weer1 / weer ( het (o) | znw | g.m.v. )
1天気; 気象; 天候 [weersgesteldheid]
Het is mooi weer.
天気がいい。
天気がいい。
Het is slecht weer.
天気が悪い。
天気が悪い。
Het weer is onbestendig.
天気が定まらない。
天気が定まらない。
Hoe lang zal dit weer aanhouden?
この天気はいつまで続くかしら。
この天気はいつまで続くかしら。
Laten we om acht uur vertrekken als het weer goed is.
天気がよければ8時に出発しよう。
天気がよければ8時に出発しよう。
De ceremonie zal doorgaan, ongeacht het weer.
天気がよくても悪くても式を行う。
天気がよくても悪くても式を行う。
extreem [abnormaal; ongewoon] weer
異常気象
異常気象
herfstweer
秋の天候
秋の天候
Kruisverwijzing
weer
lemma | meaning |
---|---|
aburaderi-油照り | drukkend [zwoel; benauwd] zomerweer (zonder een zuchtje wind) |
aisozukashi-愛想尽かし | weerzin; aversie; afwijzing |
akibare-秋晴れ | helder herfstweer |
akuseku-齷齪 | het zich bezig houden (met); druk in de weer zijn (met) |
akusekusuru-齷齪する | zich bezig houden (met); druk in de weer zijn (met) |
akuten-悪天 | slecht weer |
akutenkō-悪天候 | slecht weer; ruw [stormachtig] weer |
amamoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amamoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amazarashi-雨曝し | verweerd; aangetast [kaal geworden] door de regen |
amefuri-雨降り | regen; neerslag; regenachtig weer; regenweer |
amemoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amemoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
an・tsū・kā-アン・ツー・カー | all-weather wegdek [oppervlak]; (kunststof) baan die bestand is tegen alle weersinvloeden |
aragau-抗う | vechten tegen; weerstand [het hoofd] bieden aan; trotseren |
aranami-荒波 | (fig.) tegenslagen; zwaar weer |
arashi-嵐 | storm; zwaar weer |
arashigumo-嵐雲 | onweerswolk; regenwolk; donderwolk |
arawasu-現す | uiten; weergeven; voorstellen |
are-荒れ | stormachtig [ruw; zwaar] weer |
atatakai-暖かい | warm; zacht; mild; (weer; klimaat) |
atsuryokuteikō-圧力抵抗 | de drukweerstand |
atsusa-暑さ | hitte; warmte (van het weer) |
attakai-暖かい | warm; zacht; mild (weer, klimaat) |
awasekagami-合わせ鏡 | Infinity spiegel; oneindige spiegel (twee of meerdere spiegels die steeds hetzelfde beeld weerkaatsen) |
bakuron-駁論 | weerlegging; tegenbewijs; tegenspraak |
bakusuru-駁する | weerleggen; tegenspreken |
batsugun-抜群 | weergaloos [uitstekend; subliem; ongeëvenaard] zijn |
benmei-弁明 | rechtvaardiging; verontschuldiging; verweer; rehabilitatie |
benso-弁疏 | verweer; pleidooi; verdediging |
bōkū-防空 | luchtafweer; luchtverdediging |
bui・tān-ブイ・ターン | het verschijnsel dat werknemers afkomstig van het platteland die in de grote steden waren gaan werken, daarna weer elders buiten de stad gaan werken |
burabura-ぶらぶら | (geluid van) heen- en-weer slingeren; bungelen; slenteren |
bureru-ぶれる | verschuiven; (heen-en-weer) bewegen; afwijken; schommelen |
byōsha-描写 | beschrijving; weergave; afbeelding; voorstelling |
chō-挺 | stuk(s) (wordt gebruikt bij het tellen van langwerpige voorwerpen zoals bijv. spade, schoffel, geweer en kaars) |
chūihō-注意報 | weerswaarschuwing |
daiga-題画 | een gedicht dat wordt toegevoegd aan een prent of schilderij; een afbeelding die de inhoud van een bijgevoegd gedicht weergeeft |
