adobantēji-アドバンテージ | voordeel (sportterm, b.v. bij tennis) |
benefitto-ベネフィット | voordeel; profijt |
bengi-便宜 | gemak; voordeel |
chōsho-長所 | verdienste; goede eigenschap; deugd; voordeel |
gein-ゲイン | winst; profijt; voordeel |
gotsugōshugi-御都合主義 | opportunisme (handelen naar omstandigheden, voor persoonlijk voordeel en zonder principes) |
hieki-裨益 | voordeel; profijt; winst |
hiekisuru-裨益する | ten goede komen; baat hebben; voordeel halen; profiteren |
ichiri-一利 | een voordeel |
ittoku-一得 | voordeel; verdienste; gunstig kenmerk |
kōri-功利 | verdienste [prestatie] en profijt [voordeel] |
nukegake-抜け駆け | het onverwacht [heimelijk] behalen van een voordeel; voorsprong |
purasu-プラス | winst; voordeel |
rigai-利害 | voordeel en nadeel; winst en verlies |
riten-利点 | voordeel; pluspunt |
sabayomi-鯖読み | smokkelen met cijfers (in eigen voordeel); met opzet verkeerd (op)tellen |
sōjōkōka-相乗効果 | synergie; voordeel door samenwerking |
tokusuru-得する | ergens van profiteren; ergens voordeel uit halen; winst maken |
urimono-売物 | (belangrijkste) pluspunt; voordeel; hoofdattractie; pronkstuk |
uriwatasu-売り渡す | iemand verraden [aangeven] (bij de vijand, in ruil voor eigen voordeel) |