Kruisverwijzing
vogel
lemma | meaning |
---|---|
ahōdori-阿呆鳥 | albatros (zeevogel Diomedea) |
aichō-愛鳥 | liefde voor vogels; het beschermen van (wilde) vogels; het houden van [dol zijn op; interesse hebben in] vogels (in het bijzonder wilde vogels) |
aichōka-愛鳥家 | vogelliefhebber; iemand die van vogels houdt |
aichōshūkan-愛鳥週間 | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
akahara-赤腹 | Japanse lijster (zangvogel, Turdus chrysolaus) |
akisu-空き巣 | een leeg (vogel)nest |
aoitori-青い鳥 | blauwe vogel |
aoitori-青い鳥 | de blauwe Vogel (oorspronkelijk Frans toneelstuk, L’Oiseau Bleu, geschreven door Maurice Maeterlinck in 1908) |
arubatorosu-アルバトロス | albatros (zeevogel Diomedea) |
bādo-バード | vogel |
bādo・sankuchuari-バード・サンクチュアリ | vogelreservaat (beschermd gebied voor vogels) |
bādo・wīku-バード・ウィーク | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
bāzu・ai・byū-バーズ・アイ・ビュー | vogelvluchtperspectief; panoramisch uitzicht |
buppōsō-仏法僧 | dollarvogel (Eurystomus orientalis) |
chidori-千鳥 | plevier (vogel) |
chōjūhogoku-鳥獣保護区 | wildreservaat; beschermd gebied voor vogels en wilde dieren |
chōkanzu-鳥瞰図 | bovenaanzicht; gezicht vanuit de lucht; vogelperspectief |
chōmoku-鳥目 | geld; munt; muntstuk (lett. vogel-ogen, de term verwijst naar oude munten met ronde gaten) |
chōrui-鳥類 | vogelsoort; vogels |
chōruigaku-鳥類学 | ornithologie; vogelkunde |
chōruigakusha-鳥類学者 | ornitholoog; vogelkenner; vogelkundige |
dachō-駝鳥 | struisvogel |
dōdō-ドードー | dodo; walgvogel (een uitgestorven vogel, Raphus cucullatus) |
ekichō-益鳥 | vogels die nuttig zijn voor de landbouw (b.v. omdat ze schadelijke insecten opeten) |
esadai-餌台 | voederplank; voerplateau (voor vogels, e.d.) |
fenikkusu-フェニックス | feniks; vuurvogel |
fezā-フェザー | veer (van een vogel) |
fukanzu-俯瞰図 | bovenaanzicht; gezicht vanuit de lucht; vogelperspectief |
fushichō-不死鳥 | feniks; vuurvogel |
fuyudori-冬鳥 | wintervogel; trekvogel, die in de herfst en winter verschijnt en in de lente wegtrekt naar noordelijke streken |
gaichō-害鳥 | vogels die schadelijk zijn voor de landbouw |
hachidori-蜂鳥 | kolibrie (vogel, Trochilidae) |
hagewashi-禿鷲 | gier (vogel) |
hakobe-繁縷 | vogelmuur (plant, Stellaria media) |
hamushi-羽虫 | vogelluis (Menoponidae) |
hatsune-初音 | eerste vogelgezang [vogelenzang] in het nieuwe jaar |
hichō-飛鳥 | een vliegende vogel; vogel in vlucht |
hina-雛 | kuikentje; vogeltje |
hinadori-雛鳥 | kuikentje; vogeltje |
hiwa-鶸 | sijs (zangvogel, Carduelis spinus) |
hiyodori-鵯 | bruinoorbuulbuul (een zangvogel: Hypsipetes amaurotis) |
hiyoku-比翼 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hiyokunotori-比翼の鳥 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hō-鳳 | een mythische Chinese vuurvogel [feniks] |
hōō-鳳凰 | een mythische Chinese vuurvogel [feniks] |
hyōchō-漂鳥 | zwerfvogel |
idō-移動 | verplaatsing; beweging; kentering; migratie (vogels, e.d.) |
ikaru-斑鳩 | maskerdikbek (zangvogel, Eophona personata) |
isochidori-磯千鳥 | strand plevier (vogel) |
jinaki-地鳴き | (buiten de broedtijd) vogelgezang; getjilp (van vogels) |
jōbitaki-尉鶲 | spiegelroodstaart (zangvogel, Phoenicurus auroreus) |
kachōga-花鳥画 | vogel- en bloemschilderingen (m.n. in de Chinese en Japanse schilderkunst) |
kaichō-海鳥 | zeevogel |
kaidori-飼い鳥 | kooivogel |
kaitsuburi-かいつぶり | (watervogel) dodaars; fuut |
kakashi-案山子 | een vogelverschrikker |
karyōbinga-迦陵頻伽 | (in het (Boeddhisme) Kalaviṅka, onsterfelijk wezen met een menselijk hoofd en het lichaam van een vogel |
kasasagi-鵲 | ekster (vogel) |
kawasemi-翡翠 | ijsvogel (Alcedo atthis) |
kiiui-キーウィ | kiwi (vogel, Apteryx) |
kiui-キウイ | kiwi (vogel, Apteryx) |
koe-声 | dierengeluid (van een vogel, insect, e.d.) |
kotori-小鳥 | kleine vogel (zoals b.v. een mus) |
kuina-水鶏 | waterral (een watervogel, Rallus aquaticus) |
kuinabue-水鶏笛 | een fluit om watervogels te lokken |
kyūchō-窮鳥 | een in het nauw gedreven vogel |
mahiwa-真鶸 | sijs (vogel: Carduelis spinus) |
mejiro-目白 | Japanse brilvogel (Zosterops japonicus) |