daijiri-台尻 | de kolf (van een pistool, geweer, etc.) |
deforume-デフォルメ | vervormen; (bewust) verkeerd weergeven |
demodori-出戻り | gescheiden vrouw (die weer bij haar ouders woont) |
demodori-出戻り | terugkeer van een schip naar de vertrekhaven (vanwege verslechterde weersomstandigheden) |
denaosu-出直す | weer [opnieuw] (langs) komen |
denkiteikō-電気抵抗 | elektrische weerstand; resistentie |
disupurē-ディスプレー | weergave; vertoning |
dōdōmeguri-堂堂巡り | alsmaar maar weer op hetzelfde terugkomen (in gesprekken); in herhalingen vallen |
dojō-泥鰌 | Chinese weeraal (Aziatische modderkruiper; Misgurnus anguillicaudatus) |
dokuro-髑髏 | (verweerde) schedel |
doyomeku-響めく | (na)galmen; weerklinken; resoneren |
doyomosu-響もす | doen [laten] weerklinken [weergalmen; trillen; dreunen] |
enkinhō-遠近法 | perspectiefweergave; scenografie |
enrai-遠雷 | rommelend onweer [het gerommel van onweer] in de verte |
en'o-厭悪 | (sterke) afkeer,; walging; aversie; weerzin; haat |
fūbutsushi-風物詩 | iets dat de sfeer [het gevoel] van een seizoen weergeeft [karakteriseert] |
fuhatsu-不発 | het ketsen [niet afgaan] (van een pistool, geweer, bom, etc.) |
fujin-不尽 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
fuka-負荷 | (elektrisch) lading; weerstand |
fukuen-復円 | het weer zichtbaar worden van zon (of maan) na een eclips [verduistering] |
furō・chāto-フロー・チャート | stroomschema; een grafische weergave van workflow |
fusegu-防ぐ | (zich) verdedigen; beschermen; weerstand bieden |
fushitsu-不悉 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
futatabi-再び | opnieuw; weer; nog een keer |
fuyubare-冬晴れ | heldere winterdag; helder winterweer |
fuyuzora-冬空 | winterhemel; winterlucht; winterweer |
garaaki-がら空き | onbeschermd [weerloos] zijn |
gekitaisuru-撃退する | verdrijven; afweren; terugdringen; verjagen; weerstaan |
getsuyōbyō-月曜病 | maandagziekte (moeite om na het vrije weekend weer aan het werk te gaan) |
gorotsuki-ごろつき | onweer; donder |
gotsugotsu-ごつごつ | (onomatopee) ruw; oneffen; ruig; verweerd; hoekig; stijf |
guddobai-グッドバイ | vaarwel; tot (weer)ziens |
guru-ぐる | handlanger (bij een misdaad); samenzweerder |
haifai-ハイファイ | natuurgetrouwe weergave |
haihan-背反 | weerspannigheid; opstandigheid |
hajimaru-始まる | (steeds weer) opnieuw beginnen; van voren af aan beginnen |
hajimeru-始める | weer [opnieuw] beginnen (met); herstarten |
hakubi-白眉 | (fig.) iets van weergaloze kwalitieit; toonbeeld |
hakuchizu-白地図 | een blanco kaart [basiskaart] (een kaart die alleen de omtrek van landen, eilanden, etc. weergeeft, zonder plaatsnamen, e.d.) |
hanabie-花冷え | een (korte) periode van koud weer in de lente (tijdens de bloei van de kersenbloesems) |
hanagumori-花曇り | bewolkt [mistig] lenteweer (tijdens de bloei van de kersenbloesems) |
hanamochinaranai-鼻持ちならない | stinkend; walgelijk; weerzinwekkend |
hankō-反抗 | opstand; weerstand; verzet; insubordinatie; ongehoorzaamheid |
hanron-反論 | tegenargument; weerlegging; repliek |
