alpinisme; bergsport |
tozandō-登山道 | bergpas; bergpad |
tozangutsu-登山靴 | bergschoen(en); klimschoen(en) voor bergbeklimming |
tozanka-登山家 | klimmer; bergbeklimmer |
tozansha-登山者 | klimmer; bergbeklimmer |
tsukurou-繕う | de schijn ophouden; oneffenheden [fouten] verbergen |
umagaeshi-馬返し | het punt op een bergpas waar het te steil wordt, waardoor een paard niet meer verder kan en moet omkeren |
uraguchi-裏口 | bergbeklimming via de achterzijde van een berghelling |
urayama-裏山 | berg aan de achterzijde [achterkant] (van iemands huis, dorp, etc.) |
wandāfōgeru-ワンダーフォーゲル | bergwandeling; bergtocht |
wangeru-ワンゲル | bergwandeling; bergtocht |
waruba-悪場 | (een term uit het bergbeklimmen) een gevaarlijke plek (die moeilijk te beklimmen is) in de bergen |
warunasubi-悪茄子 | een meerjarige plant van de plantensoort aubergine |
yado-宿 | huis(vesting); verblijf(plaats); onderdak; logies; accommodatie; herberg; hotel |
yadonushi-宿主 | waard; herbergier; (hotel)eigenaar; hospita; gastheer |
yadoya-宿屋 | herberg; hotel |
yahhō-ヤッホー | (roep in de bergen) joehoe |
yakeyama-焼け山 | verbrande [verschroeide] heuvels [bergen] |
yama-山 | berg; heuvel |
yama-山 | stapel; hoop; veel; berg (fig.) |
yamaai-山間 | ravijn; kloof (tussen bergen) |
yamaarashi-山嵐 | storm in de bergen |
yamaban-山番 | berggids; boswachter |
yamabe-山辺 | bij [in de buurt van] de berg(en) |
yamabiraki-山開き | het begin [de opening] van het klimseizoen (in de bergen) |
yamabito-山人 | bergvolk |
yamabito-山人 | bergbeklimmer |
yamabito-山人 | (in de bergen wonende) heremiet; kluizenaar; onsterfelijke |
yamabushi-山伏 | bergpriester; heremiet; een monnik die in de bergen woont en ascetische praktijken beoefent |
yamadera-山寺 | bergtempel |
yamadera-山寺 | Yama-dera, algemene benaming voor de Risshaku-ji (Tendai bergtempel in Yamagata-stad) |
yamadome-山止め | verbod om de bergen in te gaan [trekken] |
yamadori-山鳥 | bergvogel |
yamafutokoro-山懐 | middenin de bergen; in het hart van de bergen |
yamaga-山家 | een huis in de bergen; berghuis |
yamagaaru-山ガール | praktische sport- of bergkleding voor vrouwen; vrouw die bergtochten maakt in zulke kleding |
yamagari-山狩り | jacht [jagen] in de bergen |
yamagiwa-山際 | bergkam; bergrichel; bergrug |
yamagoe-山越え | de oversteek [het oversteken] van een berg |
yamagomori-山籠もり | afzondering [ascetische training] in de bergen; retraite |
yamagoya-山小屋 | berghut |
yamaguni-山国 | bergland; bergstreek |
yamahada-山肌 | bergoppervlak |
yamahata-山畑 | bergweide; bergakker |
yamahida-山襞 | plooien [groeven] op de berghelling |
yamahodo-山ほど | veel; een hoop [stapel; berg] (van...) |
yamahototogisu-山時鳥 | bergkoekoek |
yamaimo-山芋 | Japanse bergyam (Dioscorea japonica ) |
yamaji-山路 | bergweg; bergpad |
yamajiro-山城 | kasteel op een bergtop [berghelling]; bergvesting |
yamakage-山陰 | berggrot; bergholte; (een plek in) de schaduw van de berg |
yamakago-山駕籠 | draagstoel voor in de bergen |
yamakawa-山川 | bergrivier |
yamakaze-山風 | wind die waait in de bergen |
yamakaze-山風 | bergwind |
yamakotoba-山言葉 | taal [jargon] van jagers in de bergen |
yamamichi-山路 | bergweg; bergpad |
yamamori-山盛り | een hoop; een berg; volle maat; extra veel |
yamamoto-山元 | (aan) de voet van de berg |
yamamoto-山元 | eigenaar van een berg; eigenaar van een (kolen)mijn |
yamanami-山並み | bergketen |
yamanari-山形 | de vorm van een berg; een chevron (een omgekeerde V als onderscheidingsteken, b.v. op de mouw van een officier) |
yamanari-山鳴り | het rommelend geluid van een berg [vulkaan] |
yamanobori-山登り | bergbeklimmen; bergbeklimming |
yamanoha-山の端 | bergkam; de rand [contouren] van een berg |
yamanoimo-山の芋 | Japanse bergyam (Dioscorea japonica ) |
yamanokami-山の神 | berggod |
yamanosachi-山の幸 | voedselproducten van het land [uit de bergen] |
yamaoku-山奥 | diep in de bergen; in het hart van het berggebied |
yamaoroshi-山颪 | bergwind; wind die waait [raast] door de bergen |
yamaotoko-山男 | een man die afkomstig is uit de bergen; houtvester |
yamaotoko-山男 | bergbeklimmer; alpinist |
yamasaka-山坂 | berghelling |
yamasaka-山坂 | bergen en heuvels |
yamase-山背 | koude wind die uit de bergen komt |
yamasekaze-山背風 | koude wind die uit de bergen komt |
yamasuso-山裾 | de voet van de berg(en) [van het gebergte] |
yamate-山手 | een plek bij de berg(en) |
yamauba-山姥 | bergheks |
yamayaki-山焼き | het verbranden van (dor) gras op de berghellingen (in de lente) |
yamayama-山山 | bergen |
yamazakura-山桜 | Japanse (berg) sierkers (Cerasus jamasakura) |
yamazaru-山猿 | bergaap; wilde aap |
yamazato-山里 | bergdorp(je); gehucht in de bergen |
yamazumi-山積み | een hoge [grote] stapel; een berg (ook fig.) |
yasudomari-安泊まり | een goedkope slaapplaats (hotelletje, herberg, e.d.) |
yukioroshi-雪下ろし | sneeuwwind; een wind die sneeuw meevoert uit de bergen |
yukiyama-雪山 | een besneeuwde berg |
yukiyama-雪山 | een altijd witte berg |
yukiyama-雪山 | een berg [hoop] sneeuw |
yūsu・hosuteru-ユース・ホステル | jeugdherberg |
zenzan-全山 | de hele berg; alle bergen |
zushi-厨子 | kastje om sutra's in op te bergen |