wagen / wa-gen ( ww )
1危険を冒す [(risico nemen)]
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
Die niet waagt, die niet wint.
虎穴に入らずんば虎子を得ず。(lett. je kunt geen tijgerwelp vangen als je niet in het hol van de tijger gaat)
虎穴に入らずんば虎子を得ず。(lett. je kunt geen tijgerwelp vangen als je niet in het hol van de tijger gaat)
Kruisverwijzing
wagen
lemma | meaning |
---|---|
ban-バン | bestelwagen; bestelauto |
basha-馬車 | paardenkoets; paard-en-wagen; rijtuig |
bogīsha-ボギー車 | (trein) draaistel; draaiwagen |
dainingu・kā-ダイニング・カー | restauratiewagen |
danpukā-ダンプカー | kiepwagen; kiepauto |
dashi-山車 | paradewagen; festivalwagen; praalwagen |
fukumenpatokā-覆面パトカー | politieauto zonder politie kenmerken; ongemarkeerde personenwagen gebruikt als politieauto |
fumikiri-踏み切り | (fig.) het een sprong wagen; een moedige [gedurfde] beslissing nemen |
fumikiru-踏み切る | (fig.) een sprong wagen; een moedige [gedurfde] beslissing nemen |
gissha-牛車 | ossenwagen; ossenkar |
gomishūshūsha-ごみ収集車 | vuilniswagen |
gosōsha-護送車 | arrestantenwagen; gevangenwagen; celwagen |
gurando・tsūringu・kā-グランド・ツーリング・カー | GT (Gran Turismo, een snelle sportwagen) |
gyosha-御者 | koetsier; wagenmenner |
gyūsha-牛車 | ossenkar; ossenwagen |
hinokuruma-火の車 | (Boeddhisme) vuurwagen die de zielen van de zondaren naar de hel brengt |
hōka-砲架 | kanonwagen; affuit; (marine) rolpaard [rampaard} |
honmatsutentō-本末転倒 | verkeerd beoordelen wat belangrijk en onbelangrijk is; het paard achter de wagen spannen |
ichikabachika-一か八か | (gezegde) het erop wagen; alles of niets; erop of eronder; zwemmen [pompen] of verzuipen |
ichirokushōbu-一六勝負 | het erop wagen; de gok wagen; gok; waagstuk |
inochigake-命がけ | gevaar voor eigen leven; het leven wagen [riskeren] |
jōyōsha-乗用車 | auto; personenwagen |
kā-カー | auto; wagen |
kamotsujidōsha-貨物自動車 | vrachtauto; vrachtwagen |
kasha-火車 | (boeddh.) vuurwagen (vervoert dode mensen die tijdens hun leven slechte daden hebben begaan naar de hel) |
kasha-貨車 | goederenwagen; goederentrein; vrachtwagen; vrachtauto |
kashijidōsha-貸自動車 | huurauto; huurwagen |
katawa-片端 | (alleen 片輪) wiel(en) aan de zijkant van een wagen |
kāto-カート | karretje; trolley; boodschappenwagentje; (go)kart |
ken'insha-牽引車 | sleepwagen; trekker; truck |
ki- 軌 | wagenspoor; wielspoor; wagenpad; wagenweg; karrenweg |
kōkyūsha-高級車 | luxewagen; luxeauto; topklasse personenauto's |
kōsha-後車 | de achterste wagen [auto; wagon] |
kurēnsha-クレーン車 | kraanwagen |
kuruma-車 | auto; voertuig; wagen; kar |
kurumayoi-車酔い | wagenziekte |
kyadī-キャディー | boodschappenwagentje |
kyanpingu・kā-キャンピング・カー | camper; kampeerwagen; kampeerauto |
neko-猫 | kruiwagen (een afkorting voor neko-kuruma) |
nekoguruma-猫車 | kruiwagen |
niguruma-荷車 | kar; wagentje |
patorōru・kā-パトロール・カー | surveillancewagen; patrouillewagen |
raitoban-ライトバン | lichte bestelwagen; bestelauto; bestelbusje |
reikyūsha-霊柩車 | lijkwagen |
rekkā-レッカー | takelwagen |
rentakā-レンタカー | huurauto; huurwagen |
rēshingu・kā-レーシング・カー | racewagen; raceauto |
romendensha-路面電車 | tram; tramwagen; verbindingstram tussen aangrenzende steden |
ryō-両 | woord dat wordt gebruikt om wagens [wagons] te tellen |
sedan-セダン | sedan (vierdeurs personenwagen) |
sendenkā-宣伝カー | reclamewagen; luidsprekerwagen |
sensha-戦車 | (arch.) strijdwagen (met twee of vier paarden) |
sensha-戦車 | tank; pantserwagen |
sha-車 | (in kanji combinaties) auto; wagen; voertuig; kar |
shaba-車馬 | (lett. wagen en paard) paard en wagen; voertuig |
sharyō-車両 | (formeel) voertuig (auto); wagen |
shayōsha-社用車 | bedrijfsauto; bedrijfswagen; auto van de zaak |
shayūsha-社有車 | bedrijfsauto; bedrijfswagen; auto van de zaak |
shōbō-消防 | brandweer; afkorting voor brandweerman [brandweervrouw] of brandweerwagen |
shōbōsha-消防車 | brandweerauto; brandweerwagen |
shōbōsharyō-消防車両 | brandweerauto; brandweerwagen |
shūshūsha-収集車 | vuilniswagen |
suiban-推輓 | aanbeveling, aanprijzing (oorspronkelijke betekenis: een wagen vanaf de achterkant duwen, of vanaf de voorkant trekken) |
sūpākā-スーパーカー | sportwagen |
sutanto・kā-スタント・カー | stuntwagen; stuntauto |
tanku-タンク | tank; pantserwagen; pantservoertuig |
tanku・rōrī-タンク・ローリー | tankauto; tankwagen |
tansha-炭車 | kolenwagen; mijnwagen |
teguruma-手車 | handkar; steekkar; bagagewagentje; winkelwagentje; kruiwagen |
torakkuutenshu-トラック運転手 | vrachtwagenchauffeur; vrachtwagenbestuurder |
tsutomeru-努める | pogen; wagen; zich inzetten (voor); zijn best doen; zich toeleggen op |
wagon-ワゴン | wagen; kar |
wagon-ワゴン | (dien)wagentje; kar (met ijs, e.d.) |
zensha-前車 | de voorste wagen [auto; wagon] |