hansha-反射 | reflectie; weerkaatsing |
hanshō-反照 | reflectie; weerspiegeling |
hanshō-反証 | weerlegging; tegenbewijs |
hantaisuru-反対する | (er) tegen zijn; zich verzetten (tegen); weerstand bieden (aan) |
han'ei-反映 | reflectie; weerspiegeling |
han'eisuru-反映する | reflecteren; weerspiegelen |
happō-発砲 | het afvuren; schieten (van een geweer, pistool, etc.) |
happōsuru-発砲する | afvuren; (af)schieten (geweer, pistool, of andere geladen wapens) |
harau-払う | (met een zwaard, stok e.d.) heen en weer zwaaien |
hare-晴れ | opklaring(en); helder [zonnig; mooi] zijn (van de lucht, het weer, e.d.) |
hareagaru-晴れ上がる | opklaren (van het weer) |
harema-晴れ間 | opklaring (van het weer); open [blauwe] plek in het wolkendek |
hareru-晴れる | opklaren (van het weer) |
harumeku-春めく | lenteachtig worden; op lenteweer lijken |
hasamu-挟む | tegen over elkaar zijn; aan weerszijden zijn (van) |
hassuru-ハッスル | hard werken; druk in de weer zijn |
hibiki-響き | echo; weerklank; weerkaatsing |
hibiku-響く | (van verre) weerklinken; weergalmen; echoën; ver reiken (geluid) |
hibiku-響く | weerkaatsen; schudden; trillen |
hideri-日照り | droogte; droog weer |
higuchi-火口 | mond [tromp] van de loop van een geweer |
hikeshi-火消し | brandweerman; brandweerbrigade |
hikinaosu-引き直す | (een lijn) opnieuw trekken; herzien; weer veranderen |
hikinaosu-引き直す | weer [opnieuw] verkouden worden [kou vatten] |
hikokunin-被告人 | beklaagde; verweerder; beschuldigde; verdachte |
hinawajū-火縄銃 | musket; haakbus (ouderwets geweer met een lont) |
hiyori-日和 | mooi weer; mooie dag |
hiyorimi-日和見 | weersvoorspelling |
hōeikisei-防衛機制 | afweermechanisme |
hōgan-砲眼 | de mond [tromp] van de loop van een geweer |
hōjū-放獣 | het vangen van een dier (b.v. een beer) en elders (in een natuurgebied) uitzetten; het per ongeluk vangen van een dier en weer vrijlaten; bijvangst |
hōkō-砲口 | de mond [tromp] van de loop van een geweer |
hōmon-砲門 | de mond [tromp] van de loop van een geweer |
hōshin-砲身 | geweerloop; de loop van een geweer |
hyakuyōsō-百葉箱 | huisje [hokje] voor meetapparatuur van weersomstandigheden (thermometer, hygrometer, e.d.) |
ichigoichie-一期一会 | ieder moment; eenmalig; één keer in je leven (en nooit weer) |
iikaesu-言い返す | antwoorden; terugzeggen; een weerwoord hebben |
ikaiyō-胃潰瘍 | maagzweer |
ikazuchi-雷 | onweer; donder(slag); bliksem(schicht) |
ikikaeru-生き返る | weer bijkomen (na bewusteloosheid); weer tot leven komen |
ikoraizā-イコライザー | (voorversterker voor geluidsweergave) equalizer; toonregelaar |
imasara-今更 | opnieuw; weer |
indian・samā-インディアン・サマー | nazomer; warm [mooi] herfstweer |
inpakuto-インパクト | schok; invloed; effect; weerslag |
ite-射手 | scherpschutter; schutter (pistool; geweer) |
ittetsu-一徹 | koppigheid; weerspannigheid; halsstarrigheid |
jajauma-じゃじゃ馬 | een onhandelbaar [weerspannig] paard |
jidōshōjū-自動小銃 | automatisch geweer |
jikyūsuru-持久する | volharden; volhouden; doorzetten; weerstaan |