misosazai-鷦鷯 | winterkoning; winterkoninkje (vogel: Troglodytes troglodytes) |
miyamagarasu-深山烏 | roek (vogel, Corvus frugilegus) |
mizudori-水鳥 | watervogel |
mizutori-水鳥 | watervogel |
mochi-黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
mōchō-猛鳥 | roofvogel |
mōkin-猛禽 | roofvogel |
mōkinrui-猛禽類 | roofvogels |
momochidori-百千鳥 | vele verschillende vogels |
momochidori-百千鳥 | plevier (vogelsoort) |
mozu-鵙 | buffelkopklauwier (een vogel, Lanius bucephalus) |
muhōsha-無法者 | bandiet; vogelvrijverklaarde misdadiger |
naichingēru-ナイチンゲール | nachtegaal (zangvogel, Luscinia megarhynchos) |
nanbanni-南蛮煮 | een schotel [gerecht] van gekookte groente met vis, vlees of gevogelte |
nanoru-名乗る | namen geven aan vogels en insecten naar het geluid dat ze maken |
naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
natsudori-夏鳥 | zomervogels; trekvogels die in de zomer komen nestelen [zich voortplanten], en in de herfst wegtrekken naar warmere streken om te overwinteren |
nio-鳰 | dodaars (een watervogel: Tachybaptus ruficollis) |
nue-鵺 | mythische vogel met het hoofd van een aap, het lichaam van een wasbeer, de staart van een slang, en de poten van een tijger |
ooamana-大甘菜 | gewone vogelmelk (plant, Ornithogalum umbellatum) |
ootori-大鳥 | grote vogel(soort) |
ootori-大鳥 | peng, een grote vogel uit de Chinese mythologie |
osutoritchi・fezā-オストリッチ・フェザー | struisvogelveer; struisveer |
ou-追う | opjagen; doen vliegen (van vogels e.d.) |
raichō-雷鳥 | lagopus; sneeuwhoen (fazantachtige vogel) |
reichō-霊鳥 | heilige (mythische) vogel |
saezuri-囀り | getjirp (van vogels) |
seki-隻 | woord gebruikt om vogels, vissen en pijlen te tellen |
sekirei-鶺鴒 | kwikstaart (een vogel, Motacilla) |
shigi-鴫 | snip; zandloper (vogel, Scolopacidae) |
shishiodoshi-鹿威し | een bamboebuis waar water door loopt, die omklapt tegen een steen als hij vol is (werd vroeger gebruikt om vogels en dieren te verjagen) |
shōkinrui-渉禽類 | waadvogels; steltlopers |
songusutā-ソングスター | zanger; zangvogel |
sōzu-添水 | een bamboebuis waar water door loopt, die omklapt tegen een steen als hij vol is (werd vroeger gebruikt om vogels en dieren te verjagen) |
su-巣 | (vogel)nest |
subako-巣箱 | vogelhuisje |
suichō-水鳥 | watervogel |
sumu-住む | (棲む) nesten; nestelen van vogels (in takken) |
surie-擂り餌 | (gemalen) vogelvoer |
tabidori-旅鳥 | trekvogel(s) |
tengu-天狗 | een kobold met een lange neus (Japans fabeldier, half mens, half vogel) |
tobi-鳶 | zwarte wouw (vogel, Milvus migrans) |
tomarigi-止まり木 | een dwarsbalkje in een vogelkooi (waar vogels op kunnen zitten) |
tonbi-鳶 | zwarte wouw (vogel, Milvus migrans) |
tori-鳥 | vogel(s); gevolgelte |
toriinfuruenza-鳥インフルエンザ | vogelgriep; vogelpest |
torikago-鳥籠 | vogelkooi |
torimochi-鳥黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
torinoko-鳥の子 | vogelei; kippenei |
torinoko-鳥の子 | kuiken; vogeltje |
torinokomochi-鳥の子餅 | witte en (roze)rode rijstcakes (in de vorm van een vogelei), uitgedeeld bij feestelijke gelegenheden |
toto-とと | een term die kinderen gebruiken om naar een vogel, kip, vis, etc. te verwijzen |
tsuru-鶴 | kraanvogel |
uguisuiro-鶯色 | groen-bruin (genoemd naar de kleur van de vleugels van een vogel, de Japanse struikzanger) |
uingu-ウイング | (vogel; vliegtuig) vleugel |
ukisu-浮き巣 | een drijvend (vogel)nest |
umidori-海鳥 | zeevogel |
umō-羽毛 | veer (van een vogel) |
utōyasukata-善知鳥安方 | een mythische [legendarische] vogel |
uzura-鶉 | kwartel (een vogel, Coturnix) |
uzurakuina-ウズラクイナ | kwartelkoning (vogel, Crex crex) |
wa-羽 | (woord voor het tellen van vogels, kippen, konijnen) |
watari-渡り | migratie (van vogels) |
wataridori-渡り鳥 | trekvogel |
yachō-夜鳥 | nachtvogel |
yachō-野鳥 | wilde vogel(s) |
yachōhogoku-野鳥保護区 | vogelreservaat; beschermd gebied voor vogels |
yachōkansatsu-野鳥観察 | het vogelen; vogels observeren [bestuderen] |
yamadori-山鳥 | bergvogel |
yasukata-安方 | een mythische [legendarische] vogel |
yokka-翼下 | onderzijde van vleugels (van een vogel of vliegtuig) |
zenkei-全景 | volledig beeld [overzicht]; panorama; vogelperspectief |