jinmeiyōkanji-人名用漢字 | lijst van officieel toegelaten karakters om eigennamen weer te geven in de familieregisters |
jisshō-実証 | (in de traditionele Chinese (kruiden)geneeskunde) een constitutie met een fysieke kracht en sterke weerstand tegen ziekte |
jūdan-銃弾 | (geweer)kogel; patroon |
jūka-銃火 | geweervuur |
jūkō-銃口 | mond; tromp (voorste opening van de loop van een geweer) |
junshoku-殉職 | overlijden tijdens de uitoefening van zijn beroep [dienst] (b.v. brandweer of politie) |
jūsei-銃声 | geweerschot; (pistool)schot |
jūtensuru-充塡する | vullen; laden (van een geweer, e.d.) |
kaeshi-返し | weerhaak (vislijn) |
kaiji-開示 | onthulling; weergave; presentatie; verslaggeving |
kaiki-回帰 | terugkeer; ommekeer; comeback; herstel; revival (weer in de mode komen) |
kaisei-快晴 | mooi [helder] weer; een wolkenloze hemel |
kaiyō-潰瘍 | zweer; ulcus |
kakemawaru-駆け回る | rondrennen; heen-en-weer rennen |
kaketsukeru-駆けつける | ergens haastig heen gaan [heensnellen]; uitrukken met spoed (van politie, brandweer, ambulance e.d.) |
kakusanhansha-拡散反射 | diffuse weerkaatsing van licht |
kakutoshita-確とした | ferm; zeker; resoluut; onweerlegbaar; onbetwist |
kaminari-雷 | onweer; donder(slag); bliksem(schicht) |
kaminarigumo-雷雲 | onweerswolk |
kanba-悍馬 | een onstuimig [onhandelbaar; weerbarstig] paard |
kanki-寒気 | kou; koud weer; koud aanvoelen |
kanten-干天 | droog weer; droogte (lange droge periode zonder regen) |
karadeppō-空鉄砲 | een ongeladen geweer |
kasanegasane-重ね重ね | herhaaldelijk; vaak; regelmatig; steeds weer |
kayou-通う | heen- en weer gaan [reizen]; pendelen; forenzen |
kazamidori-風見鶏 | windhaan; weerhaan |
keikikanjū-軽機関銃 | licht machinegeweer; lichte mitrailleur |
kenshō-乾象 | hemel; astronomisch verschijnsel; weersomstandigheden (over tijdsduur en plaats) |
kikanjū-機関銃 | machinegeweer |
kikō-季候 | het weer [klimaat] van een seizoen |
kikō-気候 | klimaat; het weer; meteorologische omstandigheden |
kindenzu-筋電図 | elektromyogram (weergave van de elektrische stromen in spieren door een elektromyograaf) |
kinpa-金波 | oplichtende [schitterende] golven (door weerspiegeling van zon of maan) |
kirikaesu-切り返す | terugslaan; terugvechten; weerwoord geven |
kishō-気象 | het weer; de weersomstandigheden |
kishōeisei-気象衛星 | weersatelliet |
kishōgaku-気象学 | meteorologie; weerkunde |
kishōkansokujinkōeisei-気象観測人口衛星 | weersatelliet |
kishōkansokusen-気象観測船 | weerschip (schip gebruikt voor meteorologische waarnemingen) |
kishōkeihō-気象警報 | weerswaarschuwing |
kishōyohōshi-気象予報士 | weersvoorspeller; weerprofeet |
kōkakuhō-高角砲 | krombaangeschut; luchtafweergeschut |
kōkyō-交響 | resonantie; weergalm; weerklank |
kōryoku-抗力 | (lucht)weerstand |
kotaerarenai-堪えられない | onweerstaanbaar; geweldig; fantastisch (goed) |
kōtai-抗体 | antilichaam; antistof; afweerstof |
kōten-荒天 | slecht weer; ruw [stormachtig] weer |
kotogaaru-ことがある | (geeft een ervaring weer) het is gebeurd (dat); ik ben een keer geweest; ik heb een keer gedaan |
kotogadekiru-ことができる | (geeft een mogelijkheid weer) het zou kunnen (dat); het is mogelijk (dat) |
kuchigotae-口答え | weerwoord; tegenspraak |
kuchigotaesuru-口答えする | tegenspreken; weerwoord geven |
kuitomeru-食い止める | tegenhouden; weerhouden; weerstaan; standhouden |
kumiko-組子 | lid van het brandweerkorps |
kureguremo-呉呉も | herhaaldelijk; keer op keer; telkens weer |
kyatchi・ando・rirīsu-キャッチ・アンド・リリース | (een vis, o.a.) vangen en weer loslaten [vrijlaten] |
kyōkō-強硬 | (negatief) halsstarrig [weerspannig; hardnekkig] zijn |
kyozetsuhannō-拒絶反応 | (na orgaantransplantatie) afweerreactie; afstotingreactie |
masatsuteikō-摩擦抵抗 | wrijvingsweerstand |
mata-又 | voorts; verder; weer; opnieuw; ook |
matazoro-又ぞろ | alweer; opnieuw; nogmaals |
mazuru-マズル | mond [tromp] van de loop van een geweer |
meguōmu-メグオーム | megohm, 1 miljoen ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
meihaku-明白 | (over)duidelijk; onmiskenbaar; zonneklaar; klinkklaar; onomstotelijk; ondubbelzinnig; onweerlegbaar |
metate-目立て | het slijpen; weer scherp maken (van een zaag, vijl, etc.) |
mizou-未曾有 | ongekend [ongehoord; uniek; zonder weerga] zijn; iets dat nooit eerder voorgekomen is |
mochikotaeru-持ち堪える | doorstaan; weerstaan; verduren |
moderu・gan-モデル・ガン | modelgeweer; model van een pistool [geweer] |
modoriuri-戻り売り | verkoop (van aandelen) op het moment dat een lagere marktwaarde weer omhoog gaat |
mōichido-もう一度 | opnieuw; weer; nog een keer |
mondo-モンド | Mondo (wereld), een filmgenre met een sensationele weergave van vreemde culturen, vaak over taboeonderwerpen zoals seks en dood |
mondoeiga-モンド映画 | Mondo, een filmgenre met een sensationele weergave van vreemde culturen, vaak over taboeonderwerpen zoals seks en dood |
motsu-持つ | op zich nemen; houden (vergadering, etc); goed houden; weerstaan; verdragen |
muhōnnin-謀反人 | rebel; verrader; muiter; samenzweerder |
mushimushi-むしむし | (onomatopee) benauwd; drukkend (weer) |
musō-無双 | ongeëvenaard [weergaloos; zonder weerga] zijn |
muzamuza-むざむざ | gemakkelijk; zomaar; zonder weerwerk |
naitsūsha-内通者 | samenzweerder; collaborateur; verrader |
nakanaori-仲直り | verzoening; herstel van de relatie; het (weer) goed maken |
namikaze-波風 | (fig.) zwaar weer; tegenspoed; ontberingen |
nanbā・disupurē-ナンバー・ディスプレー | nummerweergave (telefoon) |
narihibikaseru-鳴り響かせる | doen [laten] weerklinken [weergalmen; trillen; dreunen] |
narihibiku-鳴り響く | weerklinken; weergalmen; resoneren |
naru-鳴る | weerklinken; bekend worden [zijn] (om) |
natsukaze-夏風邪 | een zomer- [warm weer] verkoudheid |
neguse-寝癖 | (na het slapen) warrig [weerbarstig] haar; weerborstel |
netsurai-熱雷 | hitteonweer; warmteonweer |
ninku-忍苦 | uithoudingsvermogen; weerstand; lijdzaamheid |
nitensanten-二転三転 | heen-en-weer [op-en-neer] (gaan); fluctueren |
noborizaka-上り坂 | opwaartse [oplopende] helling; bergopwaarts; groeiend; herstellend (economie); verbetering (weer, gezondheid) |
nodoka-長閑 | kalm [rustig] weer |
noppikinaranai-退っ引きならない | onvermijdelijk; onontkoombaar; onafwendbaar; onweerstaanbaar |
nozarashi-野晒し | verweerd |
nozomu-臨む | geconfronteerd worden (met); tegenkomen; het hoofd bieden (aan); weerstaan |
ōfuku-往復 | heen-en-terug; heen-en-weer; heenweg en terugweg |
ōfukusuru-往復する | heen-en-terug gaan; heen-en-weer gaan |
ohyakudo-お百度 | honderdvoudig gebed (honderd keer heen en weer lopen naar een schrijn en telkens een gebed doen) |
ōkamiotoko-狼男 | (mannelijke) weerwolf |
okiagaru-起き上がる | weer op [hersteld] zijn (na een ziekte) |
ōmu-オーム | Ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
opojishon-オポジション | oppositie; weerstand; verzet; tegenstand |
ōru・wezā-オール・ウエザー | (geschikt voor) alle weersomstandigheden |
ōru・wezā-オール・ウエザー | een (atletiek- of race) baan van een materiaal dat geschikt is voor alle weersomstandigheden |
ōru・wezā・torakku-オール・ウエザー・トラック | een (atletiek- of race) baan van een materiaal dat geschikt is voor alle weersomstandigheden |
pisuton'yusō-ピストン輸送 | pendeldienst (steeds heen en weer gaande trein, bus of boot) |
raifuru-ライフル | geweer |
raifurujū-ライフル銃 | geweer |
raiu-雷雨 | onweersbui |
raiun-雷雲 | onweerswolk |
reiki-冷気 | kou(de); koud weer; koude lucht |
rejisutansu-レジスタンス | (Frans: résistance) weerstand; verzet |
rekkitoshita-歴とした | echt; onmiskenbaar; duidelijk; onweerlegbaar; wettelijk |
rinto-凛と | (geluid) resonerend; weerklinkend; helder |
ronbaku-論駁 | weerlegging; tegenargument(en) |
ryōjū-猟銃 | jachtgeweer |
saekaeru-冴え返る | helder en koud weer zijn |
saisan-再三 | telkens weer; twee of drie keer; vele malen |
saisansaishi-再三再四 | herhaaldelijk; keer op keer; steeds maar weer |
sāmisutā-サーミスター | thermistor (een elektrische weerstand component) |
sansankudo-三三九度 | (bij Shinto-huwelijksritueel) het drinken van kopjes sake door het bruidspaar (eerst de man 3, dan de vrouw 3, dan de man weer 3 kopjes, totaal 9) |
sashihikaeru-差し控える | afzien van; zich onthouden [weerhouden] van |
satsukibare-五月晴れ | mooi weer in mei (tijdens het regenseizoen) |
sayōnara-さようなら | tot (weer)ziens; dag; doeg; doei, gegroet; het ga je goed; tot kijk; tot; vaarwel; adieu; ajuus |
sayonara-さよなら | tot (weer)ziens; dag; doeg; doei, gegroet; het ga je goed; tot kijk; tot; vaarwel; adieu; ajuus |
seiten-晴天 | mooi weer; blauwe [heldere] hemel [lucht] |
seiu-晴雨 | goed of slecht weer; zon of regen |
sekiran'un-積乱雲 | cumulonimbus; onweerswolk; buienwolk |
senzogaeri-先祖返り | atavisme; erfelijke terugslag (genetische eigenschappen die generaties overslaan en dan weer terugkomen) |
shashu-射手 | scherpschutter; schutter (pistool; geweer) |
shīsō・gēmu-シーソー・ゲーム | een heen-en-weer gaande strijd; getouwtrek om de overwinning; strijd waarbij dan weer de ene partij de overhand heeft, dan weer de andere |
shī・yū・ai-シー・ユー・アイ | (character user interface) gebruikersinterface die gebruik maakt van tekst om opdrachten en informatie weer te geven bij computerbewerkingen |
shōbō-消防 | brandweer; afkorting voor brandweerman [brandweervrouw] of brandweerwagen |
shōbōdan-消防団 | brandweerbrigade |
shōbōenshū-消防演習 | brandoefening; brandweeroefening |
shōbōi-消防衣 | brandweertenue; brandweerpak |
shōbōjōrei-消防条例 | brandweervoorschrift |
shōbōsha-消防車 | brandweerauto; brandweerwagen |
shōbōsharyō-消防車両 | brandweerauto; brandweerwagen |
shōbōshi-消防士 | brandweerman; brandweervrouw |
shōbōsho-消防署 | brandweerkazerne |
shōbōshoin-消防署員 | brandweerman; brandweervrouw |
shōbōtei-消防艇 | brandweerboot |
shochō-署長 | hoofd [leider; chef, e.d.] (van een politiebureau, brandweer, belastingdienst, e.d.) |
shōkaseikaiyō-消化性潰瘍 | maagzweer; ulcus pepticum |
shokkingu-ショッキング | schokkend; stuitend; weerzinwekkend; vreselijk |
shotto-ショット | schot (uit een geweer) |
shunpō-皴法 | in oosterse schilderijen een techniek waarbij extra inkt wordt toegevoegd om de oneffenheden van bergen, rotsen, e.d. realistischer weer te geven |
shunrai-春雷 | lente onweer; onweer in de lente |
shun'in-春陰 | bewolkt lenteweer |
shūto-シュート | het schieten (van een geweer, een bal, een foto, etc.); schroefbal (bij honkbal); jachtpartij; schietoefening |
sogekijū-狙撃銃 | scherpschuttersgeweer; precisiegeweer |
sokkōjo-測候所 | weerstation; meteorologisch station |
sonotsudo-その都度 | bij elke gelegenheid; telkens weer; elke keer |
soraai-空合い | het weer; atmosferische conditie |
soramoyō-空模様 | hoe de lucht eruit ziet; het weer |
surikku-スリック | (profielloze) droogweerband (autoracen) |
surikkutaiya-スリックタイヤ | (profielloze) droogweerband (autoracen) |
sutēshon-ステーション | politiebureau; brandweerkazerne; centrale; basis (b.v. marine) |
tabitabi-度度 | vaak; telkens weer; herhaaldelijk; iedere keer |
tachimukau-立ち向かう | tegenover iemand staan; tegenstand [weerstand] bieden |
tachinaoru-立ち直る | zich herstellen; zit vermannen; terugveren; er weer bovenop komen |
tadaima-ただいま | hallo, daar ben ik weer; ik ben thuis (gezegd door degene die thuis komt tegen degene die thuis is) |
taeru-耐える | weerstaan; trotseren; doorstaan; weerstand bieden |
taiin-隊員 | korpslid (politie, brandweer, krijgsmacht., e.d.) |
taikyū-耐久 | weerstand; duurzaamheid; volharding |
taisenshahō-対戦車砲 | antitankgeschut; antitankgeweer |
taisuiseibeniya-耐水性ベニヤ | (water -en weerbestendig) multiplex |
tari-たり | (achtervoegsel) nu eens dit doen, dan weer dat doen |
tegotae-手応え | weerstand; verzet; (tegen)reactie |
teikō-抵抗 | weerstand; tegenstand |
teikōki-抵抗器 | (elektrische component) weerstand |
tekitai-敵対 | vijandigheid; verzet; weerstand |
tekiyaku-適訳 | een goede [juiste] vertaling; een juiste weergave |
tekka-鉄火 | geweervuur |
temukau-手向かう | weerstand [tegenstand] bieden; de hand opheffen (tegen iemand) |
tenbaisuru-転売する | doorverkopen; opnieuw [weer] verkopen |
tenkaippin-天下一品 | uniek [bijzonder, weergaloos; ongeëvenaard] zijn |
tenki-天気 | het weer (weersgesteldheid) |
tenkiame-天気雨 | regen bij mooi weer; regen terwijl de zon schijnt |
tenkiyohō-天気予報 | weerbericht; weersvoorspelling; weersverwachting |
tenkizu-天気図 | weerkaart |
tenkō-天候 | het weer; weersomstandigheden |
tenshō-天象 | het weer |
teri-照り | zonneschijn; mooi [zonnig] weer |
teruterubōzu-照る照る坊主 | pop van wit papier of katoen, opgehangen aan de dakrand in de hoop om daardoor de volgende dag mooi weer te krijgen |
tokobanare-床離れ | het weer beter [hersteld] zijn (van een ziekte) |
tokuibi-特異日 | (meteorologie) singulariteit: een specifieke dag waarop een bepaald weertype zich met grote waarschijnlijkheid voordoet |
tomedate-止め立て | poging om iem. te weerhouden [tegenhouden; beletten; verhinderen] |
tomedatesuru-止め立てする | stoppen; tegenhouden; weerhouden; beletten; verhinderen |
totō-徒党 | samenzwering; samenzweerder |
toyomosu-響もす | doen [laten] weerklinken [weergalmen; trillen; dreunen] |
tsu-つ | (herhaling bij parallelle acties; klassiek literair, in Modern Japans wordt tari gebruikt) en; heen en weer; over en weer; tegelijkertijd |
tsūhō-通報 | melding; aangifte (b.v. bij de politie of brandweer) |
tsuiren-対聯 | duilian (Chinese nieuwjaarsversiering, bestaande uit twee rode langwerpige stroken met kalligrafie die aan weerszijden van een deur worden gehangen) |
tsutsuoto-筒音 | geluid van een geweerschot |
ukewaza-受け技 | afweertechnieken |
uneri-うねり | het golven; heen en weer bewegen; slingeren; omwentelen (ook figuurlijk) |
uōsaō-右往左往 | verward ronddwalen; alle kanten opgaan; dan weer hierheen dan weer daarheen |
uraraka-麗らか | een mooie [heldere; zonnige] dag; prachtig weer |
urouro-うろうろ | (geagiteerd) heen en weer [op en neer] lopen zonder te weten wat te doen; ijsberen |
uten-雨天 | regenachtig weer; regenachtige dag |
utsuru-写る | gefotografeerd [afgebeeld; weerspiegeld; gereflecteerd] worden |
utsuru-映る | zich weerspiegelen; gereflecteerd worden |
utsusu-映す | weerspiegelen; reflecteren |
wakagaeru-若返る | verjongen; jonger worden; weer jong worden |
wezā-ウェザー | het weer |
wezākokku-ウェザーコック | weerhaan |
yamabiko-山彦 | echo; weerklank |
yamuoenai-已むを得ない | onvermijdelijk; onweerstaanbaar |
yana-梁 | fuik; visdam; visweer (om een vis door de rivier te geleiden) |
yarikaesu-遣り返す | (be)antwoorden; weerwoord geven; terugkaatsen; terugschieten |
yarinaosu-遣り直す | opnieuw [weer] doen; overdoen; opnieuw beginnen |
yoin-余韻 | weergalm; resonantie; echo; nagalm |
yōki-陽気 | seizoen; weer |
yokoyure-横揺れ | het heen-en-weer bewegen (van gebouwen, e.d. bij aardbevingen) |
yukikau-行き交う | komen en gaan; heen en weer gaan |
yukiokoshi-雪起こし | onweer voorafgaand aan een sneeuwstorm |
yukiyake-雪焼け | zonnebrand in de sneeuw (door weerkaatsing van zonlicht op sneeuw of ijs) |
yurasu-揺らす | (iets) heen-en-weer schommelen [zwaaien; slingeren] |
yureru-揺れる | trillen; vibreren; flikkeren; heen-en-weer gaan |
zankyō-残響 | echo; weerkaatsing; nagalm |
zesshō-絶勝 | weergaloos [prachtig; geweldig] zijn |
zetsugo-絶後 | (iemand of iets) zonder weerga; iets ongekends [unieks] |
zushi-図示 | het illustreren; grafisch weergeven; diagram [grafiek; tekening; schema] maken |
zushisuru-図示する | illustreren; grafisch weergeven; tonen in een grafiek |